Yreeselijke Ramp te Antwerpen.
Aalst in de XVI Eeuw.
Vrijdenkerij is Domheid.
De Stoomboot De
Stad Aalst ge
sprongen.
TVVEE BEZOEKEN.
~Wispelturi gh ei d
Gods almacht ia de Natuur is onbegrijpelijk.
Wie verstaat deu groei, de kleur en den smaak
van bloemen en vruchten Wie kan begrijpen,
hoe zon, maan en sterren daar hangen En als wij
de geheimen der Natuur niet verstaan, hoe willen
wij dan de geheimen der Godheid begrijpen?
Pater Lacordaire, de beroemde redenaar, was
zekeren dag in eeue restauratie aan tafel. Er zat
daar, onder andere, een vrijdenker, die bofte op
zijne ougeloovigheid Dwaasheid, zegde hij, iets te
gelooven, als men het niet verstaat.... Pater La
cordaire zweeg en liet hem aansuoeven, maar ein
delijk richtte de vrijdenker zich tot hem Zeg
eens, sprak hij hem toe, is het niet eene groote
domheid iets te gelooven dat men niet begrijpt
Doorgaans niet, antwoordde Pater Lacordaire,
heel kalm, doorgaans niet, mijnheer immers be
grijpt ge, hoe door de hitte de boter smelt, terwijl
de eiers hard worden Twee tegenstrijdige wer
kingen door eene oorzaak Begrijpt gij dat
Neon, sprak de ougeloovigaard, maar wat wilt ge
daarmee zeggen Och, antwoordde pater Lacor
daire, enkel en eenvoudig wil ik zeggen, dat de
eierkoek toch bestaat....
Wat kon de vrijdenker daarop antwoorden
Di •ie dooden
Vrijdag avond, rond 9 1/2 ure, werd het Schip
perskwartier in opschudding gebracht door eene
schrikkelijke ontploffing. Eene groote menigte
liep naar den kleinen Ouden Dok. Ziehier wat er
gebeurd was
De stoomboot Stad Aalst, dienst doende tus-
schen Antwerpen en Aalst, lag van in den na
middag nabij den uitgang van den dok, om in
den nacht, bij hooge tij, te vertrekken. De be
manning bestond uit M. Lenssens, van Aalst,
eigenaar van het schip, de zoon, een mecanicien,
een stoker en een bootsman.
De zoon Lenssens en de bootsman bevonden
zich in de kabien van den voorsteven, terwijl de
mecanicien en de stoker in de machienkamer wa
ren. De patroon, M. Lenssens, en zijne vrouw,
waren in stad. Opeens had eene schrikkelijke
ontploffing plaats die gansch den achtersteven,
waarde machienen stonden, vernielde. De twee
mannen die zich in de kabien van den voorste
ven bevonden, konden zich oogenblikkelijk red
den.
De mecanicien werd 300 meters ver wegge
slingerd men vond zijn verminkt lijk op eene
kist liggen, op de kaai nabij de Bataviastraat.
Het lijk werd door de policie naar het gasthuis
gevoerd. De vrouw eu de kinderen van het
slachtoffer wonen te Calcken, bij Gent. De sto
ker, Louis De Bolster, is spoorloos verdwenen.
Waarschijnlijk is hij in de machienkamer ver
dronken mogelijk ook werd hij door de ontplof
fing in den dok geslingerd. De schipper van de
schuit De Jonge Frans, die naast de Stad
Aalst lag, werd gedood. Een stuk ijzer had hem
bijna gansch het hoofd afgeslagen. Men moest de
hersens in eene servet opnemen. De ongelukkige,
zekere Pol Van Reeth, van Wintham, was ge
huwd en vader van familie.
De ontploffing was zóo hevig, dat groote stuk
ken ijzer tot tegen het Loodshuis geslingerd
werden. Men heeft een stuk plaatijzer van twin
tig meters vierkant op driehonderd meters af
stand geVonden. De Stad Aalstwas eene
stoomboot van 132 ton hij was met graan gel.
De achterkant der Stad Aalst zonk weg, ter
wijl de voorsteven naar bovenkwam. Dit gaf de
twee manschappen, die in de voorkajuit lagen,
gelegenheid om haastig de vlucht te nemen, zoo
als iedereen op de omliggende schepen deed.
