Urbain Schreyen: een kreatieve karnavalist Dolf Ottoey: Aalsterse karnavalkeizer der préselekties Aalsterse Burchtstraat wordt door Amylum aangekocht De sfinxen zijn in 't land De Voorpost - 14.2.1992 - 5 Uit hoofde van zijn beroep, heeft Urbain Schreyen van Kreas Reklamebu- i reau, in de loop van de laatste twintig jaar, al heel wat te maken gehad met de evolutie van de Aalsterse karnavalbeleving. In zijn ontwerpbureau aan de Ledebaan te Aalst, zijn er dan ook al heel wat karnavaleske ideeën op tafel gekomen. Na in de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Aalst en te Brussel de afdeling Publiciteit te hebben gevolgd, is Urbain verschillende jaren in dienst geweest als ontwerper in enkele gerenomeerde firma's. Een tiental jaar terug is hij als zelfstandig reklamebureau van start gegaan, met bijzonder veel sukses. Hierdoor is hij zijn aktiviteiten om en rond de Aalsterse karnaval sterk moeten gaan beperken. Als enige niet-karnaval- prins aangesloten aan de Prinsencaemere staat hij in voor het ontwerpen van de enscenering bij shows, zoals eind vorig jaar de Retro-show. Omdat het hier gaat over optredens die niet altijd plaats grijpen in het voor zijn werk drukke seizoen, kan hij hiervoor de tijd nog wel vinden. In het begin, bij het opbouwen van zijn zaak, was het nog rustiger en kon hij zich ook intensiever bezig houden met ontwerpen in verband met kulturele manifestaties, zoals enscenering voor opvoeringen van Toneelgroep Taal en Vrijheid en Theater Pact. Het 'Jeugd en ballet Trongon' doet ook jaarlijks op hem beroep voor het bouwen van de om lijsting van hun avondvullende bal let-show in C.C. De Werf. Urbain Schreyen betreurt het wel, dat hij de tijd niet meer kan meema ken van het bouwen van wagens voor de stoet en het intensieve sa menleven in een karnavalgroep. Hij was ondermeer de medestichter van de karnavalgroep De Kaloeterka- bassen, samen met Karei De Mey - hij heeft er een tiental jaar mee samengewerkt - 'Die tijd is echt goed geweest. Er is intussentijd ech ter heel wat veranderd. De wijze waarop de groepen nu geïnstalleerd zijn, daar konden wij toen alleen halle buiten kom, ben ik precies een leeg mens. De huidige karnavalis- ten die dromen van niks meer, ze hebben alles. Zij hebben geluidsin stallaties om de stad omver te bla zen, ze beschikken over alle moge lijke technische middelen om bewe gingen in hun wagen uit te dokteren enz...' evalueerde Urbain. Urbain slaagde er vroeger een van de eerste in, om beweging in de meegevoerde wagen in de karna- valstoet te brengen. Vroeger waren alle wagens uitsluitend statisch. Hun middelen hiervoor waren bij zonder beperkt. Dank zij hun goede techniekers, die 's zondags na de stoet de motor van hun oude kamio- net volledig demonteerde en her stelde, konden zij ook 's maandags nog eens buitenkomen. 'Tegenwoordig bestaat spijtig ge noeg, die samenhorigheid en die verbondenheid niet meer. Vele jon ge mensen houden het niet lang vol bij hun groep. Na een paar jaar ver maar van dromen. De mogelijkhe- lopen ze en gaan ze met een andere den die zij nu in de Werkhalle heb- groep mee. Wij zouden hier nooit ben, het is ongelooflijk. Als ik nu de aan gedacht hebben. We waren met een groep begonnen, ermee groot geworden en waren zo kompetitief ingesteld, dat wanneer we ons niet meer konden waarmaken in de groep, we er gewoon uitstapten en zeker nooit bij een andere groep zouden gaan aankloppen' aldus Ur bain Schreyen. Er wordt verder vastgesteld, dat er uiteindelijk verloedering is in alles. De interesses zijn aan het verdwij nen. Men zegt dat er in verband met karnavalorganisaties eens zou moe ten geklapt worden met de jeugd om te zien hoe zij er tegenover staan, maar dat interesseert de jon geren blijkbaar niet. Voor hen lijkt het herleid te worden tot drinken en 'de beest uithangen'. Dat is het ech ter niet, dat is geen karnaval. Hoe komt het toch dat het hier niet meer kan - zoals Michel Cleemput nog onlangs aanhaalde, in de Prinsen caemere - in een café op een spiri tuele manier iemand 'verwijten en in zijn zakken schijten', zoals men dat zo schilderachtig in het plat Oilsjters weet te schetsen. Men is er blijkbaar mentaal niet meer op in gesteld. Het komt niet meer sympa thiek over. Men is veel te aggressief geworden, en men gaat onmiddel lijk op de vuist. 