Pastoor Valery Stuyver blijft verknocht aan de oude liturgie 8 - 29.5.1992 - De Voorpost Pastoor Val. Stuyver, vijftig jaar priester, blijft de oude tradities van de kerk trouw en toont nog altijd zijn aanhankelijkheid aan de oude liturgie (jv) Pastoor V.A. Stuyver is een van de vele priesters die zich niet konden verzoenen met de nieuwe tendens die hen na het Concilie van 1960 opgedrongen werd. Als gehoorzaam pastoor nam hy deel aan de vernieuwing maar hij ontdekte vlug dat hij op een dwaalspoor zat en keerde terug naar de «ware Kerk van Kristus». Hij trad op als verdediger van de oude kristelijke ritus zoals het hem vroeger voorgeschreven en aangeleerd was. Argumenten ging hij zoeken in zijn eigen godsdienst om na een diepgaande studie «De Breukmis in het Nederlands» te schrijven. Alhoewel het geen sluikliteratuur betreft, is dit boek nauwelijks gekend bij de geestelijkheid ook al opent het vele perspectieven. Pastoor V. Stuyver is niet alleen een goed priester maar ook een fervent beeldhouwer geweest, een kunst die hij beoefende als een «hooggestem de hymne aan de schoonheid en de vroomheid», getuige O. Van Hau- waert over zijn werk. Voor V.A. Stuyver was het vooral een middel om met beelden de boodschap te brengen van het kristendom: «Men kan leren met woorden maar ook met beelden; het is een kombinatie die in funktie staat van het kristen dom, nl. het verspreiden, het be kend maken, het veropenbaren er van», stelt pastoor Stuyver. Wat pastoor Stuyver geproduceerd heeft zijn bijna uitsluitend beelden die met het katholiek geloof ver band houden. Dit is nu ook niet ongewoon want het procentueel aandeel van religieuze voorstelling is enorm en overstijgt alle andere onderwerpen in de plastische kunst. Schooljeugd Op 1 aug. 1916 werd hij te Aalst geboren, in een van de meest beken de wijken. Mijlbeke, waaraan hij la ter zijn schuilnaam zou ontlenen als schrijver van religieus gerichte wer ken. Hij liep school bij de «zusterkes» in de buurt van wie hij toen reeds scho ne herinneringen meekreeg zoals van Zr. Rachel en ook van Juffr. Jeanne. De indrukken die hij daar opgedaan heeft, speelden niet al leen een grote rol tijdens zijn jeugd maar ze zijn hem gans zijn leven bijgebleven. Zijn jeugdherinnerin gen zijn steeds belangrijk geweest want zolang hij op een parochie ge staan heeft, deed hij er aan «kinder- onderwijs» aan de hand van voor vallen en gebeurtenissen of beleve nissen uit de jeugdperiode. Het is dus steeds een doorgeven aan de jeugd geweest om een kristelijke opvoeding te bewerkstelligen. Eigen aan de mentaliteit van toen was het zijn wens zo vroeg mogelijk Frans te leren zodat hij op tienjarige leeftijd de zusterschool uit de buurt verliet om ze te ruilen voor het Sint-Maartenscollege waar hij een grote achterstand had op gebied van de Franse taal. Op de vraag wat hij later zou willen worden, kon hij alleen maar ant woorden zoals alle jongens van zijn leeftijd «zo snel mogelijk groot zijn». Van een beroepstoekomst had hij toen, op vijftienjarige leef tijd nog geen flauw idee, zelfs niet van het priesterschap. Hij vertrok toen naar de normaalschool van Sint-Niklaas waar hij Alidoor Hul- piau leerde kennen die later leraar werd aan het Kon. Atheneum van Gent. Deze toen jonge priester maakte een uitzonderlijk goede in druk op de leerlingen en niet in het minst op de latere pastoor Stuyver. Het bijwonen van een eerste H. Mis van een subregent en zijn veelvuldi ge bezoeken aan de paters van de abdij van Affligem bewogen hem ook om de stap te zetten naar het priesterschap. Deze beslissing noopte hem om aan het college van Lokeren te gaan studeren. Daar hij op een half jaar tijd de stof van twee jaar doormaakte om naar het colle ge van