Yreeselijke Ramp te Antwerpen. Aalst in de XVI Eeuw. Vrijdenkerij is Domheid. De Stoomboot De Stad Aalst ge sprongen. TVVEE BEZOEKEN. ~Wispelturi gh ei d Gods almacht ia de Natuur is onbegrijpelijk. Wie verstaat deu groei, de kleur en den smaak van bloemen en vruchten Wie kan begrijpen, hoe zon, maan en sterren daar hangen En als wij de geheimen der Natuur niet verstaan, hoe willen wij dan de geheimen der Godheid begrijpen? Pater Lacordaire, de beroemde redenaar, was zekeren dag in eeue restauratie aan tafel. Er zat daar, onder andere, een vrijdenker, die bofte op zijne ougeloovigheid Dwaasheid, zegde hij, iets te gelooven, als men het niet verstaat.... Pater La cordaire zweeg en liet hem aansuoeven, maar ein delijk richtte de vrijdenker zich tot hem Zeg eens, sprak hij hem toe, is het niet eene groote domheid iets te gelooven dat men niet begrijpt Doorgaans niet, antwoordde Pater Lacordaire, heel kalm, doorgaans niet, mijnheer immers be grijpt ge, hoe door de hitte de boter smelt, terwijl de eiers hard worden Twee tegenstrijdige wer kingen door eene oorzaak Begrijpt gij dat Neon, sprak de ougeloovigaard, maar wat wilt ge daarmee zeggen Och, antwoordde pater Lacor daire, enkel en eenvoudig wil ik zeggen, dat de eierkoek toch bestaat.... Wat kon de vrijdenker daarop antwoorden Di •ie dooden Vrijdag avond, rond 9 1/2 ure, werd het Schip perskwartier in opschudding gebracht door eene schrikkelijke ontploffing. Eene groote menigte liep naar den kleinen Ouden Dok. Ziehier wat er gebeurd was De stoomboot Stad Aalst, dienst doende tus- schen Antwerpen en Aalst, lag van in den na middag nabij den uitgang van den dok, om in den nacht, bij hooge tij, te vertrekken. De be manning bestond uit M. Lenssens, van Aalst, eigenaar van het schip, de zoon, een mecanicien, een stoker en een bootsman. De zoon Lenssens en de bootsman bevonden zich in de kabien van den voorsteven, terwijl de mecanicien en de stoker in de machienkamer wa ren. De patroon, M. Lenssens, en zijne vrouw, waren in stad. Opeens had eene schrikkelijke ontploffing plaats die gansch den achtersteven, waarde machienen stonden, vernielde. De twee mannen die zich in de kabien van den voorste ven bevonden, konden zich oogenblikkelijk red den. De mecanicien werd 300 meters ver wegge slingerd men vond zijn verminkt lijk op eene kist liggen, op de kaai nabij de Bataviastraat. Het lijk werd door de policie naar het gasthuis gevoerd. De vrouw eu de kinderen van het slachtoffer wonen te Calcken, bij Gent. De sto ker, Louis De Bolster, is spoorloos verdwenen. Waarschijnlijk is hij in de machienkamer ver dronken mogelijk ook werd hij door de ontplof fing in den dok geslingerd. De schipper van de schuit De Jonge Frans, die naast de Stad Aalst lag, werd gedood. Een stuk ijzer had hem bijna gansch het hoofd afgeslagen. Men moest de hersens in eene servet opnemen. De ongelukkige, zekere Pol Van Reeth, van Wintham, was ge huwd en vader van familie. De ontploffing was zóo hevig, dat groote stuk ken ijzer tot tegen het Loodshuis geslingerd werden. Men heeft een stuk plaatijzer van twin tig meters vierkant op driehonderd meters af stand geVonden. De Stad Aalstwas eene stoomboot van 132 ton hij was met graan gel. De achterkant der Stad Aalst zonk weg, ter wijl de voorsteven naar bovenkwam. Dit gaf de twee manschappen, die in de voorkajuit lagen, gelegenheid om haastig de vlucht te nemen, zoo als iedereen op de omliggende schepen deed. Dank aan de omstandigheid dat elkeen ter rus te was, zijn er niet meer slachtoffers. Waren er meer omliggende schippers aan dek geweest, dan hadden er ongetwijfeld meer personen