'Het beste is er feitelijk af. Vroeger beleefde men het plezier van samen iets te maken. De dag van vandaag is er alleen nog produktie. Sommige karnavalgroe- pen zijn kleine bedrijven geworden' zucht Urbain. En toch wil hij het allemaal niet als negatief bestempelen. Urbain vindt het trouwens niet erg dat de Prin sengarde zich konkurrentieel is gaan opstellen tegenover de Prin sencaemere. Daardoor meent hij dat er afbraak gedaan wordt aan de monopolipositie van De Caemere, waardoor er ook door deze met meer inzet gewerkt wordt. Ander zijds wordt verheugd vastgesteld dat de Oilsjterse karnavalspirit toch nog kans krijgt, zoals bij de Draeke- nieren in hun laatste publicatie - het spot-reklameblad 'L'Annonceur', d$ recente uitgave van het 'Blaat Boeksken' van de Bla Biskoppen en de uitgave van het 'Groeët Oilsjters Dictee'. 'Uilenspiegels' geest leeft blijkbaar nog onder de oudere kar- navalisten. Een van de karnaval-hoogtepunten blijft voor Urbain Schreyen steevast het 'Katrienenbal'. De voorbije vijf entwintig jaar heeft hij er nog geen enkel gemist. Hiervoor ontwerpt hij voor hem en voor zijn echtgenote jaarlijks een kostuum. Hij vindt dat de sfeer er ook anders is dan op de meeste andere karnavalbals. Ur bain stelt hier ook wel een bepaalde evolutie vast. Er komt hier ook de laatste jaren meer en meer jong volk en hij stelt vast dat de leeftijdsmid denklasse 'zich laat trekken'. 'Toch houdt het bal zijn niveau. De onder werpen die zij kiezen bij het vast stellen van hun thema - zoals dit jaar 1001 Schrikkelnacht - geven de ge legenheid u eens kreatief uit te le ven. Dit wordt dan ook, nog met een appreciatie onderlijnd tijdens de verkleedwedstrijd. Dat vind ik per soonlijk bijzonder positief ver klaart Urbain enthousiast. P.H. In de onmiddellijke omgeving van het containerpark voor selektieve huisvuilophaling van stad Aalst heeft Doltken Ottoey zijn 'hoofdkwartier'. Dadelijks rijden er vrachtwagens en containers af en aan vooralle mogelij- I Ie aanvoer en opkuisklussen. Het is er altijd druk in de Bergemeersen- slra at 141. Een familiezaak die reeds vijftig jaar in deze branche in Aalst «n begrip is. Daarnaast is Dolf nog een unieke figuur in het karnavalwe- reldje. Als drievoudig gewipt préselektiekarnavalprinskandidaat heeft hij zichzelf tot 'Keizer* uitgeroepen en wil op die manier aan zijn unieke situatie gestalte geven. 'Vastelouvcnd insj as prins goon vieren, da was na nen echten droeim va moi moozc stouken stokskes in mijn wielen, doormei was mennen droeim na rap verboi' zingt Dolf in een van zijn karnavalliekes. Hier mee wil hij in 't kort duidelijk maken welke zijn voornaamste karnavaltri- bulaties geweest zijn. Voor 1989 moesten de kandidatu ren van de kandidaten prins karna val ongewoon vroeg ingediend wor den. Zo waren Frank Van Rijme- nant en Adolf Ottoey op 31 augus tus '88 de enige twee kandidaten die ingeschreven waren. Vreemd ge noeg werd de inschrijvingslimiet verlengd en werd het reglement ge wijzigd, zodat ook vrouwen zich kandidaat mochten stellen. Drie nieuwe kandidaten kwamen de eer ste twee vervoegen: Peter Roe- landt, Odette Scheerlinck (de echt genote van Prins Goebby) en Chris tine De Strooper (de echtgenote van de drievoudige prins Michel). Toen