jZwanenzang van Meerse houten windmolen
Kapel van Zeven Weeën
te Mere gerestaureerd
Slecht weer teistert vinkenzettingen
Loskade te Mere wordt
hersteld
|0verheid belooft op te treden
De Voorpost - 5.7.1991 - 5
Een interpellatie van raadslid Fr. De Brouwer over de huidige toestand
un de waardevolle houten windmolen Van der Haegen te Mere bracht
«kele nieuwe elementen over deze treurige zaak aan het licht. In augustus
torig jaar werd het gemeentebestuur uitgenodigd door de dienst van
Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu en het raadslid wenste te weten of het
college vertegenwoordigd was en hoe het stond met de evolutie sindsdien.
Dit toegevoegd agendapunt bracht tenslotte toch een paar nieuwe elemen
ten aan het licht maar van een definitieve oplossing is voorlopig zeker nog
sprake.
De windmolen waarover reeds zoveel geredekaveld is, moet nog aan geen
herstel denken zolang er niet drastisch opgetreden wordt door de hogere
overheid. In die zin zijn echter beloften gedaan door gemeenschapsmini
ster Waltniel.
Bij Kon. Besluit van 28 maart 1956
werd de molen aan de Diepestraat
te Mere tot beschermd monument
uitgeroepen, gerestaureerd en in
1962 draaide hij weer op volle toe
ren, maalde het graan en was een
toeristische attraktie. Maar in het
midden van de jaren 1970 begon zijn
nranenzang toen hij getroffen werd
dooreen stormen in 1978 de wieken
beneden stortten. Meerdere
mensen spanden zich in om de mo
len te laten restaureren maar stuit
ten op tegenwerking van diverse
kanten. Gedurende twintig jaar
stond de molen bloot aan verval en
met de dood van het molenaars-
echtpaar werd het van kwaad tot
erger.
Ongeveer een jaar geleden werd het
te gortig en waren afgevaardigden
van Monumenten en Landschap
pen ter plaatse om de situatie op te
oemen, in aanwezigheid van burge
meester De Langhe en de schepe
nen E. Bliki en P. Eeckhout. De
tussenkomst van Fr. De Brouwer
was bedoeld om te weten welke ge-
rolgen dit bezoek gehad heeft. De
delegatie heeft indertijd alleszins
een aantal eisen gesteld die echter
maar moeizaam door de eigenaars
uitgevoerd werden. Dit komt omdat
de twee broers-erfgenamen, op zijn
zwakst uitgedrukt niet overeenko
men over de verdeling van het uitge
strekte goed waarop de molen ge
vestigd is. Hun wederzijdse ontoe-
gevendheid drukt zich trouwens
ook uit andere eigendommen die
staan te verkrotten. Misschien helpt
hier het nieuwe reglement dat door
de gemeenteraad goedgekeurd
werd om belastingen te heffen op
dergelijke gebouwen.
Bij Monumenten en Landschappen
werd vorig jaar beslist dat o.a. de
molenkap - dat een ruim gat ver
toonde - moest afgedekt worden,
dat de rotzooi van struikgewas en
ander overwoekerend onkruid
moest verwijderd worden en dat het
terrein moet onderhouden worden,
een omheining er omheen geplaatst
en de rondslingerende stukken in
het molenhuis, ofwat er van over
blijft, moesten opgeborgen worden.
Op dit laatste na werd enigszins te-
Stt alleen de weggebruikers maar
«oral de buurtbewoners zullen
itrheugd zijn dat men eindelijk met
het herstel van de Loskadestraat
begonnen is, zelfs vroeger dan voor-
nen.
De werken die er thans uitgevoerd
worden behelzen een wegbreedte
ran vier meter met asfaltering en
langs de huizen komt een greppel
van een halve meter. Om de 25 me
ter is er een rooster voorzien wat
neerkomt op een 14-tal. Langs de
huizen zal, waar enigszins de moge
lijkheid bestaat, een voetpad aange
legd worden tot tegen de afsluitin
gen en eventueel tot tegen de wo
ningen, net zoals men gewerkt heeft
m de andere reeds herstelde stra
ten, o.a. het opvullen met beton-
straatstenen waarmee fraai werk
geleverd wordt. Aan de overzijde
van de weg zal een strook van onge
veer een halve meter platte beton
worden gegoten en de afsluiting
langsheen de spoorweg zal wegge
broken worden en verplaatst wor
den tot tegen de spoorlijn tot waar
de eigendom van de gemeente zich
uitstrekt:
Waar vroeger de "los" was zal men
het gras afmaaien, met eigen perso
neel, het geheel met geelkleurig
grint (dolomiet) bedekken, waarop
het gemeentebestuur een parkeer
ruimte zal voorzien als uitbreiding
voor de reeds bestaande of voor de
omwonenden.
