l Frans Bonduelherinneringen uit een vol wielerleven i 'Regen en wind waren vaak mijn grootste bondgenoten' ium\] ïuss\v De Voorpost - 30.3.1990 - 29 In 1930, nu zestig jaar geleden, won Frans Bonduel de Ronde van Vlaanderen. Vandaag blijft die Ronde een wielermonument, een trots bezit van het Vlaamse volk. De Ronde is een reusachtig Vlaams feest. In Dendermonde herinnerde men zich, aan de vooravond van de 74e Ronde van Vlaanderen, de overwinning van Frans Bonduel. Hij werd er uitgebreid gevierd. WIELRENNEN Bij het begin van het wielerseizoen 1947 nam hij afscheid van de profwielrenne rij. Nochtans was '46 nog een goed jaar geweest en wilden zijn kollega's, Rik Van Steenbergen was toen jonge prof, hem in het peloton houden. Maar de 39-jarige Frans Bonduel had een bijna kwarteeuw lange wielerkarrière uitge bouwd en kon nu in schoonheid afscheid nemen van een sport die hem zoveel vreugde, zoveel welvaart, geschonken bad. Die wetenschap maakte het afscheid voor de Dendermondse kampioen heel wat draaglijker. Nu, 43 jaar later, kan Frans nog levendig vertellen over de heldendaden van toen, over het soms wel zware labeur in de wielerpelotons voor de oorlog. Hij kan de eindspurt van Parijs - Brussel 1934 doen herleven al sof hij vandaag voor onze ogen wordt betwist. Baasrode Frans Bonduel werd geboren te Baasro de op 26 september 1907 als jongste uit een gezin van acht kinderen. Frans ken de, een zorgeloze jeugd en een van zijn oudere broers bracht hem de liefde tot de fiets bij. De oudste broer, zelf geen onverdienstelijk renner, moest gaan werken en benjamin Frans mocht van zijn ouders verder de wielersport beoe fenen. Nooit hebben ze het zich be klaagd. Hun zoon, die op vijftienjarige leeftijd zijn studies aan het kollege te Dendermonde stopzette, zou enkele ja ren later één van Vlaanderens beste broodrenners zijn en dit bijna twintig jaar lang, ook blijven. Dilecta' De jonge Bonduel doorloopt, niet al te opvallend, verschillende nu verdwenen kategorieën, maar amper vijf jaar na zijn eerste koers - hij is dan nog geen 21 - Frans al bij de beroepsrenners. 'Ik ben nooit gaan werken, vertelt de nog altijd sportieve Frans. Pas achttien jaar kon ik rijden bij de junioren, dat waren in die tijd in feite betaalde liefhebbers. Ik won bij die kategorie trouwens de Ster van de Junioren, een driedaagse wed strijd door Vlaanderen. In 1928 werd ik dan beroepsrenner. Belgische wieler ploegen waren er nauwelijks en de ren ners die hierbij aansloten, kregen weinig gelegenheid in het buitenland te gaan koersen. De ploegen konden de verre verplaatsingen niet bekostigen. In Bel gië zelf waren toen weinig profwieler wedstrijden, een dertigtal misschien. Al leen de Ronde van Vlaanderen was een race waarin ook buitenlanders voor de bloemen en de centen streden. De mees te wedstrijden van betekenis werden in Frankrijk betwist en daar waren dan ook de echte grote wielerploegen uit die tijd. Ik had geluk en kon een kontrakt onder tekenen voor Dilecta, een Frans wieler- merk. In die ploeg bleef ik rijden tot mijn afscheid in '47, bijna twintig jaar lang. De ploeg bleef bestaan tot rond de jaren vijftig. Dilecta was een echte professio neel uitgebouwde ploeg. Al ons materi aal kregen we, zelfs ons ondergoed werd door de firma geleverd. De verzorging en begeleiding waren uitstekend. We reden op basis van een maandloon maar voor een overwinning in een grote wed strijd werden door de grote baas soms fenomenale premies uitgeloofd.' Ronde van Frankrijk en André Leduc 'Als jong beroepsrenner moest men toen onmiddellijk tonen wat men kon. Het systeem van kopman en knecht be stond nog niet. Dat was iets dat pas na de tweede wereldoorlog volop in de mode kwam. Mijn eerste jaar bij de profs won ik het Frans 'Kriterium der Arendjes' en Parijs-Brussel als voornaamste wedstrij den. Het jaar nadien ging ik naar mijn eerste Ronde van Frankrijk. Een hele belevenis. Ik kende geen woord Frans, nu nog niet, maar in onze ploeg werd bijna geen Frans gesproken. Bijna alle renners van Dilecta waren Vlamingen. Die eerste Tour beviel me wel. Op zeker ogenblik stond ik