IWEIN VAN AALST. m ZATERDAG 31 OCTOBER 1896. ALLERZIELEN. Dr Is. Bauwens. Openlijke Vlaamsgezindheid. Volksparlement. Xe Een abonnement voor gansch België, franco te huis, kost 2,50 per laar. Voor Europa en de andere werelddeelen 4,50. Alle brief wisselingen moeten ons voor woensdag middag besteld zijn Pakken en brieven moeten vrachtvrij toegezonden worden. Ongetee- kende brieven worden geweigerd. Aankondigingen 15 centiemen den regeldikwijls te herhalen 10 centm Verzekerde ruchtbaarheid. Ten Bureele der Volksstem gelast men zich met alle slach van druk* werken, zooals doodbeeldekens, rouwbrieven, facturen, kerkwerk, enz., aan zeer lage prijzen. Schoone keus van schoc.gerief voor scholen, kloosters en pensionnaten. Op aanvraag onmiddelijk te verkrijgen alle soorten van leesboeken, enz. Voor prijsboeken vrage men den cataloog. Al onze trouwe Lezers zullen ons Bureel indachtig zijn. Nauwelijks zijn de kertroerendo plechtigheden van den Hoogdag van Allerheiligen ter kerke geëindigd, of eenieder nog onder den indruk van 't officie der overledenen, trekt stilzwijgend naar ki^s. Aan uitspanning of vermaak wordt er niet gedachtherber gen en drankhuizen van allen aard staan ledig 1 Zielkesavond moet rond den buiselijken keerd in het gebed worden doorgebrachtdeze is de afgestorvene familieleden voorbehouden. Van zoohaast de avondklok hare droeve en statige tonen over het dorp heenzendt worden in ieder huisgezin de kaarsen aangestoken, eenieder knielt ingetogen neer en moeder begint de gebeden voor overledenen. Alles is stil alsdan in huis 1 Op de biddende stem van moeder antwoorden die van vader enkinders. Buiten, meest altijd bij dit droeve jaargetijde, sjoeft de kqude noorderwind, die reeds tot't laatste bladje van de hoornen heeft afgeschud, en den neerstonden regen tegen do vensterruiten jaagtdroef afbeeldsel van den storm, die thans ieder kristen hert overweldigt. Langzaam glijden de paternosterbollekens door de vingers menige droeve herinnering schiet eenieder te binnen, menige traan wordt verdoken weggepinkt, menige zucht verkropt 't Verleden, met al zijne droefheden, al zijne akeligheden levert zich levendig voor onzen geest op 1 't Is al droefheid wat men hoort én ziet én gevoelt 1 't Gebed alleen is alsdan een balsem voor 't bloedend herte van den kristen. 't Was op Allerzielenavond van 't jaar 1882 en vader zaliger was pas drij maanden overled en 1 GESCHIEDKUNDIG VERHAAL Rambold, erg verlegen voor Ivo's beschonken toestand en overwegende, dat Willem geen boerten verstond of tegenspraak duldde, besloot zijnen spioen de les te lezen. Ivo, sprak hij honingzoet en bleef staan Ivo, mag ik u iets vragen En waarom niet Wees, als het u belieft, wat beleefd... Bij SUvo 1 ben ik ooit anders den duivel inhebt, moet Nu, om het even.... Ge vervelen. Laten wij Neen toch, maar... als ge nochtans bekennen, dat. zult vriendelijk buigen n Ja. De kaproen afdoen Seffens. Op uwen poot niet spelen Drommels neen Niet tegen draad zijn «Uwe zanikerij begint mij te binnengaan, Nog éen woord. Wij moeten Willem Vlamingen opstoken en vooral tegen Dirk opruien... Als de eene hand de andere wascht, zijn ze beide schoon ik zal u helpen, en de miskweekte kroeghouder stampte de deur open, vergat te buigen, ging waggelend met bedekten hoofde, naar de tafel en sprak plomp en lomp Hier ben ik Willem, door het lang wachten al in kwaden luim, bekeek den afgrijselijken Ivo met verachting van hoofd tot teen, Kaproen af, vlegel I morde hij, zag zijnen tegen de en Iwein Avondgebed en rozenkrans waren tot lafenis zijner ziel onder snikken en geween opgezeid en niemand sprak een woord. Wij herinnerden ons zijn kommervol en stich tend leven en lieten onze tranen vloeien. Het deed ons waarlijk deugd aan 'thert ons zijne goede hoedanigheden te herinneren, zijne laatste woorden te berdenken, en ons de droeve omstan digheden van begravenis èn uitvaart nogmaals voor den geest te brengen. Wij zagen hem nog daar in volle gezondheid aan den uitgestorven heerd neergezeten, den man wiens onwaardeerbre zorgen op