Verbond van kringen voor Heemkunde in Oost-Vlaanderen waardeert monumentenzorg E.H. Jozef Sterck overleden Reeds 500 oorkonden voor geslaagde restauraties Mere verliest bekend inwoner 8 - 6.12.1991 - De Voorpost De monumentenzorg zit ontegensprekelijk in de lift. Allerhande initiatie ven worden genomen om ons bouwkundig erfgoed te vrijwaren, te verfraai en of van de totale verdwijning te redden. Daarbij is het een heuglijke vaststelling dat het geen eenzijdige belangstelling is want de interesse komt uit verschillende hoeken. Zo vult het privé-initiatief de werkzaamhe den aan die op het officieel vlak gepresteerd worden. Het is een kombinatie die leidt naar patrimoniumbehoud maar dan niet zonder veel financiële of manuele inspanningen. Aan dergelijke zorg en nog minder aan de tastbare resultaten kan men niet achteloos voorbijgaan en elk gerestaureerd monument, groot of klein, heeft recht op erkenning en waardering want het betekent telkens een lokale of zelfs regionale uitstraling. 500 oorkonden Een wijze van waardering is zeker de toekenning van oorkonden door het Verbond van kringen voor heemkunde in Oost-Vlaanderen i.s.m. de Kredietbank Gent. Reeds gedurende 19 jaar zorgt deze heem kundig overkoepelende organisatie en de bankinstelling voor de nodige ruchtbaarheid, de oorkonde, een kunstfoto van het gebouw in kwes tie en een tentoonstelling. Jaarlijks komen een dertigtal grote of min der grote gebouwen in aanmerking na een selektie door een vaste kom missie. Alhoewel de bewustwording voor de monumentenzorg op nationaal vlak pas goed gelanceerd werd sinds 1975, dan was het Oostvlaams Gouwverbond al een paar jaar vroe ger bezig en stimuleerde dergelijke initiatieven vooral bij de heemkun dige kringen maar ook bij privé- mensen. Het sukses dat hiermee ge paard gaat kreeg in die periode ge stalte in maar liefst een vijfhonderd- tal restauraties waarvoor in de Kre dietbank oorkonden uitgereikt wer den. Een selektie van een tweehon derdtal gebouwen werd een paar jaar geleden in een boek gebundeld. Met deze publikatie trad het ver bond van heemkunde nog meer naar buiten en verduidelijkte dat de betrokken mensen zeker aan geen Bokrijk-mentaliteit lijden maar de restauraties wil laten geschieden om later opnieuw funktioneel te ge bruiken. Het behoud van ons 'erfgoed' is grotendeels te danken aan de stuwing binnen de heemkrin gen waardoor de zorg voor de mo numenten sterk bevorderd wordt. Bij de restauraties en renovaties neemt de stad Gent telkens een groot gedeelte voor zijn rekening wat niet te verwonderen is als men weet hoeveel monumenten er in de provinciehoofdstad te vinden zijn. Niettemin worden in de regio ook elk jaar prachtige resultaten be haald en komen ook de landelijke dorpen steeds meer aan bod dank zij de inzet van velen. Ook zij wor den met een gegeerde oorkonde be kroond. Burgerwoning te Aalst Aan de Dendermondsesteenweg staat een huis dat in het begin van onze eeuw opgetrokken werd. In 1905 liet beeldhouwer-tekenaar Rob. Van Caelenbergh er een op vallende woning in neogotische stijl bouwen. Dezelfde kunstenaar R. Van Caelenbergh was niet alleen bouwheer-ontwerper van zijn eigen woning maar tevens ontwerper van heel wat neogotisch kerkmeubilair in de streek van Aalst. De jury voor restauratie-architektuur van Aalst was van oordeel dat 'dit vergeten neogotische huis een plaatselijke architekturale waarde heeft als zeldzaam voorbeeld van een bur gerwoning in die stijl. Uiteraard wa ren ook de verantwoordelijken in de kommissie akkoord om aan deze woonstede een oorkonde te verle nen. Windmolen Rullegem In Herzele en omstreken is staak- molen best gekend als de 'Molen Ter Rijst', gelegen op de weg naar Woubrechtegem. Hij behoort toe aan burggraaf Ant. du Pare Locma- ria van Herzele en sinds 1984 wordt hij uitgebaat door Al. Gaublomme die er trouwens voor gezorgd heeft dat hij dit jaar hersteld werd, dit met de medewerking van de Molen vrienden die trouwens instonden voor 200.000 fr van het 1,2 miljoen dat nodig was voor de herstelling. Deze houten windmolen werd in 1966 al eens gerestaureerd alhoe wel na het overlijden van molenaar Jer. De Raeve in 1979 hij opnieuw aan aftakeling blootgesteld was. Thans is hij echter in goede