St.-Gillisnaar Raymond Parent bezit waardevolle Liebig-kollektie Over «ijzerwinkels» en een Lebbeeks spreekwoord Te bekijken tijdens Folkloristisch en artistiek Weekend te Lebbeke artikels, erd hun? its van de hoera isstraat. Het is Lebbekenarenj 10 - 12.8.1983 - De Voorpost Raymond Parent uit de Pastoor Claeysstraat te St.-Gillis-Dendermonde is een verwoed re' godsdienst, spreekwoorden verzamelaar. Een «allesverzamelaar» noemt hij zichzelf. Hij beschikt over enorme enz Heel wat Prenten worden voorraden sigarebanden, allerlei prenten, oude boeken, bankbriefjes, munten. Uitslui tend bedoeld echter als ruilmateriaal voor het vervolledigen van twee kollekties die hem het nauwst aan het hart liggen: zijn verzameling postzegels Belgie, Belgisch-Congo en Ruanda Burundi tot hun onafhankelijkheid en zyn kollektie Liebig-chromo's. aantal het vijftienvoudige. We gens gebrek aan onderling kontakt is het overigens lang niet makkelijk* zijn verzame ling te vervolledigen. Zo kent Raymond Parent in Luik zeven verzamelaars, die niet eens van eikaars bestaan afweten. Hoe wel er enkelen zijn die op een haast volledige kollektie prat kunnen gaan. beweren dat zijn verzameling kompleet is, kan niemand. Belangrijke centra van Liebigverzamelaars zijn Brussel, Gent. St.-Niklaas. In het Dendermondse kent Ray mond niemand die er een ge lijkaardig hobby op nahoudt. Van publicitair middel tot waardevolle prent Op de eerste prenten, toont Raymond Parent aan, speelt de Liebig-pot-pot publici teit! een belangrijke rol. De erop afgebeelde kinderen dra gen hem. er wordt mee ge speeld. Na een zekere tijd ver dwijnt de pot echter naar een hoek van de prent en uiteinde lijk verdwijnt hij geheel van de chromo. Van een louter publi citair middel krijgen de Liebig- reeksen dan een publicitaire waarde. Op de achterzijde van de chromo wordt hij immers voorzien van een wetenschap pelijk verantwoorde kommen- taar. Om het de verzamelaar makkelijk te maken zijn «Lie- big-encyclopedie» te raadple- Raymond Parent geraakt niet uitgesproken over zijn gen. werden speciale, prakti sche insteekboeken uitgege ven. De chromo's behandelen alle mogelijke onderwerpen: geschiedenis, aardrijkskunde. verzameling. (P. Van San) Deze Liebig-chromo's, althans een beperkte keuze eruit, stelt Raymond Parent tentoon tij dens het Folkloristisch en artis tiek Weekend dat de Lebbeek- se kunstkring «Als ich Can» tijdens het halfoogstweekend in de Gemeentelijke Muziek school organiseert. gekenmerkt door een duidelijk herkenbare moraliserende toon: de goeden worden be loond, de slechten worden ge straft. Kijk, voegt Raymond Parent eraan toe. en hij haalt één van zijn talrijke albums uit de kast, er wordt nu vaak gesproken over de «golden sixties» maar wat de ontwikkeling van de beschaving betreft, kan men meer nog dan van de zestiger jaren, spreken van de gouden jaren 1900. Want de techniek onderging in de jaren 1860- 1920 ingrijpende wijzigingen. Sedertdien heeft men die inno vaties vantoen wel geperfek- tioneerd. De evolutie die zich manifesteerde rondom de eeuwwisseling is makkelijk te volgen via de Liebig-chromo's en hij wijst prenten aan die de fiets, het toerisme, de fotogra fie. de stoomboot, het ont staan van de loterij, de cine ma, de ballonvaart, als onder werp hebben. Bestond er tussen de eerste prenten geen enkel verband, dan komt daar achteraf veran dering in en behandelt één reeks één bepaald onderwerp. Nog later ontstaan werkelijk