JV
gemoet gekomen maar intussen is
de natuur opnieuw bezig keurig
werk te leveren en wacht niet op de
komst van onkruidverdelgers.
Ministeriële belangstelling
Schepen van leefmilieu, P. Eeck
hout, wist toch te vertellen dat hij
enkele weken geleden een gesprek
had gehad over deze zaak met ge
meenschapsminister Waltniel die
beloofd had een klacht neer te leg
gen bij de procureur. Het is echter
ook zo dat de eigenaars zelfs niet de
intentie hebben om de molen aan
de gemeente te verkopen en ze drij
ven het zelfs zover dat de "Vrienden
van de levende molens" niét op het
terrein mogen om het monument te
herstellen. Ze willen dus geen hulp,
zelfs niet op vrijwillige basis.
Schepen Eeckhout voegde er o.a.
aan toe dat de hogere overheid in
het verleden meermaals aange
drongen heeft om de driezoldermo-
len te restaureren maar tevergeefs.
Nochtans is er briefwisseling over
waarin de overheid in 1979 er een
gerechtszaak dreigt van te maken in
geval van verwaarlozing want ge
klasseerde monumenten zijn be
schermd en moeten onderhouden,
wórden. De eigenaars zijn slechts
geïnteresseerd in de verkoop van
het geheel om er dure bouwgrond
van te maken.
Molen onteigenen
Raadslid J. De Vuyst vond het ge
heel zeer waardevol voor de toe
komst. Volgens hem was er slechts
één oplossing en dit is alles onteige
nen want "als we moeten wachten
naar een juridische oplossing is alles
verloren". Schepen Bliki zou echter
aan het provinciebestuur de vraag
gedaan hebben om de molen aan te
kopen maar deze vond het een te
dure transaktie "en dus ook voor
ons" besloot hij. En Erpe-Mere
moet aan geen onteigening denken,
vooral omdat hij nog niet inziet hoe
men het geheel, de molen en de
bijhorende percelen zou onderhou
den, vooral niet met het gemeente-
personeel.
Schepen Eeckhout merkte nog op
dat er in 1985 een bedrag in de
begroting stond in verband met de
molen maar dat het toen afgevoerd
werd, een opmerking die Fr. De
Brouwer niet naar waarde schatte
en hem er op wees dat het "over nu
gaat".
Tenslotte wierp burgemeester De
Langhe nog een verwijt naar de
overheid omdat er een afspraak ge
weest is met bevoegde ambtenaren
en zij hebben geen ingebrekestel
ling willen doen: "Nochtans zou het
veel helpen moest dit gebeuren" en
daarom pleitte hij voor een aktie
van de dienst Monumenten en
Landschappen die in feite best ge
plaatst is om de zaak op de goede
weg te helpen en van de molen nog
iets te maken in plaats van een der
gelijk uniek monument te laten ver
krotten, te wijten aan onenigheid.
Stort Steenberg
Het is opvallend dat de oppositie
bijna elke gemeenteraadszitting
een paar punten op de agenda laat
plaatsen wat wijst op een belang
stelling om op haar manier aan het
beleid deel te nemen.
Zo interpelleerde raadslid Van Pol-
laert over de stortplaats die gelegen
is op een private eigendom juist aan
de ingang van de weg naar het ge
meentehuis en een weinig fraaie
aanblik geeft voor de talrijke bezoe
kers van het administratief cen
trum. In zijn toelichting stelde het
raadslid "dat het zeker geen goed
voorbeeld is van het gevoerde be
leid inzake leefmilieu". Daarom
wilde hij van de bevoegde schepen
weten of er voor het bedoeld stort
wel een vergunning afgeleverd werd
en men in een ontkennend geval
maatregelen zal treffen.