Dank aan de omstandigheid dat elkeen ter rus
te was, zijn er niet meer slachtoffers. Waren er
meer omliggende schippers aan dek geweest, dan
hadden er ongetwijfeld meer personen het lot
ondergaan van schipper Van Reeth. Het lijk van
De Bolster werd zaterdag middag door den dui
kelaar bovengehaald en naar Stuyvenberggast-
3 -)))M(-
huis gebracht.
De namen der slachtoffers zijn Jan Drieghe,
stoker-machinist van de Stad Aalst, geboren te
Calcken bij Gent in 1874, en wonende Violet-
straat, 13, te AalstLod. De Bolster, matroos
van de Stad Aalst, wonende St-Jorisstraat, te
AalstJan Leopold Van Reeth, schipper van het
binnenschip Jonge Frans, te Wintham wonende.
Het lijk ran De Bolster, dat zaterdag uit de
diepte werd opgehaald, was ongeschonden, uit
genomen het hoofd. De hoofdschedel was gebro
ken en eene wang afgerukt. De machinist Drie
ghe was bijna 300 meters verre, over het mast-
werk der omliggende schepen gevlogen, tegen
eeneglaskist op de Sint-Laureyskaai, die door
het geweld, waarmee het lichaam er tegen aan
geslagen werd, als plat gedrukt werd.
Het is te betwijfelen of men wel ooit de oor
zaak van het ongeluk zal ontdekken, mits dege
nen die er eenigzins uitleg over zouden kunnen
geven, de stoker en de machinist, het leven ver
loren hebben. De schade door de ontploffing te-
weeg gebracht, is nog al aanzienlijk, cfaar talrij
ke der omliggende schepen min of meer geleden
hebben.
De Bolster en Drieghe werden dijnsdag begra
ven. Het lijk van Van Reeth wordt met de schuit
van zijn broeder naar Wintham, zijn geboorte
dorp, gebracht.
Men is van ambtswege, op bevel der stad, be-
onnen met het vaartuig te lichten, omdat het in
en weg ligt. Maandag middag waren er reeds 5
kettingen onder door getrokken.
A«Ist. Woensdag, om 3 uren, werd op
den Tragel het lijk opgevischt van Dom. Van de
Velde, oud 65 jaar. Hij was reeds eenige dagen
vermist.
Onlangs kregen wij oen geestig tafereeltjen te
zien, verbeeldende al de volkeu der wereld, elk in
zijne eigenaardige kleederdracht. Tusschen al deze
stond er eene in zijn hemd, met een pak ongemaakt
kleedcrgoed onder den arm. Dit moest een Fran-
schman zijn, volgens het versje dat men eronder
las
Hier toont m'u 't volk van ieder land,
Gekleed elk naar zijn eigen trant.
DeFranschman staat in nachtgewaad,
Want geen artist was ooitin staat,
Een durend stuk hem aan te maken
Zoo wispelturig zijn die snaken,
Vandaag draagt men 't met chic en eer
En morgen is 't geen mode meer.
Hij kan, 't is eender in wat tijden
Zijn pak naar goesting laten snijden.
De wispelturigheid der Franschen is niet alleen
in de kleeding of modedracht, zelfs in de politieke
gezindheid is ze zoodanig onvast, dat men er luttel
tijd op rekenen kan.
