Sakramentsprocessie new-look: gemengde reakties
Draaiorgelfestival
in Dendermonde
Een halve eeuw geleden (15)
Achiel Vermeiren vertelt...
De Voorpost - 26.6.1987 - 7
Lebbeke
Voor de eerste maal:
gewekt waren. En die werden nu precies niet ingelost. Ook wij stelden
tekortkomingen vast. Zo leek ons duidelijk de hand van een regisseur te
ontbreken. Iemand die om te beginnen erop had moeten toezien dat de processie
één geheel vormde en geen amalgaam van groepen - die verspreid over de
omloop liepen. Iemand ook die bij de gemeentelijke overheid had moeten
aankloppen met het verzoek langs de smalste gedeelten van de omloop - we
denken bvb. aan de Kerkstraat - parkeerverbod in te voeren.
Waar is de tijd dat Honoré De Decker bovenop zijn paard heen en weer langs de
omloop reed en aanwijzingen verschafte om de groepen beter te laten aansluiten?
vroeg iemand zich af. En gelijk had hij. Die gebruiken uit de goede oude tijd
blijken immers niet alle voorbijgestreefd.
Vanzelfsprekend waren er ook positieve vaststellingen op te tekenen: het feit dat
de sakramentsprocessie verdeeld was in vier duidelijke delen, de vaststelling ook
dat meer kleur en variatie in de nieuwe kleren en uniformen gestopt was, het feit
ook dat de standaarden van de Twaalf Geslachten duidelijk de afbeelding van de
'legendarische' hoeven reveleerden (ook al slaagde er een ruiter in met zijn vlag
achterstevoren te vertrekken).
Vast staat bovendien dat de processie heel wat meer publieke belangstelling
genoot dan de vorige edities - de vorige twee jaren was er van processie geen
sprake - en dat de weermaker zich zondagmorgen tussen tien en twaalf eventjes
bedacht nog verder vlagen regen naar de aarde te sturen. Of hadden de 'Arme
Claren' een hand in dat 'gunstig' weer?
Wil men echter dit voor de katholieke gemeenschap devoot en tegelijk ook
traditierijk folkloristische gebeuren meer aantrekkingskracht toebedelen, dan
lijken enkele ekstra ingrepen ons broodnodig.
Pierre Van Rossem
Lebbeke. De figuur van Maria heeft in de processie een aparte plaats gekregen
(foto G. Breckx)
Voor de eerste keer - en dan met een bescheiden begin - zal
op de Grote Markt te Dendermonde een draaiorgelfestival
plaats vinden. Op zondag 2 augustus 1987 zullen vanaf 11
u. drie draaiorgels zorgen voor een waar klankfestijn.
Wat is een draaiorgel?
Het is een instrument dat
geluid voortbrengt via pij
pen en andere onderdelen,
zoals slagwerk. Het kan
slechts funktioneren door
lucht, aangeblazen via een
balgensysteem.
De muziek wordt weerge
geven via een gevouwen
kartonnen boek, waarin
gaatjes zijn geponst vol
gens het patroon van het
muziekstuk.
Via het draaien van het
orgelwiel loopt het boek
over het klavier, dat toet
sen of luchtgaten heeft
(soms meer dan 100).
Alle funkties van het orgel
- tonen, registers, bewegin
gen van beelden - worden
«gekommandeerd» door
het boek.
Vóór 1900 speelden de
meeste orgels door een
ronddraaiende cylinder,
waarop met pennen het
muziekpatroon gestoken
was. Dit systeem is te ver
gelijken met de speeltrom-
mel van een beiaard of de
werking van een speeldoos.
Nadelig aan dit systeem
was dat de lengte van een
muziekstuk beperkt was tot
één cilinderomwenteling.
Dit nadeel werd opgeheven
door het in 1892 uitgevon
den boekensysteem. Nu
konden stukken van in
principe onbeperkte lengte
worden gespeeld.
Ontwikkeling
van draaiorgels
De kleine buikorgels uit de
vorige eeuw, waren nog
van het type van de cilin
derorgels. Ze werden door
rondtrekkende exploitan
ten gebruikt, vaak verle
vendigd met een aap of
hond.