Sint-Niklaas te gaan waar hij de laatste drie jaar van de humanio ra in twee jaar afwerkte, want de poësis deed hij tijdens de vakantie. Priesterwijding Vanuit het college zette hij toen de stap naar het seminarie met de filo sofie als inleiding om daarna het gewone stramien te volgen met theologie en alle andere vakken om zich op het priesterschap voor te bereiden. Toen Val. Stuyver aan het tweede jaar teologie begonnen was, brak de oorlog uit. Dit was voor de semina risten een harde tijd «maar op be paalde ogenblikken zeer schoon; er was enerzijds het pijnlijke van de oorlog maar daarnaast zag men toch de pure naastenliefde bij men sen dje het beste van zichzelf ga ven», getuigt pastoor Stuyver. Voor de meeste seminaristen was de oorlog een praktische leer school, een voorbereiding op de on verbloemde werkelijkheid waar ze veel ondervinding opdeden. Vooral in het militair hospitaal werden zij met het werkelijke leven - of de dood - gekonfronteerd dat er ge paard ging met alle menselijke el lende op sociaal en psychisch vlak. Toen het ergste voorbij was, mocht hij met de andere seminaristen te rug naar het seminarie om er zijn studies verder te zetten. Het was echter een weinig rooskleurige pe riode vooral omdat er bijna niets te eten was met het gevolg dat prak tisch iedereen ondervoed was. De rampspoed kende voor hem geen grenzen want enkele weken vóór zijn priesterwijding in mei 1942 stierf zijn moeder. Normaal moest zij de eerste zegen krijgen van haar zoon maar het was Mgr. Callewaert, de latere bisschop van Gent maar toen voorzitter van het seminarie die knielend haar plaats innam. Dit beeld is de jonge priester altijd bij gebleven en zelfs na vijftig jaar priesterschap is hij nog vol emotio nele lof voor Mgr. Callewaert die hij roemde voor zijn plichtsbesef: «Dit was een moment waarop hij, die altijd zo streng was, zich blootgege ven heeft maar tevens zijn steeds zorgvuldig verdoken genegenheid toonde op het ogenblik dat het werkelijk nodig was». Onderpastoor Zijn eerste benoeming om aan «veldwerk» te doen kreeg hij in 1942 op de parochie van Wichelen en pastoor Val. Stuyver predikte er voor de eerste keer op het feest van Kristus Koning. Dit noemt hij nog de bloeitijd van de kerk in een heel andere situatie als tegenwoordig. Het was een ander aspekt waarbij men toen nog te doen had met een kristelijke parochie waar «het kris- telijk Vlaams leven nog weelderig zijn gang ging». De taak van onderpastoor levert heel wat ervaring op wat uiteraard de bedoeling is om later aan het hoofd van een parochie te staan en leiding te geven aan de parochia nen. In Wichelen deed hij de vast stelling hoe ontzettend naïef een jong priester kan zijn en hoe zijn beeldhouwerstalent niet naar waar de geschat werd: «Ik had de zorg over ongeveer een honderdtal kruistochters om ze op hun kommu- nie voor te bereiden. Bij de herinne ring aan de 150ste verjaardag van de in Wesel gestorven seminarist Sera- fien De Keyser, kreeg onderpastoor Stuyver de opdracht om een memo- riekruis te vervaardigen. Voor de zelfde gelegenheid schreef hij ook het levensverhaal van die martelaar en onder de pseudoniem van Albert Van Mijlbeke verscheen toen «De Trouw van de Serre». Hierbij deed ik nog maar eens een ervaring op, vertelde pastoor Stuyver, en deze is «dat men de werkelijkheid wel kan evoceren, maar nooit weergeven zoals ze is». Na een paar jaar liet de ondervoe ding van de seminarietijd zich sterk voelen en pastoor Stuyver werd ziek. Dit was het begin van een lange moeilijke periode en na vier jaar werd hij naar Gent in de paro chie van Sint-Jozef overgeplaatst. Daar had hij moeten tot rust komen en herstellen. Maar het bracht geen aarde aan de dijk. Hij bleef er maar twee jaar. In 