stripverhalen. De kommentaar op de prent ondergaat trou wens eveneens een evolutie. Een begeleidend kommentaar was niet eens nodig. Evenmin vormde die een noodzaak wan neer de chromo's bekende ver halen Assepoes, Aladin en de Wonderlamp. De Gelaars de Kat afbeelden, maar vanaf het ogenblik dat de jeugd minder bekende verha len te zien kreeg, verscheen een begeleidende tekst op de keerzijde. De Liebig-kollektie is niet al leen waardevol om haar ency- sprookjes of met de visuele uitbeelding van talrijke spreekwoorden, kan tijdens het «Als ich Can»-weekend doorlopend terecht in de ge meentelijke muziekschool. Stationsstraat in Lebbeke. En mocht Raymond Parent in de buurt zijn, spreek hem gerust aan. Hij kan immers boeiend vertellen over zijn Liebig- Chromo's. Pierre Van Dat Raymond Parent geboeid Sindsdien is Raymond erin ge wordt door zijn hobby, hoor je slaagd 1.700 reeksen te verza- meteen aan de enthousiaste melen. Kompleet is mijn kol- wijze waarop hij erover ver- lektie daarmee geenszins, zegt telt. Het komt er bij deze Lui- hij bescheiden. De meeste ca- kenaar van origine, die uitste- talogi vermelden de uitgave kend Nederlands spreekt, niet van 1872 reeksen. Tot vandaag enkel op aan «prentjes te ver- de dag duiken echter nog reek- zamelen», Hij koestert ze als sen op. Zodat gerustgesteld waardevolle kleinodiën, duidt mag worden, dat het aantal op hun evolutie, legt verban- uitgegeven reeksen de 1.900 den, benadrukt hun gebruiks- overschrijdt, waarde, tipt op bepaalde ei- Wanneer je daarnaast reke- genaardigheden. njng houdt met de diverse ta- Kortom. een gesprek met Ray- |en waarin ze uitgegeven wer- •nond Parent doet je de eerste den vele reeksen bestaan in de beste kruidenierszaak bin- het Duits. Frans. Italiaans en aenwippen om een reep choco- Nederlands (van sommige ia of om eender wat. dat je in reeksen is zelfs een Nederland- staat zou stellen een verzame- se en een Vlaamse versie voor- EkdïïS'in'fmSkreeg SnVe^toenTiïedTSikï: clopedische waarde Wal de vader Parent, van een collega, een reeks Liebig-chromo's be stemd voor zoon Raymond. Zijn interesse was gewekt en de grondslag van zijn v ling was gelegd. ling chromo's op te zetten. Chromo's ontstaan in Frankrijk Het ontstaan van de chromo's handen), sommige reeksen uit sluitend in het Duits of het Italiaans dan moet je zowat een cijfer van 10.000 bereiken, r, Ikzelf beperk me tot de Frans- af prentjes situeert Raymond re Parent ,n het Parijs van 1853. zelfsprekend zins de neus Toen kreeg ene Aristide Bou- cicaux, direkteur van de Bon Marché uit de lichtstad, de ophaal wanneer ik een serie in een andere taal op de kop kan tikken. idee zijn klanten te lijmen v,a Aa„ djn hobb besleedt hun kinderen. Een verkoops- St.-Gillisnaar heel wat tijd. Hij pol,nek als een andere, die onderhoudl kontaklenJ mc| trouwens nu nog wordt toege- korresponden,en in Bd. past-bekijk maar even de ro ié He, aanta, Bd d<j van het kind ,n de publiciteit Lieb chromo.s Bïerzamdt. - maar feit was dat Boucicaux schat hjj zijn klanten prenten inde hand zpnd Toen de reeksen nog ■»- -*>• -■'»—■■■ deren. E e n° "k 1 nderhand" was uitgegeven werden- be,ieP dat Raymond Parent: het is allemaal heel eenvoudig begon- toendertijd vlugger gevuld dan nu en omdat nog geen sprake was van radio of televisie om de vrije tijd te besteden, kende de uitgave van chromo's vlug bijval. Op de allereerste prenten fun geerden kinderen, gekleed en handelend als volwassenen. Tussen de