HERINNERINGEN VAN EEN FLANDRIEN 48 - £.4.1985 - De Voorpost Vijfenveertig jaar geleden won hij met meer dan negen minuten voorsprong de veertiende Ronde van Vlaanderen. Die overwinning blijft voor Frans Bonduel de mooiste uit zijn lange wielerloopbaan. Nochtans, toen hij begin van het wielerseizoen 1947 afscheid nam van de prof wielrennerij, stond zijn n»«m op het palmares van zowat alle grote wielerwedstrijden. Zelfs 1946 was nog een goed jaar geweest en de kollega's, Rik Van Steenbergen was toen jonge prof, wilden hem nog wat in het peloton houden. Maar Frans Bonduel had toen een bijna kwarteeuw lange wielerkairière uitgebouwd en kon in schoonheid afscheid nemen van een sport die hem zoveel vreugde, zoveel welvaart had geschonken. Die wetenschap maak te het afscheid voor de Dendermondse kam pioen heel wat draaglij ker. En nu, bijna veertig jaar later, kan Bonduel nog levendig vertellen over de heldendaden van toen, over het zware la beur in de wielerpelo- tons voor de oorlog. Hij heeft het over de Ronde van Vlaanderen 1930 die nog werd verreden met vaste pion. Hij kan de eindspurt van Parijs- Brussel doen herleven alsof hij vandaag voor onze ogen wordt betwistr Baasrode De suksesstory Frans Bonduel begint te Baas rode op 26 september 1907 wanneer hij als jongste uit een gezin van acht kinderen ter wereld komt. Frans kent een zorgeloze jeugd en een van zijn oudere broers brengt hem de hef de tot de fiets bij. Die oudere broer, zelf geen onverdienstelijk renner, moet gaan werken en benjamin Frans krijgt de koer8fiets en mag van zijn ouders verder de wielersport beoefenen. Ze hebben zich die beslis sing vast nooit beklaagd want hun Frans wordt een van de toprenners van de jaren dertig. Op vijftienjarige leeftijd stopt hij zijn studies aan het kollege te Dender- monde, is enkele jaren later één van Vlaande- rens beste broodrenners en zal dit bijna twintig jaar lang ook blijven. Dilecta De jonge Bonduel doorloopt, weinig opval lend eigenlijk, verschil lende nu verdwenen ka- tegorieèn maar amper vijf jaar na zijn eerste koers, hij is dan nog geen 21, rijdt Frans al bij de beroepsrenners. «Ik ben nooit gaan werken», vertelt de nog altijd sportieve Bonduel. Als het weer meezit rijdt hij rustig nog een paar kilometers langs de Dender- en Scheldeoe- vers. «Pas achttien kon ik rijden bij de junioren, dat waren toen de ama teurs van nu. Ek won bij die kategorie in 1926 trouwens de 'Ster der Junioren', een driedaag se wedstrijd door Vlaan deren en de voorloper van de Ster der Ama teurs nu. In 1928 werd ik beroepsrenner. Belgi sche wielerploegen wa ren er toen nauwelijks en de renners die er bij aangesloten waren kre gen weinig gelegenheid in het buitenland te gaan koersen. De ploe gen konden de verre ver plaatsingen niet bekosti gen en in België zelf wa ren toen weinig profwie lerwedstrijden, een der tigtal misschien. Alleen de Ronde van Vlaande ren was toen al een wie- Iermonument waarin ook buitenlanders voor de bloemen en de centen meestreden. De meeste wedstrijden van betekenis werden rond de jaren dertig, en dat zou pas veranderen na Wereldoorlog II, in Frankrijk betwist en daar waren dan ook de echte grote wielerploe gen uit die tijd. Ik had geluk, weeral, en kon een kontrakt tekenen met Dilecta', een groot Frans wielermerk. In die ploeg bleef ik rijden tot bij mijn afscheid in 1947. Bijna twintig jaar lang dus. 