'aul Buelens:
(Ik organiseer mijn leven zoals
k het zelf wil
«De Kring»,
Beatus
en een ander
daarrond (2)
Achiel Vermeiren vertelt over het Lebbeke van toen
i Voorpost sprak met
De Voorpost - 24.8.1984 - 21
handarbeid aan te pas
komt. Etsen is ook nog am
bachtelijk. Je voelt waar
mee je bezig bent. Tekenen
lijkste houding en iedereen
gaat er rond zitten. Wel, ik
ga lopen op zo'n moment.
Ik kan het model dan niet
tekenen, of het zou moeten
k organizeer m'n leven graag zoals ik het zelf wil. Ik wil een beetje van alles
nieten en niet als een robotje leven.» Aan het woord is Paul Buelens,
sentwintig jaar jong en met een heel persoonlijke mening over kunst en
instbeleving.
e zochten Paul en Leen op in de Mandekensstraat te Baasrode, waar het doe ik ook Ik 8a me
rhuizen reeds volop aan de gang is. Over een paar weken wordt hun adres ^el, ,?'ooral toeleggen op ren zichzelf altijd, werken zijn dat het echt een goed
uners Zwaantje 4 te Malderen. baeldhouwen. Wel een alleen maar voor de ver-
r zware dobber natuurlijk, koop, bezitten geen kreati-
ul Buelens volgde zes een menselijke figuur ligt rieus» beroep. Neen, ze want je moet er soms lang viteit meer. Daarom zet ik
ar kunsthumaniora aan me bijvoorbeeld helemaal hebben mij thuis niet te- wachten op resultaat. Maar alleen op papier waar ik
t St.-Lukasinstituut te niet. Maar dat was in Ant- gengehouden. beeldhouwen ligt me meer
ussel, waarna hij zich werpen het heersende sys- Wat gebeurde er na de eer- want in feite heb ik nogal
n jaar specialiseerde in teem voor schetsen. ste euforie? Na een tijdje last met schilderen. Het
de huidige kunstenaars zit
ten in een straatje en lopen
gewoon door, precies of er
geen zijstraten meer be
staan. Die mensen plagië-
eldhouwen aan de Ant- Wat zet een jonge mens nu heb je toch gemerkt dat'hét
ïrpse akademie. aan om schilder of beeld- niet alleen 'joepie, 't is hier
aarna ben ik gestopt, ver- houwer te worden? plezant' was?
t hij. Niet omdat ik het Wel, toen ik op m'n zes- Na de eerste euforie moet
kte- feldhouwen moe was, tiende naar St.-Lukas ging je wel volharden. Op be-
aar wel de manier waarop was het meer een ontdek- paalde momenten moet je
het vak moest leren. Het kingstocht. Ik ging niet de prikkeling voelen van
as meer een akademische graag naar school en Sint- het tekenen of het beeld
inning, niet helemaal Lukas betekende toen een houwen. Je voelt dan dat je
ijn stijl. Daar kwam nog fantastisch vrij leven. Ik iets goed aan het maken
dat ik al zes jaar achter heb er wel veel geleerd. Of bent, dat je niet meer vlug
mg had, maar toch nog het feit dat m'n vader ook iets aan het fabriceren bent
ns de basisbegrippen van schildert er iets mee te ma- om je opdracht af te krij-
schetsen diende te vol- ken heeft dat ik naar Brus- gen, maar dat je er plezier
Ook de mentaliteit sel getrokken ben? Het aan beleeft. Je voelt die
in profs die steevast te heeft er misschien dat mee prikkeling en je weet: ik
at kwamen lag me niet. te maken dat ik er zo vroeg heb het! De eerste tijd is
an was er ook nog de mee gestart ben. In een dat natuurlijk niet zo. Je
anier waarop ze je in een familie waar niemand in de moet eerst de technische
chting duwen, ze laten je kunstrichting zit zouden ze bagage verwerken en er
niet vrij genoeg. Het vlugger tegen hun kinderen voor vechten om ooit met
tibistisch opbouwen van zeggen: leer liever een «se- je handen te kunnen wer
ken. De eerste twee jaar is
gaat te traag, het penseel is
te licht, het is te vrouwe
behoefte aan heb.