Door de behoefte aan gro
tere en volumineuzere in
strumenten deed het draai
orgel zijn intrede. De grote
bloei van dit orgel ligt tus
sen 1920 en 1940. Nader
hand nam de betekenis van
de draaiorgels af door kon-
kurrentie van andere ge
luidsbronnen.
In België is nog een klein
■aantal orgels in gebruik op
de kermis, zoals in paarde-
molens. Ons land kent ech
ter een grote traditie op
gebied van danszaalorgels.
Op 2 augustus a.s. zal elk
type orgel te beluisteren
zijn in open lucht!
De deelnemende orgels
1. Mon Rêve
Eigenaar van dit orgel is de
heer L. Jamers uit Alleur
(Luik). Het stond vroeger
in een danszaal in Terneu-
zen. Het is van het fabri
kaat Mortier, werd ge
bouwd in 1935 onder fa-
brieksnummer 1051. Het
werd in 1982 gerestaureerd
en telt nu 97 toetsen.
Qua karakter kan het orgel
ondergebracht worden in
de categorie van danszaal-
orgels.
2. St. Bernard
Eigenaar is de heer J. Claes
.uit Boom. Het orgel is vrij
nieuw, telt 68 toetsen.
Dat het orgel St.-Bernard
heet, komt door de afbeel
ding van de hond van het
gelijknamige ras op het
front en door het feit dt de
inwoners van Boom be
kend zijn als Hondevreters
(1914 - 1918). Dit orgel kan
tot de straatorgels gere
kend worden.
3. Witte Merel
Dit kermisorgel met 57 toe
tsen werd gebouwd door
Hooghuys in Geraardsber-
gen ten behoeve van een
paardemolen. Sinds 1976 is
het eigendom van de heer
J. De Coninck uit Kok-
sijde.
Naar wordt gehoopt zal dit
evenement een aanzet zijn
tot een regelmatig terugke
rend festijn met de moge
lijkheid van meer orgels te
genieten.
Lebbeke. In een prachtige kledij dragen jonge mannen het Mariabeeld op hun
schouders mee (foto G. Breckx)
De Sakramentsprocessie new-look die vorige week zondagmorgen voor het eerst
door het Lebbeekse centrum trok, lokte bij de bevolking gevarieerde reakties uit.
Reakties van tevredenheid aan de ene kant, van.'ontevredenheid echter ook.
Vooral, hoorden we iemand beweren die tot het kamp der 'ontgoochelden'
behoorde, omdat via de in de pers verschenen artikels hoge verwachtingen
Lebbeke. De Vlasbloempjes, een van de nieuwe groepen in de sakramentsprocessie
(foto G. Breckx)
Ik heb zowat alle karrières doorge
maakt die in de Broedersschool
voorhanden waren, zodat ik hoe
wel dit pretentieus klinkt met
kennis van zaken kan praten. Ik
denk nu niet onmiddellijk aan bloe
men gieten, het bord schoonvegen
e.d., maar andere bezigheden die
minder algemeen waren en inhiel
den dat men soms als 'préféré' over
kwam.
Dat uitverkoren zyn was vaak aan
leiding om door de jongens met
andere namen bedacht te worden.
Namen die meer verwijten waren
dan wat anders, namen zoals flaas,
maavèèger, scheet, flaazemauker
e.a. Eigenlijk waren die reakties
gestoeld op Fontaines fabel 'De vos
en de druiven', want waren de rol
len omgekeerd geweest, de verwij
ten waren het evenzeer.
langer
Een carrière die geen scheldnaam los-
Httkte, maar die algemeen wel begeerd
»erd, was deze van zanger. Materiële
voordelen waren daar niet aan verbon
den, maar wel de grote aantrekkelijkheid
dat men in de processie mocht opstappen
vlak voor de hemel met het H. Sakra-
mcnt.
De zangertjes staken in een lang blauw
kleed, van stevige stof, met brede, witte
kraag en dito lendenband.