prenten onderling bestond toen nog geen enkel verband. Pas na verloop van jaren werd overgestapt naar de uitgave van reeksen. De eerste Liebig-reeksen wer den verdeeld in Frankrijk, De «Cie Liebig» naar Herr Ba ron von Liebig, Duits weten schapper beschikte over verschillende vestingen (Pa rijs, Amsterdam. Keulen. Ant werpen, Milaan) die eik zelf standig Liebig-chromo's uitga ven. Bepaalde reeksen werden :chter ook gezamenlijk uitge geven. Wat ons land betreft waren de Liebig-chromo's ongetwijfeld de eerste in hun soort. In 1872 werd met de uitgave begon nen. Pas veel later volgden bekende namen als Cóte d'Or, die in de dertiger jaren reeksen omtrent de koninklijke familie (Koning Albert, Koningin Astrid) op de markt brachten en Artis en Historia, die pas na de tweede Wereldoorlog hun aktiviteiten begonnen. In 1962 verscheen de laatste Liebig-reeks in ons land. Ge woon, legt Raymond Parent uit, omdat de uitgave te duur werd. Men heeft me zelfs ver teld dat de maatschappij toen mensen aanstelde om de Lie- nen. (P, Van San) prenten verder zo aantrekke lijk maakt is de visuele voor stelling van het onderwerp, de rake en knappe tekening, de oogstrelende kleuren. de prachtige en uitgebalanceerde kompositie. Vooral de eerste chromo's vallen op dat vlak op. Steeds voorzien van een «gouden» achtergrond zijn het vaak prachtige mini-schilde rijtjes In 1885, voegt Ray mond Parent eraan toe. stopte men ermee uit financiële overwegingen de prenten van dergelijke achtergrond te voorzien. De latere prenten boeten in aan frisheid, de en cyclopedische waarde wordt immers meer en meer beklem toond. Hoewel we in een late re uitgave o.a. een prachtige serie ontdekten met tekenin gen van Felix Timmermans. Tentoonstelling te Lebbeke Een keuze uit zijn rijke verza meling Liebig-chromo's stelt Raymond Parent tentoon tij dens het Folkloristisch en Ar tistiek Weekend van de kunstkring «Als ich Can» te Lebbeke, Hij beperkte zich tot de beste reeksen die fabels, sprookjes en spreekwoorden behandelen. In totaal een zes tigtal reeksen. Zowat 300 chromo's. De bezoeker terwille heeft de St.-Gillisnaar deze chromo's netjes geschikt en de begelei dende tekst ervan, uit het Frans in het Nederlands ver-' taald. Éen werk dat hem be- j slist ettelijke uren zoet zal ee- nl?t£U|rnn2n 'hm was dn« min Raymond Parent toont zijn vele Liebig chromo's. (P. Van houden hebben, op te kopen. Het was dus min- 0 dir duur du punten te kopen San> kennismaken met de dan de reeksen uit te gevern w0"dert wereld va» fabds Raymond Parent gaat terecht fier op zijl Van San) Achiel Vermeiren vertelt Lebbeekse anekdoten (1) Lebbeke. De kleerkast van D'Hondt. (P. Van San) Nu zeggen we «een-ijzerwinkel», maar vroeger heette dat «nen ijzerewinkel». Niet alleen te Lebbeke. want ge zoudl kunnen denken dat alleen de Lebbekenaars achter lijk waren. Neen! Ook in Asse, aan de steenweg, tussen het station en de gemeenteplaats, aan de rechterkant, heb ik een ijzerenwinkel geweten. Daar stond het gewoon op het uithangbord Bij ons, in 't dorp, waren er drie. En... al hadden ze alle drie de naam «ijzerewinkel», toch had ieder zowat zijn eigen specialiteit. Maar vooral zijn eigen sfeer. Het waren de winkels - zoals wij ze noemden - van D'Hondt. Jefken Moortgat - we zegden 'Moeitgat'. Die stonden het dichtst bij mekaar, niet alleen wat hun aangeboden artikelen betrof, maar ook door sfeer en mentaliteit. Tegen D'Hondt, die uit Nazaret kwam. zei iedereen meneer, tegen