1947 werd hij te Oost- Eeklo aangesteld als onderpastoor in een rustige omgeving. Hij verge noegde er zich niet mee alleen maar het H. Misoffer op te dragen. Hij begon met een «dossier» aan te leg gen waarin hij alle gezinnen van de parochie optekende en regelmatig aanvullingen maakte. Zo bezocht hij elk jaar alle gezinnen om Sint-Pieterspenning op te halen en tevens goed pastoraal werk te doen. Die huisbezoeken hebben hem geleerd zijn eigen geluk te be seffen, toen hij zag welke moeilijk heden er soms in een gezin moesten opgelost worden: «Toen pas besefte ik duidelijk me een gelukkig priester te mogen ach ten en dat de mensen niet altijd die grote belangstelling opbrachten voor de godsdienst zoals een pries ter dit verwacht. Ze wisten de weg niet en waren met zoveel andere zaken bezig waarmee ze moesten bezig zijn om den brode; daar heb ik respekt gekregen voor de mannen». Vlassenbroek Gedurende negen jaar is pastoor Val. Stuyver in de parochie van Sin- te Kruis gebleven en stond er bij de bevolking goed aangeschreven. Maar de ziekte achtervolgde hem. Daarna verzocht men hem het ver der kalm aan te doen omdat hij zich te veel zaken aantrok maar dit was nu eenmaal zijn ingesteldheid als priester. In die periode kreeg hij het bezoek van zijn president uit zijn semina rietijd, Mgr. Callewaert, die intus sen tot bisschop gewijd was. Het gesprek lag aan de basis voor zijn aanstelling tot pastoor van Vlassen broek. In 1956 kon hij zich in het kleine dorpje aan de Schelde instal leren. In deze omgeving kon hij niet alleen zijn apostolaatswerk uitvoeren, dat altijd geprimeerd heeft, maar zich ook wijden aan zijn devotionele kunstzinnigheid. Hier kon hij zich zowel mentaal als fysisch herbron- In 't Latijn Gedurende negen jaar heeft pas toor Stuyver aan de vernieuwing in de kerk meegedaan maar langza merhand drong het tot hem door dat de afwijkingen van de oorspron kelijke liturgie te groot werden. Hij had «de dwaling» ingezien en keer de terug tot de oude liturgie met de mis in 't Latijn van vóór het Vati- kaans Concilie. Dit werd hem niet verboden maar wel afgeraden door zijn kerkelijke overheid. Hij heeft zich in feite nooit kunnen neerleg gen bij deze vernieuwingen. Pastoor Val. Stuyver vindt het in zekere zin oneerbiedig te zeggen dat hij een «dissidente houding» aanneemt: «Men wil mij altijd, ook nu nog, in deze situatie waarin ik nu verkeer, zowel de mensen als de pers, tegen mijn bisschop opzetten maar dat lukt niet want het is ge woon niet waar. Ze verstaan ge woon niet wat er gebeurd is». In korte bewoordingen legt pastoor Stuyver uit waarom hij tot de oude liturgie teruggekeerd is en opnieuw de mis in 't Latijn opdraagt: «In het Concilie is er een tegenspraak. Hierin hebben ze iets gedaan met de beste bedoelingen, nl. aanpas sen, hernieuwen en nieuwe kracht geven. Maar er zaten mensen tus sen, met bepaalde ideeën, die alles te vaag formuleerden om het later te kunnen ombuigen in hun eigen richting. Zolang men vaag te werk gingen in het schemerduister werk te, wist ik van niets, maar daarna! Ze hadden me in werkelijkheid mijn H. Mis ontstolen, noch min noch meer. Ik heb ook gedurende negen jaar de nieuwe liturgie gevolgd maar ik vind dat ze niet juist is. Ik heb dit werkelijk ondervonden in Vlassenbroek. Die moderne mis is geen «mis» meer en dat heb ik klaar en duidelijk willen bewijzen. Ik wou er echter absoluut zeker van zijn en ik ben begonnen hard te studeren in de winter van 1977 om mijn stand punt te kunnen bewijzen. Ik ben geen ruziestoker noch oproermaker en daarom had ik er alles voor over dat mijn argumentatie klopte als een bus». Hij greep terug naar de mis in 't Latijn want ze is voor hem nog altijd het «echte» misoffer. Dit