Een blad geeft het volgende bewijs van de wis
pelturigheid der fransche natie In
1788 riep het volk Leve de koning leve de
adel 1 leve de geestelijkheden
1798 Weg met deu adelWeg met de Bastille 1
Leve Necker eu Mirabeau Leve Orleans en
de geestelijkheid
1791 Weg met den adel Weg met depriesters 1
Geen God meer Leve Bailly 1 Leve Lafayet
te Weg met Bailly 1
1793 Weg met Louis Capet Weg met de
monarchie en de grondwet van 1792 Leve de
Republiek Leve de Girondijnen Ter dood
de edelen, de rijken en de priesters Leve de
Jacobijnen Leve Robespierre Leve Marat
Leve het schrikbewind 1
1794 Weg de Girondijnen Leve de guillotine
1794-95 Weg met het schrikbewind 1 Weg met
Robespierre
1795-99 Leve het directoire Leve Bonaparte
Weg met het directoire Leve de consul
1799-1808 Weg met de consul 1 Weg met de re
publiek Leve keizer Napoleon Leve de
oorlog Leve keizerin Josephine
1809-1813 Weg met den Paus Weg met Jose
phine Leve keizerin Marie-Louise 1 Weg met
Napoleon, den tiran Weg met de arenden
Leve de wettige koning Leven de geallieer
den I
1815 Weg met de geallieerden Weg met de
Bourbons en legitimisten Leve Napoleon 1
Weg met den corsikaanschen avonturier
Weg met het leger! Weg met de verraders
Ney en Lavalette Lang leve koning Louis
le Désiié 1
1816-30 Lang leve koning Charles X.,de welbe
minde Weg met Charles X en de bourbons
Leve Louis Philippe, de burgerkoning
1848 Weg met Louis Philippe 1 Leve Lamertine 1
1849 Weg met Lamertine 1 Leve de president 1
Weg met de vrijheid van de drukpers
1850 Leve Napoleon III I
1851 Weg met 1' Assemblée Leve de keizer I
1852 Weg met de republiek Leve het keizerrijk
1859 Weg met Oostenrijk! Viva 1'Italia! Viva
Garibaldi
1869 Weg met het autoritair keizerrijk Leve het
parlementaire keizerrijk Lang Leve Olivier
1870 Leve de grondwet Leve het keizerlijke dyna
stie Leve het plebisciet Naar Berlijn, naar
Berlijn Weg met het keizerrijk
Leve de republiek Lang Leve Trochu Leve
Bazaine Weg met den verrader Bazaine
Wij zijn verraden Leve de Commune Leve
Gambetta
1871 Lang leve ThiersWeg met Gambetta
Lang Leve de Commune Weg met Thiers
Lang leve Thiers Lang leve Mac Mahon
Weg met de Commune
1872 Lang leve Thiers Leve de republiek
1873 Leve de autoritaire republiek Leve Mac
Machon
1874 Leve de amnestie 1 Leve de democratische
republiek Weg met Mac Mahon
1879 Leve Gévy Weg met Mac Mahon 1
1881 Leve Gambetta Weg met Gévy Leve de
Lesseps
1887 Leve Carnot Leve Boulanger Weg de ver
raders Weg met de panamisten Weg met
Boulanger 1
1895 Leve de tsaar 1 Leve Rusland Weg met
Polen
En in 1898 is het een wezenlijke warboel in
de geroepen van weg eu leve, en dit toont dat het
in Frankrijk nog erger gaat dan in een zothuis.
Paschen viel in 1582 den 13 April.
Plechtiger en grootscher dan ooit was de Hoog
dag in het aloude Graven Aalst gevierd. Van's
morgens ten 4 uren werd er aan de altaars, in St.
Martcnskerk, mis gelezen, want meer dan twee
honderd priesters bevonden zich binnen de muren
der versterkte stad, omdies wil, dat Aalst bijna al
leen onder de Vlaamsche steden aan de verjaagde
geestelijken eene veilige schuilplaats aanbood en
aan de vrome bevolking de gelegenheid om in het
openbaar hunnen Paaschplicht te kwijten.
Iu de hoogmis was het de Prelaat van Ninove,
abt met mijter en staf, die officieerde... Wij zien
daar in het koor, een meesterstuk van Romein-
schen bouwtrant de negen schepenen der stad,
ontelbare Aalstersche poorters, met hunne familie,
talrijke vreemdelingen... Het hoogaltaar schittert
van licht, fonkelt van goud en zilver, en ondanks
het benarde der tijden,weerklonk daar het Alleluia
statig en indrukwekkend onder de hooge gewelven.
De mis is geëindigd. De menigte vloeit uit de
drie kerkdeuren en blijft in groepjes staan op den
doodenakker, in de kerkhoflaan en verder rond
den tempel. Immers, er was toch zóo veel te be
merken, zóo veel te bespreken Dat de Prelaat
van Ninove op dien dag te Aalst was, wat wou dat
beteekenen Wie had niet op het gelaat van den
zeer eerwaarden Deken eene buitengewone droef
heid bespeurd De tijdingen waren toegeko
men, dat de Geuzen in Oudenaarde lagen, dat zij
alles geplunderd en 't Geestelijk vermoord hadden;
dat te Brussel de uitoefening van den Katholieken
Godsdienst was verboden en aan alle schoolmees
ters het bevel gegeven, op straf van hunne school
te zien sluiten, dat zij uit de Kettersche boeken
moesten lezen en onderwijzen.... Een Gentsche
kramer, gisteren ter markt, had verteld dat er
weer tien vendelen Geuzen toegekomen waren, die
schier dagelijks naar den buiten trokken, tot Wet-
tereu toe, al de boerenhoeven van hunne koebees
ten berooveude.... Liedekerke-bosch krielde van
Geuzen.... En zoo volgde het eene praatje het an-
dere. Men wist ook dat de knapen der Ambachten
op den Hoogdag zelf gingen rondgestuurd worden,
ter dagvaardigiug, en dat er, voor 's namiddags,
eene zitting der Schepenenbank was belegd.