handen van A. Gaublomme en die zal in de toekomst zorgen dat de staakmo- len, opgericht rond 1750, het dorps beeld van Herzele zal blijven ver fraaien. Kapel te Mere Het is wel opvallend dat er overwe gend veel religieuze gebouwen ge restaureerd worden. Meestal be treft het hier kleine monumenten die echter zeer belangrijk zijn om dat ze deel uitmaken van het dorps- patrimonium. Het zijn trouwens de ze gebouwtjes die men het meest aantreft op het platteland die waar dig zijn om ze als bouwkundig erf goed te bewaren. Hiertoe hoort ook de kapel die kadert in de Rozen kransommegang van Mere. Ze is toegewijd aan OLVrouw van Zeven Weeën en werd op initiatief van heemkundige kring gerestaureerd en opnieuw ingewijd tijdens de mei-ommegang. Aan deze omme gangkapel werd het dak grondig hersteld, evenals de natuurstenen en het houtwerk. Men herschilder- de het beeld en het kruis en binnen werd een nieuwe bepleistering aan gebracht naar het wegkappen van de faiencetegels. Men zorgde te vens voor een nieuwe vloer en mar meren venstertabletten. De werken werden gedeeltelijk bekostigd met giften van de buurtbewoners. Sint-Livinuskapel te Houtem Deze kapel bevindt zich op de Ka- pellekouter te Sint-Lievens-Hou- tem en moet uit 1640 dateren. Ze is eigendom van de parochiale werken en werd met eigen middelen geres- taureerd, dank zij een steunfonds. Alhoewel deze kapel thans 350 jaar is, heeft men tijdens de herstelling toch sporen gevonden van 15e en 16e eeuwse muren. Een eerste res tauratie zou van 1702 dateren. De kapel werd er geplaatst als devotie oord tot de H. Livinus die in 657 te Sint-Lievens-Esse onthoofd werd om nadien terug te keren naar Sint- Lievens-Houtem, waar hij, door met zijn staf op de grond te stampen een bron liet ontspringen. Naast de kapel bevindt zich nog steeds een waterput. Bij de restauratie stootte men op een paar merkwaardigheden zoals een altaarsteen die men thans her- bruikt heeft. In een nis trof men een paar voorwerpen aan die men als relikwieën beschouwt. Ze waren verzegeld met een bijzonder schild en men veronderstelt dat het hier een zegel moet zijn van een aartsbis schop, doch verder onderzoek hier omtrent is noodzakelijk om de juis te historiek te achterhalen. Dat gebouwen moeten funktioneel worden na de restauratie wordt ook hier eens te meer bewezen want de kapel zal in de winter gebruikt wor den voor liturgische diensten. Apollonia te Steenhuize In Steenhuize-Wijnhuize werd niet alleen de kapel van Sint-Apollonia gerestaureerd maar tevens maakte men werk van het heiligenbeeld. Zover de overlevering hier reikt heeft men in deze kapel Sint-Apol lonia vereerd. Ze staat aan de hoek die gevormd wordt door de Hoge- weg en de Winkelstraat en na op zoekingen in 1989 werden in de nok van de kapel gegevens ontdekt die aantoonden dat ze eerder al na ver val hersteld werd. Zo betaalde Pie- ter Ant. De Clippele in 1772 maar liefst 148 gulden voor de toenmalige restauratie. Het vervallen devotie oord moest praktisch volledig op nieuw heropgebouwd worden. Vermits een fraaie kapel met een even fraai beeld moet getooid wor den, heeft men naar aanleiding van de restauratie ook het prachtige beeld van Sint-Apollonia onder handen genomen. Het beeld was deerlijk gehavend maar historisch gezien waardevol genoeg om het te restaureren. Zo werden de afgebro ken delen terug op vakkundige wij ze aangezet en de bestaande poly chromie bijgewerkt met daarnaast nog een fixatie van de verflagen. Het initiatief van Luk Beeckman resulteerde in een fris monumentje dat opnieuw zijn glans heeft in dit landelijk dorp. Sint-Lambertuskerk Vlekkem De kerk van de kleinste deelge meente van Erpe-Mere werd in een paar jaar grondig gerestaureerd, zo wel binnen als buiten. Gebouwd rond 1860, heeft zij het uitzicht van een neogotische, pseudo-basilicale kerk. Het is een rank gebouw nog ommuurd met een kerkhof. De vrij sobere stijl van het gebouw wordt gedomineerd door de monotonie van de bakstenen gevels. Ook de glasramen werden vernieuwd en de patroonheilige, Sint-Lambertus troont nu vooraan in de kerk en mag als een der waardevolle kunststuk ken beschouwd worden. Het is een houten beeld van de plaatselijke beeldhouwer H. De Somer. De vorige kerk stond in de