evenwel gefluisterd werd dat er een stroman (-vrouw) onder de kandidaten zou kunnen zitten greep het feestkomitee in en organiseerde een préselektie. Hier werd Dolf voor de eerste keer gewipt, samen met kandidate Odette Scheerlinck. Uit protest, omdat hij er het eerste Aalst. Dolf Ottoey, de ongekroonde keizer van de gebuisde karnavalisten a jaar van tussen gesmeten was, gaf Dolf zich het jaar nadien (1990) op nieuw op als kandidaat prins. Hij was de twee ingeschreven na Kris De Poorter. Nadien stelden Michel Heck en Pascal Wiggy zich ook kan didaat. Achter gesloten deuren voelde, in de préselektie, de jury de deelnemers aan de tand over hun taalvaardigheid, komisch talent, im provisatietalent en podiumvast- hcid. Principieel diende er ook nu niemand uitgesloten te worden, maar Dolf Ottoey werd voor de tweede keer, samen met Pascal Wiggy gewipt. Toen Dolf zich het jaar nadien (1991) opnieuw aanbood kreeg hij te horen dat er maar twee kandida ten nodig waren en werd hij van het trio Yvan De Boitselier en Michel Heck weggeselekteerd. Dolfken moest zijn derde desillusie slikken. Hij liet het echter niet aan zijn hart komen. Als echte karnavalist nam hij het steeds sportief op en twijfel de er zelfs aan of hij zich niet een vierde keer zou kandidaat stellen. Hij vond echter dat het al genoeg geweest was en dat hij misschien zijn negatieve ervaringen positief kon ombuigen. 'In ons stad es't er iet oont gebeiren, oeveraal spreken z'oever moi, ge zeltj mè zondag zien floreiren, want ten benne'k er altoid geiren boi. 'k Voele k'ik mé koizer van ons koizer- stei, oever Oilsjt en aal zen stroten. Oeveraal mag ge'k mè de prinsjen mei, doormei benne'k altéd op toernei' zingt Dolf nu in zijn lijflied immer wieder zondag'. Hij voelt zich erg gelukkig in zijn situatie en heeft zich al uitgerust met speciaal kostuum, voorzien van scepter om in de eerstkomende stoet mee op te stappen. Samen met zijn 'peter' Johny Meert broeit hij nog andere plannen uit. Hij had aangevraagd om met een auto in de stoet mee te rijden maar dit was hem begrijpelijker wijze door de burgemeester niet toege staan. ik kan dat begrijpen, ieder gelijk voor de wet' zegt Dolf maar heeft al onmiddellijk het plan opge vat om een karnavalgroep te stich ten, dan mag hij volgend jaar met een wagen ineestappen in de stoet. 'De karnaval Ambetanterik van Oilsjt' ga ik mij zelf dopen zegt Dolf Ottoey. Dat men ergens overeen komst zoekt met de kenletters CAO in andere omstandigheden stoort hem niet. 'Als ze in Mechelen op merking kregen over de opschriften BELL bij een basketploeg, dan werd er ook meegedeeld dat dit doodeenvoudig de afkorting was van 'Basket Eist Lichamelijke Lenigheid', verklaart Dolfken glun derend. De mannen van 'den ande ren kantvan 'twooter'zijn blijkbaar toch hun spiritualiteit niet kwijt. 'Benne'k na koizer van onze koizer- stei en ze kennen da ni verdroagen, moor ik dei'kik toch droi kieren mei, kroigc'k door na giënen titel veir?' besluit Dolf zijn licken en toont glunderend zijn nieuwe kope ren scepter. Dolf Ottoey is verder nooit vast ver bonden geweest bij een of andere karnavalgroep. Hij is steeds indivi duele karnavalist geweest en geble ven. Hij zet hiermee een traditie verder die zijn peter (Dolf Cor- nand) trachtte waar te maken. Die trok van aan de Brusselse steenweg en later van in de Moorselbaan, met zijn 'Automatieke piano' de eafées af en zong zijn zelfgemaakte 'liekes'. Dat probeert Dolf ook en het lukt hem aardig. Zo zingt hij over zichzelf: ik ben Dolfken. Ik hem containers, oeik nog papier. Nog was aatoizcr en veil bakken bier. Ja'k docnc'k ik van alles, 'k ben oeëk nog pompier en blissen doe 'k mé bier'. Ongeduldig telt Dolf de dagen mee af op de aftelkalcnder van de Paga- detten en leeft weer in roes