Allerlei Nieuwstijdingen. Bocltaaiilicvcliii EEN LASTIGE DAG. Kerkelijk Nieuws. Be brgraCcuiM Het weer was prachtig en de rouwversieringen in de stad indrukwekkend. Alle magazijnen waren sedert 's middags geslo ten en al de gasbekken brandden. De orde was vol maakt. ie 4 ure, bij het gelui der klokken, stelde de stoet zich in beweging. Voorop eene afdeeling rui- terij gevolgd door een pikeur. De lijkkoets werd getrokken door acht zwarte peerden. De kist ver dween onder de bloemen en kronen Aan beide zijden van de koets stapten vier eerste lakeien en vier adellijke kadetten, die brandende toortsen droegen. Zes boogschutters en acht man nen van do lijfwacht vormden de haag. Rechts en liuks marcheerden zes hongarsche lijfwachten, van de lijfwacht te peerd. Onmiddellijk daarna kwam het hof van de over leden keizerin, bestaande uit den groot ceremonie meester, twee kamerheeren, de groomeestercs twee hofdames en andere genoodigden. Afgeveerdigden van de hongaarsche lijfboogschutters en lijfwach ten volgden. De stoet werd gesloten door een esca- dron ruiterij en een compagnie voetvolk He volksmentige was onafzienbaar, maar overal heerschte de beste orde. In de Capuciciicnkcrk. De stoet ging naar de St-Michielskerk. Zoodra hij daar werd aangekondigd begaven de vreemde vorsten en prinsen zich in de kerk. Daar waren de familie van den keizer, de vorsten en prinsen, de bijzondere afgezanten, de ministers, de diploma ten, de afgeveerdigden der Parlementen van Oos tenrijk en Ilongarië, der landdagen van Bohemen en Croatië, enz., vereenigd. Op het oogenblik dat de stoet op de St-Michiels- plaats aankwam, hoorde men in het volk niets an ders dan snikken en weeklagen. De kist werd in de kerk gebracht en op de kata falk neergelegd. Na de inzegening werd zij naar den grafkelder gedragen, vergezeld door de capucienen, brandende toortsen dragend en de laatste gebeden zingend. He geestelijkheid ging voorop. Achter de kist ging de keizer, gevolgd door aartshertog Frans Salvator, priusen Leopold en Georges van Beieren, de hertogen Karei en Theodoor van Beieren, enz. Eene laatste maal werd de keizerin ter eeuwige rust ingezegend en de groot ceremoniemeester gaf aan den gardiaan der capucienen den sleutel van de doodskist. He keizer keerde in rijtuig terug naar de Hof- burg, met den keizer van Huitschlaud. Alhoewel keizer Frans Jozef al zijne krachten inspande om zijne ontroering te bemeesteren, bracht hij toch gedurig de hand aan zijne oogen. Op zeker oogen blik kou hij zich niet meer woerhouden en barstte hij in snikken los. Al de vorsten waren in gesloten rouwrijtuigen naar de kerk gereden. He beide keizers zaten in een zelfde rijtuig. '8- Komt te verschijnen bij M. Elleboudt, druk keruitgever te Oostende,' een net werkje van 42 bladzijden Novene ter eere van Onze Lieve Vrouw van den H. Rozenkrans door den E. H. P. De Busschere, Predikheer. Het is een net boekje, geroepen om veel goeds te stichten en dat wij bij onze lezers warm aanbevelen. Het kost slechts 3o centiemen. Er bestaat ook eene fransche uitgaaf. God dank ik bereikte het gaanpad in do Zon- nestraat en zeilde met mijnen paraplugondel ge troost voort. Haar rukt de wind eene dame, die voor mij ging, haren zakdoek uit de hand ik buk mij om hem op te rapen, strek de hand uit en op hetzelfde oogenblik rukt mij de wind den hoed van het hoofd en jaagt hem in dwarlende vaart naar de Maanstraat, de Tollenaarstraat in. Ik snel mijnen hoed achterna en wordt van