Pastoor J. De Buckplaats smoel .rekkers H. Sakramentsprocessie, meer dan ooit een gebedstocht in Wieze Lebbekenaar Achiel Vermeiren vertelt... PASTOOR DE BUCK Groot-Lebbeke op z'n smalst 8 - 6.6.1986 - De Voorpost Ter inleiding In elke gemeente bots je tegen stra ten aan die de naam dragen van een of andere belangrijke figuur. Soms zyn dat namen van vorsten of vor stinnen, staatslieden of VIP's uit de wetenschap, kunst en kuituur. Vaak hebben straten ook een naam die verwijst naar iemand uit de eigen gemeente. Behoort die man of vrouw niet meer tot de levenden en dat is meestal het geval dan gaan de jongeren zich afvragen: Wie was die man? Waarom werd haar naam gebruikt als straat naam? Echt verwonderlijk is het overigens niet dat niemand wat afweet van deze figuren: de geschiedenis gaat vaak de zgn. 'kleine' dingen voorbij. Om die leemte op te vullen stond Achiel Vermeiren stil by de vijf straatnamen in de gemeente Lebbe- ke, die naar een persoon verwyzen. Hy behandelt ze in alfabetische vol gorde, zoals ze in de adressenlijst van de gemeente, daterend uit 1981, voorkomen. In de volksmond heten we nog vaak, zelfs nog zeer vaak, de 'Pastoor De Buckplaats' 'de kleine plaats' zoals ze vroeger officieel heette. Pas in 1940 werd ze naar pastoor Henri Jules De Buck genoemd. Op 3 juli 1937 was Henri Jules De Buck pastoor geworden op de Lebbeekse O.- L.-Vrouwparochie, waar hij Richard Gemeente IEBBEKE PLAATS Lebbeke. De Pastoor De Buckplaats in Lebbeke (foto G. Breckx) Lebbeke. Pastoor De Buck Emmanuel Goethals opvolgde die er vanaf 29 september '31 zijn voorganger was geweest. Pastoor De Buck stierf te Lebbeke op 16 februari 1950. Hij was een volks en geliefd priester en pastoor, maar toch niet die uitzonderlijke figuur om van hem de enige pastoor te maken wiens naam op een straatnaambord prijkt. Hij stelde echter tijdens zijn verblijf te Lebbeke een daad, die de algemene dankbaarheid van de Lebbekenaars zou losweken en die zou worden omgebogen in een blijvend gebaar aan een straat, die om niet direkt verklaarbare redenen 'plaats' werd genoemd, zijn naam te geven. Die daad dateert uit 1940. In de maand mei van dat jaar was de oorlogsgruwel over ons land gespoeld en om precies te zijn op 10 mei, in de vroege ochtend, waren de Duitse troepen ons land bin nengevallen. Op 14 mei werd via de radio omgeroepen dat alle jonge mannen van 16 tot 35, die tot de wervingsreserve behoorden, zich naar leper of Roeselare moesten begeven. Nu moet je weten dat dit bevel, hoe hard en onlogisch het ook mocht klinken en met alle vraagtekens die er toen werden achtergeplaatst, voor velen, hoofdzake lijk de ouders dan, een opluchting bete kende. Velen onder hen herinnerden zich maar al te goed de gruwelen en moordpartijen bii de inval van de Duit sers in 1914. Voor vele ouders die hun kinderen want dat waren het toen nog zagen vertrekken, was het niettegenstaande hun verdriet ergens toch een opluchting te weten dat hun kinderen op die manier ontsnapten aan een heruitgave van 1914. Vanaf 15 mei was de uittocht begonnen. Velen vertrokken met de fiets. Anderen die over geen fiets beschikten en die waren er toen meer dan men nu veron derstelt met de trein. Ikzelf ben met de trein vertrokken uit Dendermonde, op woensdag 15 mei in de namiddag, om na enorm veel tribulaties, de volgende woensdagmorgen uit te stappen in de omgeving van Boulogne (Pas-de-Calais) (Frankrijk). Op een bepaald ogenblik echter werden de bruggen over de Somme opgeblazen om het oprukken van de Duitse troepen te beletten. Wat echter betekende dat duizenden jongeren de pas werden afge sneden om door te