De doolaards in Egypte.
EEN KERSTVERHAAL.
gelukkig
Nieuwjaar
BERICHT
Lovendegem.
BROZEN EN JEPPEN.
zekeren toch van er deze te kunnen doortrekken.
De duitsche prinses Frederic-Leopold is met haar
kofferfoorken in 't water gevallen al te schaatsen
rijden op het meer van Griebnitz tegen Potsdam j
dat komt er van En wat zouden wij al zeggen
ook, dit is iets dat niet en staat voor een vrouws
persoon. 't Is nu vast en zeker dat citoyen Brou-
wier, representant van Luik, zijne demissie gege
ven heeft, want sedert eenige dagen heeft hij weer
om zijne plaats ingenomen
van directeur iu den abat
toir of slachthuis. Hoe
belachelijk toch 't mees-
tendeel van de gazetten
hebben over den diefstal
in de St Jozefskerk t' Aalst geschreven alsof er alles
gepikt had geweestwaarom dan toch niet geloo-
ven 't geen verledene week in De Volksstem stond
't was de pure en loutere waarheid. Maar neen, die
alweters van fransche gazetschrijvers weten dit be
ter als 't Stemmekenmeenen ze toch In
de Ardennen ligt de sneeuw op som-
mige plaatsen tot 6 voet dik 't is
daar onmogelijk van de eene paro
chie naar de andere te gaan ook
zijn de wilde verkens van honger de bosschen uit-
geloopen.
Die zegt dat er te Geeraardsbergen aan 't sas ge
stolen is, die liegt. Een van onze correspondenten
komt ons te schrijven dat de dieven daar nooit de
gelegenheid hebben van te komen stelen. De
'oting zal tot Aalst plaats hebben den dijnsdag 4
i ,ari aanstaande. En te Rausart is gestorven
ze kci-e Pieter Larmoyeux in den ouderdom van 100
jaa.) 0 maanden en 18 dagen de man had op 17
nog geweest stemmen. Op tweeden
Kerstdag was Eet vollen broeillamini en geroep en
gevecht in de straten van Mechelen de liberalen
waren an 't manifesteeren omdat de kiezing nog
niet goedgekeurd was! de
gendarmen en hadden nog
maar op 't bevel van M.
Broers, burgemeester,hun
nen sjovel getrokken, of
al 't gespuis was d'herber-
gen binnen. Te Londen
alleen zijn er op Kerstdag
over de 500,000 ganzen en
kalkoenen opgefretAalst
zou er ten minste 6 jaar
lang ,eten.'t Schijnt nu dat onze Koningin
begint .rijs haar te krijgen volgens de groote fran
sche gazetten van Brussel schrijven awel, dat en
is geer wonder, 't mensch gaat ook al op haar zes
tig O die duivelsche salamander! te Parijs, ze-
VereAutoon Philippe, 30 jaar oud, rodeert rond
«oker- van St Marguerite, de parochiekerk van
V riend E. H. De Keyzer, ne priester komt
uil de icristij, en poef! ne revolverbal schuifelt
,gsheen zijn ooren. Op dit geschut komt er nen
tw eileu geestelijke buiten, waarop de woestaard
en schot loste, doch gelukkiglijk zonder ge-
otg Men heeft dit heerken aanstonds gekof-
'reenl en op de vraag die men hem stelde, waarom
hij id cedaan had, antwoordde hij dat het was
o;t tat tegen de pastoors. Wat is de zwar
te .1'van eenen priester toch een verwijt voor al
w ens consciëntie niet in regel is
't Is altijd en- overal 't zelfde In
Duitschland, zekere Jordens gaat op
Kerstavond van Brunswyk naar Ro-
klum met waren en geld, en zie, op de
landstraat, bij Roklum, ze steken hem
ne poignard in zijn lijf en de man valt
morssteendood. Ge moogt het nu
voua tszeggen, 't is ne justen't Orgaan der chris-
tene Volkspartij van Luik Le Bien du Peuple houdt
op te verschijnen. R. I. P. Op de begrafenis van
Kardinaal Melckers, te Keulen, waren zeven Bis
schoppen tegenwoordig, en den 10 Januari moeten
de onderstatieoverste Dewez en de baanwachter
Bowy op 't schabelleken komen voor de wreede
ramp van Ottignies ze zijn beiden beticht van
min of meer door hunne onvoorzichtigheid tot dit
wreed malheur aanleiding te hebben gegeven.
