64-jarige ex-prof
Staf De Meersman:
nog een doorbijter
Kampioen van België der veteranen
44- 12.11.1982-De Voorpost
WIELRENNEN
doen op renners uit de zoge
naamde tweede rij om hen
naar de overwinning te
loodsen. Beter één vogel in
de hand dan tien in de lucht,
moet Staf gedacht hebben
en als hij zag dat er toch
geen reële winstkansen
voor hem inzaten bood hij
maar al te graag zijn dien
sten aan de meest-bieden-
de. Vooral in klassiekers en
koersen waar een flinke prij-
zenpot te verdelen was en
waar dus de topcoureurs
aan de start kwamen ver
diende Staf goed zijn brood
als knecht. Als het echter
even kon, schrok hij er niet
voor terug om in kermiskoer-
sen voor de bloemen te strij
den. Vooral als er een wed
strijd in de streek verreden
werd lag Staf op vinken
slag. Voor geen geld van de
wereld wou hij in eigen
streek in dienst van iemand
anders rijden. Hij had ten-
andere een hele schare sup
porters achter zich en als er
toen een koers, het mocht
dan nog een kermiskoers
zijn, door Herdersem pas
seerde, stonden de mensen
in dichte drommen langs de
kant van de weg Staf aan te
moedigen en op te jutten, al
die mensen die het zo goed
met hem meenden kon hij
toch niet in het ootje nemen,
zeker!
Maar het was niet al roze-
geur en manneschijn. het le
ven van een beroepsrenner.
Zo reed Staf in zijn eerste
jaar als prof in de semi-
klassieker Brussel-Charler-
oi-Namen-Leuven -Brussel.
Bij het verlaten van Namen,
goed halfwedstrijd zagen de
renners in de verte enkele
vliegende bommen inslaan,
maar het was koers en de
renners moesten verder. Met
de daver op het lijf duwden
ze nog wat harder op de
trappers om toch maar zo
vlug mogelijk in Brussel te
zijn. Eensklaps reed Staf
lek, vlug gestopt en het
bandje vervangen, dat
moest je toen zelf doen, on
dertussen ging er heel wat
tijd verloren, de bezemwa
gen kwam aangereden en
Staf die het karwei juist ge
klaard heeft doet teken dat
er op hem niet moet ge
wacht worden. Dat was na
tuurlijk een slimme truk. Zo
kon hij mee in het zog van
de bezemwagen. Staf mocht
flink doorduwen want de
man die de wagen bestuurt
hield er een flink tempo op
na. Korte tijd later zag hij in
de verte het peleton voor
zich uitrijden. Maar dan
opeens pssssst..., op de
plaats waar de bommen ge
vallen zijn reed Staf voor de
tweede maal lek. Door de
explosie lag het wegdek vol
glasscherven. Een reserve-
bandje heeft hij niet meer en
er komt niemand meer ach
ter hem aan die hem kan
deponeren, dan maar op
zoek naar een fietsenmaker,
maar het dorpje waar hij
was gestrand wordt op dat
ogenblik zwaar gebombar
deerd. De mensen vluchten
in allerijl naar de schuilkel
ders. E>e fietsenhandelaar
was dus nergens te bespeu-
Uitzoeken wie de kranigste onder de Herdersemmenaars is, ware een onoverko
melijke taak. In elk geval zou Gustaaf De Meersman, aktief kippeboer en oud-
beroepsrenner hiervoor in aanmerking komen. Hij slaagde er dit jaar in om bij
de veteranen de Vlaamse en nationale kampioenstitel in te palmen op een
manier die vele jonge renners zou doen lezen...
Het slechte begin
Reeds zeer jong was Gus
taaf De Meersman, alias
Stafke, aangetast door de
wielennicioob. De wielren
nerij was in die tijd immers
razend populair en de char
me die de pedaalridders
met stofbril op het voorhoofd
en gevlochten tubes rond
het stoere lijf, uitstraalden,
was onweerstaanbaar. Een
racefiets was een wonder
lijk ding voor wie alleen
maar op een aftandse «vtou-
wenvelo» mocht rijden.