reizen naar Zuid- Frankrijk. Iets waar een gedeelte reeds in geslaagd was. Wie de Somme niet over was geraakt was dan ook na een twee- a drietal weken t opnieuw thuis. Anders was het gesteld met wie erin geslaagd was door te reizen naar Zuid-Frankrijk. In verband met hun lot halen we een paar historische gegevens uit het belang rijke boek «1940: La grande Exode», verschenen bij Duculot-Paris-Gembloux 1983, van de hand van Jean Van Wel- ckenhuyzen, direkteur van het navor- sings- en studiecentrum van de geschie denis van de tweede wereldoorlog. Op 20 mei komen enkele officieren aan te Toulouse, waar twee dagen later de eerste treinen met geëvacueerden worden verwacht. Het auntal dat op weg is naar Zuid-Frankrijk wordt op 40.000 geschat. Bij hun aankomst te Toulouse worden ze verspreid over 82 kantonnementen, waaronder het Gemeentelijk Sportpaleis dat er 2.200 kan herbergen, de kleinste kantonnementen zijn leegstaande villa's waarin er ongeveer veertig worden on dergebracht. We halen uit het boek een getuigenis van generaal Demart (we re sumeren): De staf van het XVII CRAB werd op 24 mei gevestigd te Toulouse en beschikte over een totaal van 9 mensen (officieren en anderen). Er was op dat ogenblik geen bezoldiging, geen soldij, geen lokalen, geen ravitaillering, bijna geen onderrichtingen, maar daartegen over het immens probleem van opvang, herbergen, kleden, voeden enz. Boven dien hoopte men die tienduizenden jonge ren nog militair te onderrichten. De houding van de Franse bevolking, die aanvankelijk niet onvriendelijk was, zou na de /capitulatie op 28 mei meer vijandige vormen aannemen. Op een bepaald moment was het de bedoeling deze jongeren in te zetten om een nieuwe verdedigingslijn te maken voor het Fran se leger. De snelle en onstuitbare opmars van de Duitse troepen en de ineenstorting van het Franse leger én de uiteindelijke kapitulatie door maarschalk Pétain, zou dit voorkomen. In het zuiden van Frankrijk zaten dus enkele tienduizenden jonge mensen over geleverd aan een massa toevalligheden, waaraan nooit iemand had gedacht en waarvoor ook geen voorzieningen waren vastgelegd. We citeren een belangrijke getuigenis van Pol Le Tellière, d.d. 22 juni, opnieuw uit het boek 'La grande Exode': «De zaken gaan slecht. Meer weet men niet. We zijn zoals kurken op een woelige zee.» Over de hoofden van onze jongens heen wordt heel wat gepalaberd, ook over een mogelijke terugkeer. Sommigen van on ze jongens vinden een onderkomen op een boerderij, maar het grootste gedeelte wordt ondergebracht in barakken en kampen, die gediend hadden als opvang der vluchtelingen voor de Spaanse bur geroorlog, echte broeinesten van alle ongedierte, hoofdzakelijk luizen en vlooien. Min of meer aan zichzelf over geleverd, wachten ze daar, hopend op een vlugge terugkeer naar huis, maar zonder enig vooruitzicht. In het thuisland leven de ouders in enorme ongerustheid over het lot van hun kinderen, zich angstig afvragend hoe ze het maken en wat er van hen moet geworden. Druppelsgewijze komt er informatie over onze jongens en hun levensvoor waarden. Overal rijst de vraag waarom men niets doet om hen terug te laten komen of terug te halen. Dan stelt pastoor De Buck die grote, onvergetelijke daad. Hij trekt samen met Pieter De Mol, wiens bijdrage enorm was bij deze onderneming, naar Zuid-Frank rijk op zoek naar onze jongens. Zij waren de eersten in het land om deze daad te stellen en tot een goed einde te Maar zo eenvoudig als ik dit alles neer schrijf, was dit zeker niet. Een prachtig en boeiend relaas over deze onderne ming en het verloop ervan bracht Pieter De Mol