De bestendige deputatie is bezig met een enkwest
DOOR
O-TJIDO GEZELLR
24
Die weduwe, met name Apollonia, die lange van
den disch geleefd hadde, en die in een kotje woon
de, op zekeren afstand van de plaatse. Zoo, van
zoohaast als de roode breede schijve van de zonne
aan de kimme van de lucht tikte, zoo ging hij uit,
op zoek, naar dat kotje, waar die weduwe inwoon
de. Het lag, gij moet weten, omtrent eene halve
mile van Pharaoh's palme, waar wij op onze ke
mels gekropen hadden,-den nacht dat wij van Ombi
weg reisden, maar wat meer noordswaards. 't Was
ten volle donker als Diphilus aan de vier kotjes of
kortwoonstjes kwam waar de weduwe 't ende woon
de. Hij ging tot aan de deure, en trachtte te laten
hooren dat hij daar was, zonder dat het de gebuurs
vernamen, 't En lukte niet; zoo hij deed open, en
ging in. De plaatse stond wepel en leeg; de ampho
ra, die in een hoek stond, in een soort vün driepik
kel, was drooge; 't zag er al uit als of er daar zeke
ren tijd niemand in gewoond en hadde. Hij kwam
weêr uit, en zag eenen man naar hem komen, dien
hij, gelukkig genoeg, nooit te vooren gezien en
Oe-. -At by
te doen voor de kiezing van Mechelen. Naar alle
waarschijnlijkheid zal ze verbroken worden.
Zondag verleden hebben liberalen en onze socialis
ten van beider kleuren, roode en groene, meeting
gehouden t'Aalst omeenshun-
gal uit te spuwen over de
goedkeuring onzer kiezing
door de bestendige deputatie.
Maar alia, de jongens moeten
zich toch met iets amuzeeren.
z'En kunnen het nog altijd
niet gelooven, dat ze op 't
stadhuis niet en zitten.En nu,
beste Lezers...... Maar wat hooren wij daar
MaterDeum,'t is middernacht!Entrez
Binnen Wel marenteka toch, 't is 1896 die
daar is Kom binnen, 96Wees Welkom
bij al de Lezers van 't Stemmeken, 't is Kibeladoe-
ken die 't u zegtpak ne stoel en zet u, wij zullen
er nog een slaapmuts opzetten vooraleer naar 't
bed te gaan, maar a propos, 1896, gij zijt toch
echt en kortaf katholiek, absoluut geen Donchist,
niet waar Anders zelle, maaneken
Klbelahoeken.
(Vervolg).
Het was eene algemeene wegneming. In een
oogwenk bleef er op de tafel niets meer over. De
kinderen stapelden vruchten en taarten op elkan
der in hunnen voorschoot, met gevaar van deze te
bevuilen en hun suikergoed te verpletteren. Zij
zag het wel, hunne moeder, maar bah! voor één
enkele maal dacht zij
Als alles opgeraapt was, stelde Georges den
kleinen troep op twee rangen, gebood hun te zwij
gen en de warme pelsmantels goed over de schou
ders te trekken, waarna men zich op weg zette.
Waar gaan wij vroeg Maria.
Een gezin gelukkig maken, antwoordde Ge
orges.
Terwijl deze kleine en opgeruimde bende naar
de zolderkamer trok langs^ het eene einde der
straat, ging eene arme vrouw langs het ander einde
in dezelfde richting. Deze lachte niet, en wanneer
zij bij toeval in het licht van eene lantaarn voort
ging sloeg zij haastig eenen hoek van haren cliale
voor het aangezicht.
Arme vrouw, zou de goede God niet weldra me
delijden met haar hebben Had zij niet genoeg ge
worsteld tegen de armoede die met rasse schreden
naderde
Zij was wel droevig, want haar geloof, hare laat
ste ster, dreigde uit te dooven in den donkeren
nacht wien de armoede in steeds duistere golven
om hare ziel rolde.
Kon men op dit oogenblik in haren geest lezen
Welke chaos
Mijne arme kinderen stamelde zij geen va
der, en weldra geene moeder meer ookEen af
grijselijk gekuch scheen hareborst te verscheuren.
u Heere Jesus, is het zoo dat gij uwe komst op de
aarde viert, en de vroolijkste dag van 't jaar, zal
hij dan de droevigste voor ons zijn
Zoo, zoo, 't is gedaan riep Jules, wijl hij de
pen op de tafel plaatste, en in eenen sprong waren
broeder en zuster de deur uit.
Op hetzelfde oogenblik kwam Georges, aan 't
hoofd van den troep, aan de deur der zolderkamer
aan.
Waar gaat gij zoo vroeg Georges aan de
kinderen.
Ter kerke, merkte Lili schuchter op.
Ter kerke Zoo laat en gansch alleen
Moeder is uitgegaan...