het lot ondergaan van schipper Van Reeth. Het lijk van De Bolster werd zaterdag middag door den dui kelaar bovengehaald en naar Stuyvenberggast- 3 -)))M(- huis gebracht. De namen der slachtoffers zijn Jan Drieghe, stoker-machinist van de Stad Aalst, geboren te Calcken bij Gent in 1874, en wonende Violet- straat, 13, te AalstLod. De Bolster, matroos van de Stad Aalst, wonende St-Jorisstraat, te AalstJan Leopold Van Reeth, schipper van het binnenschip Jonge Frans, te Wintham wonende. Het lijk ran De Bolster, dat zaterdag uit de diepte werd opgehaald, was ongeschonden, uit genomen het hoofd. De hoofdschedel was gebro ken en eene wang afgerukt. De machinist Drie ghe was bijna 300 meters verre, over het mast- werk der omliggende schepen gevlogen, tegen eeneglaskist op de Sint-Laureyskaai, die door het geweld, waarmee het lichaam er tegen aan geslagen werd, als plat gedrukt werd. Het is te betwijfelen of men wel ooit de oor zaak van het ongeluk zal ontdekken, mits dege nen die er eenigzins uitleg over zouden kunnen geven, de stoker en de machinist, het leven ver loren hebben. De schade door de ontploffing te- weeg gebracht, is nog al aanzienlijk, cfaar talrij ke der omliggende schepen min of meer geleden hebben. De Bolster en Drieghe werden dijnsdag begra ven. Het lijk van Van Reeth wordt met de schuit van zijn broeder naar Wintham, zijn geboorte dorp, gebracht. Men is van ambtswege, op bevel der stad, be- onnen met het vaartuig te lichten, omdat het in en weg ligt. Maandag middag waren er reeds 5 kettingen onder door getrokken. A«Ist. Woensdag, om 3 uren, werd op den Tragel het lijk opgevischt van Dom. Van de Velde, oud 65 jaar. Hij was reeds eenige dagen vermist. Onlangs kregen wij oen geestig tafereeltjen te zien, verbeeldende al de volkeu der wereld, elk in zijne eigenaardige kleederdracht. Tusschen al deze stond er eene in zijn hemd, met een pak ongemaakt kleedcrgoed onder den arm. Dit moest een Fran- schman zijn, volgens het versje dat men eronder las Hier toont m'u 't volk van ieder land, Gekleed elk naar zijn eigen trant. DeFranschman staat in nachtgewaad, Want geen artist was ooitin staat, Een durend stuk hem aan te maken Zoo wispelturig zijn die snaken, Vandaag draagt men 't met chic en eer En morgen is 't geen mode meer. Hij kan, 't is eender in wat tijden Zijn pak naar goesting laten snijden. De wispelturigheid der Franschen is niet alleen in de kleeding of modedracht, zelfs in de politieke gezindheid is ze zoodanig onvast, dat men er luttel tijd op rekenen kan. Een blad geeft het volgende bewijs van de wis pelturigheid der fransche natie In 1788 riep het volk Leve de koning leve de adel 1 leve de geestelijkheden 1798 Weg met deu adelWeg met de Bastille 1 Leve Necker eu Mirabeau Leve Orleans en de geestelijkheid 1791 Weg met den adel Weg met depriesters 1 Geen God meer Leve Bailly 1 Leve Lafayet te Weg met Bailly 1 1793 Weg met Louis Capet Weg met de monarchie en de grondwet van 1792 Leve de Republiek Leve de Girondijnen Ter dood de edelen, de rijken en de priesters Leve de Jacobijnen Leve Robespierre Leve Marat Leve het schrikbewind 1 1794 Weg de Girondijnen Leve de guillotine 1794-95 Weg met het schrikbewind 1 Weg met Robespierre 1795-99 Leve het directoire Leve Bonaparte Weg met het directoire Leve de consul 1799-1808 Weg met de consul 1 Weg met de re publiek Leve keizer Napoleon Leve de oorlog Leve keizerin Josephine 1809-1813 Weg met den Paus Weg met Jose phine Leve keizerin Marie-Louise 1 Weg met Napoleon, den tiran Weg met de arenden Leve de wettige koning Leven de geallieer den I 1815 Weg met de geallieerden Weg met de