den wind juist voor de voeten gedragen van eene jufvrouw, uit de Sint Jobstraat komend ik stort op mijnen hoed voor haar neer zij verschrikt, springt weg, werpt het appelkraam om van eene fruitverkoopster die daar stond, struikelt zelf, endaar liggen wij allen, ik, de hoed, de appelen, de jufvrouw en de fruit verkoopster staat nevens ons en houdt ons eene strafpredikatie, die voor geen dooveu gesproken was. Ik wilde opstaan, doch gleed weer uit de fruit verkoopster telt hare appelen en scheldt ons onge nadig uit de jufvrouw geraakt met moeite recht ik stamel eenige verontschuldigingen en maak mij dan uit de voeten, zooveel ik maar loopen kan. Mijn gezicht was bij den val nat gewordenjik wil de het met mijnen zakdoek afdroogen, doch ik had dezen in mijne eerste bovenfrak laten steken. Wat nu gedaan Gelukkig kreeg ik de gedachte dat ik op de Keizerlijke Plaats eene kennis had wonen en ik aarzelde niet, in deze omstandigheid, mijn toe vlucht tot hem te nemen. Ik moest mijn vriend op zijne bovenkamer vinden en snelde spoedig den trap op. Voor mij ging een man, eene mand met busseltjes hout dragend hij wilde zich spoeden, miste eenen trap, de mand klonk om en de bussel tjes hout botterden naar beneen. Ik geraakte ge- lukkiglijk over dien hiuderpaal, liet mijn regen scherm in de voorkamer, trad bij mijue kennis bin nen, legde hem mijne ongelukken uit en verzocht hem mij een zakdoek te leenen. Hit werd mij met veel bereidwilligheid toegestaan en ik nam afscheid Eerbiedig de Jeugd evenals den Ouderdom,» zegt een Franscne schrijver, want op hare schouders rust de toekomst van een volk. Als door die woorden geleid, zagen wij Zondag laatst het Bokkenheir geschaard rond hunne standaarden, om hulde te brengen aan het Vaandel, welk voortaan onze katholieke jonk heid ten strijde zal voeren. Hoe aangrijpend de oude strijder, de hand gevend aan den moedigen jongeling,om te samen de eene met zijne nog eenigszins overblijvende krachten, de andere met eene overtuigde ziels kracht, het oog vol vuur, het veuijn te bekam pen, dat van tijd tijd de grondvesten van onzen Godsdienst, het bolwerk onzer overtuiging, zou willen ondermijnen. Godsdiensthaters, Verra ders, Bandieten Mannen der Triple Allian ce Aanschouwd de macht der Toekomst Reigt uwe machten te samen, mengt het groen met het rood, het blauw met het groen, het rood met het blauw, en alswanneer gij den laatsten zult hebben opgehaald, plaatst uwe rangen te genover onze gelederen en bekent uwe onmacht. Wij beleefden eenen dier grootsche dagen, ge lijk er zoo menige voorkwamen in het "heuglijk tijdstip, waarvan dit jaar gansch Vlaanderen door het eeuwfeest gevierd wordt, 't Is dezelfde kreet als over honderd jaren, welke onze jeugd nog hedendaags slaakt VOOR GOD EN VA DERLAND Diezelfde woorden prijkten boven het roode kruis op de wimpels onzer voorvade ren, toen zij, ergens in eene schuur verdoken, 's Hemels zegen afsmeekten, alvorens ten strijde te rukken. Voor God en Vaderland is de leus onzer Jonge Wacht en even als op het vaandel, is ze diep in ons hart gegriefd geweest wan neer, aan den voet des altaars neergeknield, den Z. E. H. Deken Raemdonck den Allerhoogste bad onze viagge onder Zijne bescherming te ne men. Wij bevinden ons met den geest in 1798, op de openbare plaats van eene onzer nederige gemeen ten. De Boeren komen uit alle wijken toege sneld, en alhoewel brandende van geestdrift, blakende van moed, hijgende van kampdrift, heeft de aanvoerder