zevende gerangschikt, maar in de rit over de Galibier brak mijn rem en verder in de koers liet ook mijn ketting het afweten. We moesten toen de herstellingen nog zelf uitvoeren. Van fiets veranderen mocht zeker niet. Pas in 1936 werd dit toegestaan en dan slechts in de laatste dertig kilometer. Die twee defekten kostten mij toen ongeveer een uur bij de aankomst. De ritten waren toen veel langer dan nu, vaak meer dan 300 kilometer, en er werd dan ook vroeg in de morgen gestart. Tijdritten werden toen nooit ingelast. Dat jaar won Mauri ce Dewaele de Ronde. Het volgend jaar werd ik opnieuw geselekteerd en won ik, in verschrikkelijk slecht weer de rit Evian-Belfort. In 1932 reed ik mijn beste Tour de France. Alhoewel ik geen spe cialist-klimmer was won ik twee bergrit ten (Luchon-Perpignan en Perpignan- Montpellier). Dat jaar won André Le duc, die volgens mij de beste ronderen ner uit die tijd was. Hij behaalde zomaar eventjes zeven ritoverwinningen. Ik werd zesde in de eindstand.' Met vaste pion minuten voorsprong Tn de koersen van toen werd er weinig gecijferd. Degene die het hardst kon duwen werd dikwijls ook de winnaar. In 1930 behaalde ik, dankzij dat hard du wen, een van mijn mooiste zeges. In de Ronde van Vlaanderen kwam ik alleen toe met een voorsprong van negen mi nuten. Er werd toen nog gereden met vaste pion zodat er van bij de start tot aan de aankomst vaak meer dan tien uur moest worden doorgeduwd. Bordeaux-Parijs was toen de wedstrijd waaraan de vetste prijzen verbonden waren. Ook werden vele kilometers ach ter gangmakers gereden. Maar die zaten niet op een motor maar fietsten even eens, drie voor elke renner om die uit de wind te zetten. Na een paar kilometers kregen we dan nieuwe mensen voor ons terwijl de eersten dan een poosje kon den rusten. Zo ging dat dan verder. In Bordeaux-Parijs 1930 werd ik aangere den en moest een tijd in het ziekenhuis blijven. Dat wielerjaar was voor mij me teen gedaan.' Parijs-Brest-Parijsdodenkoers '1931 begon ook slecht. Ik wilde, tegen alle goede raad in, absoluut meedoen aan de dodenkoers 'Parijs - Brest - Pa rijs'. Deze koers werd slechts alle tien jaar georganiseerd. Een helse tocht van Wielrennen. Frans Bonduel won Parijs-Brussel 1934. Hij wordt omringd door R. en S. Maes, Barthélémy en Noret. 'Het was precies een lijk dat in Dender monde toekwam, vertelt de nog kwieke mevrouw Bonduel tussendoor. 'De rest van het seizoen had ik nodig om bondgenoten geweest. In dat opzicht was ik nog een echte Flandrien. In 1939, het jaar waarin ik mijn laatste Parijs- Brussel won, reed ik ook Parijs-Nice, de 1200 kilometer. Er werd vrijdag vertrok ken en zondag kwamen we opnieuw in Parijs toe. De ploegbaas was tevreden dat ik wilde meedoen, want hij wou ook enkele renners van Dilecta in de koers. Maar het ging me niet goed af. Volgens mij werden we door de verzorgers, zon der dat we er erg in hadden, gedrogeerd. Het kwam toen wel vaker voor dat men de renners drinken gaf waarin een pro- dukt was gemengd. Op eigen initiatief heb ik nooit een middel willen gebrui ken. Ik had er schrik van. Het werd toen trouwens weinig gedaan. Enfin. Ik kwam van die koers terug als een versuft, leeg- gereden renner.' Wielrennen. De genodigden tijdens de huldiging van Frans Bonduel (foto P.Hermans) opnieuw de goede oude te worden en rittenkoers naar de zon. Zon zagen we dat jaar echter niet veel. Wel sneeuw, sneeuw en nog eens sneeuw. We konden slechts rijden in de sporen van de auto's die de koers vooraf reden. In autobussen werden we rond de cols gereden want eroverheen was onbe gonnen werk. Onze schoenen stonden vol koud sneeuwwater en toch werd er een rit verreden tegen een gemiddelde van boven de 45 kilometer per uur. Ik won dat jaar trouwens een etappe en werd tweede in het eindklassement. Ook Parijs-Tours van 1939 is een verhaaltje waard. De fabrieken van Dilecta waren gevestigd in Le Blanc in de streek van Tours en de baas zou ingeval van een overwinning 20.000 Franse francs als premie geven. In de finale waren we met drie renners van onze ploeg in de leiden de groep: Achiel Buysse, Rkserveldt en