tijdens een praatavond, georga niseerd door de 'Orde van Lietbeka', op 26 april 1985, daarbij geïnterviewd door Juul De Neef, die een der eersten was die in Zuid-Frankrijk werd opgepikt en het hele avontuur want dat was het meemaakte. We willen dit hele relaas hier niet over doen, maar echter een paar belangwek kende details geven. Een autobus zou teveel geslikt hebben aan benzine en daarom werd er gereden met een vracht wagen, bestuurd door Leon De Decker uit Buggenhout. Ze hadden enkele honderden liter benzi ne bij zich en twintig broden. Op de kamion prijkte een groot spandoek: 'Hier Lebbeke', wat door de Fransen gelezen werd als 'Hier (gisteren) Leb beke'. Op 19 juli vertrokken, keerden ze terug op zondagavond 28 juli. Uit een artikel terzake verschenen in 'Het nieuws van den dag', verschenen op 2 augustus 1940, lichten we enkele fragmenten. On der de rubriektitel 'Onze vluchtelingen in onbezet Frankrijk', lezen we wat volgt: Lebbeke geeft het voorbeeld. Onder de leiding van den E.H. Pastoor werden veertig jongelingen uit de ellende der Franse kampen gehaald. Dat het vraagstuk van der repatriëring der jongeren, burgers en soldaten uit Frank rijk thans meer dan ooit de openbare mening bekommert, blijkt uit pogingen van verschillende zijden om dien terug keer te bespoedigen... Zo gelukte het den E.H. Pastoor van Lebbeke veertig jongens van de gemeente in onbezet Frankrijk op te sporen en thuis te brengen. Maar wat deze zending in Frankrijk beleefd heeft, bewijst dat deze private ondernemingen volstrekt van geen leien dakje lopen. Na een tocht van tien dagen is de zending uit Lebbeke weergekeerd met de gezochte jongens. Drieduizend kilometer werden op die tijd afgelegd. Men kan zich een denk beeld vormen van de krachtinspanning die geleverd werd door drie personen, de 60- Lebbeke. De Lebbeekse gerepatrieerden poseren bij hun terugkeer op de trappen van het gemeentehuis. Het is eind juli 1940. jarigen E.H. Pastoor De Buck, M. Pieter De Mol en M. Leon De Decker, met een vrachtwagen op dien eindelozen tocht. Toen ze te Lebbeke terugkwamen sloot dan ook het ganse dorp zich aan bij de openbare dankzegging aan O.-L.-Vrouw van Lebbeke. Het wedervaren van de Lebbeekse zending in Frankrijk brengt licht over de toestand in Zuid-Frankrijk en bevestigt ook de pijnlijke verhalen die de terugkerende vluchtelingen vertelden. Ze bezochten een kamp in het departe ment Herault, waar ze een ernstigen zie ken 16-jarigen Lebbekenaar aantroffen. Het eten in dat kamp bestond uit 100 gram grof, zuur brood, 's middags een halve liter onwelriekende soep, 's avonds bo nen. Dit regiem was alle dagen hetzelfde: brood, soep en bonen. Geneeskundige verzorging was in dit kamp niet; bij gebrek aan geld voor geneesmiddelen. In een ander kamp in de Crau-vlakte zit het vol ongedierte, de jongens vluchten er 's nachts uit de barakken om in open lucht te slapen. Er is volstrekt geen mogelijk heid om zich te wassen in het kamp. Een tas drinkwater is er zelfs een zeldzaam heid. Het was dan ook geen wonder dat de Lebbeekse bevolking, op dat ogenblik, zeer dankbaar tegenover die stond. Bij een dankbetuiging, uitgesproken aan het adres van deze mensen en waarvan voor de geschiedenis het origineel hand schrift is bewaard gebleven werd vol gend slot uitgesproken: «Lang zal over deze onderneming gesproken worden, maar het is onvermijdelijk dat elk initiatief stilaan vergeten wordt. Enige bewonde raars, in samenwerking met het schepen college hebben het gedacht opgevat dat e. een middel bestaat die voorbeeldige daai te vereeuwigen: dit is de naam van onzen pastoor op een der hoeken van