Met twee per fiets
naar Tirol... en terug
Twintigste Pikkeling
van Faluintjesstreek
Walter De Swaef en medewerkers vinden
Keltische bewoningssporen
Een droom werd werkelijkheid
Archeologisch onderzoek te Mere
De Voorpost
Sportieve prestatie, toeristische attraktie en zin voor is het bergop bergaf gebla-
avontuur waren de elementen die twee moedige pedaal- zen zonder enig respijt,
ridders bezielden om een tocht per fiets van 2148 km die Goede kondite is dan ook
er uiteindelijk 2251 werden tot een goed einde te een conditio sine qua non.
brengen. Voor volgend jaar staat
'Pure waanzin, zegden de Duitsers doch voor beide voor Sammy Karinthië via
fietsers was het eer de verwezenlijking van een mooie de Grosglockner op het
droom. programma. Benoit wil
een jaartje de lange afwe
zigheid achterwege laten
omwille van zijn echtgeno
te. Maar de vlam van de
wielertoerist blijft in hem
branden.
Vervolg op blz. 12
AalstPikkeling. Ondanks alles de glimlach er niet bij verliezen (a)
42* JAARGANG NR. 30 - 42 F
Toen men een veertigtal jaren geleden in de omgeving van de windmolen Van Der
Haeghen te Mere enkele Romeinse vondsten deed by opgravingswerk heeft men nooit
kunnen vermoeden dat ongeveer een hahe eeuw daarna met zekerheid kan gezegd
worden dat hier ook een sterke koncentratie van Keltische aanwezigheid te vinden is.
Een halve eeuw is in de tijdrekening van de archeoloog maar een korte periode maar
toch is het aan de Aalsterse leraar geschiedenis te danken dat opnieuw een van de
zeldzaamste ontdekkingen gedaan werd. Vondsten uit de zogenoemde 'yzertijd', die
geassocieerd wordt met de Kelten, werden met enorme hoeveelheden bovengehaald
door zyn werkploeg, een tiental studenten van het 'Groot Kollege' die er een paar
weken vakantie voor over hebben om in de zengende hitte graafwerk te verrichten.
Aalst. Benoit Buque en Sommy Noel in bij de
Theresiazuil in het centrum van Innsbruck.
Zich zelf bewijzen derge
lijke uitdaging aan te kun
nen, genieten van de
mooie landschappen en de
vele bezienswaardigheden
langsheen de reisroute die
degelijk werd voorbereid
en dat alles gekruid met
hang naar het avontuurlij
ke waren voldoende moti
vaties voor Benoit en
Sammy.
Benoit Bucqué, een 40-
jarige arbeider bij de
RTT, uit de Hoge Vesten
te Aalst en Sammy Noël,
een 23-jarige arbeider in
een weverij uit Haaltert
hadden elkaar gevonden
wegens een gemeen
schappelijke voorkeur om
hergop te rijden.
Toen ze op klubuitstapjes
of andere ritten in eikaars
omgeving kwamen en hun
wederzijdse klimkapacitei-
ten vaststelden was de
vriendschap dra gesloten.
Ze zouden een paar vor
men dat ook buiten klub-
verband er op uit trok
want aangesloten bij een
nationale organisatie. Be
noit voelde zich wel geroe
pen wat meer te trainen
dan zijn nogal jongere ge
noot Sammy. Iedere zater
dag, zondag en feestdag
zat hij dan ook op het
stalen ros zodat hij dan
ook de nodige kilometers
reeds in de benen had voor
de start. Enkele zware rit
ten in de Ardennen waren
reeds voorbij. O.m. Luik-
Bastenaken-Luik. de
Waalse en de Ardense
pijl. Maar eerder ook de
beklimming van de Mont
Ventoux en de rit heen en
terug naar Michelstadt in
het Odenwald, Benoit to
taliseerde voor de rit naar
Tirol reeds 10.200 km en
Sammy zowat 1000
minder.
Als u deze regels leest ma
ken deze twee leden van
de Haalterse WTC Trek
vogels zich klaar voor een
rit Helchteren-Monschau
en terug. Wellicht hebben
velen van een rit naar Ti-
rol een te lichte indruk.
Via de autostrade lijkt het
allemaal inderdaad eerder
nogal vlak. Op de binnen
wegen die onze beide toe
risten moesten gebruiken
Om op de zaken niet
vooruit te lopen is het hier
misschien toch niet onge
past om er even een korte
historiek bij te halen.
Reeds in de jaren na de
oorlog werden door on
derwijzer Jan Schollaert
en enkele anderen op een
hoogte, in het aanschijn
van de windmolen, ar
cheologische resten aange
troffen. De toenmalige
buit was samengesteld uit
enkele prehistorische
vuurstenen voorwerpen en
keramiekscherven en
vooral dakpannen uit de
Romeinse tijd. Meester
Schollaert was in feite de
enige die over die vroege
vondsten enkele summiere
en begrijpelijke artikels
schreef en publiceerde.
In de jaren 1960 werden
door een andere onderwij
zer. Albert D'hoker, me
destichter van de Heem
kundige Kring van Mere
(later van Erpe-Mere), in
een steenbakkerij in de
zelfde omgeving ook ar
cheologische vondsten ge
daan. Ook hier betrof het
de traditionele keramiek
uit de Romeinse periode
en ook uit de late middel
eeuwen.
Nog een paar decennia
later, in 1979-80, werd tij
dens werken aan de Jeru-
zalemstraat te Mere een
waterput gedeeltelijk op
gegraven. Het was pas dan
dat er opnieuw een publi-
katie verscheen, ditmaal
van de hand van Dirk Cal-
lebaut van de Nationale
Dienst voor opgravingen.