der bent goedgevonden, hun nogmaals hunne plichten te herinneren, hen de strikken, door den vijand gespannen, aan te wij zen en hen opgestookt, hoe de strijd ook moge keeren, niet te vluchten, maar veeleer op het slagveld te sterven. Dat voorbeeld volgde de Hoofdman onzer Wacht. De heer Karei Woeste, de dapperste on der allen, verzekerd der overtuiging zijner aan hoorders, verzuimde niet die sprankels van lief de voor het goede, welke de harten der Aalster- sche Katholieke jeugd doortintelen, door eene korte doch boeiende rede, langs om meer te doen gloeien. Getuige daarvan het donderende handgeklap, welk zijn manhaftig woord meer maals goedkeurde. En des namiddags De jeugdige Rodenbach zegt het zoo schoon in een zijner gevoelvolle ge dichten Machtig 1 Grootsch 1 Hoe talrijk waren ze op gekomen onze vrienden van Edinghen, St Josse- ten-Noode, Ninove, Geerardsbergen, Wetteren, Dendermonde, Sottegem, enz., enz., om de vlag hunner strijdgenooten te begroeten 1 Nogmaals, lijk over honderd jaren steden en dorpen ge ven elkaar de hand en verbroederen, om, met vereenigde krachten, het vijandelijk rot te ver delgen. Telkenmale de stoet de Groote Markt betrad, was de heer Woeste het voorwerp eener luid ruchtige ovatie, welke hij minzaam begroette. Om 4 1/2 uren ging men uiteen, om ten 5 uren het banket bij te wonen, in de groote zaal des Katholieke Werkmanskrings. Dit laatste werd voorgezeten door M. Disdeer De Wolf, Voorzitter der Jonge Wacht, aan wiens ■zijde we bemerken de Heer Woeste, Z. E. H. Raemdonck, MM. de Kerckhove, Van Vreckem, senatoren, Dierickx, Gheeraerdts, enz., enz. Na het tweede gerecht, stelde de Heer Voor zitter een heildronk in aan Z. H. den Paus, Z. M. de Koning, en M. Woeste. Geweldig handge klap en gezang Vivan onzen Woeste begroetten deze woorden. M. Woeste, op zijne beurt, bedankt M. De Wolf en al de aanwezigen, spreekt lang over den 1 oorsprong der Jonge Wachten, en eindigt met den kreetVoor God en de Maatschappelijke kwestie Nauwelijks zijn deze laatste woorden ontsnapt, of luidruchtige toejuichingen barsten los. Vervolgens zingt den verdienstelijken toon dichter G. Pape het Strijdlied der Katholieke Jonge Wacht van Aalst. Bovengemeld lied wierd door hem zelf getoonzet. Tot laat in den avond vermaakte men zich, on der het ledigen van een goed glas op het welge- lukken aller pogingen, op den bloei der jonge Wachten op de nederlaag welke onze tegenstre vers met de aanstaande gemeentekiezing staat te wachten. Maandag om 8 uren lichtstoet 1 zoo hoorde men langs alle kanten uitroepen. Iedereen, zoo wel de bewoner van het nederigste huisje als de rijkste familie der stad, was nieuwsgierig de ver wezenlijking van dit gewenschte droombeeld te mogen aanschouwen. Elk verwachtte zich aan iets puik. En hoe kon het anders Was het geen Jonkheid, die er zich mee bemoeide Het lang betrachte uur naderde. Uit alle hoeken en kanten verschijnen lichtgevaarten, zoo eenvou- dig op hun eigen en zóo hemelschoon wanneer ze vereenigd zijn. Treffend voorbeeld der samen stelling onzer maatschappij. Acht uren slaat op het eeuwenoud belfort. De tonen eener pas ontstane fanfaar galmen dreu nend door de luchtde lichtstoet komt langzaam in beweging. Tooverachtig en fantastisch ont vouwt hij zich voor het oog. Het is als een le vende hof, waarin de kleurrijkste bloemen ge schakeerd staan. Geen vorm ontbreekt er het zijn tulpen, pyramiden, wapens, afgewisseld met langwerpige vuurbaakjes, schilden, zonnescher