onze straten vast te zetten. Daarom stellen we voor de naam van eene plaats, die eigen lijk geen plaats is, maar wel een straat, namelijk de Kleine Plaats, te veranderen in Pastoor De Buckstraat.» Korte tijd nadien werd dit voorstel reali teit. Opmerkelijk hierbij is dat er soms sprake is van Pastoor De Buckstraat en ook van Pastoor De Buckplaats. Op een stratenplan van Lebbeke, daterend van net voor de fusie staat in de namenlijst 'Pastoor De Buckstr.', terwijl op het plan zelf afgedrukt staat: 'Pastoor De Buckpl. (Pierre Van Rossem) Met meer dan driehonderd vijftig waren ze vorige vrijdaga vond komen opdagen in de grote zaal van «Ons Huis», om afscheid te nemen van Z.E.H. Omer Van Den Bergh, meer dan 23 jaar pastoor en ook deken van de O.L. Vrouwparochie. Tevoren, vanaf 19u30, hadden een ongeveer gelijk aantal gelovigen de eucharistieviering in de dekenale kerk mee gevierd. Vermits de Dendermondsesteenweg er nu ook langs het Dorpsplein reeds binnenstebuitengekeerd bijligt, hadden enkele bereidwillige handen de moeilijke oversteek van de steenweg van bij «De Leiie» tot «Kleding Octaaf» vergemakkelijkt, via de aanleg van een aantal stapstenen waarop zelfs een rode loper was aangebracht. Kwestie van het de deken en zijn gevolg bij hun tocht van de kerk tot in zaal «Ons Huis» makkelijker te maken. De stoet, de Chiro-muziekkapel aan de kop, opteerde echter voor «safety first» en maakte gebruik van de «kleine plaats» en de Laurierstraat om de Leo Dubois- straat te bereiken. Als een volleerde gastheer - de deken genoot in zaal Ons Huis a.h.w. van een «thuisvoordeel» - verwelkomde hij die wegging, zij die binnenkwamen met een handdruk. Burgemeester en schepenen (de meesten althans) had den zich voor de gelegenheid uitgedost met hun tricolore sjerp. Je zal ons niet -horen vertellen dat zo'n driekleurig lint om je lenden je geen allure verschaft, maar zo'n ding siert de ene toch al meer dan de andere. Wij zouden één schepen alvast durven adviseren z'n sjerp wat minder strak aan te halen. De man in kwestie mag dan misschien willen aantonen dat ook hij, net als elke andere inwoner van belgenland, de buikriem moet aanha len, maar dat dichtsnoeren beklemtoont bij hem dan dermate zijn buikje, dat hij vestimentair flink wat van z'n pluimen verliest. En het oog van de kiezer wil ook wat. Voor de gelegenheid mocht deken Van Den Bergh plaatsnemen in een speciale zetel. Naar men ons vertelde behoort dat zitmeubel toe aan de rederijkerskamer «De constminnende jonckheyt», zodat de zetelzit al wel vaker kontakt zal hebben gemaakt met prince»-lijke en «deke nale» achterkwartieren. Ook Jozef Keppens, de voorzitter van de kerkfabriek O.L. Vrouw, voerde het woord tijdens de viering. Zeggen dat de h. Keppens dat deed op een manier die voor iedereen duidelijk verstaanbaar was, zou de waarheid geweld aandoen. Wij hadden de man liever een paar hartelijke Lebbeeksewoorden in de richting van de deken horen sturen. Ze zouden beslist evenzeer tot het hart van de gevierde en tot dat van de aanwezigen hebben gesproken. Een beetje jammer, houterig zelfs, vonden we de wijze waarop de leerlingen van de vrije Basisschool een roos aan de afscheidnemende deken aanboden. Het sponta ne, toch eigen aan kinderen van die leeftijd, kwam hierbij in het geheel niet aan bod. En de gemaakte pasjes waarmee de kinderen de scène rondgestuurd werden, deden ons denken aan een operetteuitvoering uit de dertiger jaren. De Koninlijke Harmonie St.