Heb je interessante mensen
als leraars gehad?
Wel, de leraar die momen
teel direkteur is van de aka-
beeld geeft vanop een be
paalde plaats en dat ik daar
juist kan zitten. En waarom
moet dat model dan in he
melsnaam op een sokkeltje
staan? Ik vind dat zo
idioot.
Maar we hadden ook wel
studies naar levend model,
waar we dan weken aan
...Je voelt die prikkel, je voelt waarmee je bezig bent... (foto f
Van San)
i schets van Paul Buelens (foto P. Van San)
het echt ploeteren. Als ik
nu dingen bekijk die ik
vroeger gemaakt heb denk
ik: amai; ik ben nogal een
klodderaar.
Na de akademie te Antwer
pen ben ik gewoon gaan
werken in een fabriek. Alle
kunstzinnige gevoelens wa
ren verdwenen. Ik heb toen
ook bijna alles wat ik ge
maakt had weggegeven. Ik
moest er niet meer van
hebben. Maar nu voel ik
het weer terugkomen.
Je had dus nooit de bedoe
ling te leven van de kunst
die je maakte?
Neen, want ik wou altijd al
veel dingen doen, niet bij
één ding blijven tot ik sterf.
Dat staat mij niet aan. Nu
werk ik bijvoorbeeld als
chauffeur, part-time, 's
morgens en 's avonds een
paar uur. Overdag ben ik
dus vrij en heb ik tijd om
vele andere dingen te doen.
Niet alleen om te schilde
ren of te beeldhouwen,
maar ook om te tuinieren
bijvoorbeeld. Ik werk
graag met m'n handen. En
ik organiseer m'n leven
graag zoals ik het zelf wil.
Ik wil van alles genieten.
Wat boeit je het meest,
schilderen, beeldhouwen?
Vooral de dingen waar
hij dat, «of wacht, zou het
zo niet beter staan?» Ik heb
me daar onnozel gelachen,
zonder één van beiden te
kunnen tekenen echter. En
dan vroeg hij: teken mijn
medailles van de oorlog lie
ver eens.
Maar echt, als je aan de
ken voor mezelf en als ik
voel dat ik met iets goed
bezig ben en dat het werk
goed genoeg is om te laten
zien, dan zou ik er niets op
tegen hebben om eens een
tentoonstelling te geven.
Op dit moment zeker nog
niet. Pas wanneer ik op een
meesten vraagt of ze zich P^' sta dat hoog genoeg is.
eventjes willen neerzetten, Er zijn natuurlijk wel een
komen ze ineens tot de Paar dingen die ik goed
konklusie dat ze armen, v'nd van mezelf, maar nu
handen en voeten hebben! schrikt tentoonstellen me
Hoe zie jy de toekomst nu: no6 af- Ik voel me gewoon
werken naar een tentoon- noë n'et bekwaam genoeg
stelling toe of werken uit om dat alles te laten zien...
persoonlyke behoefte? Tekst: Ann Sirou
Ik ga eerst en vooral wer- Foto's: Piet Van San
Paul Buelens in zijn atelier (foto P. Van San)
bruut tegenaan. Ik vond
het ook niet rechtstreeks
genoeg: je moet eerst je
tube verf uitknijpen, dan
de verf mengen en ze daar
na overbrengen van het pa
let op doek. Het is niet
direkt genoeg. Ik ben graag
onmiddellijk met de mate
rie bezig, meer fysiek. Ja,
aan schilderen heb ik een
beetje een hekel, altijd op
zoek naar die tubetjes, of
het doppeke gaat niet van
die tube. Allemaal pro
blemen.
Vind je dat je voldoende
opleiding hebt gekregen?
schetsen in Sint-Lukas. De werkten. We hadden toen
Smedt sprak me aan omdat een heel goed model, een
Jy verkiest kunsthumanio- werkt.
hij zoveel bezig was met
het aanvoelen van je teke
ning. Ik heb er veel van
geleerd.
