IW'n dubbelganger
«De Kring», «Broeder Beatus»
en een en ander daarrond (slot)
Achiel Vermeiren vertelt over het Lebbeke van toen
Achiel Vermeiren vertelt een «bevrijdingsverhaal»
We schreven 1944.
ÏX oorlog had een beslissende wending genomen en was op weg naar de uiteindelijke
fase. Op 1 mei 1944 was ik ondergedoken. Ik was, onder verschillende voorwendsels, een
paar maal kunnen ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling. Op een bepaald moment
echter, viel er niet meer te ontsnappen en begin mei moest ik vertrekken naar Duitsland.
Maar op 1 mei, het was toen zeker geen feestdag, nam ik mijn valies - een gewone rieten
mand -, de benen én de trein tot Asse, waar ik overstapte op «den boerentram», richting
Aalst. Mijn onderduikadres lag op Bleregem, een wijk van Hekelgem, het paradijs der
smokkelaars, waar enorm veel Brusselaars zich kwamen bevoorraden.
De smokkelaars aldaar beza- ogen, een mond die openviel Maar na enige tijd rukten ze
ten een speciale organizatie en dan ineens «Godmiljaar- het Franse binnenland in, rich-
om hun wereld te beschermen, deg...» Ik hoorde daar een ting Parijs en van daaruit rich-
Wanneer gendarmen of kon- soort vloeken die ik nog nooit ting Brussel,
troleurs van de tram stapten, gehoord had. Hij maakte zijn Het was de eerste zondag van
dan wist tien sekonden later originele krachtpatserij af met september en mijn twee toe-
heel Bleregem, dat er onraad te zeggen: «'t Es 'n grat!». komstige schoonbroers waren
op komst was. Aan iedere Enkele weken later zou ik, al me voor de eerste keer komen
draai of wending van de weg op Hekelgem ondergedoken, bezoeken. Met de fiets,
stond, van de vroege morgen met lange Soi kennismaken. Iedereen leefde in afwachting
tot de late avond, een oude Hij was" toen echt uit «den en spanning, want de geallieer-
man, een kind of vrouw en bij bak». Een der eerste huizen den waren vanuit Frankrijk
de eerste verdachte figuur die die hij aandeed, na zijn vrijla- België binnengerukt en waren
van de tram stapte, werd met ting, was dat van Lowie. Toen op weg naar het noorden,
een simpel gebaar alarm ge- we voor mekaar stonden, Wanneer het avond werd
slagen. moest ik toegeven: daar stond hoorde men in de verte ge-
Daar zou ik verblijven tot be- mijn tweelingbroer. schut. Midden in de nacht
tere en vrijere tijden. In die voor mij vreemde we- kwam Lowie mijn kamer bm-
Om het terrein te verkennen reld van zwarte handel, smok- nengestormd, in zijn slippen,
en geen risiko's te nemen, had keiaars, sluikslachting en on- zeggend: «De Engelsen zijn op
ik de reis al eens eerder gedaan voorstelbare manieren van de steenweg!»,
en was daarbij tot de bevinding geld verdienen, leefde ik. Inderdaad. Ze waren er.
gekomen dat ergens in Blere- Iedereen wist alles van ieder- Voor mij was het plots een
gem mijn dubbelganger rond- een, ze hadden geen geheimen ontzettend gevoel. Wij zijn
liep. voor mekaar. De meesten wa- "s-*
Bij de kennismaking met mijn ren ondergedoken en voort-
nieuwe tehuis, zat ik in de vluchtig, zowel voor de ge-
keuken een tas malt te drin- ndarmen als voor de Duitsers,
ken, een surrogaat voor koffie. Ik was er onmiddellijk aan-
Surrogaat was een woord dat vaard, maar het duurde enkele
we toen overvloedig in de weken vooraleer ik met hun
mond hadden, zoals nu «plura- verbaal geweld - dat onvoor-
lisme», «alternatief» en derge- stelbaar was - vertrouwd ge
lijke woorden meer. Plots raakte,
hoorde ik iemand de straat- Heel Hekelgem wist dat ik nog niet naar huis zou tcrugke-
dcur. die uitgaf in het atelier, daar zat, ze hadden me zelfs ren. Men kon nooit weten. Ik
opensteken en zeggen: «Zeg. een naam gegeven: Lange zou zeker nog een paar dagen
De lange Soi is los, hé!». Walter. Ergens in Aalst was blijven.