Men moest ook de Kerstmis zingen,
nat voor jongens van twaalf d dertien
laar minder aantrekkelijk was, want die
mts was op kerstmorgen te vijf u. Toch
nas het een inconvenient dat er graag
bijgenomen werd. Voor één der zanger-
jts zat er dan nog altijd in dat hij het
kerstlieken' mocht zingen en dal was een
Me eer!
4' bij al was het een enorme belevenis,
door de schier onverlichte, nachtelijke
maten, stil en devoot naast moeder naar
de kerk te stappen. Waar men vanaf het
oksaal de overvolle kerk en vooraan het
'net licht overgoten altaar waar plecht-
s'otig, in feestelijke witte gewaden de
gehoorte van Kristus werd gevierd
kon bekijken.
Achteraf was het een grote voldoening
Hanneer je, na de mis, in het donker
lussen de vele schimmen, het silhouet
moeder ontdekte, die dan zei: «'t
toch zo schoon, jongen!» Een vage
huur hoorde je dan, tussen de vele
andere die huiswaarts keerden, de op
merking maken 'dat ze toch zo schoon
gezongen hadden'. Een zin die om je
nart een krans van stil geluk legde.
Te half tien moest je dan weer present
zijn om in de hoogmis weer de kerstlied
jes te zingen. Maar je deed het graag, om
meerdere redenen.
Eén daarvan was het oksaal, waarvan
toch altijd die dag meer nog dan
anders een speciale aantrekkings
kracht uitging. Wanneer je die smalle,
nauw ingesloten draaitrap besteeg, een
beetje onzeker en tastend in het halfduis
ter, dan voelde het alsof je op weg was
naar een onaardse wereld. Een wereld fel
verheven boven de gewone alledaagsheid
die iets weg had van een droom.
Een ander stukje droom was wanneer je
in de processie, vlak voor de grote zaal
zangers mocht stappen. Het was alsof je
plots ging deel uitmaken van de grote
mensenwereld, waarnaar met een beetje
ontzag en bewondering werd gekeken. Je
mocht dan aan de rustaltaren mee het
'Tantum ergo' zingen, daarbij begeleid
door een paar muzikanten der harmo
nie. Hei had niet alleen iets plechtigs,
maar ook iets sereens. De kinder- en
mannenstemmen vulden de lucht met
woorden die ze niet begrepen, maar die
ze zongen vol overgave en met al hel
stemvolume waarover ze beschikten.
-Tantum ergo, sacrame entum
Veserenuur cenui..i..i
Et antiguum documentum
Novo cedat ritie.i.
We zongen het met ons open boek in
handen, maar de ogen gesloten, om het
met des te meer wijding te kunnen doen.
Op de hoogdagen mochten we ook mee
de hoogmis zingen. Maar vooraleer we
daar aan toe waren hadden we toch
angstige momenten doorgemaakt en
wanneer de mis uit was en de koster liet
met veel brio de enorme orgelklanken in
de gehele kerkruimte als het ware trillen,
sloegen we een zucht van verlichting.
Omdat het voorbij was. Want er was
niets waarvoor we zo met de 'poepers'
zaten als zingen of repeteren met de
koster.
We repeteerden iedere week samen met
broeder Albanus hij was de broeder
van de zangers in zijn klas, waarbij hij
ons begeleidde op het harmonium. Wan
neer bvb. Pasen in het verschiet kwam en
er moest herhaald worden met Henri
Tirez, dan schilderde hij die af als een
vervaarlijke duivel, die bij de minste
aanleiding in staat was ons van 't oksaal
te gooien. In onze verbeelding zagen we
ons dan al over de balustrade heen de
kerk invliegen.
Ik heb later Rik Tirez van dichtbij leren
kennen. Hij was wel een punktuele man,
maar zeker niet hard of onmenselijk. Ik
heb nu de indruk dat Albanus zich een
beetje veilig en op zijn gemak wilde
stellen, door ons voor de koster de
stuipen op het lijf te jagen en zo te
voorkomen dat er links of rechts iemand
een beetje buiten de schreef zou lopen.