Heb jij nooit enige hinder
gehad van een teveel aan
invloed van een of andere
leraar? Want het gebeurt
nogal dikwyls dat, wanneer
je werken van verschillende
mensen naast elkaar legt, je
er zo de werken kunt uit
pikken van mensen die St.-
Lukas gevolgd hebben. De
styl is telkens weer dezelf
de. Jy hebt je er wel uitge-
man. Die kon een paar uur
in dezelfde houding staan
zonder te bewegen. En zo
ging dat dan weken door,
tekenen op klein en groot
formaat. De grote werden
wel met houtskool ge
maakt.
Maar een goed model is.
moeilijk te vinden. Je moet
iemand vinden die niet spe
ciaal begint te doen wan
neer je hem wilt tekenen.
Als je iemand vraagt of hij
even wil blijven zitten, dan
doet die persoon alles, be
halve rustig blijven zitten.
Ik ging eens bij twee oude
ra waar je van alles een Misschien is dat het geval
basis krygt boven één spe- omdat ik meer all-round mensen om hen te schet-
cialiteit? man ben. Ik heb er vrijwel sen. Toen ik daar aan
Ja, want ik vind het nodig alles gevolgd. Het gevaar is kwam zaten ze juist bij hun
om van alles een beetje te waarschijnlijk groter als je Leuvense stoof. Vanop het
proeven wanneer je jong één richting volgt. moment dat ik vertelde dat
bent. Ik vind het bijvoor- Werkte je naar model in de ik hen wou tekenen begon
beeld erg dat een schilder akademie? die man met alle potten en
niet over een ets kan praten Ja, maar de manier waarop pannen te verhuizen: «en
of dat een etser geen doek dat gebeurde! Hel model moet dat koffiepotje zo
kan opspannen. Veel van zet zich dus in de gemakke- niet staan», en dan bekeek
W». voorn
hebben... (foto P. Van San)
Het patronaat, dat toen geleid werd door broeder
Gordius, had nog niet de omvang die het een paar
jaar later zou krijgen, onder de bezielende inzet van
broeder Beatus.
Mijn kennismaking met de kring, waar vader me
voor de eerste maal binnenleidde, was in wat we toen
noemden «de katekismis» Daar werd het patronaat
gegeven, wanneer de Vrede in de Mariakring toneel
speelde. Achteraf zou deze ruimte te klein blijken en
zou er. wanneer de Vrede speelde, geen kring zijn.
Het was het lokaal waar cathechismus gegeven
werd, als voorbereiding op de plechtige communie
en waar ook de bibliotheek van het Davidsfonds was
ondergebracht De boekerij was door een houten
beschot, waarin twee loketten, afgescheiden van de
rest. Meester Van de Sijpe was in die tijd bibliotheca-
J ris. Als jongens van twaalf, dertien, gingen we
graag naar de bibliotheek. Waar we naast de
«Vlaamse Filmkens» en de «Hanskens», boekjes die
we mekaar doorspeelden, de verhalen vonden van
Lode Lavki, Jules Verne, Karl May en anderen. Op
school kochten enkelen onder ons «Zonneland», een
paar bevoorrechten «Averbodes Weekblad» en enke
lingen de «Vlaam8che Filmkens». Maar die kostten
toen 0.50 ct per nummer, per abonnement te betalen
en dat liep voor velen onder ons thuis, toch te hoog
of op. De eerste Vlaamse Filmkens heb ik rat van
buiten gelezen. Een paar daarvan waren «Wannes
w Vink» en «Scharmantscha» Met heimwee denk ik
la terug aan die smokkelaarsfiguur uit de eerste we
id reldoorlog. Een naam en een figuur die ik niet
of vergeten ben: «Wannes Vink».
Mijn regelmatig bezoek aan de bibliotheek zou aan-
eit leiding zijn tot het kopen van de eerste volksuitga-
:H ven van «De Witte» van Ernest Class, «Pallieter» van
oi Felix Timmermans en «Een mensch van goeden wil»
ji van Gerard Walschap. Ze kosten toen 5 fr. Ze waren,
o( de eerste boeken van mijn bibliotheek en de grond-'
•j vesten van mijn liefde, veel omvattend, voor de
literatuur.