vorige eeuwen in een lager gelegen gebied en voor de heropbouw van de nieu we kerk tussen 1858 en 1860 zocht men een meer geschikte plaats ho gerop. Bohemenkapel te Wichelen Het is een kapelletje toegewijd aan OLVrouw van Lourdes en staat in de wijk Bohemen sinds 1865. Het is een mooi landelijk bedehuisje door de christelijke familie Roggeman opgericht. Nadien veranderde ze van eigenaar aan de familie Van Hauwermeiren. Ze werd in Boomse steen gebouwd en naar men zegt zijn de mensen er zelf met een boot je omgevaren. De dakbedekking be staat uit natuurleien. Toen de kapel in verval geraakte 1 heeft een werkgroep o.l.v. E.H. Pas toor J. Stacino, voor een grondige restauratie gezorgd. Men heeft het gebouw van een volledig nieuw dak voorzien zonder evenwel de oor spronkelijke vormgeving te veran deren. Er werd ook een nieuwe al taartafel aangebracht terwijl de mu ren gezandstraald werden en volle dig hervoegd. Ook hier is eens te meer bewezen dat wanneer vak mensen en anderen hun belangloze medewerking verlenen veel van de totale ondergang kan gered wor den. Het resultaat is echter vaak indrukwekkend als men deze kleine monumentjes ziet staan als parel tjes in een landelijk kader. Zijn er geen financiële verdiensten aan dergelijk werk verbonden dan toch heeft men de verdienste dat er op nieuw een monument staat te pron ken waaraan men zelf meegewerkt heeft. JV Oud Principaal en oud-inspekteur Jozef Sterck werd op Sint-Elooi van het jaar 1913 geboren te Mere maar kon net zijn 78ste verjaardag niet vieren. Hij overleed in Sint-Niklaas een paar dagen voor zyn geboortedag na een vrijwel langdurige ziekte. Met hem heeft Mere een voorname figuur verloren want E.H. Sterck was een zeer goede bekende in onderwijsmid- dens. In Mere heeft iedereen hem gekend als de zoon van de gemeenteont vanger maar nog beter als deze van "den drukker achter de kerk". Hij liep lagere school in zijn geboorte dorp om in 1926 zich in te schrijven in het H. Maagdcollege te Dender- monde waar hij de Latijnse afdeling volgde. Alle lessen werden er, vóór de taalwetgeving van 1932, in het Frans gegeven wat hem het stude ren bemoeilijkte omdat het hem niet zinde. Uiteindelijk werd hij, na het verlaten van de Humaniora als "primus perpetuus" uitgeroepen. Dat was in 1932, het jaar dat hij naar het seminarie trok waar hij met de tegenstellingen op het taalgebied dieper zou kennis maken. Daarbij kwamen dan de toen gevreesde "ja ren dertig", een turbulente periode voor de jonge geestelijke. Tijdens zijn twee jaar teologie in 1936 was hij soldaat in Leopoldsburg en ver bleef er gedurende maanden in de Limburgse bossen waar het leger in staat van paraatheid lag. Vooraleer hij in 1938 tot priester gewijd werd, heeft hij heel wat meegemaakt op verschillende vlakken. Tijdens een interview verklaarde hij trouwens "Ik heb nooit in normale omstan digheden kunnen studeren". Vlaamsgezind Ondanks het feit dat een priester, zelfs van in zijn jeugd weinig op zijn geboortedorp verblijft, is E.H. Sterck zeer verknocht gebleven aan zijn Mere. Dit had hij te danken aan de opvoeding die hij genoot bij "meester Suys" en hem sterk beïn vloed heeft. Van deze verteller pik te hij veel wetenswaardigheden meer over de plaatselijke geschie denis en Vlaamse literatuur in ver band met de verzen van Rodenbach e.a. Ook de in die tijd opgericht Davidsfondsbibliotheek wees hem de weg naar de werken van H. Con science waarin hij leesvoer vond om zijn latere ideeën te vormen. Daar na werd hij gestimuleerd tijdens zijn humanioratijd door subregent E.H. Van Der Biest die met veel passie het leven van de frontsoldaten ont hulde. Vandaar wijdde hij zich al aan "verboden" lektuur als "De Blauwvoet", "De Vlaamse Vlagge", verzen en celbrieven van Wies Moens. Hij heeft zijn extreem Vlaamsgezindheid nooit verbloemd en als AKVS'er werd hij als een "rebel van het college" bestempeld, voor hem een eretitel die hem even wel veel last bezorgd heeft om aan het seminarie aanvaard te worden. In tegenstelling tot anderen kreeg hij bij zijn priesterwijding in 1938 toch de toelating van zijn oversten om naar de universiteit te gaan en mocht hij zelf zijn studierichting be palen wat anders door het bisdom bepaald werd. Oorlog en Universiteit E.H. Sterck kon zijn eerste kandida tuur Germaanse filologie in 1938-39 gewoon afwerken maar toen begon nen de internationale moeilijkhe den in Duitsland en Spanje met het gevolg dat hij in augustus 1939 ge mobiliseerd werd. Als brancardier ingelijfd leerde hij er de politicus Theo Lefèvre kennen met wie hij een blijvende vriendschap onder houden heeft. Toen ging alles vrij vlug want na de kapitulatie in mei 1940 meldde hij zich in het bisdom waar hij een eer ste opdracht kreeg in het St.