Voorbarig einde als zaalzanger
Aan mijn carrière als zaalzanger is een
tamelijk voorbarig einde gekomen. Aan
leiding hiertoe waren de wekelijkse repe
tities. Die gebeurden op de middag, na
de les, met als gevolg dat al de zangertjes
pas op de middag thuiskwamen. Dat zo
laat thuiskomen gooide bij mij thuis het
gehele middagpatroon door elkaar. We
waren gewoon te eten om klokslag
twaalf, zelfs eerder wat vroeger. Maar
omdat ik zorgde voor de aanvoer van
vlees, kwam die regeling op de helling te
staan.
Elke middag bij het naar huis keren van
de school moest ik bij Filleken Van
Dam(me) vlees gaan halen. Negen keer
op tien was dat voor 'drij frang en 'n alf
saucissen'. Ik kwam maar thuis om rond
twaalf uur, met als gevolg dat we onmo
gelijk op dat uur aan tafel konden zitten,
Zoiets was allerminst naar de zin van
vader, die na zijn petatten zich absoluut
'een beetje moest afkappen'. En daar
door zijn noendutje ongeveer gehalveerd
zag.
Tegen mijzelf heeft hij daar niet zoveel
over gezegd, maar ik ben zeker dat hij
daarover tegen moeder zolang gezeurd
en gezaagd heeft dat was zo zijn
systeem dat moeder besloot een eind te
maken aan mijn laat thuiskomen, door
een punt te plaatsen achter mijn zanger
zijn, hoe node ze hel ook deed. Want ze
wist dat dit erg pijnlijk bij me zou
overkomen.
Er was toen nog geen sprake van femi
nisme of emancipatie in Lebbeke daar
trouwens niet alleen en wat vader
beval was wet. Er werd van mij geëist dat
ik tegen 'den broeder' zou zeggen dat ik
niet meer naar de repetitie mocht
komen...
Dat was echter een eis die mijn vermogen
te boven ging. Iels wat moeder begreep,
maar vader onmogelijk wou begrijpen.
Hij was een van die mensen die overko
men als een absoluut sterke figuur, maar
die innerlijk niet de nodige sterkte bezit
ten om genomen beslissingen zelf uit te
voeren en die dan eisen van zij die ze
kennen datgene te doen waartoe zij zelf
niet bekwaam of bij machte zijn,
Moeder vond de oplossing die het me
makkelijk maakte te doen wat van mij
geëist werd. Ze heeft een briefje geschre
ven, op een blad uit een cahier gescheurd
briefpapier hadden we niet in huis
heeft er met haar eenvoudige, simpele
woorden, wellicht met heel wat fouten,
o.a. tegen de d's en de t's, gezegd wat ze
meende te moeten zeggen. Ze heeft het
blad in vieren gevouwen en me gezegd
dat zo af te geven. Wat ik gedaan heb,
zonder het open te vouwen, laat staan te
lezen
Ik ben met aarzelende stappen naar
school getrokken, met pijn en ook met
angst in het hart broeder Albanus gaan
zoeken in zijn klas, omdat ik vreesde dat
dit nadelige gevolgen zou hebben voor
mijn relatie met de broeders, want ergens
was dat zeer belangrijk voor mij.
Hij heeft het briefje aangenomen en
gelezen. Wellicht een beetje verrast en
ontdaan om die onvoorziene mededeling
en beslissing. Ergens klonk er een lichte
wrevel in zijn stem, toen hij zei dat hij het
spijtig vond en me zou missen.
Wanneer ik daar nu aan terugdenk, dan
heb ik de indruk dat hij a.h.w. voelde dat
het een besluit was waaronder ik zelf
leed, maar waaraan geen ontkomen was.
Ik heb ook niet de minste weerslag
ondervonden, hei was alsof-er niets ge
beurd was en ik nooit tot de zangers had
behoord.
Misdienaar
Een jaar of wat later zou ik aan een
nieuwe carrière beginnen. Deze van mis
dienaar. Geen misdienaar in de kerk
evenwel, maar wel in de processie, met
de hoogste funktie dan. Niemand heeft
dat ooit uitdrukkelijk gezegd. Het kwam
echter zo over en niet alleen dat, het was
ook zo.