men omringd van bontkleurige ballonnetjes, lampjes en pinkende starretjes, vormende in harmonij een goddelijk schouwspel, onmogelijk te beschrijven. En tusschen dit alles krioelt eene vreugdevol le menigte, verheft zich boven de hoofden den met klatergoud opgesmukten BOK, heerscht het gedans eener openhartige jeugd, klinkt het gezang van vereffende strijdliederen zong nog de betreurde Rodenbach Priesterlijke benoemingen. Zijn pro fessor benoemd Iu het kleiu seminarie van St-Ni- kolaas, de eerw. hh. van Acoleyen, phil. en litt. cand. en Bekiels, professor te Audenaarde te Geeraardsbergen, de eerw. h. Redaut, ph. en litt. cand. te Audenaarde de eerw. h. Beeckman, S. T. B. en Van de Velde, ph. en litt. cand. te Deu- dermonde. de eerw. h. De Beule, phil. thorn, lie. te Ronsse, de eerw. h. Cattoir, ph. en litt. cand. Bf-toogiug Hcesen. Te Tessenderloo waar hij lange jaren en tot op den dag zijner kiezing tot Senator, pastoor was, wordt eene groote betooging ter eere van Mgr Keeseu ingericht. Nederland. De Nederlandsche regeering logenstraft nogmaals op stelligste wijze dat er een moordaanslag tegen Koningin Wilhelmina zou ge pleegd zijn. Elscne. Een schamoteur gaf vrijdag avond eene voorstelling in eene herberg van den Waverschen steenweg. He outvangst was goed ge weest en de sukkelaar dronk een pint Iambic op 't welgelukkeu. Middelerwijl schamoteerde oen dief de goochelinstrumcnten en de ontvangst van den armen duivel. Dcynze. He genaamde He Mol, bediende van de Naamlooze maatschappij der Molens van Deynze, werd donderdag door een poelie gevat en verscheidene malen tegen de zoldering geslagen hij werd erg aan de armen en de beenen ge kwetst. Turkije. De Turksche bladen vermelden de dood van keizerin Elisabeth, doch het is hun ver boden mee te deeleu dat de vorstin vermoord werd. BruNael. De joodsche wisselagenten en ban kiers, die, alhoewel het hun nieuwjaarsfeest was, zaterdag naar de Beurs gekomen waren om de tijd ingen uit Parijs te vernemen, hebben geestdriftig de depeche toegejuicht, meldende dat de fransche ministerraad zich gunstig verklaard had aan de herziening van het proces Dreyfus. Een fruitverkooper op de St-Catharinaplaats weigerde zondag morgend eene bij taks van 15 cen tiemen te betalen, die den ontvanger der markt- rechten eischte omdat hij zijn kraam vergroot had. De policie werd geroepen en de wederspannige koopman werd door drie agenten naar het bureel der Nieuwe Graanmarkt geleid. Twee boodschap- doeners werden gelast fruit en kraam ook naar het bureel te brengen, doch de vrouw van den koop man verzette er zich tegon. De agenten leidden haar op hare beurt naar het bureel. Ondertusschen namen een twintigtal kooplieden, de eene eene mand fruit, de andere een stuk van het kraam weg, zoodat, toen de agenten weerkeerden, zij niets meer vonden. Of er gelachen werd Antwerpen. De betooging welke zondag ter nagedachtenis van Hendrik Conscience heeft plaats gehad, was zeer indrukwekkend. Een talrijke stoet heeft zich naar het kerkhof begeven, waar twee re devoeringen uitgesproken werden eene prachtige kroon in gesmeed ijzer werd op het graf van den beroemden schrijver neergelegd. OuiiMchlnud. Een kapitein, graaf von Stolberg-Wernigrode, heeft te Hagenau een ser- jant een sabelslag op het hoofd toegebracht, om dat het eten voor de soldaten slecht gereed ge maakt was de serjaut viel bewusteloos neer en is Zondag morgend overleden. Papieren kanons. Men zegt dat Krupp voor het duitsch