ikzelf. Ik beloofde aan mijn twee gezel len 1500 frank ingeval van een overwin ning. Ze gingen beiden akkoord. Achiel Buysse leverde fantastisch ploegwerk maar Ritserveldt scheen kapot te zitten tot hij op een paar kilometer van het einde zelf aan de haal ging. Hij werd bijgebeend en door Achiel en mij uitge kafferd. In de sprint behaalde ik evenwel de zege. De 20.000 fr. werden door de grote baas echter verdeeld onder ons drie, voor ons gezamenlijk werk in de finale.' veel overwinningen waren er voor mij dat jaar niet meer bij.' Parys-Brussel en temperament 'De wedstrijd die mij het best lag, was Parijs-Brussel. Geluk speelde in die tijd een grotere rol in het koersgebeuren dan nu. Erelijsten vergelijken tussen renners van toen en van nu is daarom bijna onmogelijk. Bij een defekt konden we niet rekenen op ploegmaats en ook hulp uit een volgwagen kregen we zel den. We waren op onszelf aangewezen. In Parijs-Brussel 1934 waren we met vijf voorop: De Caluwé, Romain Maes, Re- bry, Vervaecke en ikzelf, vijf Vlamingen. In de spurt waren we elkaar waard, al hoewel De Caluwé misschien wel de snelste moet zijn geweest. Ikzelf was nogal goed in lange spurten. Van ver begon ik dan ook te spurten met De Caluwé in mijn wiel en door op het laats te ogenblik van versnelling te verande ren, kon ik tot op de eindmeet standhou den. De Caluwé heeft nooit goed kun nen begrijpen hoe hij toen geklopt werd. Mijn mooiste Parijs-Brussel was echter die van 1939. Ik reed toen lange tijd in de aanval met Lucien Vlaeminck, maar al snel mocht Lucien van zijn sportbestuurder geen kop meer doen. Ik ging daarop nog for ser op de pedalen duwen. Ik reed vaak op mijn temperament, soms misschien te veel. In de omgeving van Waterloo moest Lucien er af en ik kwam met bijna drie minuten voorsprong in Brussel toe. In verschrikkelijk slecht weer behaalde ik, net voor de wereldoorlog zou uitbar sten, mijn mooiste zege.' Ploegmaats 'Regen en wind zijn voor mij steeds mijn brood verdienen maar de oorlog kostte mij toch wel een paar huizen. Als training reed ik regelmatig naar het Westvlaamse Lichtervelde om spek, bo ter en eieren. Eens werd ik op de terug weg in Appels door een rijkswachter tegengehouden. Hij vroeg mij wat er in mijn koerszak wel stak. Ik zei hem dat er een reservetube en wat materiaal inzat en ik mocht met spek en eieren doorrij den naar Sint-Gillis-Dendermonde waar wij inmiddels een klakken- en hoe denwinkel hadden geopend. Na de oor log, in 1945, reed ik geen belangrijke wedstrijden mee, maar in 1946 begon ik, meer uit verveling, opnieuw te koersen. Ik behaalde nog enkele mooie resulta ten in grote wedstrijden en ook voor 1947 vroeg ik mijn licentie aan. In het begin van het seizoen ging ik naar Parijs een nieuwe fiets halen. AJs training kwam ik met de fiets naar huis. Aan de grens werd ik door de douane uren op gehouden, mijn materiaal was niet ge lood. Ik liep daar een zware verkoud heid op en meteen was voor mij het profwielrennen voorbij...' Herinnering Frans Bonduel is nu bijna 83. Hij ziet er nog kloek uit. Sport is nog altijd zijn lang leven. Vooral voetbal. Eddy Merckx is de grootste renner aller tijden. Zo koipt er geen meer. Oude, vergeelde foto's worden soms in gezelschap van vrienden nog eens bo vengehaald. Voor Frans Bonduel, die in Wielrennen. Aandachtig volgt Frans Bonduel de toespraken tijdens zijn huldi ging (foto P. Hermans) ~z~~. 1947 als ouderdomsdeken uit het pelo- Oorlog en afscheid - ton verdween, blijft het applaus, het ge- '1939 was voor mij het meest suksesvolle juich uit duizenden kelen, als een mooie jaar geweest. Maar toen kwam de oor- herinnering achter. log. Ér werden slechts weinig grote wed strijden gereden en financieel werd het voor de profrenners een minder goede tijd. Bij Dilecta werden we nog slechts zeven maanden per jaar betaald. Toch kon ik in de kleinere koersjes nog goed Op zondag 1 april zal Frans Bonduel met de krop in de keel aandachtig tv kijken bij de rechtstreekse uitzending van de 74e Ronde van Vlaanderen. Hugo AERTS

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1990 | | pagina 29