Misschien had ik er in mijn diepste
binnenste naar verlangd om misdienaar
te zijn. Een echte dan, het hele jaar door
en niet tweemaal per jaar. Misdienaar
zijn, daar ging voor de meesten van ons
toch een zekere aantrekkingskracht van
uit. Met een rood 'soutanneken' en een
wit 'rokje' daarover, mogen rondlopen,
in de kerk zo van alles opvallend mogen
doen. Met veel zwier ronddwarrelen zo
dat je rokje rondflapperde, aan 't zeel
trekken om te kleppen, met die koperen
belletjes mogen rinkelen, met het wie
rookvat zwaaien en de kerk vol rook en
wierookgeur zetten, vertrouwelijk om
gaan met de geestelijken... In feite een
beetje meer zijn dan de eerste de beste
jongen en daarbij nog kunnen doen wat
in 't geniep gefluisterd werd: de kaarsen
stompjes meenemen en aan de wijn zit
ten Alhoewel, ik geloof niet dat aan dat
laatste sommigen zich gewaagd hebben.
En wanneer dat laatste toch eens gebeurd
is, dan zal dat wel niet zijn omdat ze
graag wijn dronken, maar om eens te
doen wat er van een misdienaar veron
dersteld werd dat hij deed.
Trouwens, wat viel er nu uit zo'n ampul-
leken te drinken, er was nog minder dan
weinig in. Men hoorde wel eens bewe
ren, af en toe, dat x of z buitengesmeten
was, om aan de wijn te zitten, omdat
men het aan zijn blauwe lippen gezien
had. De pastoor, dat beweerde men
althans, had inkt aan 't ampulleken ge
daan met de noodlottige gevolgen van
dien. Ik geloof dat dergelijke zaken toch
schromelijk overtrokken werden.
Wanneer ik nooit geen misdienaar ben
geworden, dan lag dat waarschijnlijk wel
aan thuis, waar ze niet zoveel voelden
voor een misdienaarsloopbaan, want
Van Heeksken, 'n onderpaster, die is wel
eens komen polsen. Tot een kerkelijke
bediening heb ik het echter nooit ge
bracht. Uiteindelijk heb ik het dan ge
schopt tot een soort ersatz- of surrogaat
misdienaar.
Het aantal misdienaars in vaste funktie
was te klein om de processie de nodige
luister bij te zetten. Daarom werd een
beroep gedaan op een reserve die be
stond», uit leerlingen van de hoogste twee
klassen. Dat beroep doen gebeurde door
broeder Willibald, die de broeder was
van de misdienaars.
Wanneer hij rondgekeken heeft is zijn
oog op mij gevallen en heeft hij mij
uitgekozen. Er werd toen geselekteerd,
want men moest bepaalde eigenschappen
eventjes kuchen hebben om in
aanmerking te komen. Iedereen kon zo
maar niet als koorknaap dat was het
immers voor het allerheiligste lopen.
Er moest waardigheid en ingetogenheid
van uitgaan. Wanneer hij me uitgekozen
heeft dan zal dat zeker niet voor die
waardigheid geweest zijn. Maar mis
schien heeft mijn presidentschap van de
kruistochters wel een rol gespeeld. Zo
iemand kan men toch maar niet over het
hoofd zien.
Wat die ingetogenheid betreft moet het
nu toch al duidelijk zijn dat ik daan'oor
wel in de rij kwam te staan. Dat het een
gevolg was van het ontbreken van be
paalde jongenskarakteristieken, doet niet
ter zake. Ik kan onmogelijk ontkennen
dat hier een stukje wens in vervulling
ging-
Processie
Een paar dagen voor de processie repe
teerden we enkele malen op de speel
plaats. Op de dag zelf trokken we onze
kleren aan in de school en oefenden nog
éénmaal alvorens op te stappen naar de
kerk.
