BERT PELEMAN EN «DE NOTELAAR
DE NOTELAER
TOERISTISCHE BLIKVANGER IN HINGENE
Nadat op 2 juni 11. het jachtpaviljoen «De Notelaar» in Hingene plechtig werd opengesteld als
'toeristisch rekreatief onthaalcentrum van de Schelde', hebben we de uit Puurs afkomstige dichter
Bert Peleman, die heel wat herinneringen aan «De Notelaar» bezit, verzocht een deel ervan voor onze
lezers en lezeressen neer te schrijven.
Dat deze Klein-Brabantse letterkundige, die o.m. vijf meertalige platenboeken aan de Schelde wijdde
en sinds meer dan een kwarteeuw te Rupelmonde konservator is van het Scheldemuseum, in zich
herinneringen aan «De Notelaar» meedraagt die wortelen in zijn prilste jeugd en hem heel wat
inspiratie bezorgden, moge blijken uit volgende beschouwingen.
DE REDAKTIE
Pers, radio en televisie werden gemobiliseerd
en steunden geestdriftig de «Operatie Note
laar».
Reeds enkele maanden later geschiedde het
wonder en kocht wijlen Baron Louis Camu, de
kunstminnende voorzitter van de Bank van
Brussel, het jachtpaviljoen aan met de bedoe
ling het als buitenverblijf en trefpunt voor
kunstenaars volledig te laten herstellen.
HET GING OM MILJOENEN
Hoeveel miljoenen er werden aan besteed,
heb ik nooit juist geweten. Het enige wat ik des
te duidelijker weet, is dat in de herfst van het
jaar 1966 de besturen van de VW Klein-Bra
bant-Schelde land en van de vzw Mercatoria
werden uitgenodigd en me achteraf werd ge
vraagd bij jachthoorngeschal een feestavond te
verzorgen, gewijd aan Scheldepoëzie en
muziek.
De gastvrijheid die er toen door allerlei letter
kundigen, kunstschilders, beeldhouwers en
toondichters werd aangeboden, evenaarde de
weelde van het schitterend gerestaureerde
jachtpaviljoen. En ook nadien waren niet alleen
een ganse schare vooraanstaande landgenoten
met aan hun hoofd Prins Albert maar heel wat
kunstenaars te gast.
Na de enkele jaren dat een zoon-bankier van
wijlen mecenas-baron Camu, de fijnzinnige,
eveneens betreurde Bernard Camu, samen met
zijn lieve echtgenote op «De Notelaar» hadden
gewoond maar om beroepsredenen diende te
verhuizen, werd het jachtpaviljoen «overgehe
veld» naar de internationaal beroemde beeld
houwer Vic Gentils die er op zijn beurt enkele
jaren met zijn gezin woonde en werkte. Dit
laatste echter gebeurde hoofdzakelijk in het
machtige binnenschip-atelier dat de kunste
naar schuin tegenover «De Notelaar» liet me
ren. Ook daóraan echter kwam een einde zodat
het heerlijk herstelde paviljoen, indien het al
weer te lang onbewoond zou blijven, dreigde
opnieuw te vervallen.
Het is dan ook de uitzonderlijke verdienste
geweest van de «Vlaamse Exekutieve» met als
gemeenschapsminister van Kuituur Karei Poma
en het «Kommissariaat voor Toerisme» o.l.v.
kommissaris L.R.A. Verheyden dit tijdig te heb
ben ingezien en «De Notelaar» voortaan in
staatsbezit in te richten tot een rekreatief ont
haalcentrum dat op 2 juni jl. feestelijk voor het
publiek werd opengesteld met de afwerking
van een schitterend feestprogramma geprezen-
teerd door de laatste «Scheldefee», thans sche
pen voor Toerisme te Bornem, Monique De
Rijck.
Na de hertogelijke en edele jagers van vroe
ger, na Wannes de Veerman, na wijlen de
mecenas-baron Louis Camu en de beeldhouwer
Vic Gentils is het ditmaal de beurt aan de
Vlaamse Gemeenschap om in «Scheldediepe»
dankbaarheid «De Notelaar» zinnebeeldig tot
de levensboom te maken, veilig en diep worte-
lend in de bodem van een weelderig bloeiend,
veelzijdig Scheldetoerisme.
Bert Peleman
die zo jammerlijk «ten dode» werd opge
schreven.
Inmiddels was ook Wannes, de veerman,
reeds overgevaren naar de overzijde van het
leven.