-Cecilia zorgde tijdens de viering in Ons Huis voor aangepaste muzikale intermezzi. We hoorden op zeker ogenblik de muzikanten van dirigent Frangois Peleman zelfs My way» uitvoeren. Een allusie op de eigengereidheid die sommigen de deken aanwrij ven? Juffrouw Mathilde en juffrouw Emilienne, door de volks mond de twee «meissens» van de deken genoemd, werden ook in de hulde betrokken. Ze mochten vanwege de parochiale vereniging elk een «Lievraa va Lebbeek», onder glazen stolp dan, in ontvangst nemen. Van de gemeentelijke overheid mocht O. Van Den Bergh een pracht van een kerkinterieur van die andere Lebbeek se ere-burger Juul Keppens, in ontvangst nemen. In de Ronde van Frankrijk, reageerde de deken, steekt de overwinnaar ook zijn bloemtuil de hoogte in. Ik zal dat dus ook maar doen, en hij tilde meteen het schilderij de hoogte in. Tijdens zijn dankwoord zei de deken letterlijk: Ik heb vandaag niet veel te zeggen. Bij vroegere gelegenheden mocht ik dat wel doen. Hilariteit alom. Toneelkring Ommekaar schoot nog maar eens, midden het dode seizoen wat de toneeiaktiviteit betreft, uit zijn krammen. Guy Pauwels ontwierp immers een pracht van een auto-klever (woord gebruikt in een dubbele beteke nis), die in het Ommekaar-lokaal en dat is «Gxxtxxf xiexbxxm» te verkrijgen is. Smoelentrekker Het ligt in de natuur van de mens zyn geloof in, en zyn liefde en eerbied (vrees) voor een Opperwezen uit te drukken in velerlei vormen. Soms gebeurt dit in stille afzondering, maar veelal op uiterlijke wyze: zang, dans, al dan niet collectief of georganiseerd. Bjj deze laatste uitingshouding denken we aan de verschillende kerkelijke plechtigheden, sakramentsbedieningen en devoties tot God, O.L.Vrouw en vele heiligen. Een voorname plaats bij deze eerbetuigingen, voor de chris ten gelovigen althans bekleedt de jaarlijkse sakraments processie, zo genoemd omdat ze uitgaat de zondag onder het oktaaf van Sakramentsdag, een kerkelijk feest dat in het jaar 1264 door paus Urbanus IV ingesteld werd. Sinds men- sengeheugenis trekt (trok) die gebedskaravaan in vele steden en dorpen door de versierde en be vlagde straten, als een uiting van Godsgeloof, eerherstel aan het H. Sakrament, dank om bekomen gunsten en even zeer als een smeekbede om Gods zegen. Tussen haakjes, tot voor enkele jaren was er ook processie op Half-oogst, feestdag van O.L.Vrouw Ten- Hemel-Opname, Om uiteenlo pende redenen als verkeers moeilijkheden, vakantierege ling, e.a.m. heeft deze laatste ommegang niet meer plaats. Langs landelijke wegen... De huidige processie, hoofdza kelijk bedoeld als een openba re geloofsmanifestatie, is al se dert een paar decennia van de vroegere middeleeuwse praal- elementen ontdaan. Vandaar dat ze qua samenstelling en lengte heel anders overkomt en meer het aspekt van een bedevaart krijgt. We blikken hier even terug op de processie uit onze kinderjaren. Vooraan schreed een gouden engel, die onvermoeid de waarschuwende rechterwijs vinger ten hemel verhief. Zijn taak van ontzag-inboezemer is al lang overgenomen door de politie, en enkele stoere rui ters. Na de hemelse heraut volgden de «Heiligen», gehuld in kleurige met goud en zilver bestikte fluwelen mantels, de ze kostbare processieklederen waren een jaar lang de zorg van de Eerw. Zusters Marico- len, die ze voor de gelegenheid telkens extra opfristen. De mooie uitgedoste Hemelingen hadden steeds een paar kinde ren aan de hand, doch niet zelden troonden ze een half dozijn kleuters mee aan de sleep van hun mantel. Hoeveel heiligen van beider kunnen er mee stapten, weet ik niet meer zo nauw. Om geen enkele te vergeten, laat ik hun naam achterwege... Ter afwisseling paradeerden er ook meerdere religieuze groe pen mee: o.m. hupse hosanna maagdekens, zuiver als versge vallen 