Pastoor J. De Buckplaats
smoel .rekkers
H. Sakramentsprocessie,
meer dan ooit een gebedstocht in Wieze
Lebbekenaar Achiel Vermeiren vertelt...
PASTOOR DE BUCK
Groot-Lebbeke
op z'n smalst
8 - 6.6.1986 - De Voorpost
Ter inleiding
In elke gemeente bots je tegen stra
ten aan die de naam dragen van een
of andere belangrijke figuur. Soms
zyn dat namen van vorsten of vor
stinnen, staatslieden of VIP's uit de
wetenschap, kunst en kuituur.
Vaak hebben straten ook een naam
die verwijst naar iemand uit de
eigen gemeente. Behoort die man of
vrouw niet meer tot de levenden
en dat is meestal het geval dan
gaan de jongeren zich afvragen:
Wie was die man? Waarom werd
haar naam gebruikt als straat
naam?
Echt verwonderlijk is het overigens
niet dat niemand wat afweet van
deze figuren: de geschiedenis gaat
vaak de zgn. 'kleine' dingen
voorbij.
Om die leemte op te vullen stond
Achiel Vermeiren stil by de vijf
straatnamen in de gemeente Lebbe-
ke, die naar een persoon verwyzen.
Hy behandelt ze in alfabetische vol
gorde, zoals ze in de adressenlijst
van de gemeente, daterend uit 1981,
voorkomen.
In de volksmond heten we nog vaak,
zelfs nog zeer vaak, de 'Pastoor De
Buckplaats' 'de kleine plaats' zoals ze
vroeger officieel heette. Pas in 1940 werd
ze naar pastoor Henri Jules De Buck
genoemd.
Op 3 juli 1937 was Henri Jules De Buck
pastoor geworden op de Lebbeekse O.-
L.-Vrouwparochie, waar hij Richard
Gemeente IEBBEKE
PLAATS
Lebbeke. De Pastoor De Buckplaats in Lebbeke (foto G. Breckx)
Lebbeke. Pastoor De Buck
Emmanuel Goethals opvolgde die er
vanaf 29 september '31 zijn voorganger
was geweest. Pastoor De Buck stierf te
Lebbeke op 16 februari 1950. Hij was
een volks en geliefd priester en pastoor,
maar toch niet die uitzonderlijke figuur
om van hem de enige pastoor te maken
wiens naam op een straatnaambord
prijkt.
Hij stelde echter tijdens zijn verblijf te
Lebbeke een daad, die de algemene
dankbaarheid van de Lebbekenaars zou
losweken en die zou worden omgebogen
in een blijvend gebaar aan een straat, die
om niet direkt verklaarbare redenen
'plaats' werd genoemd, zijn naam te
geven.
Die daad dateert uit 1940. In de maand
mei van dat jaar was de oorlogsgruwel
over ons land gespoeld en om precies te
zijn op 10 mei, in de vroege ochtend,
waren de Duitse troepen ons land bin
nengevallen. Op 14 mei werd via de
radio omgeroepen dat alle jonge mannen
van 16 tot 35, die tot de wervingsreserve
behoorden, zich naar leper of Roeselare
moesten begeven.
Nu moet je weten dat dit bevel, hoe hard
en onlogisch het ook mocht klinken en
met alle vraagtekens die er toen werden
achtergeplaatst, voor velen, hoofdzake
lijk de ouders dan, een opluchting bete
kende. Velen onder hen herinnerden
zich maar al te goed de gruwelen en
moordpartijen bii de inval van de Duit
sers in 1914.
Voor vele ouders die hun kinderen
want dat waren het toen nog zagen
vertrekken, was het niettegenstaande hun
verdriet ergens toch een opluchting te
weten dat hun kinderen op die manier
ontsnapten aan een heruitgave van 1914.
Vanaf 15 mei was de uittocht begonnen.
Velen vertrokken met de fiets. Anderen
die over geen fiets beschikten en die
waren er toen meer dan men nu veron
derstelt met de trein. Ikzelf ben met de
trein vertrokken uit Dendermonde, op
woensdag 15 mei in de namiddag, om na
enorm veel tribulaties, de volgende
woensdagmorgen uit te stappen in de
omgeving van Boulogne (Pas-de-Calais)
(Frankrijk).