'Dilecta' bleef in de wielrennerij tot rond de jaren vijftig. Di lecta' was een echt pro fessioneel uitgebouwd team. Al ons materiaal kregen we, zelfs ons on dergoed werd door de firma geleverd. De ver zorging was er uitste kend. De begeleiding ver op haar tijd vooruit. We reden op basis van een maandloon, maar voor een overwinning in een grote wedstrijd werden door de grote baas van Dilecta' soms fenomena le premies uitgeloofd. Men kon toen op één dag een huis verdienen.» Ronde van Frankrijk en André Lednc «Als jong beroepsren ner werd men toen geacht onmiddellijk te tonen wat men kon. Het systeem van kopman en knecht bestond nog niet. Pas na de tweede wereld oorlog kwam dat op gang. Mijn eerste jaar bij de profs won ik het Franse 'Criterium der Arendjes', toen een be langrijke wielerwed strijd. Het jaar nadien ging ik naar mijn eerste Ronde van Frankrijk. Een hele belevenis. Ik kende geen woord Frans, ook nu kan ik slechts hier en daar een woordje meepikken, want in onze ploeg werd bijna geen Frans ge sproken. Bijna alle ren ners bij Dilecta waren trouwens Vlamingen. Die eerste Tour beviel me wel. Op zeker ogen blik stond ik zevende in de rangschikking maar in de rit over de Galibier brak ik eerst mijn rem en later ook nog de ket ting. We moesten toen de herstellingen nog zelf uitvoeren en van fiets veranderen mocht zeker niet. Pas in 1936 werd dit toegestaan en dan slechts in de laatste der tig kilometer. Die twee tegenslagen kostten mij toen ongeveer een uur bij de aankomst. De rit ten waren toen veel lan ger dan nu, vaak meer dan 300 kilometer, en, vermits de snelheid niet zo hoog lag moest er steeds vroeg in de mor gen gestart worden. Tijdritten werden nooit ingelast. Dat jaar won Maurice Dewaele de Tour die over 5286 kilo meter was uitgesmeerd. Het volgende jaar werd ik, het was toen 1930 en het eerste jaar waarin met nationale ploegen werd gereden, geselek- teerd en won ik in ver schrikkelijk slecht weer, de rit Evian-Bel- fort. Mijn beste Tour de France werd die van 1932. Alhoewel ik geen specialist-klimmer was won ik twee bergritten (Luchon-Perpignan en Perpignan-Montpellier). André Leduc won zijn tweede Tour. Leduc, die volgens mij de beste ron derenner van die tijd was. Hij behaalde toen zo maar eventjes zeven ritoverwinningen. De Belgische ploeg had het nochtans goed gedaan. Georges Ronsse werd vijfde en ik werd zesde in de eindrangschik king.» Ronde van Vlaanderen 1930 Bonduel kan heerlijk vertellen. Hij weet nog precies hoe al die wed strijden verhepen. Wie er won en waar de beslis sende fase lag. Mis schien wel de mooiste ze ge uit zijn lang palma res haalde Frans Bon duel in 1930. De Ronde van Vlaanderen. «In de koersen van toen werd er weinig ge cijferd. Degene die het hardst kon duwen werd dikwijls ook de winnaar. Natuurlijk ook omdat er van ploegenspel amper sprake was. Zo ook in de Ronde van Vlaanderen 1930. Er werd toen nog gereden met een vaste pion zodat er van bij de weer die verschrikkelijk slechte wegen, vaak aar dewegen. Met vier raak ten we vooruit: Ronsse, Van Ruysselberghe, Os car Houtman en ikzelf. Van Ruysselberghe viel even na Harelbeke weg, Ronsse moest er af even na Oudenaarde en Hout man kreeg de klop in Zottegem. Mijn gezellen werden trouwens allen nog voorbijgestoken. Mijn voorsprong in Wet- teren bedroeg ruim ne gen minuten. Bordeaux-Parijs was toen de wedstrijd waar aan de vetste prijzen ver bonden waren. Ook toen werden vele kilometers achter een gangmaker gereden. Maar die zaten toen niet op een motor maar fietsten eveneens. Drie voor elke renner om die uit de wind te zetten. Na een paar kilo- goede raad in absoluut meerijden in de doden- koers Parijs-Brest-Pa- rijs. De koers werd slechts alle tien jaar georganiseerd. Een hel se tocht van 1200 kilo meters. Er werd vrijdag vertrokken en pas zon dag kwamen we weer in Parijs aan. De ploegdi- rektie was tevreden dat ik wou meedoen want Dilecta wou ook in de koers