'sneeuw, en rusteloos wuivend met palmtakken, ter herinnering aan Jezus' blijde Intocht in Jeruzalem. Er waren uiteraard nog andere evocaties uit het verborgen, openbaar en verheerlijkt leven van Kristus. Nooit ontbraken de meisjes van de «Rozenkrans», samen een lange paternoster vor mend, met linten en bloemkra- len in vijf verschillende kleu ren. En ieder jaar droegen 12 plechtige kommunikanten (jongens) de twaalf vlaggen, waarop de beloften, die door het H. Hart aan de vrome Margareta la Cocq gedaan werden. Oudere Wiezenaren droegen de zware kunstvlag- gen, die met kermis nog steeds aan de pilaren in de St. Salva- torkerk pronken. Het geheel werd ieder jaar muzikaal opgeluisterd door de lokale fanfare(s). Vaak werd er voor de gelegenheid een nieuwe processiemars aange leerd. Een ervan klinkt me soms nog in de oren, én was gecomponeerd op een thenfa van de Bond van het H.Hart:» Ge ziet voor U, God onzer vaad'ren, Een vrome christenschaar ge knield, Het Vlaamse bloed bruist door hun aad'ren Warm als 't geloof, dat hen bezielt». Achter het «Muziek» droegen vier «zware» jongens, met wit te handschoenen het gulden relekwieschrijn van Sint-Salva- tor, tussen twee lange rijen confreristen, met lichtende flambeeuwen, van Wiezes oudste bond, «vlogen» een paar goudgevleugelde engelen het Allerheiligste vooraf. Schoolmeisjes strooiden uit hun rieten korfjes met gulle hand bloem- en (zilver) pa piersnippers op de weg, wijl ze bij iedere greep een stil «Ge loofd zij Jezus Christus» pre velden. Onder een zwaar bal dakijn thans tot een meer han delbare vorm, en geringer af metingen herleid, droeg Eer waarde Heer (onder)pastoor de prachtige monstrans met het Allerheiligste langs de be strooide straten. De veldwach ter, gevolgd door de leden van de Kerkraad en de gemeen tenotabelen, en een lange sliert biddende gelovigen sloot de processie af. Aan elk kapel leken, door de zorg van de koster tot rustaltaar ingericht, werd halt gehouden voor een «Tantum Ergo» en de zegening met het H. Sacrament. Op sommige straathoeken als «De Dooreman» (op de grote pro- cessietoer), Pollynens en Trek kers troepten de geburen sa men, devoot en kijklustig, en knielden eerbiedig voor het Allerheiligste neer. Ook on derweg zetten de gelovigen zich op de knieën. Alle voer tuigen hielden stil, hoofdde ksels gingen af, en na het voor bijgaan van de priester met het H. Sakrament en een vlag kruiste iedereen weer zijn weg verder. Eigentijds Van die openbare geloofsge tuigenis door de vroegere ge neraties, ging echter veel te loor, Op de mens van vandaag weegt een koele onverschillig- j heid en een demoraliserende verstoffelijking. Zoals we het hoger al zeiden, werd de middeleeuwse show bij de processie weggelaten, en wordt de klemtoon - terecht - gelegd op het gebedskarakter. Alleszins een pluspunt als ie dere deelnemer het ernstig meent en doet. Positief is ook het feit dat steeds meer in groepsverband in de processie wordt meegestapt: jeugdgroe- peringen, schoolkinderen, plaatselijke organisatoren, zoals b.v, de laatste aanwinst; de Koninklijke Toneelvereni ging «De Rederijkers kamer van St. Salvator». Volledigheidshalve voegen we hier aan toe dat de processie vorige zondag niet kon uitgaan omwille van het slechte weder. Uiterlijk wellicht minder mooi, maar als publieke uiting van geloofsovertuiging, toch even verdienstelijk! J. Van Landuyt Het Festival van Vlaanderen brochuurtje is klaar. U vindt er alle gegevens over de plaats en data van de koncerten, welke orkesten en koren er optreden en toegangsprijzen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1986 | | pagina 8