Bourbons en legitimisten Leve Napoleon 1 Weg met den corsikaanschen avonturier Weg met het leger! Weg met de verraders Ney en Lavalette Lang leve koning Louis le Désiié 1 1816-30 Lang leve koning Charles X.,de welbe minde Weg met Charles X en de bourbons Leve Louis Philippe, de burgerkoning 1848 Weg met Louis Philippe 1 Leve Lamertine 1 1849 Weg met Lamertine 1 Leve de president 1 Weg met de vrijheid van de drukpers 1850 Leve Napoleon III I 1851 Weg met 1' Assemblée Leve de keizer I 1852 Weg met de republiek Leve het keizerrijk 1859 Weg met Oostenrijk! Viva 1'Italia! Viva Garibaldi 1869 Weg met het autoritair keizerrijk Leve het parlementaire keizerrijk Lang Leve Olivier 1870 Leve de grondwet Leve het keizerlijke dyna stie Leve het plebisciet Naar Berlijn, naar Berlijn Weg met het keizerrijk Leve de republiek Lang Leve Trochu Leve Bazaine Weg met den verrader Bazaine Wij zijn verraden Leve de Commune Leve Gambetta 1871 Lang leve ThiersWeg met Gambetta Lang Leve de Commune Weg met Thiers Lang leve Thiers Lang leve Mac Mahon Weg met de Commune 1872 Lang leve Thiers Leve de republiek 1873 Leve de autoritaire republiek Leve Mac Machon 1874 Leve de amnestie 1 Leve de democratische republiek Weg met Mac Mahon 1879 Leve Gévy Weg met Mac Mahon 1 1881 Leve Gambetta Weg met Gévy Leve de Lesseps 1887 Leve Carnot Leve Boulanger Weg de ver raders Weg met de panamisten Weg met Boulanger 1 1895 Leve de tsaar 1 Leve Rusland Weg met Polen En in 1898 is het een wezenlijke warboel in de geroepen van weg eu leve, en dit toont dat het in Frankrijk nog erger gaat dan in een zothuis. Paschen viel in 1582 den 13 April. Plechtiger en grootscher dan ooit was de Hoog dag in het aloude Graven Aalst gevierd. Van's morgens ten 4 uren werd er aan de altaars, in St. Martcnskerk, mis gelezen, want meer dan twee honderd priesters bevonden zich binnen de muren der versterkte stad, omdies wil, dat Aalst bijna al leen onder de Vlaamsche steden aan de verjaagde geestelijken eene veilige schuilplaats aanbood en aan de vrome bevolking de gelegenheid om in het openbaar hunnen Paaschplicht te kwijten. Iu de hoogmis was het de Prelaat van Ninove, abt met mijter en staf, die officieerde... Wij zien daar in het koor, een meesterstuk van Romein- schen bouwtrant de negen schepenen der stad, ontelbare Aalstersche poorters, met hunne familie, talrijke vreemdelingen... Het hoogaltaar schittert van licht, fonkelt van goud en zilver, en ondanks het benarde der tijden,weerklonk daar het Alleluia statig en indrukwekkend onder de hooge gewelven. De mis is geëindigd. De menigte vloeit uit de drie kerkdeuren en blijft in groepjes staan op den doodenakker, in de kerkhoflaan en verder rond den tempel. Immers, er was toch zóo veel te be merken, zóo veel te bespreken Dat de Prelaat van Ninove op dien dag te Aalst was, wat wou dat beteekenen Wie had niet op het gelaat van den zeer eerwaarden Deken eene buitengewone droef heid bespeurd De tijdingen waren toegeko men, dat de Geuzen in Oudenaarde lagen, dat zij alles geplunderd en 't Geestelijk vermoord hadden; dat te Brussel de uitoefening van den Katholieken Godsdienst was verboden en aan alle schoolmees ters het bevel gegeven, op straf van hunne school te zien sluiten, dat zij uit de Kettersche boeken moesten lezen en onderwijzen.... Een Gentsche kramer, gisteren ter markt, had verteld dat er weer tien vendelen Geuzen toegekomen waren, die schier dagelijks naar den buiten trokken, tot Wet- tereu toe, al de boerenhoeven van hunne koebees ten berooveude.... Liedekerke-bosch krielde van Geuzen.... En zoo volgde het eene praatje het an- dere. Men wist