aanwezig zijn. Maar het hep verkeerd. Volgens mij, en dat ge beurde vroeger wel meer, werden we zonder dat we er erg in hadden door de verzorgers ge drogeerd. Op eigen ini tiatief heb ik nooit een middel gebruikt. Het werd toen trouwens wei nig gedaan. Enfin, ik kwam van die koers te- Wielrennen. In 1946 was Frans Bonduel in Parijs-Nice nog goed voor een r derde pUmtS 'n eindstand- Hij feliciteert hier winnaar Camelini (It.) gereden renner.» «wet kkin de Wielrennen. Het is helemaal anders geworden, zegt Frans Bonduel. In onze tijd bestonden er geen kopmannen en geen knechten. Iedereen reed voor zijn korst» foto piet hermans Wielrennen. Frans Bonduel, ooit winnaar van de Ronde van Vlaanderen (foto piet hermans) start tot aan de aan komst vaak meer dan tien uur moest worden doorgeduwd. De Ronde van 1930? Het parkoers lag heel anders dan nu. Vertrek in Gent en dan via Eeklo en Brugge naar de kust, dan over Roeselare en Izegem naar Kortrijk richting Harelbeke en Oudenaar de om via Aalst in Wette- ren toe te komen. Ja, misschien minder zwaar dan nu met slechts drie bergen: de Kwaremont, de Kluisberg en de Ede- laereberg. Maar dan meters kregen we dan nieuwe mensen voor ons terwijl de eersten dan een poosje konden rus ten. En zo steeds verder. 1930 was voor mij schit terend begonnen, maar dat jaar werd ik in Bor deaux-Parijs aangere den en moest een tijd in het ziekenhuis blijven. Dat wielerjaar was voor mij meteen gedaan.» Poriji - Brest - Parijs: dodenkoers «1931 begon ook slecht. Ik wou tegen alle Parijs-Brussel 1939 was precies een lijk dat ik in Dendermonde zag toekomen,» vertelt de nog kwieke mevrouw Bonduel tussendoor. «De rest van dat seizoen had ik nodig om weer op peil te komen. 1931 was een mager jaar. Parijs- Brnssel en hel temperament «De wedstrijd die me het best lag was Parijs- Brussel. Waarom? Ik heb er geen uitleg voor. Geluk 8peelde toen een grotere rol dan nu. We waren volledig op on szelf aangewezen, bij de- fekt konden we niet re kenen op ploegmaats en hulp van een volgwagen was ook heel zeldzaam. Erelijsten vergelijken tussen renners van toen en van nu is daarom bij na onmogelijk. In Pa rijs-Brussel 1934 waren we met vijf vooruit: De Caluwé, Romain Maes, Rebry, Vervaecke en ik zelf. Vijf Vlamingen. In de spurt waren we el kaar zowat waard, hoe wel De Caluwé welhcht de snelste moet geweest zijn. Ikzelf was het best in lange spurten. Ik be gon dan ook van erg ver met De Caluwé in het wiel en kon verrassend tot op de eindmeet standhouden. De Calu wé heeft nooit goed kun nen begrijpen hoe hij toen geklopt werd. Het jaar nadien won hij de koers. Mijn mooiste Parij Brussel was echter die van het jaar 1939. Ik reed toen lange tijd met Lucien Vlaeminck in de aanval maar al snel mocht Lucien van zijn sportbestuurder geen kop meer nemen. Ik ging dan maar nog wat forser op de pedalen du wen. Ik reed vaak op mijn temperament, soms misschien te veel. In de omgeving van Wa terloo moest Lucien er af en met bijna drie minu ten voorsprong kwam ik in Brussel toe. In ver schrikkelijk slecht weer behaalde ik, net voor bij ons de oorlog zou bin nenvallen, één van mijn mooiste zeges.» De weerelementen en de ploegmaats «Regen en wind zijn voor mij steeds bondge noten geweest. In dat opzicht was ik nog een echte Flandrien. In 1939, het jaar waarin ik mijn laatste Parijs-Brus sel won, reed ik ook Pa rijs-Nice. De rittenkoers naar de zon. Zon zagen we dat jaar echter niet veel. Wel sneeuw, sneeuw en nog meer sneeuw. We konden slechts rijden in de spo ren die de auto's hadden getrokken. In autobus sen werden we over de cols gereden want op de fiets was het onbegon nen werk. Onze schoe nen