-Maar- tenscollege te Aalst maar op 1 sep tember moest hij al naar Sint-Ni- klaas, belast met een poësisop- dracht. Half november stuurde men hem naar Leuven om zijn tweede kandidatuur te beginnen maar door het systeem van de tweejaarlijkse kursussen kon hij er maar weinig gaan uitrichten en besloot uiteinde lijk aan de eerste licentie te begin nen om rond Nieuwjaar de eksa- menzittijd "vooroud-strijders" mee te maken en werkte zo zijn kandida turen af. In 1942 studeerde hij af met een verhandeling over Marnix van Sint-Aldegonde. Deze werd trouwens bekroond door de "Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde". Hij werd verondersteld te doctore ren en hiervoor koos hij "De Byen- korf der H. Roomsche Kercke" als uitgangspunt. Dit behelsde o.a. een onderzoek naar de samenstelling en de bronnen van dit veelbesproken werk. Het was echter zeer moeilijk om in volle oorlogstijd aan studie materiaal te geraken wat niet weg nam dat hij zijn thesis al in 1947 klaar had, ondanks het feit dat hij terzelfdertijd een opdracht als priester-leraar vervulde. In 1955 kreeg hij voor zijn doctoraat de "Vijfjaarlijkse Prijs van de Vlaamse Provincies". Inspekteur In zekere zin is de loopbaan van E.H. J. Sterck als leraar vrij kort geweest. Zijn eerste pedagogische opdracht kreeg hij wel al in 1938, onmiddellijk na zijn priesterwijding en na een interval wegens de oorlog vervulde hij een interim in het Sint- Maartenscollege te Aalst gevolgd door een lesopdracht in het Klein Seminarie van Sint-Niklaas. Van 1 september 1942 tot Pasen was de Merenaar leraar aan het Sint-Jo zefscollege te Sint-Niklaas waar hij vriendschapsbanden opgebouwd had met Anton Van Wilderode en Ignace De Sutter. In dat jaar werd hij aangesteld als principaal van het Sint-Catharinacollcge te Geraards- bergen. Hier kwam hij als het ware in een na-oorlogse puinhoop terecht maar met veel aktiviteiten en doorzet tingsvermogen heeft hij een "ster(c)k" beleid gevoerd en er een bloeiende school van gemaakt. In 1950 deed men in het college een poging om een eigen tijdschrift op te richten. Dit vlotte aanvankelijk niet bijzonder maar de definitieve doorbraak kwam er in 1956. Men was toen nog in de periode van de schoolstrijd en ook het college van Geraardsbergen heeft hier zijn lo kale rol gespeeld. Onder het beleid van principaal J. Sterck werden enkele belangrijke ondernemingen verwezenlijkt als de bouw van de grote speelplaats, de klassenbouw naast de kapel, de nieuwbouw beneden de speelplaats cn de restauratie van de toren en de voorgevel van de collegekerk. In 1966 werd E.H. Jozef Sterck tot inspekteur Nederlands benoemd maar nog ditzelfde jaar werd hij be noemd als direkteur van de Congre gatie der Zusters van O.L. Vrouw Presentatie te Sint-Niklaas. Tot slot nemen we een vleiend ci taat uit het gedenkenboek "Germa- nia" van de K.U.L. van 1942 om de levenshouding van E.H. Jozef Sterck weer te geven "Naast hem (Alb. Westerlinck) bloeide de jovia le gestalte van Sterck(e) Jef, den levendigsten en aktiefsten aller Germanisten van wien onophou dend het Geuzevers mocht gezon gen "Merck toch, hoe Sterck, nu in 't werek sich al steld". Hij was het beeld van den ijverigsten priester, die, steeds met de beide voeten op de grond en met zijn hart verheven tot God met zijn linkerhand het kwaad uit de vlegel-Germanisten ranselde en met de rechterhand de gekwetste gemoederen zalfde. Nooit is wellicht een zwartrok bij de Germaanscne stammen zo populair geweest. Hij had de reputatie van de Germanisten in het leger tijdens de mobilisatie en oorlog hoog gehou den en vandaar de heerlijke levens houding meegebracht van stalen mannenfiguur. JV

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1991 | | pagina 8