leger papieren kanons van klein kaliber fabrikeert. Ze zijn zoo licht dat een soldaat er gemakkelijk een kan dragen, doch hunne weer standskracht zou grooter zijn dan die van een sta len kanon van hetzelfde kaliber. Mt-Joost-tcn-Noodc. Zekere V.... klerk bij een bookmaker, alhier, heeft de vlucht geno men na een der kalanten van zijn patroon bestolen te hebben. M. A..., uit de Molenstraat had aan V300 fr. gegeven om zondag op de koersen van Groenendael te spelenDe som was op het peerd onder oenen vloed van dankbetuigingen. Ondertusschen was het twaalfjarig zoontje van den huize uitgegaan en had zonder beslag mijnen paraplu meegenomen. Zou ik nu weer binnengaan en de menschen lastig vallen Neen, dat dierf ik om den drommel niet. Ik besloot dus daar rechtover, in de Boterstraat, bij eene andere keunis eenen regenscherm te gaan leenen. Ik had die kennis sedert lang niet meer gezien en ik maakte dus eene kleine aanspraak ge reed om hem mijn onverwacht bezoek uit te leg gen. Ik belde aan, doch verbeeld u mijne ontstel tenis de man was sedert lang verhuisd, en een raadselliefhebber, die mij over eenige maanden een raadselprijskamp voor De Volksstem gezonden had, deed de deur open en scheen verrukt van mij te zien. Ha 1 riep hij uit, het is zeer braaf van uwen twege dat ge aan mij denkt. Kom binnen, als 't u belieft. Ge komt mij zeker zeggen dat mijn raadsel prijskamp aanstaanden Zondag zal verschijnen Ik bevond mij schrikkelijk in verlegenheid. Ik vraag u verschooning, zei ik eindelijk ik ben namelijk gekomen omdat het mij daar juist inviel wat schoon raadsel men zou kunnen maken met het woord regenscherm, en daar gij zulk mees ter in dat vak zijt, kom ik u vragen er een versje op te maken, om bij uwen prijskamp te voegen. He uitlegging was wel zonderling, doch de raad selvriend liet er zich door beet nemen. Zijn gelaat- straalde van gelukzaligheid. Zeer geern zeer geern 1 riep hij uit. Terzelfdertijd, ging ik voort, zoudt ge mij misschien een werkelijken regenscherm kunnen leenen, eenvoudig om mijne wandeling voort te zetten. Hij bracht mij eenen paraplu, die ook aan een raadsel geleek, want hij was zijne oplossing nabij. Het zwart doek, dat naar eene rosse kleur over sloeg, was overal aan de baleinen met draadjes ga ren vastgestropt de sukkelaar moest vele wissel valligheden beleefd hebben en had ontelbare her stellingen ondergaan. Toen ik op straat den regenscherm open deed, zag het rosse tuig er uit als een gedroogden stok- visch, wiens graten door het vel staken. Als ik het wilde openspannen, moest ik het met de hand langs boven vasthouden, om de baleinen te beletten uit hunnen haak te schieten. Toen het eindelijk eenigszins den vorm van een openge- spanuen regenscherm had aangenomen en ik in de hoogte zag, had ik wel den loop der sterren kun nen waarnemen, want langs alle kanten waren er openingen en gaten, bestemd om de verrekijkers uit te steken het was eene echte sterrenwacht. Zoo trok ik de Sint Jorisstraat en vandaar de Sluierstraat in. Aan St Martenskerk gekomen, speelde de wind onder mijnen regenscherm en sloeg hem geheel en gansch om, zoo dat hij er uit zag alsof hij, om zich zelve tegen den regen te be schermen, zijnen rok over den kop had getrokken. Ik klampte mij aan den stok van den regenscherm vast en wilde de Rozemarijnstraat in, doch het ver doemd tuig trok mij de Oude Graanmarkt af en de Achterstraat in, zoodat ik er voorzeker moet uitge zien hebben als een vliegende draak. Het