Op een bepaald ogenblik echter werden
de bruggen over de Somme opgeblazen
om het oprukken van de Duitse troepen
te beletten. Wat echter betekende dat
duizenden jongeren de pas werden afge
sneden om door te reizen naar Zuid-
Frankrijk. Iets waar een gedeelte reeds in
geslaagd was.
Wie de Somme niet over was geraakt was
dan ook na een twee- a drietal weken
t opnieuw thuis. Anders was het gesteld
met wie erin geslaagd was door te reizen
naar Zuid-Frankrijk.
In verband met hun lot halen we een
paar historische gegevens uit het belang
rijke boek «1940: La grande Exode»,
verschenen bij Duculot-Paris-Gembloux
1983, van de hand van Jean Van Wel-
ckenhuyzen, direkteur van het navor-
sings- en studiecentrum van de geschie
denis van de tweede wereldoorlog.
Op 20 mei komen enkele officieren aan
te Toulouse, waar twee dagen later de
eerste treinen met geëvacueerden worden
verwacht. Het auntal dat op weg is naar
Zuid-Frankrijk wordt op 40.000 geschat.
Bij hun aankomst te Toulouse worden ze
verspreid over 82 kantonnementen,
waaronder het Gemeentelijk Sportpaleis
dat er 2.200 kan herbergen, de kleinste
kantonnementen zijn leegstaande villa's
waarin er ongeveer veertig worden on
dergebracht. We halen uit het boek een
getuigenis van generaal Demart (we re
sumeren): De staf van het XVII CRAB
werd op 24 mei gevestigd te Toulouse en
beschikte over een totaal van 9 mensen
(officieren en anderen). Er was op dat
ogenblik geen bezoldiging, geen soldij,
geen lokalen, geen ravitaillering, bijna
geen onderrichtingen, maar daartegen
over het immens probleem van opvang,
herbergen, kleden, voeden enz. Boven
dien hoopte men die tienduizenden jonge
ren nog militair te onderrichten.
De houding van de Franse bevolking,
die aanvankelijk niet onvriendelijk was,
zou na de /capitulatie op 28 mei meer
vijandige vormen aannemen. Op een
bepaald moment was het de bedoeling
deze jongeren in te zetten om een nieuwe
verdedigingslijn te maken voor het Fran
se leger. De snelle en onstuitbare opmars
van de Duitse troepen en de ineenstorting
van het Franse leger én de uiteindelijke
kapitulatie door maarschalk Pétain, zou
dit voorkomen.
In het zuiden van Frankrijk zaten dus
enkele tienduizenden jonge mensen over
geleverd aan een massa toevalligheden,
waaraan nooit iemand had gedacht en
waarvoor ook geen voorzieningen waren
vastgelegd.
We citeren een belangrijke getuigenis van
Pol Le Tellière, d.d. 22 juni, opnieuw uit
het boek 'La grande Exode': «De zaken
gaan slecht. Meer weet men niet. We zijn
zoals kurken op een woelige zee.»
Over de hoofden van onze jongens heen
wordt heel wat gepalaberd, ook over een
mogelijke terugkeer. Sommigen van on
ze jongens vinden een onderkomen op
een boerderij, maar het grootste gedeelte
wordt ondergebracht in barakken en
kampen, die gediend hadden als opvang
der vluchtelingen voor de Spaanse bur
geroorlog, echte broeinesten van alle
ongedierte, hoofdzakelijk luizen en
vlooien. Min of meer aan zichzelf over
geleverd, wachten ze daar, hopend op
een vlugge terugkeer naar huis, maar
zonder enig vooruitzicht.
In het thuisland leven de ouders in
enorme ongerustheid over het lot van
hun kinderen, zich angstig afvragend
hoe ze het maken en wat er van hen moet
geworden.
Druppelsgewijze komt er informatie
over onze jongens en hun levensvoor
waarden. Overal rijst de vraag waarom
men niets doet om hen terug te laten
komen of terug te halen.
Dan stelt pastoor De Buck die grote,
onvergetelijke daad. Hij trekt samen met
Pieter De Mol, wiens bijdrage enorm was
bij deze onderneming, naar Zuid-Frank
rijk op zoek naar onze jongens. Zij
waren de eersten in het land om deze
daad te stellen en tot een goed einde te
Maar zo eenvoudig als ik dit alles neer
schrijf, was dit zeker niet. Een prachtig
en boeiend relaas over deze onderne
ming en het verloop ervan bracht Pieter
De Mol tijdens een praatavond, georga
niseerd door de 'Orde van Lietbeka', op
26 april 1985, daarbij geïnterviewd door
Juul De Neef, die een der eersten was die
in Zuid-Frankrijk werd opgepikt en het
hele avontuur want dat was het
meemaakte.