Al wilde Stafke graag wiel
renner worden, zijn ouders
dachten er anders over.
Geen avonturiers in huisl De
kippenslachterij floreerde
prima en zoon Gustaaf zou
zijn vader opvolgen. Stafke
gaf echter de moed niet op,
hield zijn been stijf, zaagde
en zeurde tot hij zijn zin
kreeg. Wielrennen moest
echter op de tweede plaats
komen. Voor zijn zestiende
verjaardag kreeg hij dan
een echte racefiets.
Zijn debuut viel echter to
taal tegen. In zijn eerste
wedstrijd was hij zijn voet
riempjes nog aan het dicht
snoeren toen de anderen al
om de bocht waren. Nieuwe
lingen en juniores reden
toen nog in één kategorie en
meestal moest hij het tegen
oudere konkurrenten opne
men. Het gebeurde zelfs
vaak dat er kerels van 25
jaar en ouder in zo'n wed
strijd voor nieuwelingen
van start gingen. Leeftijd-
kontrole bestond er gewoon
weg niet en de organisato
ren waren al blij als er ge
noeg renners aan de start
verschenen
Staf gaf zich echter niet ge-
Staf gaf zich echter niet ge
wonnen en na zijn zware
dagtaak in de kippeslach-
terij trainde hij zich de ziel
uit zijn lijf. Zijn werkijver en
doorzettingsvermogen wer
den beloond en na korte tijd
kon Staf al een prijsje win
nen. Het gaf hem de moed
en het vertrouwen om nog
beter te presteren. Het laat
ste jaar bij de nieuwelingen
slaagde hij er zelfs in enkele
overwinningen in de wacht
te slepen. De mooiste bele
venis van Staf was wel toen
hij zijn eerste overwinning
bij de nieuwelingen behaal
de. Thuis werd er praktisch
nooit over het wielrennen
gesproken en Staf was er
van overtuigd dat zijn ou
ders niet kwamen kijken als
hij ergens in een wedstrijd
meereed. Maar wat gebeur
de toen hij daar met de bloe
men stond te zwaaien? Met
wijdopen armen kwam zijn
vader naar hem toegelopen
en met de tranen in zijn
ogen drukte hij Staf tegen
zijn borst, zoals alleen een
vader dat kan.
«Dat pakte me, zegt Staf, die
grote loebas die zo fier op
'me was. Hij heeft het me
nooit verteld maar later ver
nam ik dat hij van bij het
begin mijn vurigste suppor
ter was». Vanaf dan was het
ijs gebroken en werd er
thuis honderd uit gepraat
over het wielrennen en wat
belangrijker was, als vader
de Meersman over zijn zoon
praatte was het niet langer
meer «ons Stafke», maar
«onze Staf».
Bij de liefhebbers
Dan kwam de stap naar de
liefhebbers met hetzelfde
scenario als bij de nieuwlin-
gen. In het begin moest Staf
krabben om mee te kunnen.
Het aantal kilometers was
gevoelig opgevoerd en naar
het einde van een wedstrijd
toe kwam hij krachten te
kort. Door intensieve trai
ning slaagde hij erin zich
geleidelijk bij de betere lief
hebbers te rangschikken. De
goede vorm was er en een
overwinning kon niet lang
meer uitblijven, maar dan
wordt Staf opgeroepen om
zijn legerdienst te vervullen.
Achttien lange maanden zal
hij dienst moeten kloppen in
Brussel. Het zag er naar uit
dat zijn fiets lange tijd onge
roerd op stal zal blijven. Staf
werd echter in de gelegen
heid gesteld zijn fiets mee te
nemen naar de kazerne en
om zijn karige soldij wat
aan te spekken schuimde hij
de wedstrijden in het Brus
selse af. Hij waagde het
zelfs aan te treden in nieu-
welingenkoersen hoewel hij
reeds geruimte tijd liefheb
ber was. Het was dan ook
een koud kunstje om een
hele rits overwinningen en
een goed gevulde geldbeu
gel bij elkaar te fietsen.
Sportief gezien was dat na
tuurlijk geen grootse presta
tie. Het was hem alleen om
het geld te doen, een sol
daat had het indertijd bij
lange niet zo breed als dat
nu het geval is.