geweld van deu wind,die mijnen regenscherm tot oen soort van luchtbol maakte, sleepte mij op de Werf tus schen een kudde koeien, die naar 't Slachthuis trokken, doch die, zonder twijfel verschrikt door die vreemdsoortige verschijning, eerbiedig uit den weg gingen en mij in de Bisschopstraat lieten. In de Nijverheidstraat trok ik mijnen luchtbol toe de regen had opgehouden, en ik nam mijnen pince-nez af, om met mijnen zakdoek de glazen af te vagen, die door den regen nat geworden waren. Ongelukkig, met mijne versteven handen, brak ik het rechterglas van mijnen neusnijper, dat in drie stukken ten gronde viel. Ik moest nu met een neus nijper, die slechts voor het linkeroog éen glas had, verder wandelen, en als ik iets wilde zien, moest ik een oog toeknijpen, zoodat mijne oogen er uit zagen gelijk een iambus, eene kort lange vers maat Aan de Statie reed een open rijtuig ik pinkte een oog toe, herkende twee damen in het rijtuig en groette, doch reeds was hunne voituur voorbij en mijn vriendelijke groet richtte zich tot een volgend rijtuig, waarin twee damen zaten, die mij volkomen vreemd waren terwijl nu de eerste damen redeneerden over de onbeleefdheid van mijn niet-groeten, waren de twee andere damen zonder twijfel gestoord over de onbeschaamdheid van mij nen groet. Ik moest er echter om lachen en keerde nog eens onwillekeurig het hoofd om. Daar kwam juist een dronkaard aangewaggeld, met een gezicht gelijk 'n kampernoelje hij ziet mij met toegepinkt oog lachen hij gelooft dat ik hem bezie en hem uitlach en hij begint aanstonds met mij te verwijten en daagt mij tot vechten uit. Ik vertel den zatterik vriendelijk de zaak hij borst in eenen zóo hevigen schaterlach uit, dat de pilaren van 't spoorweghuis ervan daverden. Op het Eaplanadeplein laat mijn goede engel mij een vriend, in zijne koets, ontmoeten hij heeft mij bemerkt en doet mij instappen. Ik ga er naar toe, trek de portel open en wil vlug instappen, doch ik glijd op de natte trede uit, scheur mijne broek, kwets mij aan het scheenbeen en sla daarbij de glasruit der portel aan stukken. Eindelijk toch zit ik op de kussens. Ju 1 Ju riep mijn vriend. He koetsier legt de zwoep over 't peerd. Thans zit ik zoo fier als een pauw en eindelijk geheel op mijn gemak. Wij rijden door de Vrijheidstraat, de Gazometerstraat, de Schoolstraat, enz., enz., maar de weg is glibberig, en aan den draai van den Post gekomen, valt het peerd neer en wil niet meer op staan. In een oogwenk was er eene geheele samen scholing van straatjongens en nieuwsgierigen rond het rijtuig ontstaan. Eenige burgers steken eene behulpzame hand uit, doch het helpt niet. Ik ben verplicht met een gebroken neusnijper, een overge slagen regenscherm, eene gescheurde broek en een gekwetst scheenbeen, onder het luid gelach der straatjongens, uit te stappen en de Groote Markt over te gaan, vanwaar ik eindelijk, zonder ongeval, thuis geraakte. Wat al schrikkelijke dingen ne mensch toch kan I eleven op een zomerschen dag De Stee wierd rep en roer, op eiken dorpel kwamen de mannen in 't geweer, en trokken op te samen uit eiken Pand, verscheen een vane, van alom klonk naderend weldra, klaroen en keteltrom en 't vaandel in den wind. en zonnen in de schilden kwam scharen op de markt, het prachtig heir der gilden. O dan was 't schoon Daar vliet in volle pracht en kracht net V laamsche Jongriugsvolk, dat eigen vrij gedacht

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1898 | | pagina 2