ook dat de knapen der Ambachten op den Hoogdag zelf gingen rondgestuurd worden, ter dagvaardigiug, en dat er, voor 's namiddags, eene zitting der Schepenenbank was belegd. Maar eensklaps zwijgen de koutende lieden, schuiven eerbiedig open en houden allen het oog naar éen en hetzelfde punt gericht de deken der stad en van 't kapittel, Pieter Walter, kwam aan gestapt, gevolgd door den opperschepen, de heer Cornelis Cabéliau. Beide heeren moesten in hooge achting bij de Aalstenaars staan en van den algemeenen eerDied zijn, dit was genoeg te zien aan de houding der aanwezigen. Nopens den E. H. Pieter Walter geeft de kronijk slechts, dat hij een godvruchtige eu ieverige gees telijke was, ten dienste der zielsnoodwendigheden van arm zoo wel als van rijk welsprekend en manhaftig op den kansel der Waarheicf, om on deugden en misbruiken te bevechten, om 't Volk te waarschuwen tegen de volksbedriegers en volks- foppers dier dagen. Over den opperschepen Cabéliau zegt de geschie denis, dat hij een groote weldoender zijner ingeze tenen was eu een milde begiftiger der kerk. Een man uit éen stuk was het, recht voor de vuist, dienstwillig en beleefd vooral de ingezetenen, elk aanhoorende en recht doende inzonderheid een vijand van al diegenen die in do uitvoering van hun ambt niet het Gemeenebest, maar hun eigen wel zijn zochten. Wee zelfs de schepen, die zijn eigen voordeel of dit zijner familie zocht 1 De oppersche pen noemde zulks een verraad, een misbruik van vertrouwen. Cornelis Cabéliau was eene vrome ziel en daarom werd hij in zijn leven door het Aal- stersch volk geëerd en bemind en na zijne dood in 1606 werd hij vóór het hoogaltaar der kerk ter aarde besteld. Een welsprekend grafschriftt zei aan het nageslacht welke voortreffelijke opper schepen de stad in hem had gevonden.... Dien dag zag er Cabéliau droef en bekommerd uit. Hij en zijn eerwaarde gezel groetten links eu rechts meer dan een poorter hadde graag de ge- spraakzame heeren genaderd, doch iedereen ge voelde dat de oogenblikken geteld waren der man nen, die zóo veel last op hunne schouders droegen. Eeniedei volgde hen met de oogen, tot dat de deur der dekenij, in de Pontstraat, achter hunnen rug was gesloten. Welnu, heer opperschepen, vroeg de deken toen zij gezeten waren worden de droeve tijdin gen van gisteren bevestigd Bevestigd en verergerd, heer deken 1 De toe stand onzer Nederlanden wordt waarlijk benau wend langs den zeekant zien wij van Lurmen met de Watergeuzen, aan de Fransche grenzen komen de vendelen van graaf van Nassau, uit het Leu- vensch daagt graaf van Berg op en in Noord-Bra bant zijn de legerbenden van den prins van Oranje. En de landvoogd, don Requesens Hij verspeelt een allerkostelijkste tijd aan 't beleg van Leiden. Mijn God zuchtte de oude priester. Hoe wreed worden de Nederlanden beproefd sedert dat die zoogezegde hervorming de oude eendracht is komen verbreken.... Heer opperschepen, ik vrees voor Aalst ons leven is niets Wij zullen u tot den laatsten man verdedi gen, heer deken, ik zweer het u Vervolg hierna). De twee Schoenlappers. Een lapper zei eens tot zijn maat Sa, Jozef, beste kamaraad, Ons stieltje heeft thans veel te lijden Het zijn voor ons maar slechte tijden. Sinds weken krijg ik niets te doen Er komt in huis noch laars nog schoen. Moet dit zoo nog een tijdje duren, Dan wil ik mij wel gaan verhuren Als metserdiener, op mijn woord En Jozef zeiIk werk toch voort Ofschoon de stiel is aan 't verslappen, Heb ik toch soms nog iets te lappen. Maar wat me baart wel verdriet, Is het krediet. Zie, waarlijk, 'k gooide els en hamer Door 't venster van mijn kamer Zoo heb ik daar een hekel aan 'k Ben deze week op zoek gegaan Naar geld, Voor lapwerk, lang besteld. 