Als zestien-, zeventienjarige ging ik ook naar 't
Davidsfonds» en dan kwam ik tot de vaststelling dat
sommige boeken bv. die van Walschap, die op de
index stonden niet voorradig waren en dat andere
in een apart kastje zaten, dat met een sleutel vast-
ging, en voorbehouden waren aan bepaalde lezers.
Zo gebeurde het dat meester Van de Sype me op
ongeveer zeventien jarige leeftijd «De Stille Man»
van Albert Van Hoogenbemt uitleende, op voorwaar
de «dat ik moest zwijgen». Want niemand mocht het
weten. Dat boek is in mij later heb ik het herlezen
blijven voortbestaan als een zeer goed boek,
waarvan veel te weinigen het bestaan kennen, als
mede van de naam Van Hoogenbemt.
In de «catekismis» werden de banken een beetje opzij
geschoven, om plaats te maken voor de spelen van
de kring. Mijn eerste zondag was ik een beetje
onwennig. Ook omdat de ouderen en groten een
beetje meewarig en «hautain» neerkeken op die
«snotneus».
Mijn tweede patronagegang, de volgende zondag,
was naar de Mariakring, waar plaats en ruimte was
voor de echte «Kring».
Het feit dat ik een paar jaar hoger zat dan de
normale leeftijd bracht mee dat al mijn klasgenoten
naar het patronaat gingen en op die manier voelde
ik me vlug thuis. Door hen werd ik ook aanvaard.
Mijn heerlijke herinneringen beginnen pas daar
waar broeder Beatus de leiding nam.
Hij was de onderwijzer in het eerste leerjaar. Hij
speelde viool, maakte akwarellen, had een enorme
verzameling Liebigprenten en was een grandioos
verteller Ik geraakte zeer vertrouwd met hem, deed
af en toe een boodschap en kwam daarmee ook meer
te weten over hem, dan menig andere jongen. Op
een dag wanneer ik hem vroeg, wat die geheimzin
nige F.L. betekende op zijn akwarellen voor ons
waterverftekeningen in die tijd vertelde hij me
dat hij Louis Filliart heette en van Nieuwpoort was.
Op die manier vernam ik ook dat hij de oorlog 14-18
had meegemaakt als brankardier en toonde hij me
een kogel die aan zijn paternoster hing en die men
uit zijn hiel had weggehaald.
Wanneer, om vier uur precies, de poort openging,
waarvoor reeds een hele boel jongens stonden te
wachten en daarna de deur van de zaal, dan vonden
we de Mariakring terug als «de Kring». In het
midden stonden lange tafels, met aan weerszijden
banken, iets wat mogelijkheid gaf tot kaartspelen,
lotto spelen, dammen, domino, eventueel schaken
Al deze spelen kreeg men in bruikleen voor tien
centiemen of een kwartje, «e koitten» zegden we
toen. Lag de huurprijs iets hoger, dan kreeg men
een gedeelte terug, wanneer men het spel onbescha-
digd terugbracht. Langsheen de muur stonden een
paar trekbiljarkens. Iets wat deed denken aan de
huidige kansspelen, maar zeer eenvoudig en primi
tief. Het was een plank, helemaal beslagen met
nagels, waartussen het «billeken» liep en dat naar
gelang het geluk, terechtkwam in een vakje of
hokje, met een bepaald puntenaantal. Vakjes die
eveneens door nagels waren gevormd. Eens de «bils»
verschoten, moest men ze gewoon uit de vakjes
nemen, die niet gescoord hadden kwamen tegen de
achterwand terecht. En... om op zo'n «trekbiljar-
ken» te spelen werd er aangeschoven.
Er was de voorziene speeltijd en het was Beatus
himself, die de bils uitleende en zorgde dat. de
tijdgrens niet overschreden werd. Een Russische
biljart stond er ook. Later meer dan één. Daar te
kunnen en mogen spelen, was het neusje van de
zalm.