Maar eensklaps zwijgen de koutende lieden,
schuiven eerbiedig open en houden allen het oog
naar éen en hetzelfde punt gericht de deken der
stad en van 't kapittel, Pieter Walter, kwam aan
gestapt, gevolgd door den opperschepen, de heer
Cornelis Cabéliau.
Beide heeren moesten in hooge achting bij de
Aalstenaars staan en van den algemeenen eerDied
zijn, dit was genoeg te zien aan de houding der
aanwezigen.
Nopens den E. H. Pieter Walter geeft de kronijk
slechts, dat hij een godvruchtige eu ieverige gees
telijke was, ten dienste der zielsnoodwendigheden
van arm zoo wel als van rijk welsprekend en
manhaftig op den kansel der Waarheicf, om on
deugden en misbruiken te bevechten, om 't Volk
te waarschuwen tegen de volksbedriegers en volks-
foppers dier dagen.
Over den opperschepen Cabéliau zegt de geschie
denis, dat hij een groote weldoender zijner ingeze
tenen was eu een milde begiftiger der kerk. Een
man uit éen stuk was het, recht voor de vuist,
dienstwillig en beleefd vooral de ingezetenen, elk
aanhoorende en recht doende inzonderheid een
vijand van al diegenen die in do uitvoering van hun
ambt niet het Gemeenebest, maar hun eigen wel
zijn zochten. Wee zelfs de schepen, die zijn eigen
voordeel of dit zijner familie zocht 1 De oppersche
pen noemde zulks een verraad, een misbruik van
vertrouwen. Cornelis Cabéliau was eene vrome
ziel en daarom werd hij in zijn leven door het Aal-
stersch volk geëerd en bemind en na zijne dood
in 1606 werd hij vóór het hoogaltaar der kerk
ter aarde besteld. Een welsprekend grafschriftt
zei aan het nageslacht welke voortreffelijke opper
schepen de stad in hem had gevonden....
Dien dag zag er Cabéliau droef en bekommerd
uit. Hij en zijn eerwaarde gezel groetten links eu
rechts meer dan een poorter hadde graag de ge-
spraakzame heeren genaderd, doch iedereen ge
voelde dat de oogenblikken geteld waren der man
nen, die zóo veel last op hunne schouders droegen.
Eeniedei volgde hen met de oogen, tot dat de deur
der dekenij, in de Pontstraat, achter hunnen rug
was gesloten.
Welnu, heer opperschepen, vroeg de deken
toen zij gezeten waren worden de droeve tijdin
gen van gisteren bevestigd
Bevestigd en verergerd, heer deken 1 De toe
stand onzer Nederlanden wordt waarlijk benau
wend langs den zeekant zien wij van Lurmen met
de Watergeuzen, aan de Fransche grenzen komen
de vendelen van graaf van Nassau, uit het Leu-
vensch daagt graaf van Berg op en in Noord-Bra
bant zijn de legerbenden van den prins van
Oranje.
En de landvoogd, don Requesens
Hij verspeelt een allerkostelijkste tijd aan 't
beleg van Leiden.
Mijn God zuchtte de oude priester. Hoe
wreed worden de Nederlanden beproefd sedert dat
die zoogezegde hervorming de oude eendracht is
komen verbreken.... Heer opperschepen, ik vrees
voor Aalst ons leven is niets
Wij zullen u tot den laatsten man verdedi
gen, heer deken, ik zweer het u
Vervolg hierna).
De twee Schoenlappers.
Een lapper zei eens tot zijn maat
Sa, Jozef, beste kamaraad,
Ons stieltje heeft thans veel te lijden
Het zijn voor ons maar slechte tijden.
Sinds weken krijg ik niets te doen
Er komt in huis noch laars nog schoen.
Moet dit zoo nog een tijdje duren,
Dan wil ik mij wel gaan verhuren
Als metserdiener, op mijn woord
En Jozef zeiIk werk toch voort
Ofschoon de stiel is aan 't verslappen,
Heb ik toch soms nog iets te lappen.
Maar wat me baart wel verdriet,
Is het krediet.