't Is maar dat de kerk op dit uur gesloten is,
kleine meid.
Het is jammer
Gij hadt dan wel belangrijke zaken aan den
goeden God te vertellen
't Is een brief, mijnheer.
Een briefaan den goeden God Wat
zijn zij vermakelijk, die kleinen 1 En wat zegt men
zoo al in dien brief
Ach, mijnheer
Ja, ik versta hetuwe lompen spreken voor
u. Men is arm, het is koud, 't is bedroevend niets
voor zich te hebben als dezen van hierover over
vloed hebben Wees gerust, mijn vriendje, ten
brief voor den goeden God kom', altijd ter zijner be
stemming. Geef hem, ik belast er mij mede.
De kleine bende en den knecht hadden tot het
hadde. Hij vroeg wat hij begeerde.
Ik keek om te weten, zei Diphilus, of de ou
de vrouw hier nog woont, die 'k hier voortijds heb
weten wonen, maar 't is menige jaren sedert dat ik
hier laatst geweest hebbe, man; ('t gene eene groo
te waarheid was, immers zijne zaken deden hem
zelden over 't water steken.)
HoeApollonia, de oudeis 't de die dat gij
wilt zeggen? vroeg de andere. Moet gij ze spreken,
daar zie(en hij wees haar 't water,) op den grond
van denNyl, kameraad, in eenen zak genaaid, ja!
Christen zeker? vroeg Diphilus.
Ja wel, zei de andere, en wij hebben hier ee
ne duchtige zuiveringe gehad van dat volk. En, om
de waarheid te zeggen, overal, langs het water
hier: laat zien, een, twee, (hij telde op zijne vin
gers) twintig te Latopolis, vijf-en-dertig te Syene,
achtiene te Apollonopolis, en omtrent de veertiene
te Ombi. Onze gouverneur is een ieverachtig
mensch, nodvreezend, dat moogt gij zeker zijn, ja-
hij.
't Schijnt nog al, zei Diphilus, bij al dat gij
zegt; maar, dat ik van wat anders spreke: hebt gij
nooit van eenen zekeren Baselis gehoord, een man
van treffe in deze streken, zoo ze mij willen doen
gelooven, achter wien zij zoo scherp gezeten heb-
hen, ginder in de Oasen?
Ja-toch, antwoordde de man; hij zit vaste
nu, als 't al lange genoeg geduurd heeft, ja, ge
mev/i nst zijl- ze hebben hem, en dat in zijn
einde van dit onderhoud niet gewacht
om zich in de kamer te verspreiden.
Deze goot op de tafel deu inhoud der
zakken en voorschoten, gene ontstak in
den uitgedoofden haard een vuur van
takkebosschen, dat vrolijke lichtbun
dels in de kamer wierp.
(Slot volgt).
van gewicht
Al onze oude en
nieuwe Lezers zul
len als Nieuwjaars
geschenk eenen
prachtigen gesteen
drukten Almanak
ontvangen. De Ver-
koopers moeten
hem kosteloos afle
veren.
TT VK m m C* Dijnsdag avond is al-
J-Xctllllil c;. kier jn je Kapelle-
straat een groot ongeluk gebeurd. De
paarden van den heer Ad. Van Dries-
sche gingen op hol, de voerman werd
van den wagen geworpen en viel terug
onder de wielen. Gelukkiglijk kwam hij
er van af met eene wonde aan den hiel.
In de Kapellestraat, juist voor de wo
ning van M. Van Driessche, liepen de
stormende paarden tegen eenen bloem-
wagen een der paarden werd tusschen
de wielen geslagen en slechts na lang
werken koa men het er van onder ha
len het had slechts eenige lichte kneu
zingen.
Een half uur nadien kwam er eene
kar met kolen geladen voorbij; juist
aan dien bloem wagen, viel de voerman
en de zware kar liep hem over de schou
der. Men droeg den ongelukkige in de
gebuurte waar hem de eerste zorgen
toegediend werden. Hij had den schou
der gebroken, maar is thans God dank,
aan de beterhand.
Er zouden grootere malheuren kun
nen gebeuren hebben
Gelukkig dat men daar knappe peerde-
knechten heelt, anders hadden wij deze
dagen groote malheuren te betreuren
gehad. Verleden Zondag reed Mandus
Parijs met eenen jongen draver, in de
sjees gespannen, naar de hoogmis on-
derwege springt het peerd van de kas-
seie, en struikelt in eenen boomput op
den schootkant van nen diepen gracht,
met groot gevaar van met geheel den
boel in 't water te vliegen. Onder 't ge
weldig roepen van Maria en 't Koeier-
ken, kon den boer en Gust, den peer-
denknecht, het peerd recht trekken en
wederom op den goeden voet brengen.