Jefken Moortgat ook. Maar met dit verschil dat de ene «meneer D'Hondt» en de andere «meneer Jozef» heette, In de derde, bij «Bausens», lag de geest, maar vooral de ontvangst, totaal anders. Het was er volks, echt Lebbeeks. Wanneer men er binnenkwam voelde men er zich thuis. Bij goed weer stond bij «Bausens» de deur wijd open. Bij de twee anderen was dat nooit het geval. De winkel - ook door de tentoongestelde waren - was er zeer klein, zodat hij met twee, ten hoogste met drie mensen gevuld was. Wanneer Rèèn voorkwam - 'noa véékommen', heette dat toen - deed de gulhartigheid haar intrede. Ik heb ook nog geweten wanneer «Angel», de dochter, begon te helpen in de winkel. Had iemand tegen «Rèèn» «madam» moeten zeggen, ze zou geaffronteerd geweest zijn. Wanneer «Baus» in de winkel kwam. zei iedereen «Dag Baus!». Niemand wist trouwens hoe hij heette, ikzelf heb het ook nooit geweten. Kwam iemand bij Rèèn om «kiekendraad», zei ze «'k zal onzen Baus ne kieë roepen». Toen kwam hij. rustig, zoals hij zijn hele leven geleefd heeft, zijn pijp rokend en sneed de draad. Was het een volwassene die over de vloer kwam. dan moesten ze «aggaa ne kieë van achter kommen». Voor de vrouwen betekende dat «een zjat kaffee» drinken en voor de mannen «nen drippel». De koffiepot stond ook altijd op de stoof en was hij leeg dan werd er gauw andere gemaakt. Mijn kontakt met 't winkelken van «Bousens» had ik als kleine jongen meestal wanneer ik «ne moesjong» moest gaan halen. Ik schrijf «winkelken», omdat de verkoops ruimte zeer klein was. Maar ernaast was nog een plaats waar, op hanken rondom de muren, een enorme variëteit van huishoudartikelen stond uitgestald. Potten, pannen, borden, tassen, plaasteren beelden, waarbij de heiligen beelden goed vertegenwoordigd waren, schouwgarnitu- ren, lavaboserviezen, petroleumlampen, petrolvuurkens enz. Te veel om op te noemen. Bij mij thuis, in de twintiger jaren, hadden we gasver lichting. Dat betekende dar 's avonds, wanneer het licht aangestoken werd. iemand op een stoel ging staan, het kraantje boven de lamp uitdraaide, een lucifer aanstreek en het vlammetje dicht tegen «de moesjong» hield. Niet tégen, want dat was fataal. Er volgde een korte plof, een kleine steekvlam en van wit werd de «moesjong» blauw, dan rozig en spreidde zijn licht doorheen de kamer. Licht is veel gezegd, hij nam de donkerte weg. Nu was zo'n «moesjong» een heel kwetsbaar iets. Het was een heel fijn, halfbolvormig gaas met bovenaan een stenen ring, die aan de lamp werd vastgehecht. Het volstond dat iemand in de nabije omgeving een bruuske beweging maakte om hem stuk te maken. Dat betekende dat men altijd reserve moest in huis hebben om bij eventueel defekt te kunnen vervangen. Zo'n kapotte «moesjong» was ook vaak oor zaak van gekibbel en verwijten. Was hij stuk dan was het altijd de schuld van iemand, die dan vaak werd uitgekaf ferd voor stommerik of lomperik. Waar wij woonden hielden, vooraan, mijn tantes stam- minee. Eén van de meer dan dertig uit de Statiestraat, Het waren twee jonge - relatief dan - dochters die nooit getrouwd geraakt waren. Wat niet wil zeggen dat ze nooit gevreeën hadden. Ik heb het meegemaakt dat Pieë Steven, 't lief van mijn tante Rose, mijn «katrolle» wilde zetten in het midden van 't stamminee. Pieë wou ne kieë laten zien hoe goed hij dat kon. Zoals hij «kapte» en de koord terugtrok, kwam deze tegen de «moesjong» terecht en poef, 't stamminee zat in 't donker 'k