Het was zo dat vooraan, we waren
ongeveer met twaalf, vier koorknapen
liepen, de armen gekruist, daarachter
kwam een ander viertal elk met een bel
en daarna kwamen dan de vaste misdie
naars, die de meer geraffineerde hande
ling moesten uitvoeren, zoals wieroken,
het wierookvat of de wierook aan de
priester geven, het boek aanreiken, de
mantel omhangen en noem maar op.
Zij die moesten bellen, kregen hun bel
pas in handen in de kerk. Zo een bel is
niet een enkelvoudige bel, maar is sa
mengesteld uit enkele kleine schellen die
te samen één geheel uitmaken.
De eerste maal dat ik fungeerde als
misdienaar-belbediener, kreeg ik in de
kerk van broeder Willibald de melding
dat ik de hoofdbeller was. Hij heeft dat
niet zo gezegd, maar zo was het. Dat
betekende doodeenvoudig dat bij de ze
gen aan een rustaltaar, ik het was die
moest bellen. De anderen moesten bellen
de hele processieweg, zoveel ze maar
konden, maar eens de pastoor naar het
altaar ging moest ik alleen rinkelen en
dan tijdens de zegen drie korte tikken
geven.
Ik zei daarnet wel rinkelen, want er is
een duidelijk onderscheid tussen rinkelen
en bellen. Je moet in je leven gebeld en
gerinkeld hebben om dat te weien. Bel
len, dat is gewoon tinge...linge...ling
doen. Rinkelen dal is echter tingeling
doen. Ringelingeling is ook goed! Maar
ringelingeling doen dat kan je niet met
een gewone bel, daar heb je een schel
voor nodig met meerdere belletjes, zoals
ze in de kerk gebruiken.
Het was iets waar ik zoveel van afwist als
van vliegen. Bij het buitengaan van de
kerk werd mijn kennis onmiddellijk op
de proef gesteld. Maar die proef leverde
een totaal ander resultaat op dan de
broeder verwachtte, niettegenstaande al
mijn goede wil en concentratie. Ik spaar
de zelfs geen lichamelijke inzet. Maar op
de manier waarop broeder Willibald op
me toeschoot wist ik onmiddellijk dat ik
verkeerd zat.
Het ongelukkige was dat ik niet wist hoe
ik het doen moest om goed te zitten. Ik
spande me in met heel mijn lichaam en
met al de kracht (voor één keer scheen
dat te veel te zijn) die er in mijn arm zat,
draaide ik zoveel mijn hand het toeliet
rechts en dan links. Het resultaat was een
luide Ring!.Ring!.Ring!
De broeder keek me dreigend in de ogen
alsof ik de wereldvrede in gevaar had
gebracht en zei, luid en boos: Ge moet
ringeringering doen!»
Ik knikte ja, bereid van ringeringering te
doen en draaide nog heviger met de bel.
Het gevolg was dat de Ring! Ring! Ring!
nog luider klonk en de pauze tussen Ring
en de daaropvolgende Ring nog groter
werd.
Ik heb broeder Willibald jaren gekend,
maar ik heb hem nooit zo kwaad, op het
randje af van razend gezien als die keer.
Hij dreigde dat hij een ander zou laten
bellen. Ik geloof dat ik nooit als kind zo
bang geweest ben voor een onweer als
voor broeder Willibald die keer. Ergens
moet hij dat aangevoeld hebben, mis
schien was hem als kind hetzelfde over
komen en hij is naast mij komen lopen.
Hij heeft zijn hand op mijn hand gelegd,
daarbij meer kracht gebruikt dan hij zelf
besefte en heeft me getoond hoe ik moest
ringeringelingen.
Ik had het echter niet zo dadelijk door.
Zenuwachtigheid en wellicht ook gedeel
telijke onhandigheid.
Maar uiteindelijk lukte het me toch te
ringelingen zoals van mij verwacht werd.
Heel de duur van de processie voelde ik
me onzeker, maar ik werd toch bevestigd
in mijn funktie, tot het ogenblik dat ik de
schoolbank zou ruilen voor de kleerma
kerstafel.
(Pierre Van Rossem)