eeuwige erkentenis mocb- ten aanspraak maken. Het scheen ons hem nogmaals ia,ons midden te hebben, en hem een kruisken op ons voorhoofd te voelen drukken, onder 't uitspreken dezer schoone woorden God zegene en God beware u, mijn kind en versterke u in alle deugden Traagzaam en in de grootste stilte ging eenieder van ons voor moeder nederknielen om baren zegen 't ontvangen, en met de gedachte des anderdaags, na den dienst der overledenen, op vaders graf eene vurige bede te gaan storten, trok men naar bed. Jei-ken. ook zeer goed spreekt. Laat ons hopen dat al de katholieken, dat al de conservatieven hoe langer boe beter zullen begrij pen boe noodlottig het is ons volk te verbasteren door het gebruik eener vreemde taal eu het invoe ren van vreemde zeden. Nolleken. Vrienden leest cu ver spreidt De Volksstem Een abonne ment van nu tot einde 1897 1,50 fr. Waarom beminden de Vlamingen zóo geestdriftig prins Boudewijn zaliger Waarom noemde het volk hem Onzen prins Waarom Spreken wij steeds nog zijnen naam met eerbied en liefde uit? Omdat hij gaarne de volkstaal, bet Vlaamsch,en alzöo tot het hart van het volk sprak en bet hart van het volk had gewonnen. Ziedaar dan het middel, den weg 0111 zich on der het volk te doen zien, om zich te doen beminnen. Is dat waar voor koning en prins, bet is ook waar voor al degenen die zich met de zaken van bet volk, van het land, van gemeente of provincie, ja, van welk bestuur ook, willen bezig houden. Dat heeft koning Leopold begrepen, bij ziet het gewicht in, van eene openbare vlaamschgezind- heid voor den troon. De waalsche gewesten worden hoe langer hoe meer socialist en republikeinsch het is dus van belang de Vlamingen, in den grond aan troon en godsdienst gehecht, meer en meer te winnen. Het franskilj onnism heeft al kwaad genoeg in ons land gesticht! En hoe onverschillig, hoe koud, hoe vreemd blijtt het volk jegens hen die zijne taal niet willen leeren, die het niet eens kunnen aan spreken, die zich als vreemdelingen gedragen te genover hen, welke zij moeten regeeren en bestu ren. Daarom heeft koning Leopold onzen jonkvorst Albrecht vlaamsch doen leeren, dat de prins dan Vien. Ah 't is toch Stien, 'k .en erkende u bekanst niet onder dienen paraplu, 't Is nog een geheel stuk zello, dagge daar vast hebt. Stien.'k Wil't gelooven, hij beeft al zijne jubilé gevierd ook zelle, Vien, dat is nog ne paraplu van als mijn moeder een klein kind was en z'beeft mij dikwijls gezeid dat ze daar mee vie^ ren mee slecht weer onder gingen naar school mijn tantjen van Schoonaarde en nog twee nonkels. Vien. Ik kan 't gelooven, hij ziet or nog solied uit, 't is nog mee bolijnen van ne walvisch zien ik, onverslijtelijk is dadde. Stien. Zeker en daar gaat go nog in 't droog onder, en na steken ze daar in plaats van bolijnen azoo van nief oud ijzer onder en 't schendt seffens 't goed van den paraplu. Vien. 't Is waar menscli, maar dat is ne keer iet van al da regenen eb Ik en weet niet waar dat ze al die waterstoffanse blijven balen. Ge kunt peizen wat diepe regenputten dat z'in den hemel moeten hebben. Stien. En da't na met dezen moment, Vien, zoo miskomt de boerkens zouden moeten zaaien en g'en kunt het toch in de moor niet smijten. Vien. Maar ze willen hebben dat er ne winter op banden is, die in de boeken zal blijven staan. Er zijn azoo mannen, ge weet wél, die azoo 't vreemd gevogelte in oogen hebben, en die zeg den da't al begint af te zak ken van Noorwegen en die kanten. Stien. Och Vien, wa zou'k daar van zeggen? 't gebeurt toch zoo dikwijls dat de kopjonkturen nie uit en komen, en 'k ben van zin van daar nie meer aan te gelooven, wij zijn best met 't weer aan den grooten Meester over te laten. Vien. 