De jaren tachtig zouden
trouwens als vertrekdatum
kunnen beschouwd wor
den van de popularisering
van de archeologie. Stu
denten gingen zich meer
en meer voor dit vak aan
de universiteiten interesse
ren en ook amateurs kre
gen meer belangstelling
voor de 'ondergrond'.
Sindsdien is er meer intens
onderzoek verricht, zowel
door vakmensen als door
amateur-archeologen
Van 1984 af prospec
teerde en onderzocht ar
cheoloog W. De Swaef,
voorzitter van de Aalster-
se Vereniging voor Ar
cheologie (AVA) dit ge
bied dat gelegen is op een
verheven terrein tussen de
Jeruzalem- en de School
straat. Zijn bevindingen
en resultaten publiceerde
hij in de 'Mededelingen
van de Heemkundige
Kring van Erpe-Mere' met
daarbij een overzicht van
alle bekende vondsten,
zonder daarbij de oudere
te vergeten.
Dit gebied in de omge
ving van de windmolen en
de steenbakkerij bleek
toch een zeer interessante
vindplaats te zijn en daar
om werden door Walter
De Swaef in samenwer
king met de Rijksuniversi
teit Gent in 1987 en 1988
drie opgravingen verricht.
Gelukkig kon hij bij het
graafwerk steeds rekenen
op de hulp van een groep
leerlingen en oud-leerlin
gen van het Sint-Jozefscol
lege van Aalst. De belang
rijkste resultaten leverden
restanten op van een land-
bouw-nederzetting uit de
Romeinse tijd. Over deze
opgravingen verschenen
verslagen in het gespeciali
seerd tijdschrift voor ar
cheologie VOBOV-INFO
maar ook in de reeds ver
melde Mededelingen van
de Heemkundige Kring.
Bij al deze vroegere op
gravingen had projektlei-
der W. De Swaef al het
vermoeden dat ook mate
riaal moest aanwezig zijn
uit een vroegere periode
dan deze van de Romei
nen. Daarom is hij dit jaar
terug naar dezelfde plaats
gekomen met een ploeg
medewerkers om naar
sporen van de Ijzertijd te
zoeken. Na een paar we
ken precisie-graafwerk
zijn zij er in geslaagd om
dit vermoeden te staven en
in werkelijkheid om te zet
ten. In tegenstelling met
Romeinse nederzettings-
Erpe-Mere. Walter De Swaef met zijn groep medewerkers na dc eerste dag van hun
opgravingswerk te Mere (jv)
resten, die in onze streek
vrij courant voorkomen,
zijn IJzertijd-resten nog
zeer zeldzaam. Het be
wijsmateriaal dat hier ech
ter naar boven gehaald
werd is ontegensprekelijk
het klaarste bewijs van de
aanwezigheid van een
vroeger leefpatroon tij
dens de Ijzertijd. Naast de
reeds bekende IJzertijdne-
derzettingen te Lede en te
Meldert is Mere één van
de gelukkige vindplaatsen
Erpe-Mere. Walter De Swaef toont hier dat het wassen van de opgegraven scherven
onmiddellijk en met zorg moet gebeuren (jv)
geworden.
Door toedoen van de
Rijksuniversiteit heeft W.
De Swaef een door hem
aangeduid perceel kunnen
afhuren voor de duur van
drie jaar waardoor hij
thans in de mogelijkheid
verkeert naar vermoedelij
ke bewoningssporen te
zoeken die alleszins ouder
zijn dan de vroeger gevon
den Romeinse koncentra-
ties.
De graafwerken gebeu
ren doorgaans in de eerste
vakantieperiode omdat
dan de meeste helpers be
schikbaar zijn maar toch
kan hij altijd op heel wat
belangloze hulp rekenen.
Zij vormen een zeer en-
toesiaste ploeg en hebben
zich net voor de vakantie
vrijwillig en spontaan aan
gemeld en dit 'zeker niet
met de bedoeling van
meer punten te krijgen'.
Trouwens, volgens pro-
jektleider De Swaef is het
ook deontologisch zeer
verantwoord: 'Naast het
wetenschappelijk aspekt
beantwoorden dergelijke
opgravingen ook aan een
pedagogische behoefte;
vele jongeren zoeken im
mers ook in de vakantie
een zinvolle vrijetijdsbe
steding en dergelijk ar
cheologisch graafwerk is
een ideale kombinatie van
handen- en geestesarbeid.'
Bij een bezoek aan de
werken was het hen trou
wens aan te zien dat ze er
plezier aan beleefden
maar dat ze daarnaast ook
geen geveinsde belangstel
ling hadden wat dus niet
duidt op eventueel pun-
tengewin voor volgend
schooljaar. Bovendien zijn
sommigen zelfs afgestu
deerd wat duidelijk op een
enorme interesse wijst.
Leven in de Ijzertijd
Het opgegraven mate
riaal wordt ontegenspre
kelijk vereenzelvigd met
de Ijzertijd. Uit geschre
ven dokumenten van Grie
ken en Romeinen is bewe
zen dat het volk van 700
vóór Kristus af in het
grootste deel van West- en
Midden-Europa ten noor
den van de Alpen leefde,
de zogeheten Kelten wa
ren. Om welke stam het
hier gaat kan men evenwel
niet uitmaken. Onze ge
bieden behoorden tot het
grensgebied van die Kelti
sche kuituur en de bescha
ving van dit volk bleef hier
bestaan tot op het ogen
blik dat de Romeinen, in
de eerste eeuw vóór Kris
tus, onze streken ver
overden.
Het is nu juist dankzij
de talrijke archeologische
opgravingen dat men zich
Vervolg op blz. 12
VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1989