We willen dit hele relaas hier niet over
doen, maar echter een paar belangwek
kende details geven. Een autobus zou
teveel geslikt hebben aan benzine en
daarom werd er gereden met een vracht
wagen, bestuurd door Leon De Decker
uit Buggenhout.
Ze hadden enkele honderden liter benzi
ne bij zich en twintig broden. Op de
kamion prijkte een groot spandoek:
'Hier Lebbeke', wat door de Fransen
gelezen werd als 'Hier (gisteren) Leb
beke'.
Op 19 juli vertrokken, keerden ze terug
op zondagavond 28 juli. Uit een artikel
terzake verschenen in 'Het nieuws van
den dag', verschenen op 2 augustus
1940, lichten we enkele fragmenten. On
der de rubriektitel 'Onze vluchtelingen in
onbezet Frankrijk', lezen we wat volgt:
Lebbeke geeft het voorbeeld. Onder de
leiding van den E.H. Pastoor werden
veertig jongelingen uit de ellende der
Franse kampen gehaald.
Dat het vraagstuk van der repatriëring der
jongeren, burgers en soldaten uit Frank
rijk thans meer dan ooit de openbare
mening bekommert, blijkt uit pogingen
van verschillende zijden om dien terug
keer te bespoedigen... Zo gelukte het den
E.H. Pastoor van Lebbeke veertig jongens
van de gemeente in onbezet Frankrijk op
te sporen en thuis te brengen. Maar wat
deze zending in Frankrijk beleefd heeft,
bewijst dat deze private ondernemingen
volstrekt van geen leien dakje lopen.
Na een tocht van tien dagen is de zending
uit Lebbeke weergekeerd met de gezochte
jongens. Drieduizend kilometer werden op
die tijd afgelegd. Men kan zich een denk
beeld vormen van de krachtinspanning die
geleverd werd door drie personen, de 60-
Lebbeke. De Lebbeekse gerepatrieerden poseren bij hun terugkeer op de
trappen van het gemeentehuis. Het is eind juli 1940.
jarigen E.H. Pastoor De Buck, M. Pieter
De Mol en M. Leon De Decker, met een
vrachtwagen op dien eindelozen tocht.
Toen ze te Lebbeke terugkwamen sloot
dan ook het ganse dorp zich aan bij de
openbare dankzegging aan O.-L.-Vrouw
van Lebbeke.
Het wedervaren van de Lebbeekse zending
in Frankrijk brengt licht over de toestand
in Zuid-Frankrijk en bevestigt ook de
pijnlijke verhalen die de terugkerende
vluchtelingen vertelden.
Ze bezochten een kamp in het departe
ment Herault, waar ze een ernstigen zie
ken 16-jarigen Lebbekenaar aantroffen.
Het eten in dat kamp bestond uit 100 gram
grof, zuur brood, 's middags een halve
liter onwelriekende soep, 's avonds bo
nen. Dit regiem was alle dagen hetzelfde:
brood, soep en bonen. Geneeskundige
verzorging was in dit kamp niet; bij gebrek
aan geld voor geneesmiddelen.
In een ander kamp in de Crau-vlakte zit
het vol ongedierte, de jongens vluchten er
's nachts uit de barakken om in open lucht
te slapen. Er is volstrekt geen mogelijk
heid om zich te wassen in het kamp. Een
tas drinkwater is er zelfs een zeldzaam
heid.
Het was dan ook geen wonder dat de
Lebbeekse bevolking, op dat ogenblik,
zeer dankbaar tegenover die
stond.
Bij een dankbetuiging, uitgesproken aan
het adres van deze mensen en waarvan
voor de geschiedenis het origineel hand
schrift is bewaard gebleven werd vol
gend slot uitgesproken: «Lang zal over
deze onderneming gesproken worden,
maar het is onvermijdelijk dat elk initiatief
stilaan vergeten wordt. Enige bewonde
raars, in samenwerking met het schepen
college hebben het gedacht opgevat dat e.
een middel bestaat die voorbeeldige daai
te vereeuwigen: dit is de naam van onzen
pastoor op een der hoeken van onze
straten vast te zetten. Daarom stellen we
voor de naam van eene plaats, die eigen
lijk geen plaats is, maar wel een straat,
namelijk de Kleine Plaats, te veranderen
in Pastoor De Buckstraat.»