stonden vol sneeuw water en toch werd er een rit gereden tegen een gemiddelde van bo ven de 45 kilometer per uur. Ik won dat jaar trouwens een etappe en werd tweede in het eindklassement. Ook Parijs-Tours van 1939 is een verhaaltje waard. Het einde van het seizoen. Nu de Grote Herfstprijs. De fabrie ken van Dilecta waren gevestigd in Le Blanc in de streek van Tours en de grote baas zou in ge val van een overwinning 20.000 Franse frank als premie geven. Een heel kapitaal toen. In de fina le waren we met drie renners van onze ploeg in de kopgroep: Achiel Buysse, Ritserveldt ikzelf. Ik beloofde aan mijn twee gezellen 1500 frank ingeval van een overwinning. Ze gingen beiden akkoord. Achiel Buysse leverde fantas tisch werk maar Ritser veldt scheen kapot te zit ten. Tot hij een paar ki lometers voor Tours zelf in de aanval ging. Hij werd bij gebeend en door mij en Achiel uitgekaf ferd. In de sprint liep het dan toch nog goed. Ik behaalde de zege. De 20.000 frank werden echter verdeeld onder ons drie. Voor ons geza menlijk werk in de finale.» De oorlog en hel afscheid «1939 was mijn meest suksesvol jaar. Maar toen was er dus de oor log. Een lelijke streep door de rekening van een 32 jaar oud beroeps- renner. Er werden wei nig koersen gereden en financieel werd het voor ons een minder goede tijd. Bij Dilecta werden we nog maar zeven maand per jaar betaald. Bij veel andere ploegen was er trouwens hele maal niets meer. Toch kon ik in kleinere koers- jes nog goed mijn brood verdienen maar de oor log kostte mij toch veel geld. Als training reed ik regelmatig naar het Westvlaamse Lichtervel- de. Ik bracht dan spek, boter en eieren mee. Eens werd ik op de te rugweg te Appels door een rijkswachter tegen gehouden. Hij vroeg me wat er in de koerszak stak. Ik zei hem dat er een reservetube en wat materiaal in zat en ik mocht met spek en eie ren doorrijden naar Sint-Gillis-Dendermon- de waar wij een klak ken- en hoedenwinkel hadden geopend. Na de oorlog in 1945 reed ik geen belangrijke koer sen mee maar in 1946 begon ik uit verveling toch weer te koersen. Ik haalde weer wat goede resultaten in grotere wedstrijden en ook voor 1947 vroeg ik ÏL igv een tie aan. Bijna v« i, en de ouderdomst^' van het peloton, begin van het ging ik naar Parij nieuwe fiets halen ,p' training kwam ik n nat fiets naar huis. Ai laad grens werd ik da douane uren opgi den omdat de fiets gelood was. Ik liep j' een zware verkout 1 op en meteen was jde mij het profwielre definitief voorbij. Herinnering Frans Bonduel 1 77. In de kloeke man die regelmatig cht zijn nieuwe toeri ndei fiets een twintigtal meter in de omgei fietst herkent bijna mand meer de wiel dette van toen. En duel vraagt daar niet om. Sport is altijd zijn lange maar nu kijkt hij het liefst naar voetb Eddy Merckx? Ja, :rl,J was de grootste alle^ den. Zo komt er meer. En Freddy Maert jjfi Daar was Bonduel jl va lang een groot suj ee ter van. Maar wat nu echt met die jos gebeurd, vraagt hij zorgelijk af. Veel ex ners komen er bij niet meer over de Maar ja, er zijn er o|cnt' zoveel gestorven, journalisten laten niet meer zien. Wie' er zondag, vijfenvi i jaar na Frans Bonif de Ronde van Vit ren? Bonduel heeft zijn tiercé klaar: deraerden, Sean en Eddy Plancl Ook Kuiper zal ni< zitten. Het verleden doet Bonduel geen pijn.1 de, vergeelde foto'sA den soms in gezel» B van vrienden nog bovengehaald. fg, Frans Bonduel, de i m ner die in 1947 als derdomsdeken uit peloton verdween, B het applaus, het geju 1(j1 uit duizenden kelen m een mooie herinnel »oo achter. Huoo Ai ir: 1 n K ickaA nietfl loet' REPORTAGE

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1985 | | pagina 48