'k Ben ook van da gedacht; want veel van die weerverzeggers hebben er al zooveel ver stand van als nen ezel van nen verf bestel. Stien. Wat dat ne man moe zeggen, Vien, is dat azoo stillekens aan, 's avonds pertikelier, bij de stoof zal gaan best zijn. Vien. Zeker menscb, de winterhabijten zullen gaan uit de kas gehaald worden, surtoe van men- schen van ons jaren, want 't romatis en 't sjateka zijn oprechte artischen, diè ne man op zijn lijf vol ijzere roeien steken en vringen. Stien. Ik ben nog meer benauwd van de flawenza Vien. De menscben lach ten daar in't eerste mee, maar ge zoudt' zeggen dat z'het kwalijk genomen heeft en nu bijt 'om 't hebben voor oü menschen is 't dangerees i'heeft al twee keeren beuren toer gemaakt in ons buis da't percies een hospitaal was. Vien. 't is 't hopen, Stien, dat er Ons Heer ons zal van bewaren, en komt ze, fiat, zegt de waal, in Gods naam. Stien. Vien, ik vrees nog voor schrikkelijke elementen, want 't kwaad is't land meestor, den duivel ligt hier mee jongskes. \ien. Ai, Stien, als ne menscb op zijnen jon gen tijd peist 1 Vien. En onder da jong goed, hoeveel deugen er nog Vien. Als den duivel, Stien, de socialisten uitgevonden heelt, dan zal hij zeker gelachen heb ben I Stien. Gelukkiglijk,Vien, er beginnen overal scheuien in hun laken te komen, te Gent, te Na men, te Verviers, waar dat zeda goeie- koop broekengoed.maken. Vien. 't Waar to wenscben, want anders vrees ik voor een algemeene verdestrewering. Stien. Maar, Vien, a propos van publieke chagrins en mankee- ringen, wa peisde gij voor do moment van de klodden van ons donsjêpartij Vien. - Eh, Stien, jongen do profe ten in de wereld zijn ver gezet maar al- la g'en moet geenen profeet zijn om te zien als 't er een keersken uitgaat, is dat uw gedacht ook niet Stien. Dagge wilt zeggen; Vien, dat.... Vien. Ja, dat al da lawijt maar een keepsken geweest en beeft dat van zelfs moet opbranden cu ge ziet da wel, och Heere, als 't keersken opgebrand is, iedereen gaat aan, en't is gedaan. Stien. 't Is waar, dien boel heeft hier in Aelst gedaan, de menschen zijn da moegeworden... Vien. Gemoetwel verstaan, Stien, van de sterren die alle dagen in de lucht staan, daar en spreken de men schen azoo nie af, maar als er ne keer een sterre mee ne steert verschijnt voor eenige dagen, iedereen spreekt daar af, en 't staat in al de gazetten. Stien. Zoude willen gelooven,dag- get kleer en helder uiteen doet met dien steert, 'tis precies gelijk dat do menschen als ze van non viezen duivel sproken, ook altijd zeggen: nen duivel met neu steert. Vien. Percies, Stien, maar z'en houden 't niet uit, dat is een keersken, ge weet wel, da maakt nen dag bonjour eD da danst ge zoudt zeggen 't moet al uit zijnen weg, en och Heere, tien minuten naardien, ga nekeer zien, 't is uit. Stien. Percies gelijk met de sterre mee ne steert, goed voor eenige dagen, en amen gedaan, zeg ik u. Vien. Ah Stien, ne man zou 't vergeten, ne zaligen Allerheiligen, zelle jongen. Stien. Danke Vien envan de ge lijken man, 'tis 't hopen dat de men schen allemaal wel de kerk zullen oppassen, en ne keer op de goloovige zielkes peizen. Vien. 't Zijn twee schoon dagen van't jaar, Stien, en als ne mensch azoo nog een christelijk hart heeft, da pakt nog dienen Allerheiligen dag. Stien. 't Is waar, Vien, maar t dunkt mij dat er daar nog een vlaag afkomt, Vien laat ons gaan, en komt onder mijnen parapli. Vien. Allé, een stapken deur 1 Beste Vrien- van 't Slemme- ken, allen zoo veel gij zijt, ue zaligen Hoogdag van Allerhei ligen, van we gens uw Kibela- doeken. Verhef fen wij op rlien schoonen dag ons herte tot God, verheugen wij ons met onze broe ders, die reeds in den hemel ziju cn gaan wij eens in den geest naar de kroon en den troon zien, die ons in den hemel te wachten staan... Allerheiligen, moet waarlijk nen dag zijn van ingekeerd heid en gebed zooveel te meer dat wij van 's namiddags onder de vespers onze duurbare overledenen gedenken in on ze gebeden.... En 's anderendaags Al lerzielen nogmaals nen dag van bertroerende herrinneringen, van inge keerdheid en versterving. Vergenoegen wij ons niet met bloemen te strooien op't graf onzer dierbare afgestorvenen maar vlechten wij hun liever eene kroon van onze gebeden en communiën om ze zoo gauw mogelijk uit de vlammen des vagevuurs te verlossen. Bij de opc-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1896 | | pagina 1