Zie, waarlijk, 'k gooide els en hamer
Door 't venster van mijn kamer
Zoo heb ik daar een hekel aan
'k Ben deze week op zoek gegaan
Naar geld,
Voor lapwerk, lang besteld.
'k Versleet daartoe schier een paar schoenen.
Wat zijn dat thans wel voor fatsoenen
Hoe lijdt men toch aan schaamte en pijn
Om voor zijn werk betaald te zijn 1
Krediet, dat is zeer goed en wel
Maar hij wie 't geeft, is de uil van 't spel.
Er viel niet aan te klappen, neef en nicht moesten kost
wat kost, eer men de voeten onder tafel stak, een kijkjen
op de stallen slaan.
Veredelde zaden, durhamseh ras, nuchtere muttens, vet
te viggens, Bles en Blare, men had even goed aan nicht
Marie, geboren Potjen van Een, haar advies kunnen vra
gen nopens de bergen uit de maan of het koleur van Adams
hondjen in hetaardsch paradijs.
Nochtans zij hield zich kloek, die ingescheept is moet
varen, de door en door steedsche dame vond alles lief, char
mant, delicieus en zeiO 1 en ah 1 en zoo, zoo I Inwendig
dacht ze pouah Haar man wierp haar nu en dan een
schuinsch knipoogjen toe, waarop zij even ondeugend ant
woordde. Inmiddels kon hij toch niet nalaten haren moed
te bewonderen.
II.
De maaltijd begon. Met een langgerekten phu wat is
het warm vandaag, speelde Kobus zijne jas uit. En daar
kozijn de advokaat een weinig beteuterd opkeek naar die
meer dan gewone inbreuk op de regelen der steedsche be
leefdheid.
Ja, ja, neef, biechtte de boer rond weg, waarom
moeten wij ons geneeren Zijn wij niet allen familie onder
een Ik houd aan 't gemak, en die 't anders meent kan ge
rust zijnen hoed opzetten en de winterjas aantrekken. Ie
der zijn meug, zei de boer, en hij at zijn kind zijnen pap
uit. Ha, ha
De goede man lachte dat zijn ronde buik ervan schokte.
Eerst bidden en dan kermissen, maande hij verder,
zóo leerden het ons vader en moeder.
En volgens het oud, vlaamsch gebruik sloegen de baas en
de bazin een gioot kruis over de borst. In innige overtui-
ging dankten zij den Heer om zijne on uitputbare goedheid,
die hen niet alleen het dagclijksch brood verschafte, maar
ook nog de boter er bij
Neef Henri had dit heilzaam gebruik al lang afgeleerd en
nicht Marie had het waarschijnlijk nooit gekend. De eerste,
een weinig verlegen, deed eene kronkelende beweging voor
zijn aangezicht, alsof hij daar met de hand eenen zwerm
muggen wegjoeghet daraeken sloeg den blik naar bene
den en knipte een stoljen van haar kleed weg.
E11 nu, moeder de vrouw, was de blijde uitroep van
Kobus, toen zij gezeten waren, laat hooren wat de kok
schaft 1
Vika somde mondelings de spijskaart op vleeschsop met
bollekens, een hammelenbout met witte boontjens, mu-
zikantjens 1 riep haar man als tusschenwerpsel, omdat ge
meld groensel zoo een eigenaardigen naklank teweeg brengt.
kiekens met patatten, eenen haas en voor 't zoete mond-
jen beuling met gestoofde appelen.
Nonkel Kobus klapte in de handenbravo, 't kan schik
ken. Altemaal deugdelijk voedsel dat u aan de ribben han
gen blijft. Ik ben het eens met vader zaliger - hij raapte
alweer reiskens de wollen muts op in zaken nauwkeurig
zijn, in 't feesten rojaal. Op 7 Mezenhof gaat er geen stroo-
ken nutteloos verloren maar is het er kermis, nonkel Ko
bus moet voor niemand onderdoen, zelfs niet voor den bur
gemeester. n
Ofschoon hij letterlijk rammelde van den honger, na den
rit door de opene, frissche buitenlucht, kreeg advokaat
Verwee het bang bij tante's opsomminghoe zou eene
steedsche maag ooit dien vlaamschen kost verduwen
Mieken bracht de dikgebuikte soepterrein op baas Ko
bus hief het deksel op, alleen de geur van 't vleeschsop
reeds zette zijne neusvleugelen breed open van gulzig ver
langen.