Er verschijnen pretlichtjes in
zijn ogen na het vertellen
van deze historie en het is
hem duidelijk aan te zien
dat hij nog steeds geniet
van de repen chocolade en
andere delikatessen die hij
zich met dit extra zakgeld
kon aanschaffen. Maar er
waren ook minder prettige
kanten aan het soldaat zijn.
Tijdens zijn legerdienst
scharrelde Staf een zware
verkoudheid op die door de
slechte verzorging aan
sleepte en uitmondde in een
aandoening op de luchtwe
gen waarvan hij in zijn late
re loopbaan als renner en
ook in zijn werk als kippe-
slachter nog veel last zou
van ondervinden.
Na zijn legerdienst deed
Staf het in de zaak wat kal
mer aan. Die aandoening op
de luchtwegen had zich om
gezet in een allergie voor
stof en kippeveren. Hij nam
het besluit alles op het wiel
rennen te zetten en trainde
en verzorgde zich zo goed
dat hij al vlug tot de betere
liefhebbers mocht worden
gerekend. In elke wedstrijd
die hij betwistte zat hij mee
vooraan en hij was prak
tisch nooit buiten de eerste
vijf. Zijn trage spurt is er de
oorzaak van dat hij slechts
een vijftal overwinningen
op zijn naam kon schrijven.
Fietsen om den brode
In 1942, hij was op dat ogen
blik 23 jaar oud. nam Staf
misschien wel de zwaarste
beslissing in zijn leven. Hij
zette de grote stap naar de
prof wielrennerij. Ons land
was volop in de tweede we
reldoorlog verwikkeld en
het was niet het ideale mo
ment om als topsporter aan
de kost te komen. Alle spon
sors hadden zich tijdelijk uit
de sport teruggetrokken.
Welk nut had het immers
reklame te maken? De vraag
was veel groter dan het aan
bod? Wel konden de be
roepsrenners bij de grote
wielerfabriek Tomson alle
koersmateriaal zoals fiet
sen. tubes, wielen en kledij
aan halve prijs kopen. Het
was dus een moeilijke perio
de voor de beroepsrenners,
maar Staf trekt zich goed uit
de slag. Een winnerstype
was hij niet maar door het
ontbreken van grote mer
kenploegen werden er onder
de renners kombines opge
zet. De toprenners zoals
Briek Schotte, Sylvain Gres-
solle, Achiel Buysse, Rutser-
veld, Masson, om er maar
enkele te noemen moesten
dan ook dikwijls beroep
ren. Als het gevaar dan ge
weken was, geraakte Staf
toch aan een «rustinneke»
om zijn bandje te herstellen.
Intussen waren er al een
paar uren verstreken en was
het donker geworden. In het
pikdonker, met reuzehonger
en zonder 1 frank op zak kon
Staf zijn weg vervolgen,
want voor dat ene «rustinne
ke» had Staf zijn laatste cent
op de toonbank van de fiets
handelaar moeten achterla
ten. Om een lang verhaal
kort te maken, na een paar
keer de verkeerde weg te
hebben genomen geraakte
onze pechvogél 's ande
rendaags VToeg in de mor
gen thuis. Staf kan er nog
dagenlang over navertellen,
de belevenissen die hij in
zijn eerste jaar als broodrij
der meemaakte. Er gebeur
de altijd wat. «Nu is het
natuurlijk plezierig als je
daaraan terugdenkt, zegt
Staf, maar als je in die tijd
daar in dat godverlaten
dorpje met een fiets in je
handen stond was het
schreien dichter bij dan het
lachen».
Kent U ze nog Eerste van
Steenbergen. De wielrenner
was toen een hele eer in een
ploeg te worden opgeno
men. Zeer veel renners, zelfs
vedetten, waren werkloos.
Toch betekende het een fi
nanciële aderlating. Voor
een maandlaan van 5000
Franse frank, dat kwam
overeen met 500 Bfr. en dat
zou nu ongeveer 15.000 ge
devalueerde Belgische
frankskens bedragen, was
je verplicht om aan alle gro
te wedstrijden waar de
ploeg aantrad deel te ne
men. Terwijl de jongens die
werkloos waren, goed geld
verdienden in de vele langs
Staf De Meersman: 64 jaar en Belgisch kampioen.