wordt breedvoerig uitgelegd en vergele ken in «De Breukmis» die in een eerste oplage in 1978 verscheen. Oude sakramenten getrouw Toen hij met zijn bewijzen in de openbaarheid kwam via «De Breukmis in het Nederlands» en an dere geschriften, werd hij zelfs van uit Nederland om advies gevraagd. Het was pas als hijzelf vond over genoeg bewijsmateriaal te beschik ken dat hij terug trouw zwoer aan de oude liturgie. Hij brak met de ver nieuwingen schafte de H. Kommu- nie uit de hand af, vernietigde het eigenhandig gebeeldhouwde hou ten altaar dat als tafel dienst deed en keerde terug aan het oude stenen altaar tegen de muur in het koor om er weer het «ware» heilige misoffer op te dragen. De herinvoering van de oude sakra menten had voor pastoor Stuyver weinig aangename gevolgen. Na en kele tijd besefte hij dat hij zichzelf uit het bisdom uitsloot. Hij stond praktisch alleen omdat het bisdom besloten had «de vergis sing te volgen». De brave pastoor op rust heeft echter niet de bedoeling de klerus te veroordelen want, zegt hij, «het blijft nog altijd aan O.L. Heer om te oordelen». Toch voegt hij er plichtbewust en kordaat aan toe: «Ik doe geen mis in het Neder lands die door een paster Jezuïet opgesteld is en over wiens wereldse praktijken ik liever niets zeg. Mijn collega's doen wat ze willen, dat is hun zaak. De studie heeft mij echter geleerd dat ze de echte en enig ware heilige mis afgeschaft hebben en dit heeft ontegenspreke lijk geleid tot vermindering van roe pingen want priester wordt men in de eerste plaats om het H. Misoffer op te dragen. Dus als het voor naamste doel wegvalt, dan valt het wezen, dat er moet toe leiden, even eens weg». Hij verwijst daarom ook naar het steeds verminderend kerk bezoek dat door iedereen merkbaar is. Ook voor dit fenomeen heeft hij een verwittigende vinger opgesto ken en het treurige bewijs van zijn voorspelling is uitgekomen. Hij blijft nog altijd de geestelijke opvoeder zoals hij reeds meer dan een halve eeuw is geweest. Pastoor Val. Stuyver heeft niet alle sakramenten bestudeerd maar zich tot de belangrijkste beperkt, alhoe wel ze allemaal het voorwerp zijn van de globale liturgie. Toch heeft de vernieuwing ook het H. Doopsel uit zijn verband gerukt. Het is ons altijd voorgesteld als een sakra- ment, door Jezus ingesteld met de bedoeling de erfzonde te vergeven. Na het Concilie heeft men er in feite een «intrede ritus» van gemaakt wat best kan vergeleken worden met een «opneming in een of andere sociëteit; nochtans heeft de H. Pe trus duidelijk gesteld dat men de zin en het doel van het Doopsel niet mag veranderen», argumenteerde pastoor V. Stuyver. Van hetgeen thans in de kerk ge beurt moet men niet veel meer «om buigen». Zoals op lange termijn te voorzien was want in de paar decen nia na het Concilie is bijna alles waardeloos geworden. Droevig maar toch met een grond van heilige overtuiging klaagt hij de dwaling aan: «Het sakrament des altaars is ongeldig want het bestaat niet meer in de moderne liturgie. Van het H. Oliesel heeft men het sakrament van de zieken gemaakt en niet van de stervenden. Er blijven in feite maar twee sakramenten van vóór het Concilie over, tenminste als men ze wil toedienen zoals ze be doeld zijn». Diepe ontgoocheling Pastoor Val. Stuyver mag dan al op rust gesteld zijn, maar dit belet niet dat hij nog op een drietal plaatsen het misoffer opdraagt volgens de oude liturgie. Zo is hij nog elk week end in een kapel in Zele, in Dender- Pasloor Val. Stuyver is een gekend en begaafd beeldhouwer én leeft thans in zijn Museum-Kasteel lussen zijn beelden. Tijdens het weekend staat hij voor het altaar tegen de muur, zoals dit vroeger algeméén gangbaar was (jv) monde en in Antwerpen om het H.' Misoffer