Lowie, de kleermaker die me iemand die deel uitmaakte van
zou opnemen en verbergen, de Gestapo en die men zo
1 begon te glimlachen. Ik hoor- noemde,
de in het atelier dezelfde sten. Ik had daar alle baat bij, want
die om Lowie vroeg. wanneer men dacht dat er on-
Op de repliek: «Hij is in de raad was, werd ook ik verwit-
keuken», werd de deur van de tigd. Zo gebeurde het dat mijn
keuken opengegooid. Ik zag toekomstige schoonvader me
de bezoeker niet, want Lowie kwam bezoeken met de fiets versnaperingen en sigaretten
stond tussen hem en mij in. en vroeg waar Louis Van Mal- uitdeelden. Hartstochtelijk be-
- Zeg, Lowie. De lange Soi is deren woonde. Dat was vol- groet, waarbij vooral de vrou-
uit den bak! doende opdat vliegensvlug ie- wen voor een belangrijke in-
- Zijdde gij daar zo zeker mand kwam afstormen, de breng zorgden. Een ander
van? antwoordde deze deur open te gooien en te zeg- beeld was de vele mannen, die
- Jao, want z'emmen em dau gen: «Lange Walter, steekt u met een armband, een pots of
zjust van de tram zien kom- weg, want d'er is daar nen kepi op het hoofd en met een
men. aardigen, die naar Lowie Van geweer of revolver in aanslag
Lowie stapte opzij en zei met Malderen vraagt!». rondliepen: de witte brigade,
een glimlach: «Es da lange De geallieerden waren geland Langs de andere kant mensen
Soi?». in Normandië en de eerste op- die uit hun huizen werden ge-
Een paar grote, verbaasde mars was stug en moeilijk, haald, uitgescholden, uitge
jouwd en opgebracht.
Voor mij kwam het allemaal
zo plots en ik voelde mij in die
vreemde omgeving een beetje
onwennig. Belangrijk voor mij
was, dat het voorbij was, dat ik
weer naar huis kon, naar moe
der, naar mijn kamertje met
mijn enkele boeken en naar
een gewoon leven.
Rond de middag was ik even in
de hof en de velden getrokken.
Ik wilde een beetje alleen zijn
met mijn gedachten.
Plots hoor ik uit de verte roe
pen: «Blijven staan en handen
omhoog!»
Ik kijk rond en zie aan een
binnenweg, waar een paar hui
zen staan, een paar mannen
die breed gestikuleren. Een
van de twee komt in mijn rich
ting. Hij roept nog eens:
«Handen omhoog!».
Het is een zeer vreemd gevoel
Plots komt een fietser de straat
ingereden en brengt het ver
rassende nieuws: «Lange Soi is
doodgeschoten! Doodgescho
ten door de Duitsers!»
De buren zien mekaar aan en
kunnen hun oren niet geloven.
Dan komt het hele verhaal...'
Enkele Duitsers, die waar
schijnlijk niet tijdig waren
kunnen ontkomen, hadden
zich verscholen in één van de
vele bosjes die Hekelgem rijk
was.
In de late namiddag had ie
mand dit opgemerkt en de
Witte Brigade verwittigd. Met
enkelen waren ze opgestapt
om de Duitsers gevangen te
nemen.
Wat er juist gebeurd was, wist
niemand. Was men te over- JKkföW'
moedig en te onvoorzichtig ge-
vv... weest? Hadden de Duitsers Missiesloet in Sinaai. De optocht van dit jaar stond in het teken van de terugkeer van
wanneer^"je jezè 1 f^önschuldig hun leven bedreigd gevoeld pater £,e Weirdt naar Sinaai, uit Japan. Er waren dan ook heel wat Japannersin de
voelt als een pasgeboren baby, door deze burgers- die voor stoet (Iv)
hen Dartizanen waren.' Resul-
niet meer opgejaagd, gewoon
weer onder de mensen mogen
komen en naar huis kunnen...
Meer dan vier maanden was ik
op Bleregem, zonder één maal
naar huis te gaan en tijdens die
gehele periode was moeder me
maar éénmaal komen be
zoeken.
's Morgens besloten we dat ik
In de voormiddag ging ik kij-
<en naar de steenweg en zag er
iet gedoe zoals het getekend
itaat in de herinnering van al
len die het hebben meege
maakt. De Engelsen die voor
bijtrokken, geestdriftig ont
haald werden en die kleine
een beetje rondslentert en je
moet je handen opsteken.
Ik gehoorzaam. Dan herken ik
de man die dichterbij komt.
Het is Lange Soi. Hij herkent
me ook. Ik zie dat hij een
revolver in de hand houdt.