- - Dezelfde week kwam Fonsken Pau
wels met eenen wagen door het hof-
hekken gereden, toen opeens zijne twee
blonte verschieten, van het veulen dat
op den boomgaard liep. Peerden, voor
wagen den gracht in, Fonsken over de
weir springen, zijne peerden pakken en
met eenen gerre gauw waren ze weer in
orde en aan 't rijen. Zondag namid
dag kregen Cuipers bezoek van negen
mannen per karre; op 't hof gekomen,
afgestapt en nauwelijks binnen, of 't
peerd verschiet, loopt met de karre
rond den boomgaard, en komt eindelijk
terecht op nen appelboom, de karre lag
in gruiselingen van een, en 't peerd na
tuurlijk uitgespannen. Die bezoekers
zijn te voet mogen weerkeeren.
Peerdenknaap,
Droevig schaap
Vrienden, ziet hoeveel gevaren
Hebben zij niet uit te staan,
Die met paarden, (G od beware hen!)
Die met hunne meesters gaan!
eigen huis man, daar zit hij; zij waken
hem dag en nacht, 't Is overmorgen zoo
'k hoore, laat zien, ja, overmorgen gaat
hij te schepe naar Apollonopolis, naar
den gouverneur, die nu daar is, en ze
zullen hem daar zijn zake wel klaar ma
ken, peize ik, ja, en hoe eer hoe beter,
eh? dat volk
't Is wel te peizenzei Diphilus,*
nu, 'k bedanke, u. En hij bood hem de
goede nachtruste, en ging, met, een
zwaar zwaar herte, weer naar Anti-Om-
bi.
Bijna drie milen verder, stroom op-
waards, en op den westoever van den
Nyl, daar was er een eenzaam kerkhof
gelegen, en, in de tomben van dat kerk-
gof hadden, bij verleden vervolgingen,
Christenen geschuild. Diphilus dacht,
met dat het nog vroeg in den nacht was
dat hij daar van zijn volk zou kunnen
ontmoet hebben, en, met zijne moede
voeten en zijne ij delen buik, zoo sloeg
hij nog naar 't zuiden in. 't Had onlangs
volle mane geweest, 'twas allichte klaar
en in eene ure of twee gaans, zoo kwam
hij op het kerkhof, 'k Weet, kerkhof»
en is hier 't woord, maar wij lieden die
Christenen zijn hebben onze manieren
van spreken, die wij moeielijk achterla
ten, als wij van heidenen en van hei-
densche zaken te handelen hebben. An
derszins, voor een heiden van kerke of
kerkhof spreken is lauter dwaasheid,
zij en begraven immers nog in nog bij
if.n S/Nr
Beozen. Ah, Jeppen, wel Sinte Crispijn toch'k en kan
nie mankeeren, zelle jongen, een gelukkig en een zalig nieuw
jaar
Jeppen. Ah Brozen, mijne goeien, merip en van de ge
lijke, zelle. Eh sjerneblé toch! Djeumenis kinfleren
Beozen. Dagge wilt zeggen, eh Jeppen, dat de jaren zoo
rap en azoo cito passeeren eh
Jeppen. Promentig, ge steelt mij 't webrd uit mijnen
mond, is dat wedrom al nieuwjaar Perblé toch, de jaren vlie
gen er door gelijk keerskes van ne eens.
Brozen. Jeppen, ge doet mij lachen, maar, mijn zilvere
mutsis 't azoo niet
Jeppen. Brozen, dat en is nu niet voor 't een of 't ander,
maar zijt g'ook azoo, 't duukt mij da 't van tegenwoordig alle
drij weken nieuwjaar is
Brozen. Dien tijd eh, Jeppen, da ne mensch dat niet en
kan stille leggen hé
Jeppen. Zie, Brozen, ik moet nog altijd op mijn moeder
zaliger peizen. Da was een mensch, Brozen, ai Heere, da was
een mensch! Vier en negentig jaar oud zijn, Brozen, en dan
gestorven, en dan nog niet aan mankeeren, zelle. Nog hooren
gelijk oen peerd, en't gezicht nog zoo kapabel dat zenen
draad door eene naaide stak zonder bril.
Brozen. Jeppen, da was percies gelijk....
Jeppen. Jommer, laat mij ne keer uitzeggen Awel,Bro
zen, mijn moeder zaliger 'k rappeleer mij dat, gelijk of dat
mijn memorie nog maar van gisteren en was, pi mij dikwijls
Jeppekon, zei z'azoo, braaf zijn, zei z'azoo, want zei z'azoo, al
wierdt g'honderd jaar, zei z'azoo, 't en is nog maar nen droom,
zei z'azoo.