Het antwoord van schepen Eeck
hout was zeer kort omdat hij be
treurde dat dit dossier nu ter sprake
moest komen vermits men er in
1988 al aan het storten was "maar
met de verkiezingen in het vooruit
zicht men heeft laten begaan". Toch
beloofde hij het dossier te onder-
Erpe-Mere. Wat een sieraad voor de gemeente Erpe-Mere zou moeten zijn,
staat er nu verkommerd bij, wachtend op een beslissing van de overheid want
zonder rechtszaak of drastisch optreden zal deze belangrijke houten windmo
len verder aftakelen en misschien uit het dopsgezicht verdwijnen (jv)
zoeken om later een standpunt in te wprdt het hier een terugkaatsen van
nemen waarop de LVB hem erop de bal wat tot de politieke geplogen-
wees dat bij elke vraagstelling de heden behoort,
schepen nogal geneigd is om naar jy
het verleden te verwijzen. Vaak
Zowel de vinkeniers als de vinken
zelf hebben dit seizoen al heel wat
moeten verduren want geen zondag
ging voorbij of het was te koud of er
was te veel regen en in bepaalde
gevallen werden ze met beide geze
gend.
Daarbij komt nog dat de Erpse
Dorpszangers vorige zondag af te
rekenen hadden met het Belgisch
kampioenschap te Wielsbeke waar
enkele leden heengetrokken waren.
Slechts 18 kooien werden langs de
weg gezet maar toch waren enkele
goede zangbeurten te noteren met
als uitschieters de vinken van Y.
Braem die met An (767) en Castaar
(670) de eerste twee plaatsen bezet
te. Na hem volgden Eos van H.
D'Haese (606), Castro van Fr. Bo-
gaert (552) en Kris van Edm.
D'Haens (547).
Ook de Meerse" Vinkeniers waren
talrijk aanwezig op dit kampioen
schap, vooral om het evenement
mee te maken. Toch waren de Er-
pe-Merenaren vertegenwoordigd
door René Van Tittelboom die zich
tussen de 1,550 deelnemers ging
plaatsen met Cesar waarmee hij de
16de plaats behaalde met 755 lied
jes. Moest echter een goede dag
gehad hebben dan zou hij nog beter
in de kop geweest zijn want deze
virik is meestal goed voor om en bij
de 800 liedjes.
Vermits de Meerse Vinkeniers
steeds in de namiddag hun zettin
gen organiseren konden zij toch nog
57 vinken inschrijven en hier was
het Silva van Danny Roelandt die
met 757 LIEDJES de eerste beker
behaalde. Op vrij ruime afstand
volgde Ken van G. Uyttersprot met
679 deuntjes maar ook Rapit van W.
Janssens, een van de regelmatigste
vinken zong nog 656 keer. Daar
naast waren nog twee vinken die het
zeer goed deden en de grens van 600
overschreden, o.a. Gandi van Luc.
Poels (654) en Pele van G. Van der
Stockt (642). De verdere ereplaat
sen werden als volgt verdeeld: Mo
ses van Sol. De Buck (585), Jef van
G. De Cock (551), Juul van dezelfde
eigenaar (541), Mario van K. Mat-
thijs (530), Rick van R. Sorgeloos
(510), Bobby van M. De Pauw (510),
Kim van Cl. De Bolle (493), Pif van
P. Peerlinck (485), Michael van K.
Van Impe (476) en David van S.
Muylaert (454).
Voor de promotie kwam Andy van
K. Matthijs (292) in aanmerking
voor Castaar van G. Roeland (291)
en Marcky van Fr. Arijs (286).
Volgende week donderdag, 11 juli,
is de Guldensporenzetting in het
Hof ten Dale waar meerdere bekers
te winnen zijn en men dus hoopt op
betere weerstoestanden om er een
hoog aantal Vlaamse vinkenliedjes
te horen zingen.
JV
Omgeven door hulst en lijsterbes staat kapel VI van de Rozenkransomme
gang oog in oog met de afgetakelde houten windmolen Van der Haegen.
Jarenlang werd het onderhouden door mevr. Mad. Maesschalck op wiens
grond het stond maar het perceel veranderde enkele maanden geleden van
eigenaar en het onderhoud van deze kapel werd eveneens aan iemand
anders toevertrouwd. De laatste jaren werd het door mevr. S. Ermens
verzorgd en in het kader van restauratie van alle ommegangkapellen is dit
nu de derde die hersteld is met giften van de buren en belangloze hulp van
mankracht.
Gelukkig is de restauratie nu heel
wat oordeelkundiger gebeurd, te
wijten aan een betere kijk op de
zaken wat restauratiewerk betreft
en de beschikking over andere en
betere materialen. Toch mag men
de initiatieven van vroeger niet te
zeer minimaliseren want zij hebben
er in de eerste plaats voor gezorgd
dat de kapelletjes er na een eeuw
nog altijd behoorlijk bijstaan en
men nu in de mogelijkheid is ze te
kunnen herstellen.