VAN SPROOKJESKASTEEL
TOT SPOOKPAVILJOEN
Waar «De Notelaar» zelf de oorlog onbescha
digd overleefde, ging het na-oorlogse verval
des te sneller. Wat in de zestiger jaren nog
overbleef van het eertijdse weelderige jachtpa
viljoen was gewoon om bij te schreien! Deuren
en vensterramen hingen aan flarden aan de
gevel. Een deel van de koepel was met honder
den schalies de Schelde ingevlogen! Ondertus
sen echter was het hele gebouw zelf nauwelijks
aan de volledige vernieling ontsnapt toen, bij
een zware dijkbreuk, in de onmiddellijke buurt,
de dijk begaf en de bres zodanig dreigde te
vergroten dat het hele paviljoen zou worden
meegesleurd. Eerst na een dergelijke ramp
begreep men ten volle dat niet alleen de Schel-
dedijken dringend dienden te worden verste
vigd en verhoogd. Met vereende krachten werd
nadien o.m. door de VW Klein-Brabant-Schel-
deland, onder de stuwkracht van wijlen Karei
Segers en Leon Rochtus, samen met de door ons
geleide vzw Mercatoria uit Rupelmonde, te
Brussel geestdriftig gesteund door kuituurpro
motor Ach. Samoy «hemel en aarde bewogen»
om «De Notelaar» eens en voor altijd te redden.
Bert Peleman bij het overhandigen van een Scheldeboek
aan de heer en mevrouw Bernard Camu die In de zestiger
jaren het jachtpaviljoen «De Notelaarbewoonden (BP)
afgebroken, stortte echter het schilderachtige
sprookjeshuisje van de boswachter, enkele ja
ren na diens dood, tijdens een herfststorm in
elkaar en stond het jachtpaviljoen sindsdien
des te eenzamer achter de Scheldedijk.
Dat dit paviljoen alom in de streek gekend
stond als DE «Notelaar» had het meer dan
waarschijnlijk te danken aan de reusachtige
notelaar die vlak naast het sierlijke kasteeltje
zijn kruin tot tegen de paviljoenkoepel uitstrek
te. Samen met de tientallen andere notelaren
uit de buurt sneuvelde in de loop der jaren ook
déze reus door de niets ontziende bijlen van de
houthakkers. Zonder daarbij te vergeten dat
ganse rijen notelaren, die tot vóór 1940 de
Scheldedijken sierden, verkoolden door de in
brand geraakte Schelde die door de leegspoe-
lende mazouttanken uit de industriezone van
Hoboken en Hemiksem bij het begin van de
tweede wereldoorlog in een vlammenzee werd
herschapen. Niet zonder heimwee denken
sindsdien de honderden paartjes die ooit aan
de «Notelaar» hebben gevrijd en er besloten te
trouwen terug aan de wonderbare levensboom
«DE NOTELAAR» ALS LEVENSBOOM
Wanneer ik u vertel dat «De Notelaar» in
Hingene van in mijn verste kinderjaren een
belangrijke rol heeft gespeeld, wil ik u niet
langer verbergen dat ik van mijn vierde tot
zesde 'levensjaar' door Wannes, de toenmalige
veerman van «De Notelaar», driemaandelijks
van Hingene naar Steendorp werd overgezet
om er bij de Zusters op kostschool mijn eerste
woorden... Frans te gaan leren!
Beeld u inderdaad in dat de, voor enkele
jaren afgebroken zusterlijke kostschool, des
tijds ook in Klein-Brabant bekend stond als een
gestreng 'pensionnat pour petits gargons' waar
de kinderen niet alleen Frans maar ook... goe
de manieren werden bijgebracht.
Met dit doel werd ik, samen met mijn oudere
broers Egied en Maurits, elke trimester door
mijn vader zaliger met een 'tonnootje', getrok
ken door een vuiige pony, naar «De Notelaar»
te Hingene gevoerd om van daaruit door Wan
nes de Schelde te worden overgestoken.
Hoewel deze bewogen ritten en overvaarten
meer dan een halve eeuw achter mij liggen,
herinner ik me nog glashelder hoe het allemaal
verliep: langs een levensgevaarlijk kasseiwe
geltje op het gehucht Klein-Mechelen in het
hertogelijk Hingene door een paradijselijke
(sindsdien jammerlijk gesneuvelde) Notelaren-
dreef achter de Scheldedijk het beroemde jacht
paviljoen te bereiken!
Hoe het verder verliep en wat ik als vierjarige
knaap te Steendorp beleefde, hoop ik later in
een afzonderlijke bijdrage neer te schrijven.
Vermits het echter ditmaal, in verband met zijn
openstelling als jongste blikvanger van het
Scheldetoerisme speciaal om «De Notelaar»
gaat, wens ik me eerder strikt te houden aan
wat het jachtpaviljoen destijds en ook later,
niet alleen voor mij. maar ook voor duizenden
andere Kleinbrabanders heeft betekend en nog
steeds gedeeltelijk betekent:
nen trap de Scheldedijk op om zo beneden de
dijk door Wannes naar zijn veerboot te worden
«geloodst».