te celebreren. Hij staat ge lukkig niet alleen want zijn vizie op! de vernieuwing wordt stilaan dooi talrijke andere priesters gedeeld enj ook zij zijn nog altijd verdedigen! van de door Jezus gestichte gods dienst. Nochtans reageert men ij! Vlaanderen het minst, deels uit laksheid maar vooral «omdat men onze brave mensen alles kan wijs-; maken», voegt hij er meewarig aan toe. Pastoor Stuyver verspreid zijn lite-i raire geschriften onder de pseudo niem Albert Van Mijlbeke. De uil gave van de «Breukmis in het Ne derlands» draagt zijn eigen naam en hij voegde er zelfs «priester» aan toe zodat niet kan beweerd worden dat hij zijn verantwoordelijkheid! ontloopt. Met de verspreiding van de «Breuk mis» ging een groter ontgoocheling gepaard. De Breukmis, waarin hij zijn teorieën en bevindingen neer schreef, is in feite het minst bekend bij de geestelijkheid. Het is wel een werk dat «geschreven werd in hel verzet. Het werd evenwel niet onder de toonbank verkocht». Het kwam in feite evenmin in de) handel omdat het er geen kans toe! kreeg maar het werd in talrijke ek- semplaren in stilte doorgegeven.) Men trachtte het duidelijk aan dej openbaarheid te onttrekken om re-1 den dat het een «boek van de waar-; heid betreft». Met de uitgave van de Breukmis heeft men eens te meer kunnen ervaren wat «vrijheid» be tekent, zodanig gepredikt althans en volgens het Concilie gepropa geerd. Het doodzwijgen van eer dergelijk werk geeft blijk van eer' zekere vorm van lafheid vanwege do kerkleiders. Eksemplaren, ter be spreking opgestuurd, naar de kran ten werden niet behandeld, zodai ook daar duistere krachten aklief waren. Een andere ontgoocheling in ver band met de Breukmis liep pastoor Stuyver eveneens op in de letter kundige wereld. Het bisdom telt nochtans talrijke vooraanstaande letterkundige figuren met naam eni faam. Niemand heeft echter gcrea-i geerd op het essentiële van de Breukmis wat zeer ontmoedigend overkwam: «Dat is bij mij nog altijd niet verteerd, vooral omdat een au-j teur moet omhoog trekken zoals de! betekenis van het woord beduidt Een auteur is iemand naar wiens woord en voorbeeld wij ons leven richten. Dus zij hebben het werk doodgezwegen alhoewel zij een ek-: semplaar als geschenk kregen». Vaarwel Vlassenbroek Alle ontgoochelingen en onbegrip' waren mede aanleiding om het ak- tieve priesterleven in Vlassenbroek: aan een opvolger over te laten. Hij had er steeds aan gehouden de kin deren en parochianen te onderrich ten zoals de oude ritus het voor-i schreef met o.a. de katechismuslesj aan de kinderen om ze op de eerste: en plechtige kommunie voor te be-; reiden. De mentaliteitsverandering had een nefaste invloed op zijn aposto-j laatswerk. Hij voelde het aan net ol; de kinderen hem afgenomen wer den door de conciliaire en kerkelij ke instellingen. Zo besloot hij niel langer in Vlassenbroek te blijven et elders zich als priester nuttig te ma ken. Op 23 september 1983 verliet hij Vlassenbroek en vertrok alleen naar Seraing-Ie-Chateau, ondanb het feit dat talrijke mensen hen aanspoorden te blijven. Hun her haalde verzoeken konden niet ba-i ten, want hij had het besluit geno men geen parochie te dienen «op! een wijze onwaardig voor Kristus». Nog steeds draagt pastoor Val Stuyver het H. Misoffer op volgens1 de oude liturgie en talrijke gelovi gen komen, soms van heel ver, om dit bij te wonen. Zij onderschrijven zijn houding tegenover de huidige Kerk en voorkomen dat hij zich voM ledig in de eenzaamheid van hei Museum-Kasteel terugtrekt. Op 30 mei 1992 viert pastoor Stuy ver zijn gouden priesterjubileum el velen met hem hopen dat hij no§ lang het «ware» H. Misoffer ma? opdragen. JV

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1992 | | pagina 8