Hij zegt: «Gij zijt het! Wat
loopt gij hier te doen?»
- Ja. Wat loop ik hier te doen.
Een beetje buiten zijn!
- Allez. Maak dat ge binnen-
zijt. Het is te gevaarlijk!
Ik gehoorzaam.
Nadien vernam ik dat ze een
paar Vlaamse Wachten waren
gaan arresteren. Eén hadden
hen partizanen waren? Resul
taat was en bleef dat een man
werd neergeschoten. Achteraf
had men een beroep gedaan op
de Engelsen die de Duitsers
omsingeld hadden en ze tot
overgave hadden gedwongen.
Tragisch einde van een dag die
zo mooi was begonnen. Realis
tisch gevolg was dat enkele
Witte Brigade-mannen, door
hun vrouw naar binnen werden
gesleurd, wat meteen het eind
betekende van hun carrière.
De dag nadien ben ik naar huis
gefietst. Van ver, van in Baar-
degem zag ik het slanke sil-
£41(111 dl 1 4.311.1 1.11 1-4.11 1IU41U4.11 4- 1,111 11
ze niet gevonden en ze hadden houet van de Lebbeekse kerk-
gedacht dat ik...
Ergens was ik toch verbaasd,
dat wanneer ik aan de deur
ging kijken, heel wat mannen
tot de Witte Brigade behoor
den. Ze liepen allen met
toren donker getekend staan
tegen de blauwe lucht. Einde
lijk was ik op weg naar huis en Missiestoet in Sinaai. Devotie in deze optocht van de Kindsheid Jesu (Iv)
naar een nieuwe start.
Nu, begin september 1984,
veertig jaar later, sta ik stil bij Ik heb cr geen zin in. Ik denk eraan voorafgingen en die niet ^en^is. Jk kanjillee^maar
armband en een Beweer. Het dit gebeuren. alleen aan de mens van toen en te helen waren. Ik denk ook hopen dat iedereen oog zou
kwam me een beetje vreemd Ik zie Lange Soi voor mij, aan zijn vrouw en twee kinde- aan de wonden die gemaakt hebben 'eed^en de
over. Ik kon niet duidelijk een zoals hij mij de eerste maal ren die toen achterbleven. fln'na sfpf^™ber -19,44
link leegen tussen hun aktivi- begroette, maar vooral met Ik denk ook terug aan septem- littekens hebben gelaten bij de
teiten wordien en dat tot wat zijn revolver in de hand, toen ber '44. met andere gevoelens mensen die toen kinderen wa-
hij me naar binnen stuurde. Ik dan toen. Ik denk aan de ont- ten of nog niet geboren. Ik
heb me nooit verdiept in zijn zettend vele wonden die gesla- denk aan de tweespalt die
figuur of in zijn gedragingen, gen werden in ae vier jaar die daardoor kwam en vaak geble-
ze zich nu ontpopten.
Ik kende mensen van 't verzet,
o.a mijn toekomstige schoon
vader. Ik wist een enorm ver
schil tussen de beide mentali
teiten. Maar zich vergissen is
menselijk.
Plots, tegen de avond, werd er
in de richting van de steenweg
fel geschoten. Iedereen kijkt
angstig op en vlucht naar bin
nen Iedereen stelt zich vra
gen Wat is er gebeurd? Zijn
de Duitsers teruggekomen?
Wanneer het schieten een tijd
je heeft opgehouden, gaat
iedereen de straat op om iets
meer te vernemen. Iedereen
stelt vragen aan iedereen,
maar niemand kan antwoor-
pijn der anderen en op die
manier mekaar zou tegemoet
treden.
(pierre van rossem)
Dendermonde. Een massa volk woonde de reuzenommegang bij. (v)
Dendermonde. Duizenden bezoekers waren donderdagavond
(v)
t Dendermonde opgekomen om Katuil mee te manen.
Naar Brussel gaan, dat was een evenement. Brussel
dat was ver. Ik was al ooit een paar maal met mijn
ouders bij een tante in Jette geweest. Naar de
kermis, maar zonder op de paardenmolen te zitten.
Dat was een en ander, maar Brussel dat was hét!
Daar werd het land bestuurd, daar woonde de
koning en ik was er in mijn leven één keer geweest:
bij de viering van honderd jaar onafhankelijkheid
Ik herinner me - en nu nog - dat ik op de schouder
van «pijn vader, over de hoofden heen, een stoet
gezietf heb.