In 1943, net bij de aanvang
van het nieuwe wielersei-
zoen, werd Staf, zoals zove-
len destijds, opgeëist om in
Duitsland te gaan werken.
Zijn verblijf in de Duitse
werkkampen was welis
waar van korte duur (4
maand) toch reed hij dat
jaar geen enkele wedstrijd
meer. De twee daaropvol
gende jaren 1944-1945 wer
den er vrijwel geen koersen
meer georganiseerd en Staf
kwam dus maar sporadisch
op de fiets.
Na de oorlog nam hij de
draad opnieuw op. Na een
jaartje proefdraaien hij
was door de lange inaktivi-
teit volledig uit vorm ge
raakt en moest dus terug
voorafaan beginnen werd
hij in 1947 door de grote
wielerploeg dArdenne als
knecht aangeworven. Het
Vlaamse wegen georgani
seerd kermiskoersen. Voor
dat kleine maandlaan wou
Staf zich niet onbaatzuchtig
ten dienste stellen van een
kopman die misschien wel
tienmaal meer verdiende
dan hijzelf. Veel hulp zal
Bonduel die toen kopman
was bij d'Ardenne van Staf
niet gehad hebben. «Na
tuurlijk moesten we hem
wel uit de wind zetten, of
een achtervolging of ont
snapping op gang brengen.
Daar kon je niet tussenuit
maar wanneer hij lek reed,
schoot ik me de andere kant
van de weg en begon te
vlammen om toch maar zo
vlug mogelijk in de spits
van het peloton te zitten en
eenmaal zover gebaarde ik
van niets. Want als je een
wiel of in het slechtste geval
je fiets moest afstaan, dan
Een beeld uit Parijs-Brussel van 25 april 1948. Staf De Meersman rijdt in derde stelling.
links staat Staf De Meersman
uiterst rechts is Marcel Kindt.
kon je het wel vergeten en
stapte je beter meteen in de
bezemwagen. Ik maakte er
een erezaak van om elke
wedstrijd, hoe zwaar die
dan ook wat, uit te rijden en
het liefst vanal nog bolde ik
samen met de kopgroep
over de eindstreep», legt
Staf ons uit.
Hoewel Staf nooit kopman
van een formatie is ge
weest, altijd probeerde hij
mee te dingen naar de over
winning. Hij slaagde er niet
in een klassieker op zijn
naam te schrijven. «Daar
voor kwam ik macht te kort.
geef hij grif toe. zoals ik al
eerder zegde had ik een
aandoening op de luchtwe
gen. Om tempo te rijden hin
derde me dat niet, maar
spurten dat was er niet meer
bii en wanneer ik het dan
toch prooeerae wera ik reso
luut de adem afgesneden».
Van 1950 tot 1955 reed Staf
nog voor twee firma's. Eerst
twee jaar voor Dulecta en
dan tot het einde van zijn
loopbaan als beroepsrenner
bij TerTot. In deze twee ploe
gen, die zich vooral toeleg
den op kermiskoersen was
er geen uitgesproken kop
man. Wie in goede doen
was mocht daar zijn kans
gaan en Staf kon dan ook af
en toe met een ruiker bloe
men huiswaarts keren. Het
waren wel kermiskoersen
die hij won, maar het deed
hem telkens weer veel ple
zier als hij op het hoogste
schavotje terechtkwam
Het einde
In 1955 werd in Lede het
kampioenschap van Oost-
Vlaanderen voor profs verre
den en Staf besefte op dat
moment nog niet dat dit zijn
laatste wedstrijd als brood
renner zou zijn. Staf was on
dertussen 37 jaar geworden
en had al heel wat van zijn
krachten moeten inboeten.
Het startschot werd gegeven
en al van bij het begin
kwam Staf in moeilijkhe
den. Enkele klasrijke jonge
renners zoals Fred De Bruy-
ne en Rik Van Looy legden
er duchtig de pees op. Half
wedstrijd hing Staf nog
steeds aan het staartje van
het peloton en hij beet zijn
tanden bijna stuk om toch
niet te moeten lossen, want
een hele horde supporters
stond hem aan te moedigen.