Vooraan op het groene laken, het biljart had twee
delen: een groen en een bruin vanop het bruin
laken werd gespeeld stond een kegeltje. Aan
iedere kant vooraan, links en rechts was een gat van
vijftig, achter het kegeltje een van honderd, achter
aan vijf gaten. Er waren acht bils: een rode en zeven
witte. Men moest de rode, als die beschikbaar was,
eerst gebruiken en bij het scoren telde die dubbel.
Wanneer men niet scoorde ging de beurt naar de
tegenspeler, ook wanneer door te hard spelen een
der ballen op het bruine gedeelte terecht kwam.
Wanneer men de kegel om verspeelde, moest men
alles uitvegen.
Dergelijke biljarts stonden ook in de cafés, maar om
het kwartier moest men er één frank instoppen.
Want dan sloeg hij af. Iets wat voor ons onbetaalbaar
was.
In de kring moest men een kwartje betalen aan
.broeder Beatus, die dan zelf een frank in het biljart
stopte en het systeem in gang zette. Dit kwartje had
als bedoeling dit spel een beetje te reserveren voor de
grootsten. Want een kwartje om het kwartier was
wel een beetje boven de mogelijkheden van de mees
ten onder ons.
Langs de andere muur stonden schietbakken en
hingen vogelpikken Om de stuivers of de pijltjes te
lenen, moest men 10 centiemen betalen, maar daar
was de duur onbeperkt. Ieder spel was gescheiden
door een bank, zodat de bakschieters niet gehinderd
werden door de vogelpikkers en omgekeerd. Voor
aan in de zaal, voor «tsèèn» de scène stond de
tafel, waar men de nodige attributen ging lenen.
Later werd die tafel uitgebreid, want Beatus voegde
er zijn winkel aan toe. Hij verkocht snoepgoed:
Lutti's dat waren grote, platte karamellen in geel
verpakt smoelentrekkers, in de winter sneeuwpa-
tatten, chocolade en ook appelsienen, die 50 centiem
kosten. Maar dan echte wijnappelsienen, smakelijk,
sappig en ook zeer groot Hijzelf deed de schil eraf
met zijn mes en die appelsienen waar hij ze haalde
wist niemand waren van zulke kwaliteit, dat ik
moet erkennen nooit dergelijke appelsienen ergens
te hebben gezien of gegeten.
Wat voor velen de grote aantrekkingskracht van de
tafel uitmaakte, waren de sigaartjes. Men kon er
voor 25 centiem een sigaartje kopen en dat was echt
wat sommigen zochten en verlangden
Aan die tafel ging men ook zijn stempel halen.
Iedere kringganger had zijn boeksken en iedere
zondag kreeg men daarin zijn stempel. Het was
Lowieken Mannaert die instond voor de afstempe
ling en de bediening aan 't tafel. Lowieken, een
voorbeeldige brave jongen, knappe leerling, ijverige
misdienaar, die later een van de vele kloosterroepin
gen zou worden uit de hoogste klas van de Broeders-
school en ook kloosterling bleef.
De laatste zondag van het jaar moesten de boekjes
ingeleverd worden en werden de stempels geteld. De
eerste zondag van januri was het prijsuitdeling.
Voor het podium stond een hele rij tafels vol met
fantastische prijzen, voor ons althans. Voor de
prijsuitreiking speelden de studenten, met enkele
jonge acteurs van de Vrede, toneel. Ik herinner me
namen als Jef Lissens, Albert Brandt, Albert Moort-
gat, en ook van Jan Van Damme, die trappist zou
worden te Westmalle en voor enkele jaren de ge
schiedenis schreef van deze abdij Boek dat werd
uitgegeven in 1977 bij de Nederlandsche Boekhan
del. Ze speelden o.m. «De veldwachter van Zoute-
naaie».
Daarna gebeurde de prijsuitreiking, wat inhield dat
diegene die het meest stempels had, zich het eerst
een prijs mocht kiezen.
(wordt vervolgd)
Pierre Van Rossem