Kapel VI
Alle kapelletjes van de Meerse om
megang dragen een nummer en de
ze die sinds een paar maanden terug
hersteld is, draagt het nummer VI.
In het bidden van de rozenkrans
tijdens de ommegang begint men
hier het "tientje" van het eerste
droevige mysterie "De Droefheid
van Kristus", te lezen trouwens op
het altaarschilderijtje dat zoali in de
Erpe-Mere. Kapel VI van de Meerse Rozenkransommegang op het ogenblik andere kapelletjes boven het altaar
v.an de restauratiewerken met Em. Minnaert die talrijke uren mankracht hangt.
leverde (jv) Deze kapel aan de windmolen is
niet zo mooi van uitzicht als de twee
vorige die reeds een herstelbeurt
kregen. Ze werd jaren geleden met
cement bepleisterd en men heeft
deze toestand zo gelaten om diverse
redenen. Het bouwen van deze ka
pelletjes was honderd jaar geleden
trouwens niet bedoeld om er staan
te pronken als toeristische monu
menten maar wel als kleine tempels
van een toen zeer levende devotie.
Zoals in de andere kapelletjes heeft
ook H. Cautaert voor het zesde een
schilderijtje vervaardigd met een
voorstelling die het droevige myste
rie weergeeft. Men ziet er Kristus,
biddend in de Hof van Olijven, ter
wijl een engel op een wolk hem
a.h.w. een kelk aanbiedt. Verder
heeft" hij op het schilderij nog een
paar kleine bomen en wolken aan
gebracht, zodat we van een sobere
samensmelting kunnen gewagen.
Een altaarkleed leert ons daarbij
dat we in dit kapelletje met O.-L.-
Vrouw van Smarten te doen heb
ben.
Zeven Weeën
In elke kapel is een altaar geplaatst
waarop niet alleen kandelaars de
versiering uitmaken maar ook va
zen en bloemen die het Mariabeeld
omgeven.
In kapel VI prijkt een gipsen beeld
van Ó.-L.-Vrouw getooid met een
bruin kloosterkleed en een witte
hoofddoek. Haar hart is doorboord
met zeven zwaarden, een toestand
die op het voetstuk van het beeld
zelf verklaard wordt: "O.-L.-Vrouw
van Zeven Weeën B.V.O.". Aange
zien het met droefheid te maken
heeft, staat dit beeldtype van O.-
L.-Vrouw van Smarten in deze ka
pel zeker op zijn plaats.
In onze gewesten, en ook ver daar
buiten, kent men trouwens de ver
ering van O.-L.-Vrouw van Zeven
Weeën als een middeleeuwse devo
tie die uit de rozenkrans ontstaan is.
Hier overweegt men het lijden van
Jezus, een moment uit het Jezusle-
ven waarover men aanvankelijk niet
mediteerde.
In de devotionalia beweert men dat
van de 15de eeuw af O.-L.-Vrouw
van Zeven Weeën voorgesteld
wordt als een bedroefde Maria met
een door zeven zwaarden door
boord hart. Wat deze devotie be
treft verwijst men naar de beganke
nis van Lede die eveneens in het
begin van de 15de eeuw (1414) al
goed gekend was dank zij het mira-
kuleuze beeld "Nood Gods". Dit
wonderbeeld, een Rijnlandse Piëta,
werd aan de kerk van Lede geschon
ken door Matheus Van Neste, een
Ledenaar die in Keulen zijn stiel
geleerd had en er is blijven wonen.
Het Mariabeeld in kapel VI zou dus
waarschijnlijk geplaatst zijn onder
invloed van de devotie te Lede maar
dit blijft tot op heden nog een hypo
these.
Restauratie
Alhoewel het voor de biddende
mensen van de rozenkransomme
gang minder duidelijk te zien was,
was de restauratie aan deze kapel
veel ruimer dan men vermoedde. In
het dak, waarvan de leien volledig
met mos begroeid waren, moest
eerst een van op de grond bijna
onzichtbaar gat gedicht worden;
daarna werd het mos van de leien
verwijderd; de cementbepleistering
gereinigd; de bepleistering was
daardoor noodzakelijk; de muren
werden daarna geschilderd, de
vloer herlegd en de bomen rondom
gesnoeid.
Thans wacht men nog op een plech
tige inzegening zoals dit gebeurde
met de vorige gerestaureerde ka
pelletjes.
JV