Korte tijd nadien werd dit voorstel reali
teit. Opmerkelijk hierbij is dat er soms
sprake is van Pastoor De Buckstraat en
ook van Pastoor De Buckplaats. Op een
stratenplan van Lebbeke, daterend van
net voor de fusie staat in de namenlijst
'Pastoor De Buckstr.', terwijl op het
plan zelf afgedrukt staat: 'Pastoor De
Buckpl.
(Pierre Van Rossem)
Met meer dan driehonderd vijftig waren ze vorige vrijdaga
vond komen opdagen in de grote zaal van «Ons Huis»,
om afscheid te nemen van Z.E.H. Omer Van Den Bergh,
meer dan 23 jaar pastoor en ook deken van de O.L.
Vrouwparochie.
Tevoren, vanaf 19u30, hadden een ongeveer gelijk aantal
gelovigen de eucharistieviering in de dekenale kerk mee
gevierd.
Vermits de Dendermondsesteenweg er nu ook langs het
Dorpsplein reeds binnenstebuitengekeerd bijligt, hadden
enkele bereidwillige handen de moeilijke oversteek van
de steenweg van bij «De Leiie» tot «Kleding Octaaf»
vergemakkelijkt, via de aanleg van een aantal stapstenen
waarop zelfs een rode loper was aangebracht. Kwestie
van het de deken en zijn gevolg bij hun tocht van de kerk
tot in zaal «Ons Huis» makkelijker te maken.
De stoet, de Chiro-muziekkapel aan de kop, opteerde
echter voor «safety first» en maakte gebruik van de
«kleine plaats» en de Laurierstraat om de Leo Dubois-
straat te bereiken.
Als een volleerde gastheer - de deken genoot in zaal Ons
Huis a.h.w. van een «thuisvoordeel» - verwelkomde hij die
wegging, zij die binnenkwamen met een handdruk.
Burgemeester en schepenen (de meesten althans) had
den zich voor de gelegenheid uitgedost met hun tricolore
sjerp. Je zal ons niet -horen vertellen dat zo'n driekleurig
lint om je lenden je geen allure verschaft, maar zo'n ding
siert de ene toch al meer dan de andere.
Wij zouden één schepen alvast durven adviseren z'n sjerp
wat minder strak aan te halen. De man in kwestie mag
dan misschien willen aantonen dat ook hij, net als elke
andere inwoner van belgenland, de buikriem moet aanha
len, maar dat dichtsnoeren beklemtoont bij hem dan
dermate zijn buikje, dat hij vestimentair flink wat van z'n
pluimen verliest. En het oog van de kiezer wil ook wat.
Voor de gelegenheid mocht deken Van Den Bergh
plaatsnemen in een speciale zetel. Naar men ons vertelde
behoort dat zitmeubel toe aan de rederijkerskamer «De
constminnende jonckheyt», zodat de zetelzit al wel vaker
kontakt zal hebben gemaakt met prince»-lijke en «deke
nale» achterkwartieren.
Ook Jozef Keppens, de voorzitter van de kerkfabriek
O.L. Vrouw, voerde het woord tijdens de viering. Zeggen
dat de h. Keppens dat deed op een manier die voor
iedereen duidelijk verstaanbaar was, zou de waarheid
geweld aandoen. Wij hadden de man liever een paar
hartelijke Lebbeeksewoorden in de richting van de
deken horen sturen. Ze zouden beslist evenzeer tot het
hart van de gevierde en tot dat van de aanwezigen
hebben gesproken.
Een beetje jammer, houterig zelfs, vonden we de wijze
waarop de leerlingen van de vrije Basisschool een roos
aan de afscheidnemende deken aanboden. Het sponta
ne, toch eigen aan kinderen van die leeftijd, kwam hierbij
in het geheel niet aan bod. En de gemaakte pasjes
waarmee de kinderen de scène rondgestuurd werden,
deden ons denken aan een operetteuitvoering uit de
dertiger jaren.
De Koninlijke Harmonie St.-Cecilia zorgde tijdens de
viering in Ons Huis voor aangepaste muzikale intermezzi.
We hoorden op zeker ogenblik de muzikanten van dirigent
Frangois Peleman zelfs My way» uitvoeren. Een allusie
op de eigengereidheid die sommigen de deken aanwrij
ven?