Met Beatus zouden we naar Brussel gaan, naar «den
Bon Marché» en «de 1 Innovation». Het was dan ook
na een voor mij - zeer lange en rusteloze nacht,
dat we veel te vroeg naar het station trokken, want
Beatus had ons daar rendez-vous gegeven
En of hij er was? Hij kende een kinderziel en hij
hield van kinderen. Wat daarbij belangrijk was: hij
behandelde ons niet als kinderen. Aan die reis
blijven een paar onvergetelijke details nu nog
naleven.
Toen we rustig op de trein zaten, die ons tegen een
heel gezapig tempo naar Brussel voerde, vroeg hij
plots: «Hoort ge die slag?»
- Welke slag, broeder?
- Luister goed! En inderdaad, we hoorden een
regelmatig weerkerende slag
Beatus vertelde dat iedere maal dat we zo een slag
hoorden, de trein over een plaats reed. waar twee
spoorstaven mekaar raakten. Toen leerde hij ons,
hoe men, dankzij die slagen, de snelheid van de trein
kon berekenen.
Hij haalde zijn horloge boven - een horloge dat
bezat geen van ons, maar dan ook geen enkele jon
gen - en telde het aantal sekonden dat voorbijging
tussen twee slagen in. Hij kende de lengte van een
spoorstaaf en dadelijk wisten we hoeveel meter de
trein aflegde in één minuut en ook de snelheid per
uur.
In Brussel liep hij tussen ons in en ging met ons het
Koninkrijk Paleis bekijken, het Parlement, de Onbe
kende Soldaat en nog een en ander.
Hij leerde ons ook een brede straat oversteken met
druk verkeer Vooraleer over te steken moesten we
links kijken, kwam er geen vervoer dan moesten we
oversteken tot het midden, halt houden, naar rechts
kijken en pas als er geen gevaar was, verder overste
ken. Mijn hele leven heb ik dat systeem toegepast.
We deden ook de inkopen van de prijzen met hem,
maar dat vonden we niet zo interessant. Rondlopen
in de drukte van die overvolle magazijnen, zoeken
naar de stands van speelgoed, kijken en nog even
kijken, kopen en toch niet meenemen.
Dé gebeurtenis was echter toen hij met ons op de
middag ging eten. Hij nam ons mee naar de Patria
in de Broekstraat, nu reeds lang verdwenen. Het
was destijds het gebouw waaraan Ook een restau
rant verbonden was. Het had een beetje een gelijk
aardige funktie als de Kajotterscentrale, die heel
wat later ontstond en ook al enkele jaren is ver
dwenen.
Ik had nooit een restaurant van nabij gezien, laat
staan was ik er gaan eten. Bij ons binnenkomen
voelden we ons echt onwennig. Beatus behandelde
ons echter heel gewoon, maakte ons niet attent op
dit of dat en liet ons gewoon betijen.
Het was een vrijdag, dus vleesloze dag. Op de vraag
of we vis «mochten» antwoordden we natuurrijk
bevestigend. Wij aten thuis ook vis, in het beste
geval was dat stokvis. Moeder maakte dat met
gekookte aardappelen, liet de vis koken en maakte
daarbij een saus met boter en het water waarin de vis
gekookt was.
Wanneer we ons bord voor ons kregen, waren het
ook gekookte aardappelen met gekookte vis, net als
toen. Toen ik echter mijn sauskommetje kreeg
- ieder had zijn kommetje - leek die saus helemaal
niet op die van thuis. Ze was goudgeel en niet zo dik.
Wanneer ik mijn eerste stukje aardappel met saus in
de mond nam, wist ik opeens: zoiets heerlijks had ik
nog nooit gegeten. Van alles wat ik in mijn leven
heb gegeten - ik ben nu wel geen fijnproever, maar
toch - is de saus die ik met Beatus heb gegeten in de
Patria. in 1933 of '34, mij het meest bijgebleven. Wat
die sauc dan wel was9 Heel eenvoudig: gesmolten
boerenbotar!
Toen ik het thuis vertelde vond moeder dat dit een
saus was voor echte rijke mensen, niet voor ons.
Boerenboter, die aten we 's morgens, maar gemengd
met margarine, 'n Helft om 'n helft, zei moeder.
Die dag met Beatus staat als een der schoonste uit
mijn kinderjaren in mijn geheugen.