Brozen. Ja, Jeppen, d'experience en de :ontabiIiteit
van d'hooge jaren 1
Jeppen. Brozen, 't wordt altijd gepreekt dj ons leven
maar een passerelleken en is honderd jaar, Bm ;n
Brozen. En de socialisten, eh Jeppen, die: :oo preeken
dat er noch God, noch hemel en is 1
Jeppen. Onder die mannen, Brozen, zulle] de duivels
vuurken maken, kameraad. En in de Kamers, m e al hunne
zeever en sovagerie empecheeren ze van goei ec stabele wet
ten te maken voor 't werkvolk en de kleine burgerij.
Brozen. Nu worden wij effenaf gewaar,^epp
)n, hoe noo-
lat, om die
dig da 't is dat mijnheer Woeste in de Kameïs
mannen deD bek te snoeren.
Jeppen. Brozen, als ge dat hoort van mensÉen die dat
te Brussel bijgewoond hebben, zijne diskoersen iTde Karn.,
zijn muilbanden voor de socialisten, ringen in hi\jen neus
hij kan ze koes leggen gelijk beeren in eene beesti|barak.
Brozen. En zoo door en door christelijk dt mijnheer
Woeste is
Jeppen. Eh jommer Brozen, zou de Paus henSnders al
tijd zijnen allerbesten vriend noemen
Brozen. En azoo beknibbeld geweest, Jeppen; en zijne
reputatie gesakageerd en achterdregen gelijk ne sleèten dob
belen frank.
Jeppen. Och, Brozen, wa zou 'k zeggen, 't is dé super
stitie van den tijd als Ons Heer mirakelen deed, ;zein ze wel
dat hij van den duivel bezeten was da waren "og jnder stre
ken, hé kameraad
Brozen. Jommer zeker, Jeppen, en er zijn Ju dag van
vandaag toch zulke droeve elementen van menschenne man
moet azoo effenaf goed doen zonder omzien, of....
Jeppen. Da wil ik ook hebben. Alla, Brozen, nu
mij nog om een schelle peperkoek naar huis.
Brozen. 't Is een gedacht. Onze kleinen heeft vin zijn
sneden mond. Hoog is Iweins gestalte. Een prsdhtige
purperen lijfrok, met goud geborduurd, bedekt zisje le
dematen, kloek van bouw en krachtig gespierd. Ée gor
del, waaraan het ridderzwaard is gehecht, fonkel i van
edelgesteenten en gouden stikwerk. De groene schdisels
zijn met schoon gewaterde parelen versierd.
Glinsterend kronkelen de vuurslangen rondon het
brandhout. Hun geflonker doet parelen, edelgesteraten
en gouddraden als duizenden lichtpunten tintelen. Ivein,
in zijn eikenhouten leunstoel gezeten, schijnt den strijd
van het knappend, knetterend vuur niet te bemerken.
Hij staart, des onbewust, met strakke oogen in de vlam
metjes, welke vóór zijne voeten krimpelen en kruijien
en elkander nijdig verdringen.
Heel verzonken is hij in een langen droom, die af
wisselend hoop en twijfel, moedeloosheid en wilskracht
in hem doet ontstaan. Nu eens beurt hij het hoofd fier
op en zijne blikken sprankelen wil hun bliksem eenen
doodvijand treffen Dan stijgt uit zijne benepen, benauw
de borst een zucht, alsof zijn moed bezweek onder
den last van grievende pijnen. Nu weer ondergaat hij
de marteling van folterende gepeinzen, want soms wringt
hij zijne leden koortsachtig samen, fronst het voorhoofd
en grijnslacht. Een orkaan is in zijn hart losgebarsten
en woedt en giert er even zoo geweldig als de noorden
wind, welke, buiten, de in lood gevatte ruitjes geeselt
en huilend door den schoorsteen rukt.
Reeds vertoonde zich ten bleek schemerlicht als
voorbode van den dag, en nog immer vierde Iwein deh
teugel aan zijne gedachtenr
Groot was de burchtzaal van het kasteel van Aalst.
Dit hoofdverblijf, hal of ridderzaal geheeten, was een
voudig en zwaar van bouwstijl, doch met al de eigen
aardige kostbaarheden der XII" eeuw opgetooid. Boven
het hoofd rustten reusachtige balken, door sterke pilaren
en bebeeldhouwde schraagstukken onderstut. Het dag
licht kon enkel door enge vensterramen en kleine ruit-
ei