Juffrouw Mathilde en juffrouw Emilienne, door de volks
mond de twee «meissens» van de deken genoemd,
werden ook in de hulde betrokken. Ze mochten vanwege
de parochiale vereniging elk een «Lievraa va Lebbeek»,
onder glazen stolp dan, in ontvangst nemen.
Van de gemeentelijke overheid mocht O. Van Den Bergh
een pracht van een kerkinterieur van die andere Lebbeek
se ere-burger Juul Keppens, in ontvangst nemen. In de
Ronde van Frankrijk, reageerde de deken, steekt de
overwinnaar ook zijn bloemtuil de hoogte in. Ik zal dat dus
ook maar doen, en hij tilde meteen het schilderij de hoogte
in.
Tijdens zijn dankwoord zei de deken letterlijk: Ik heb
vandaag niet veel te zeggen. Bij vroegere gelegenheden
mocht ik dat wel doen. Hilariteit alom.
Toneelkring Ommekaar schoot nog maar eens, midden
het dode seizoen wat de toneeiaktiviteit betreft, uit zijn
krammen. Guy Pauwels ontwierp immers een pracht van
een auto-klever (woord gebruikt in een dubbele beteke
nis), die in het Ommekaar-lokaal en dat is «Gxxtxxf
xiexbxxm» te verkrijgen is.
Smoelentrekker
Het ligt in de natuur van de mens zyn geloof in, en zyn
liefde en eerbied (vrees) voor een Opperwezen uit te
drukken in velerlei vormen. Soms gebeurt dit in stille
afzondering, maar veelal op uiterlijke wyze: zang, dans,
al dan niet collectief of georganiseerd. Bjj deze laatste
uitingshouding denken we aan de verschillende kerkelijke
plechtigheden, sakramentsbedieningen en devoties tot
God, O.L.Vrouw en vele heiligen.
Een voorname plaats bij deze
eerbetuigingen, voor de chris
ten gelovigen althans bekleedt
de jaarlijkse sakraments
processie, zo genoemd omdat
ze uitgaat de zondag onder het
oktaaf van Sakramentsdag,
een kerkelijk feest dat in het
jaar 1264 door paus Urbanus
IV ingesteld werd. Sinds men-
sengeheugenis trekt (trok) die
gebedskaravaan in vele steden
en dorpen door de versierde en
be vlagde straten, als een uiting
van Godsgeloof, eerherstel
aan het H. Sakrament, dank
om bekomen gunsten en even
zeer als een smeekbede om
Gods zegen. Tussen haakjes,
tot voor enkele jaren was er
ook processie op Half-oogst,
feestdag van O.L.Vrouw Ten-
Hemel-Opname, Om uiteenlo
pende redenen als verkeers
moeilijkheden, vakantierege
ling, e.a.m. heeft deze laatste
ommegang niet meer plaats.
Langs landelijke wegen...
De huidige processie, hoofdza
kelijk bedoeld als een openba
re geloofsmanifestatie, is al se
dert een paar decennia van de
vroegere middeleeuwse praal-
elementen ontdaan. Vandaar
dat ze qua samenstelling en
lengte heel anders overkomt
en meer het aspekt van een
bedevaart krijgt. We blikken
hier even terug op de processie
uit onze kinderjaren.
Vooraan schreed een gouden
engel, die onvermoeid de
waarschuwende rechterwijs
vinger ten hemel verhief. Zijn
taak van ontzag-inboezemer is
al lang overgenomen door de
politie, en enkele stoere rui
ters. Na de hemelse heraut
volgden de «Heiligen», gehuld
in kleurige met goud en zilver
bestikte fluwelen mantels, de
ze kostbare processieklederen
waren een jaar lang de zorg
van de Eerw. Zusters Marico-
len, die ze voor de gelegenheid
telkens extra opfristen. De
mooie uitgedoste Hemelingen
hadden steeds een paar kinde
ren aan de hand, doch niet
zelden troonden ze een half
dozijn kleuters mee aan de
sleep van hun mantel. Hoeveel
heiligen van beider kunnen er
mee stapten, weet ik niet meer
zo nauw. Om geen enkele te
vergeten, laat ik hun naam
achterwege...