Naarmate de wedstrijd vor
derde voelde Staf zijn krach
ten toenemen. «Ik weet zelf
niet wat me bezielde, ik flit
ste weg uit het peloton. Met
nog 25 km voor de boeg
haalde ik alles uit mijn kas
wat erin zat. Mijn voor
sprong groeide gestaag en
het zag ernaar uit dat ik
deze wedstrijd zou winnen.
Stel je even voor: Een 37-
jarige die al die klasrijke
jongelingen in de vernieling
zou fietsen. Deze gedachte
voor ogen martelde ik de
pedalen nog wat meer. Op
een tweetal kilometer van
de finish kreeg ikzo'n gewel
dige klop van de hamer dat
alles zwart voor mijn ogen
werd, maar ik bleef stam
pen en sleuren. Er scheen
geen eind te komen aan die
laatste twee kilometers. Het
was net alsof iemand met
een reuzegrote hand aan
mijn truitje trok. De toe
schouwers huilden en tier
den. Als een duivel in een
wijwatervat spartelde ik
maar ik geraakte niet meer
vooruit. En dan, ik zal het
nooit meer vergeten, dat
angstwekkende geluid van
het aanstormend peloton. Ik
kromp in elkaar als om me
te beschermen tegen die al
lesvernietigende pletwals.
Volledig leeggereden bolde
ik toch nog als 8* over de
eindstreep. 's Anderen
daags nadat ik tot 12 uur
geslapen had vond ik zelfs
de kracht niet meer om een
tas koffie van tafel op te
tillen. Dat bracht me ertoe
met het wielrenner te kap
pen». Nog namijmerend
slaakt Staf een zucht van
verlichting. Het is net of hij
naast hem Stan Ockers en de glimlachende reus is Rik V igge
de beslissing op dit ogen
blik nog eens moet over
doen.
De profwielrennerij heeft
Staf niet rijk gemaakt, in
tegendeel. Hij heeft vele ja
ren op het zweet van zijn
ouders geleefd «Maar, zegt
hij, die brave mensen heb
ben me dat nooit verweten.
Ze wisten dat het wielren
nen voor mij het hele leven
betekende en ze gunden het
me van harte. Hetgeen ze
voor mij gedaan hebben is
met geen geld te betalen.
Daarvoor alleen zal ik ze
mijn hele leven dankbaar
zijn».
Na zijn loopbaan als prof-
wielrenner begint Staf als
om zijn dank te betuigen
met evenveel enthoesiasme
en toewijding te werken in
de poelierderij. De fiets
wordt voorgoed opge
borgen.
Terug de fiets op
Vanaf 1975 kwam het wieler-
toerisme in zwang. Overal
ten lande schoten de klubs
als paddestoelen uit de
grond en Staf liet zich over
halen om met de inmiddels
opgerichte wielertoeris-
tenklub «De Trekvogels» ge
zapige tochtjes te onderne
men. Het is nu al twintig
jaar geleden dat hij met het
wielrennen kapte, toch voel
de hij bij het bestijgen van
zijn stalen ros nog steeds
dat welgekende gekriebel
om te wedijveren. Niette
genstaande die toeristen er
een flink tempo op nahou
den. moest Staf zich veelal
intomen om niet als een gek
van zijn maats weg te spur
ten. Nog steeds leefde in
hem een kompetitiedrang
die sterker was dan zijn ei
gen wil? Na een jaartje met
de toeristen op schok te zijn
gegaan beslist Staf over te
stappen naar de onafhanke
lijke veteranen, maar een
maal die stap gezet viel Staf
van de ene verbazing in de
andere. Vele oud-renners
die hij vroeger overklaste,
reden hem met gemak uit
het wiel, maar ook mannen
die vroeger zelfs nooit had
den gekoerst, reden een
heel stuk beter dan hijzelf.