'k Versleet daartoe schier een paar schoenen. Wat zijn dat thans wel voor fatsoenen Hoe lijdt men toch aan schaamte en pijn Om voor zijn werk betaald te zijn 1 Krediet, dat is zeer goed en wel Maar hij wie 't geeft, is de uil van 't spel. Er viel niet aan te klappen, neef en nicht moesten kost wat kost, eer men de voeten onder tafel stak, een kijkjen op de stallen slaan. Veredelde zaden, durhamseh ras, nuchtere muttens, vet te viggens, Bles en Blare, men had even goed aan nicht Marie, geboren Potjen van Een, haar advies kunnen vra gen nopens de bergen uit de maan of het koleur van Adams hondjen in hetaardsch paradijs. Nochtans zij hield zich kloek, die ingescheept is moet varen, de door en door steedsche dame vond alles lief, char mant, delicieus en zeiO 1 en ah 1 en zoo, zoo I Inwendig dacht ze pouah Haar man wierp haar nu en dan een schuinsch knipoogjen toe, waarop zij even ondeugend ant woordde. Inmiddels kon hij toch niet nalaten haren moed te bewonderen. II. De maaltijd begon. Met een langgerekten phu wat is het warm vandaag, speelde Kobus zijne jas uit. En daar kozijn de advokaat een weinig beteuterd opkeek naar die meer dan gewone inbreuk op de regelen der steedsche be leefdheid. Ja, ja, neef, biechtte de boer rond weg, waarom moeten wij ons geneeren Zijn wij niet allen familie onder een Ik houd aan 't gemak, en die 't anders meent kan ge rust zijnen hoed opzetten en de winterjas aantrekken. Ie der zijn meug, zei de boer, en hij at zijn kind zijnen pap uit. Ha, ha De goede man lachte dat zijn ronde buik ervan schokte. Eerst bidden en dan kermissen, maande hij verder, zóo leerden het ons vader en moeder. En volgens het oud, vlaamsch gebruik sloegen de baas en de bazin een gioot kruis over de borst. In innige overtui- ging dankten zij den Heer om zijne on uitputbare goedheid, die hen niet alleen het dagclijksch brood verschafte, maar ook nog de boter er bij Neef Henri had dit heilzaam gebruik al lang afgeleerd en nicht Marie had het waarschijnlijk nooit gekend. De eerste, een weinig verlegen, deed eene kronkelende beweging voor zijn aangezicht, alsof hij daar met de hand eenen zwerm muggen wegjoeghet daraeken sloeg den blik naar bene den en knipte een stoljen van haar kleed weg. E11 nu, moeder de vrouw, was de blijde uitroep van Kobus, toen zij gezeten waren, laat hooren wat de kok schaft 1 Vika somde mondelings de spijskaart op vleeschsop met bollekens, een hammelenbout met witte boontjens, mu- zikantjens 1 riep haar man als tusschenwerpsel, omdat ge meld groensel zoo een eigenaardigen naklank teweeg brengt. kiekens met patatten, eenen haas en voor 't zoete mond- jen beuling met gestoofde appelen. Nonkel Kobus klapte in de handenbravo, 't kan schik ken. Altemaal deugdelijk voedsel dat u aan de ribben han gen blijft. Ik ben het eens met vader zaliger - hij raapte alweer reiskens de wollen muts op in zaken nauwkeurig zijn, in 't feesten rojaal. Op 7 Mezenhof gaat er geen stroo- ken nutteloos verloren maar is het er kermis, nonkel Ko bus moet voor niemand onderdoen, zelfs niet voor den bur gemeester. n Ofschoon hij letterlijk rammelde van den honger, na den rit door de opene, frissche buitenlucht, kreeg advokaat Verwee het bang bij tante's opsomminghoe zou eene steedsche maag ooit dien vlaamschen kost verduwen Mieken bracht de dikgebuikte soepterrein op baas Ko bus hief het deksel op, alleen de geur van 't vleeschsop reeds zette zijne neusvleugelen breed open van gulzig ver langen. Wie aldus eene telloor of twee naar binnen heeft ge