Ter afwisseling paradeerden er
ook meerdere religieuze groe
pen mee: o.m. hupse hosanna
maagdekens, zuiver als versge
vallen 'sneeuw, en rusteloos
wuivend met palmtakken, ter
herinnering aan Jezus' blijde
Intocht in Jeruzalem. Er waren
uiteraard nog andere evocaties
uit het verborgen, openbaar en
verheerlijkt leven van Kristus.
Nooit ontbraken de meisjes
van de «Rozenkrans», samen
een lange paternoster vor
mend, met linten en bloemkra-
len in vijf verschillende kleu
ren. En ieder jaar droegen 12
plechtige kommunikanten
(jongens) de twaalf vlaggen,
waarop de beloften, die door
het H. Hart aan de vrome
Margareta la Cocq gedaan
werden. Oudere Wiezenaren
droegen de zware kunstvlag-
gen, die met kermis nog steeds
aan de pilaren in de St. Salva-
torkerk pronken.
Het geheel werd ieder jaar
muzikaal opgeluisterd door de
lokale fanfare(s). Vaak werd
er voor de gelegenheid een
nieuwe processiemars aange
leerd. Een ervan klinkt me
soms nog in de oren, én was
gecomponeerd op een thenfa
van de Bond van het H.Hart:»
Ge ziet voor U, God onzer
vaad'ren,
Een vrome christenschaar ge
knield,
Het Vlaamse bloed bruist door
hun aad'ren
Warm als 't geloof, dat hen
bezielt».
Achter het «Muziek» droegen
vier «zware» jongens, met wit
te handschoenen het gulden
relekwieschrijn van Sint-Salva-
tor, tussen twee lange rijen
confreristen, met lichtende
flambeeuwen, van Wiezes
oudste bond, «vlogen» een
paar goudgevleugelde engelen
het Allerheiligste vooraf.
Schoolmeisjes strooiden uit
hun rieten korfjes met gulle
hand bloem- en (zilver) pa
piersnippers op de weg, wijl ze
bij iedere greep een stil «Ge
loofd zij Jezus Christus» pre
velden. Onder een zwaar bal
dakijn thans tot een meer han
delbare vorm, en geringer af
metingen herleid, droeg Eer
waarde Heer (onder)pastoor
de prachtige monstrans met
het Allerheiligste langs de be
strooide straten. De veldwach
ter, gevolgd door de leden van
de Kerkraad en de gemeen
tenotabelen, en een lange
sliert biddende gelovigen sloot
de processie af. Aan elk kapel
leken, door de zorg van de
koster tot rustaltaar ingericht,
werd halt gehouden voor een
«Tantum Ergo» en de zegening
met het H. Sacrament. Op
sommige straathoeken als «De
Dooreman» (op de grote pro-
cessietoer), Pollynens en Trek
kers troepten de geburen sa
men, devoot en kijklustig, en
knielden eerbiedig voor het
Allerheiligste neer. Ook on
derweg zetten de gelovigen
zich op de knieën. Alle voer
tuigen hielden stil, hoofdde
ksels gingen af, en na het voor
bijgaan van de priester met het
H. Sakrament en een vlag
kruiste iedereen weer zijn weg
verder.
Eigentijds
Van die openbare geloofsge
tuigenis door de vroegere ge
neraties, ging echter veel te
loor, Op de mens van vandaag
weegt een koele onverschillig- j
heid en een demoraliserende
verstoffelijking.
Zoals we het hoger al zeiden,
werd de middeleeuwse show
bij de processie weggelaten, en
wordt de klemtoon - terecht -
gelegd op het gebedskarakter.
Alleszins een pluspunt als ie
dere deelnemer het ernstig
meent en doet. Positief is ook
het feit dat steeds meer in
groepsverband in de processie
wordt meegestapt: jeugdgroe-
peringen, schoolkinderen,
plaatselijke organisatoren,
zoals b.v, de laatste aanwinst;
de Koninklijke Toneelvereni
ging «De Rederijkers kamer
van St. Salvator».
Volledigheidshalve voegen we
hier aan toe dat de processie
vorige zondag niet kon uitgaan
omwille van het slechte weder.
Uiterlijk wellicht minder
mooi, maar als publieke uiting
van geloofsovertuiging, toch
even verdienstelijk!
J. Van Landuyt
Het Festival van Vlaanderen
brochuurtje is klaar. U vindt er
alle gegevens over de plaats en
data van de koncerten, welke
orkesten en koren er optreden
en toegangsprijzen.