Staf met zijn 68 jaar mag
dan nog een flink stuk ouder
zijn dan het merendeel van
de renners waar hij het moet
tegen opnemen, zich laten
ontmoedigen zal hij zeker
niet. Samen met enkele
streekrenners zoals Rudy
Bayens. René de Brucker en
Wilfried Dubois ging hij re
gelmatig trainen. Van week
tot week begon Staf beter te
rijden en na korte tijd mocht
hij tot de betere veteranen
worden gerekend. Het duur
de toch nog ruim een jaar
vooraleer hij een eerste
overwinning kon boeken.
Vanaf dan kwam Staf regel
matig met een ruiker bloe
men naar huis en in '1978 en
'1979' wordt hij tweede in het
Belgisch kampioenschap. In
1981 werd hij kampioen van
Vlaanderen. Zoals goede
wijn, verbeterde ook Staf
met de jaren. Dit jaar slaag-
ot.l
hoo
de hij er zelfs in én ka
pioen van Vlaanderen
Kampioen van België in
B-kategorie der veteranen
worden.
Tussen haakjes, die B-k(
gorie is niet een reeks wi„f
de 2* rangsrenners aan
start komen. Dat is gewc
de naam van een oud
domsklasse. In het verba j.
waarin Staf rijdt bestaat ma
een A-reeks, bestemd vi jngM
renners van 35 tot 50 jaar.
B-reeks voor mannen van
tot 60 jaar en dan is er
nog een C-reeks voor mimaki
nen ouder dan 60 jaar. S
zou dus al lang mogen d*
nemen in de C-reeks,
daar moet hij niets va
ten. «Dan win ik elke
en ondervind niet de min
tegenstand. Dan is het p
zier eraf, zegt hij zelf,
renners uit de C-katego
mogen niet meer deelnei
aan het wereldkampio ds
schap voor veteranen de
telkenjare in Sankt-Joran ,ncj.
Oostenrijk wordt verrec 5n
en dat is nu juist een bc
venis waar ik naar toe leCr
De beste veteranen ter i 6
reld. klasse 50-60 jaar, 001
men er aan de start. De tl Dekt
visie is er altijd present
er heerst daar een sfeer ™pi
op een wereldkampic nne<
schap voor profs. Ook d< in
liet Staf zich niet onbetui( hi
Hij behaalde er al een 9", han
5*, 4', 6* en 11* plaats. All r te
weet dat daar 200 renn 1 °u
aan de start komen, is ral
toch niet niks. Staf is gi oncl
grootspreker en hij w mee
maar al te best dat «en
mensen dat hele veteran de
gedoe niet «au serieux» Uffei
men. Die hebben ongel 'en
zeggen enkele klasrijke 1 11 I
hebbers uit streek die re$ sdajj
matig met Staf op train 'dag
gaan. Rudy Bayens, een j
gen die toch wel een stv B&n
kan fietsen, vertelde ons But,
hij op vlakke baan Staf i Iers,
zomaar zou kunnen loi 'ken
den. Ook Wilfried Dul
windt er geen doekjes
«Die man zou vele liefb
bers nog een lesje kuni g
geven».
Toen het kampioenscl
van België dit jaar verrei i
werd te Herdersem wa
we er ook bij. Staf won et f
grandioze manier de sp
van het drietal dat de h
wedstrijd aan het komro I twe
do had gereden. De 70 raad*
werd er afgemaald aan en
gemiddelde dat iets b« |)eu
den de 40 km/u lag en
voor mannen die de p QqS,
sioengerechtigde leeftijd
lang hebben bereikt.
moet het dan toch m
eens trachten na te d< ™ni
Hoelang de 64-jarige G ïtijds
taaf de Meersman nog öonsl
roelatie zal blijven, weet Strijd
zelf niet «Was ik dit j De
geen kampioen van Bel j|)ter.
geworden dan was ik op
einde van het seizoen d
nitief gestopt, maar ni
deze titel in handen heb ï®e,fl
ik er nog minstens een j< fcn-s
tje bij», zegt deze krai en g
grijsaard tot slot. Eén d and
staat echter vast. Staffel e,
niet meteen naar het ou
mannenhuis moeten.
Op weg naar een nieuwe zege. Voor een 64-jarige h
soms zwaar doorwegen.