speeld, schorste hij, is slechts drij uren meer van 111. Brugge af, anders vier. En hij vertelde hoe hij onlangs, toen de dorpsoverheden den nieuwen pastoor inhaalden, een groot banket had bijge woond, 't kwam al uit Gent, liet hij zich wijs maken, zóo uit eene soort van keuken-winkel, traiteur noemden ze dat, waar de kiekens gckuischt en gebraden, met saus en al ver kocht werden. Hemelsche deugd 1 was dat nu eten voor eene vlaamsche maag Wel van twintig soorten, da's waar, en netjens op gediend, op gebloemde schotels, met vaantjes en kroont- jens er rond, da's ook waarmaar van elk lang niet genoeg om een hollen tand vol te stoppen Ja, en God weet wat er dan nog achter al die vreemde reukskens en smaaksken stak misschien de afval eener vorige heerenmaaltijd. Van zulke tafels keerdet gij met een weinig meer honger naar huis dan bij 't weggaan. Hij, Kobus, had algauw naar de hesp en eene stevige snede brood getast. En dan die stijvigheid onder de gastenl Ge zoudt gemeend hebben dat ieder woord uit hunnen mond hun een vijffrankstuk kostte, zoo bang waren zij van spreken, zoo strak en stroef keek de eene den anderen aan, net twee porceleinen honden op een schouwboord. Komaan, komaan, de baas uit 7 Mezenhqf verstond ker missen anders. Leve de oude vlaamsche keuken en leve de oude, vlaamsche vreugd 1 Het maal ging zijnen gang. Nicht Marie moest maar ge durig de aanvallen van tante Vika afweren, die niet wetende hoe hare vriendelijkheid betuigen nu eens een billeken haas, dan weer een kickenboutjen, dan een eindjen bloed beuling op haar boord gooide. Oprecht, tante, ge zijt te goed... Eerlijk waar, ik mag, ik kan niet meer... Ge zult mij ziek maken, zuchtte het jonge dametjen onophoudend voor dezen nieuwen over vloedsregen. Doch te vergeefs j nonkel van zijnen kant werkte zijne vrouw in de hand. Geneer u niet, jongens, kreet hij mede. Tast maar toe, hoe meer hoe liever. Doet net alsof ge t'huis waart, later komt nonkel Kobus toch de schade eens te Gent bij u weerhalen. Ja, doe dat eens, n bejegende nicht Marie. De boer uit 7 Mezenhcif zei dat om te lachen doch ma dame Verwee integendeel had het ernstig op, ten minsten op dezen oogenblik. Ze kreeg van lieverlede vrede met die heden, niettegenstaande hunne boerschheid het schouw spel had voor haar de aantrekkelijkheid van 't nooit beleef de, en bovendien, men kon het niet loochenen, bravere men- schen dan nonkel en tante bestonden er niet meer. Meent niet, nichtjen, dat ik het om te lachen zeg. Weet gij hoelang het geleden is dat nonkel Kobus den voet in stad zette Met Bamisse juist drij en twintig jaren, als tante Treze in 't groot Begijnhof stierf. Drij en twintig jaren, nonkel, merkte Henri aan, dan zult gij de stad vrij wat veranderd vindenlaat ons liever zeggen, ge zult uwen weg niet meer vindon. Zooveel te meer, neefken lief, dat nonkel Kobus hem juist nooit al te goed gekend heeft. u Ze hebben heele kwartieren afgebroken, andere opge bouwd, nieuwe straten gesteken, standbeelden opgericht, hoven aangelegd waar het water was zijn het nu wandelin gen en omgekeerd, kortom Gent is Gent niet meer. Staat er de draak op 't Belfort nog Ja, ja, nonkel en de Mammelokker ook. Allen lachten. Welnu, stel eenen dag, hernam nicht Marie, «wan neer brengt gij ons een bezoek, Lange Brabantstraat, num mer 36? n Doch nonkel Kobus, op eens ernstig gestemd, schudde den grijzen kop over en weder, j Als Paschen op eenen Vrijdag komt, zei hij. Ge kunt dat denken, kind, dat nonkel met zijne oude beenen I nog -tad zou komen afgebikkeld (7 Vervolgt.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1898 | | pagina 2