Hier dien ik er meteen op te wijzen dat, naast
heel wat andere uiterlijke veranderingen, enke
le jaren geleden bedoelde arduinen trap, vlak
naast het jachtpaviljoen gelegen, werd afge
broken. Zodat wie nu uit de richting Temse
wandelend op de Scheldedijk «De Notelaar» wil
bereiken, eerst nog een «ommetje» van een
honderd meter dient te maken om langs een
nieuw aangelegde trap de dijk af te dalen.
Maar ook in de overige onmiddellijke omge
ving van «De Notelaar» werd er in het bestek
van een halve eeuw heel wat gewijzigd.
Vooral het aanschijn van de Schelde zelf, die
sindsdien ter plaatse zwaar aanslijkte waar
door hier en daar schorren ontstonden en de al
te zwakke dijken met de hobbelige kronkelwe
geltjes vol «bruine vlaaien», er neergelegd door
de grazende koeien die zich met hun voorste
poten tot in de Schelde waagden, werden gron
dig gewijzigd.
Maar ook het beeld achter de Scheldedijken
te Hingene veranderde sterk. Goddank bleef er
bij het begin van de vroegere Notelarendreef de
afspanning «De Oude Poort», waar we reeds
als student op de «bollebaan» gingen spelen en
onze eerste «Duvels» dronken. Alleen de «bolle
baan» hield blijkbaar geen stand.
Tussen de «Oude Poort» en «De Notelaar»
verdwenen eveneens enkele typische huisjes
die jammerlijk vervielen en ineenstortten.
TUSSEN VEERMAN EN BOSWACHTER
Zo stond er destijds slechts op een stevige
boogscheut van «De Notelaar» het witgekalkte
peperkoekenhuisje van de hertogelijke bos
wachter. Een romantisch huisje met groene
vensterluiken en 's zomers een rij rode gera
niums op de vensterbanken.
«Rosse Fil» noemden we de boswachter, hoe
wel ik eerst veel later vernam dat hij helemaal
Het jachtpaviljoen «De NotelaarIn 1967 met als ere-
genodigden van de toenmalige bewoner Bernard Camu
(vierde links) sekretaris Van Goethem van Steendorp,
burgemeester A. Depuydt van Rupelmonde, fotograaf Willy
Kessels, kuituurpromotor Leon Rochtus en dichter Bert
Peleman (BP)
niet Fil heette maar naar het schijnt Isidoor.
Een uiterlijk vervaarlijk man scheen hij met een
roste haarbos, een verweerd gelaat vol sproe
ten en een ruwe mond met een hazelip. Omdat
de stropers maar al te goed wisten dat de
boswachter met scherp schoot en niet alleen
overdag zijn geweer droeg maar er, naar be
weerd werd, 's nachts mee sliep, durfden hoog
stens roekeloze waaghalzen, op gevaar van
hun leven, het «Zand», zijnde de toenmalige
wildernis langsheen «De Notelaar» betreden.
Alleen Wannes, de veerman, was het gegund
nu en dan bij nacht een lichtbak te zetten en
een haas te stropen. Als tegenprestatie bood
dan de hertogelijke herbergier in zijn staminee
de boswachter méér dan één «bruine» aan. Het
is trouwens bij een dergelijke «wisselwerking»
dat ik als kind «Rosse Fil», op bezoek bij
Wannes, de veerman, van nabij leerde kennen
en het helemaal niet de vervaarlijke, ruwe
kerel was waarvoor al te velen hem hielden.
Lang voor de eerste arduinen dijktrap werd
ALS EEN SPROOKJESKASTEELTJE
Vooral door zijn schitterende ligging aan de
Scheldedijk bekeek ik reeds als kind het pron
kerig jachtpaviljoen uit de 18de eeuw met zijn
sierlijke koepel als een soort sprookjeskasteel
tje, ontworpen door architekt Payen, met niet
zover vandaar het, naar omvang heel wat
grotere, hertogelijke kasteel van «duc d'Ursel»
te Hingene en het grafelijke kasteel van Marnix
van Sint-Aldegonde te Bornem.
Alweer van in mijn verste kinderjaren ging
mijn voorkeur evenwel uiteindelijk naar het
schattige, architekturale juweel hoewel het
reeds in die jaren van aristokratisch paviljoen,
waar nu en dan adelijke jagers vertoefden, was
omgeschakeld tot demokratische woonst van
Wannes de veerman die op het gelijkvloers een
«staminee» openhield.
Daar was het dat we, eveneens driemaande
lijks, door wijlen mijn vader vóór de overvaart
naar Steendorp werden getrakteerd op een
onschuldig «limonaatje» geschonken uit een
groen flesje met in de hals een marrebol die
Wannes, de robuuste veerman, met een krach
tige, vette duim de diepte in duwde.
Nadat ook vader, die boven een «limonaatje»
een krachtige pint Rex-bier (waarvan het
schuim aan zijn snor bleef hangen) verkoos, zijn
glas had geledigd, stapten we langs de ardui-