naar de komende karnaval toe. Dagelijks staat de radio voluit te spelen en klinken zijn lijfliederen over zijn oprit: 'Ik ben mei kontjen, die zot goot doeng Die gaas go geiven, oeik zonder poeng Na za't er stoiven, want 'tcs mè fiëst Danst, springt, lacht om ter miëst! Ik ben Dolfken... P.H. De Burchtstraat, gedeelte tussen de Van Wambekekaai en de Alfred Ni- chelstraat wordt eigendom van Amylum voor een bedrag van 3,5 miljoen. Volgens het besluit van de gemeen teraad van 30 augustus 1978, wordt aan NV Amylum de toelating ver leend, voor een periode van drie jaar, tot privatisering van een ge deelte van de openbare weg van de Van Wambekekaai in de Burcht straat. Deze toelating werd tot 31 december, telkens met 3 jaar ver lengd. Het gedeelte Burchtstraat tussen de Van Wambekekaai en de Alfred Ni- chelstraat is eigendom van de stad. Het stadsbestuur besloot nu de weg aan Amylum te verkopen. De Van Wambekekaai is eigendom van het Vlaamse Gewest en valt voor het gedeelte tussen de Werf en het sas onder het beheer van de stad. Voor dit gedeelte sloten de Stad en NV Amylum een overeenkomst af waarbij de privatizering werd toege staan op voorwaarde van de jaar lijkse vergoeding van ongeveer een half miljoen. Vanuit de oppositie kwamen vragen waarom men verkiest te verkopen in plaats van te verhuizen. Er werd ook gevraagd of dit wijst op een uitbreiding van het bedrijf Amylum. Schepen De Smet onderstreepte dat het om een regularisatie van een bestaande toestand gaat. Boven dien blijft Amylum verplicht om alle bestaande rechten ten voordele van de nutsmaatschappijen te eerbiedi gen en tevens altijd een vrije door gang van minimum vier meter breedte te verzekeren aan politie, rijkswacht, brandweer en bestuur der waterwegen. P.H. Naast het vriendenfeest is de Kultu rele Avond van het Vrij Technisch Instituut van Aalst een jaarlijkse traditie geworden. Na het sukses van de voorgaande jaren opteren ze andermaal voor een toneelopvoering. Onder leiding van regisseur Johan Haezaert spelen leerkrachten, leer lingen en studenten van het V.T.I. een muzikale komedie naar Plautus' Mostellaria 'De sfinxen zijn in 't land'. Het stuk wordt gespeeld op vrijdag 14, zaterdag 15, vrijdag 21 en zater dag 22 februari telkens om 20 u. Johan Haezaert heeft het stuk hele maal herschreven, Dirk Bauters heeft het op muziek gezet en Emiel Matthijs is de verantwoordelijke voor de produktie. Allen leraars aan het V.T.I. Het verhaal Caius, zoon van de Romeinse gou verneur Publius Africanus, heeft tij dens de drie jaar durende ambtster mijn van zijn vader in Egypte, flink de bloemetjes buiten gezet. Het re sultaat van de dagelijkse braspartij en is dan ook een totaal verkom merd ouderlijk huis en loodzware schulden. Toch heeft Caius aan zijn wilde avonturen iets prachtigs overge houden. De week voor de terugkeer van zijn ouders uit Egypte wordt hij smoorverliefd op een Grieks slavin netje, Delphia. Met geleend geld koopt hij haar en schenkt ze onmid dellijk de vrijheid in ruil voor... u raadde het al, eeuwige liefdes trouw. Delphia zegt niet neen en het jonge paar kijkt hoopvol de toe komst tegemoet tot de vertrouwe ling-slaaf van Caius, Tranio, komt opdagen met het ontstellende nieuws dat Publius Africanus op weg is naar zijn woonst. Er dienen uitvluchten gezocht, en snel ook! Tranio stelt voor om de gouverneur het verhaal van een bespookte thuis op de möuw te spelden, in afwach ting van een gunstig moment om papa in te lichten over het huis, de schulden en... het aanstaande hu welijk. Maar dit eerste waanzinnige idee is slechts de aanhef tot een reeks bi zarre verwikkelingen, waarvan u nog heel wat verzinseltechnieken kan opsteken... P.H. Aalst. Urbain Schreyen (a)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1992 | | pagina 5