In de winter, wanneer het vroeg donker was, had
den we ontdekt dat het enorm plezierig was om
verstoppertje te spelen op de speelplaats. We noem
den dat «koesteken» De grote koer lag er dan
schaars verlicht bij. Er was alleen richt dat door de
ramen van de zaal naar buiten viel en op die manier
de speelplaats tot een ideaal oord maakte om zich te
verstoppen Maar... eens dat het donker was, mocht
er niet meer op de speelplaats gespeeld worden. Men
mocht alleen maar buiten om aan een behoefte te
voldoen en dat moest dan nog gevraagd worden.
Kinderen zijn vindingrijk, en daarom werden som
migen ongesteld. Want dan mocht men wel buiten
op de koer, om wat frisse lucht te happen. Maar...
het viel Beatus op dat er zoveel «ongezond» of
«aurdeg» werden en dat al die ongestelden tamelijk
hard en veel heen en weer liepen op de koer, met nog
heel wat lawaai erbij
Beatus heeft toen ingegrepen. Op zijn manier.
Kwam een jongen zeggen dat hij ongezond was, dan
nam Beatus hem mee naar zijn klas - een klas waar
licht was, wat niet het geval was in alle andere
klassen - en gaf aan de komediant-zieke een lepeltje
heel bittere medicijn, mét de bewering dat het
dadelijk beter zou zijn. Het was inderdaad ogenblik
kelijk beter. Wie meende ongezond te moeten wor
den, dacht aan de bittere medicijn en 't verstoppertje
spelen was uit.
.Hij wist altijd «zijn kring» - want dat was het
eigenlijk - beter en aantrekkelijker te maken. De
laatste tijd dat ik naar het patronaat ging, had hij
het middel gevonden om de harten der jongens te
stelen en waarmee hij van zichzelf het beeld schiep,
dat het langste is blijven voortleven in de herinne
ring van allen die het hebben meegemaakt.
Om 19 uur ging de bel - dat gebeurde met de grote
schoolbel wat het sein was dat alles moest worden
opgeborgen. Wanneer alle spelen waren ingeleverd,
dan ging iedereen zitten en Beatus ging vooraan op
het podium stan. Hij belde nog heel even en het werd
stil. Hij bad voor en wij antwoordden.
Daarna mochten we naar huis. Ik schrijf mochten,
eigenrijk moesten we naar huis. Want de meesten
van ons waren liever langer gebleven.
Op een dag belde hij om 18.45 uur. Wij zelf beseften
het niet, we wisten doodeenvoudig niet hoe laat het
was. Gewoonlijk werd hem, wanneer hij belde, de
vraag gesteld: «Is dat al zeven uur, broeder?». Dat
was het ook altijd, behalve die keer, die de inzet was
van enorm veel keren.
Toen na de tweede keer bellen, iedereen zich aan
bidden verwachtte, met of zonder veel overtuiging,
zegde Beatus dat hij iedere zondag een beetje vroe
ger ging bellen en. wat vertellen, als we het goed
vonden.
Gezien onze leeftijd stond onze luisterbereidheid op
dat moment op een laag pitje Pas was hij aan "t
vertellen of die hele bende woelige, vitale knapen,
zat muisstil, vol aandacht en overgave, met open
mond te luisteren
Wat kon die vent vertellen! Hoe heeft hij mij geboeid
met zijn laatste dagen van Pompei. Men had de
indruk dat hij het allemaal had meegemaakt. Het
kwam zelfs zover dat de jongens vroegen: «Is 't nog
geen tijd om te vertellen, broeder?».
Voor de kring heeft Beatus zich inderdaad ingezet
zonder beperking. Het was zijn leven.
Broeder Beatus stierf in 1947. Ziek verliet hij zijn
post van onderwijzer in de Minnestraat, waarnaar
hij was overgeplaatst, om naar Oostakker te gaan,
waar hij zou overrijden. Op zijn doodprentje staat:
«Mijn dierbare oud-leerlingen van Lebbeke, gedenk
soms broeder Beatus»
Ik heb u verteld over Beatus en ook over dingen die
niet bij hem hoorden, maar die ik heb neergepend
omdat ze als herinnering aan die tijd bij me opwel
den. Ik heb dit verhaal - als je 't zo noemen mag -
bedoeld als een kleine hommage aan deze eenvoudi
ge. grote mens.
Ikzelf behoor niet tot zijn oud-leerlingen, wel tot zijn
patronaatsbezoekers Velen van mijn generatie den
ken met heimwee terug aan de tijd van de kring van
broeder Beatus Dat we allen, zonder uitzondering,
de Kring, het patronaat met hem vereenzelvigen, is
het sprekend bewijs van de plaats die hij bij ons
inneemt. Niet alleen in onze herinnering, maar ook
nog ergens in ons hart.
(pierre van rossem)