Wie aldus eene telloor of twee naar binnen heeft ge
speeld, schorste hij, is slechts drij uren meer van
111.
Brugge af, anders vier.
En hij vertelde hoe hij onlangs, toen de dorpsoverheden
den nieuwen pastoor inhaalden, een groot banket had bijge
woond, 't kwam al uit Gent, liet hij zich wijs maken, zóo uit
eene soort van keuken-winkel, traiteur noemden ze dat,
waar de kiekens gckuischt en gebraden, met saus en al ver
kocht werden.
Hemelsche deugd 1 was dat nu eten voor eene vlaamsche
maag Wel van twintig soorten, da's waar, en netjens op
gediend, op gebloemde schotels, met vaantjes en kroont-
jens er rond, da's ook waarmaar van elk lang niet genoeg
om een hollen tand vol te stoppen Ja, en God weet wat er
dan nog achter al die vreemde reukskens en smaaksken
stak misschien de afval eener vorige heerenmaaltijd. Van
zulke tafels keerdet gij met een weinig meer honger naar
huis dan bij 't weggaan.
Hij, Kobus, had algauw naar de hesp en eene stevige
snede brood getast. En dan die stijvigheid onder de gastenl
Ge zoudt gemeend hebben dat ieder woord uit hunnen
mond hun een vijffrankstuk kostte, zoo bang waren zij van
spreken, zoo strak en stroef keek de eene den anderen aan,
net twee porceleinen honden op een schouwboord.
Komaan, komaan, de baas uit 7 Mezenhqf verstond ker
missen anders. Leve de oude vlaamsche keuken en leve de
oude, vlaamsche vreugd 1
Het maal ging zijnen gang. Nicht Marie moest maar ge
durig de aanvallen van tante Vika afweren, die niet wetende
hoe hare vriendelijkheid betuigen nu eens een billeken
haas, dan weer een kickenboutjen, dan een eindjen bloed
beuling op haar boord gooide.
Oprecht, tante, ge zijt te goed... Eerlijk waar, ik mag,
ik kan niet meer... Ge zult mij ziek maken, zuchtte het
jonge dametjen onophoudend voor dezen nieuwen over
vloedsregen.
Doch te vergeefs j nonkel van zijnen kant werkte zijne
vrouw in de hand.
Geneer u niet, jongens, kreet hij mede. Tast
maar toe, hoe meer hoe liever. Doet net alsof ge t'huis
waart, later komt nonkel Kobus toch de schade eens te
Gent bij u weerhalen.
Ja, doe dat eens, n bejegende nicht Marie.
De boer uit 7 Mezenhcif zei dat om te lachen doch ma
dame Verwee integendeel had het ernstig op, ten minsten
op dezen oogenblik. Ze kreeg van lieverlede vrede met die
heden, niettegenstaande hunne boerschheid het schouw
spel had voor haar de aantrekkelijkheid van 't nooit beleef
de, en bovendien, men kon het niet loochenen, bravere men-
schen dan nonkel en tante bestonden er niet meer.
Meent niet, nichtjen, dat ik het om te lachen zeg.
Weet gij hoelang het geleden is dat nonkel Kobus den voet
in stad zette Met Bamisse juist drij en twintig jaren, als
tante Treze in 't groot Begijnhof stierf.
Drij en twintig jaren, nonkel, merkte Henri aan,
dan zult gij de stad vrij wat veranderd vindenlaat ons
liever zeggen, ge zult uwen weg niet meer vindon.
Zooveel te meer, neefken lief, dat nonkel Kobus hem
juist nooit al te goed gekend heeft.
u Ze hebben heele kwartieren afgebroken, andere opge
bouwd, nieuwe straten gesteken, standbeelden opgericht,
hoven aangelegd waar het water was zijn het nu wandelin
gen en omgekeerd, kortom Gent is Gent niet meer.
Staat er de draak op 't Belfort nog
Ja, ja, nonkel en de Mammelokker ook.
Allen lachten.
Welnu, stel eenen dag, hernam nicht Marie, «wan
neer brengt gij ons een bezoek, Lange Brabantstraat, num
mer 36? n
Doch nonkel Kobus, op eens ernstig gestemd, schudde
den grijzen kop over en weder,
j Als Paschen op eenen Vrijdag komt, zei hij. Ge
kunt dat denken, kind, dat nonkel met zijne oude beenen
I nog -tad zou komen afgebikkeld (7 Vervolgt.)