Ben zeker dat tante Rose voor de rest van de avond geen woord meer gezegd heeft tegen haar lief. Het reserve-exemplaar moest wor den bovengehaald. Om een andere te kunnen plaatsen moest eerst het kraantje aan de lamp worden dichtgedraaid, bij 't schaarse licht van een steksken waarmee men zeker niet in de nabijheid van de lamp mocht komën. Want dan kon de gas in brand schieten. De gasbek moest afkoelen en dan pas kon de «moesjong» maar dan heel voorzichtig, geplaatst worden. Want bij de minste aanraking was die weer om zeep. Gevolg was dat ik de volgende dag bij Bausens achter een nieuwe mocht trekken. Die zat vervat in een kubusachtig doosje, waar ook ik voorzichtig moest mee omspringen. Dat was één van de vele nevenartikelen van Bausens. Maar door het feit dat de uitgestalde voor en vooraan in de winkel ijzerwaren waren, werd winkel meestal onder de «ijzerwinkels» gerangschikt. De winkel van D'Hondt echter was een ijzerwinkel en in Lebbeke zo gekend dat men nog spreekt van «'n hoek van D'Hondt» in plaats van de van de Brusselsesteenweg en de Leo Duboisstraat. Het er trouwens nog een ijzerwinkel en vele zeggen niettegenstaande twee wisselingen van nog altijd D'Hondt. Wanneer ik schrijf «hoek van D'Hondt» moet ik glim lachen. Waarom? Op een avond, of was 't al nacht, stonden we, jaren geleden, na een repetitie van De Goudbloem aan de hoek van D'Hondt na te praten. Toen kon dat nog, nu is dat levensgevaarlijk. Op een moment zei Tonen van Molle: «Jongens, laten we naar huis gaan, want straks valt D'Hondt zijn kleerkast naar beneden. Hij heeft ze buitengehangen!» Wanneer ge nu omhoogkijkt, hangt ze daar nog altijd. Naast de verkoop van stoven en landbouwalaam was D'Hondt gespecialiseerd in werkelijke ijzerwaren, waarin poutrcls een belangrijke plaats innamen. Ik ben nooit zo vertrouwd geweest met deze winkel, omdat hij in een branche zat die wij thuis hoegenaamd niet nodig hadden. En... omdat ik, en vele anderen, een beetje tegen hem opzagen Hij was iemand die min of meer hautain overkwam. Hij sprak anders dan wij, hield er een knecht op na en, in die jaren, ook al een vrachtwagen.1 Iemand met een vrachtauto en die kon er mee rijden, was zo maar niet de eerste de beste. D'Hondt had altijd een speciale deukhoed op en, bij 't werk, een stofjas aan.' Wanneer hij bij Callautens zat te kaarten, was hij tussen al de anderen, die mekaar bij de naam noemden, «menieër D'Hondt» Ergens anders ging hij bijna nooit op stammi-1, nee. «Callautens» was op zondagavond het kaartersstanwj minee bij uitstek, van een andere klasse dan de andere? stamminces. Baus daarentegen, die deed zijn klanten en wie geen klanten waren, konden het worden,, dacht hij. Hij maakte gewoon geen onderscheid. Jefken Moortgat, die met de duiven speelde, ging alleen naar 't duivcnlo- kaal. Ofwel bij Staaf Medts of bij Pieë van Biesen. Voor de rest waren de stamminees voor hem de konkurrentie. Hij was meer een ander type. Meer van bij ons, maar dan toch weer niet genoeg om er vertrouwelijk mee om te paan. Jefken Moortgat, als ik hem nu in mijn herinnering terug zie, had iets van Felix Timmermans, een karakteris tieke figuur waarvan een zekere persoonlijkheid en voor naamheid uitging. Een enorme grijze haardos boven een imposante kop, met een fors en stuur gelaat op een fors lichaam. Iemand die ontzag en respekt inboezemde. 1 (wordt vervolgd) Pierre Van RosseM

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1983 | | pagina 10