De SpaaA Opeiliip van 1516 la Aalst Rampen, Misdaden en Malheuren uit alle Werelddeelen. Oude postzegels. Eene rechtbank in China. Kerkelijk Nieuws. LUIBRECHTS Mededeeling. DENDERMONDE. Een ongehuwd persoon, 57 jaar oud, wiens gansche fortuin bestond in een half versleten paard, waarmede hij het beroep uit oefende van schepentrekker, ging donderdag mor- gend reeds van half vier ure op zoek naar een schip. Een dertigtal meters beneden de sluis moet hij bij het mistig weder, door de duisternis misleid, in de Schelde gestruikeld zijn. De man was woonach tig te Appels. Zijn lijk is nog niet bovengehaald. Kostbare ontdekking. Dank aan de ijzer achtige pil van Dr Raphael, vinden de zwakste en de meest bloedgebrekkige personen onmiddellijk smaaklust, frische gelaatskleur, levendigheid en gezondheid terug 1,75 fr. overal. Dépots te Aalst MM. Callebaut, De Valcke- neer, De Waele,Ghysse Iinck en in alle apotheken. WAVER. Woensdag morgend werd het ge rucht verspreid dat de Bank A. Beaufaux en zoon hare zaken vereffende. Talrijke stedelingen en bui tenlieden die naar de markt gekomen waren, gin gen aan de bureeleu i.i de Nijvelstraat bellen. Er werd hun geantwoord dat zij binnenkort zouden bijeengeroepeu worden voor de regeling, dat de schuldeischers niets zouden verliezen. Er wordt ge zegd dat het passief 2 1/2 miljoen beloopt en het aktief slechts 1 miljoen AOO.OtfÖ fr. Het schijnt dat de zoon Albert Beaufaux op de Beurs gespeeld heeft en aanzi ulijke verliezen heelt ondergaan. Hij is sedert do eerste dagen dezer week uit Waver ver trokken. De rechtbank heeft de failliet der firma A. Beaufaux en zoon uitgesproken. De zoon A. Beau faux, bankier, die verdwenen was, heeft zich te Nij vel gevangen gegeven. VRAAGT OVERAL HET LEUVENSBIER der gunstig gekende Brottict't'iJ Ffanft AALST. ANTWERI'EN. Als maatregel tegen de pest is in de stad eene algemeene j acht op ratten en muizen voorgeschreven. Do gevangen ratten en muizen moeten dood ot levend in het slachthuis worden afgeleverd. Er worden premies uitbetaald van 10 centiemen per rat en 2 centiemen per muis De policie is met het regelen dezer jacht gelast. Op deralten jacht. Het bericht, onlangs in de dagbladen verschenen, als zouden er, als maat regel tegen de pest, premies worden betaald van 10 en 2 centiemen voor het vangen van ratten en mui zen, heett onmi ldellijk eene nieuwe nijverheid in Antwerpen tot stand gebracht. Dat was overigens te denken. Er zijn in Antwerpen op de wandeling, op Sint-Anneken, op het Kiel al tijd een massa leegloopers, die geen grooter plezier hebben dan wanneer eene ongelukkige rat, die van haren weg sukkelt, op hunnen weg te rechte komt. Men kan denken hoe er nu tusschen wollen, ka toenbalen, graan-en houtstapels, spekkisten enz. zal worden gekropen om op de gewetenlooze ver spreiders van de gevreesde pest jacht te maken. En niet alleen de leegloopers scharen zich onder de banier van het Gild dee Rattenvangebs want het schijnt dat zij zullen syndikeeren maar ook particulieren werken voor eigen reke ning. Een dezer laatste, een kleine knaap, misschien 10 of 12 jaren oud, kwam zaterdag morgend in de wachtkamer van een onzer policiebureelen, drager van een kolossale rat. Meneer de gardevil, hier is een rat. De aangesproken policieagent, die geen erg had in de pestmaatregelen, zegde Dat 's goed, jongen. 't Is een groote, hé Ja, 't is nen reus van een rat. Die heb ik gevangen.... Zoo ge zijt 'nen ergen kerel, gij. En nu breng ik ze hier. Waarom Wat moet ik daarmee doen Wel, meneer, vijf eens geven. Nu ging er voor meneer de gardevil een licht op. Hij ging het bureel binnen en vertelde de zaak aan den dienstdoenden adjunkt deze kwam bij den kleine en had er nagenoeg het zelfde gesprek plaats. Toen werd de commissaris zelf op de hoogte der zaak gesteld. Ja... zegde deze maar wij hebben nog geen orders. Weet ge wat, neem de rat maar aan. Ja, maar ze stinkt al. De doode ratten moeten naar het slachthuis worden gebracht. Wij kunnen toch niet voor elke rat naar het slachthuis loopen. Goede raad was duur. Eindelijk besloot men toch maar, in een voddenhuis eenen goed sluiten den ijzeren pot te gaan koopen en daarin de rat, in een baddeken van de eene of andere ontsmettings- stof, te bewaren tot er orders gegeven werden. GRIEKENLAND. Prins Joris, gouverneur van Greta, is zondag te Athene aangekomen. Toen hij in zijn rijtuig stapte greep een gewezen officier de peerden van het rijtuig van den prins bij de teu gels. Hij werd onmiddelijk aangehouden; men heeft een revolver in zijn bezit gevonden. Men denkt dat hij zinneloos is. ZELE. Zondag avond werden de herberg met aanpalende kamers en het werkhuis van Adolf De Graeve, wagenmaker, op de wijk Dries, door een geweldigen brand inasch gelegd. De bewoners van het huis waren een uitstapje gaan doen naai Donck en wanneer zij met den tram van 7 ure op den Kou ter terugkwamen, vernamen zij dit schrikkelijk on geluk. De brand was ontstaan in den werkstal. Men heeft veDStersen deuren ingebeukt om slechts ecni- ge meubeltjes te kunnen redden. Twee verkens zijn ook aan de vlammen ontsnapt. Het huis was slechts een jaar gebouwd. De schade, door verzekering, ge dekt, is zeer aanzienlijk. AELTER. Zondag namiddag, rond 1 1/2 ure, begaven 25 personen zich naar de kermis van Ael- ter. Op het gehucht Oostmolen hadden zij plaats genomen in het bootje dat dienst doet op de vaart van Gent naar Brugge. Nauwlijks waren zij van kaut of het bootje schoot vol water en kapsijsde. Al de opvaarden vielen in 't water doch konden zich redden of gered worden. DUIZEND-APPELS. Zondag is hier een vuur schot gelost op den trein van Antwerpen naar Gent. Men vond den kogel zitten in de wand van een wa gon, boven het hoofd M. Van de Wynckele, be diende bij het middenbureel van policie te Gent. MEERBEKE. Vrijdag morgen is de tram ge derailleerd op de hoogte der herberg De Quick. Het machien stak in de gracht. Er zijn eigenlijk geene ongelukken te betreuren, 't Was avond eer de baan vrij was. De talrijke Lezers die aan de maag lijden (maagontsteking, slechte spijs vertering, krampen, zuurheid, braking, verstoptheid,) kunnen op eeni- ge dagen genezen zijn met de slijm verdrijvende Walthéiypil 1,25 fr. Dépots te Aalst MM. Callebaut, De Valcke- neer, De Waele, Gysselinck, en in alle apotheken. Wij ontvangen eenen brief vanwege de Eerw. Heeren Missionnarissen, met dringend en minne lijk verzoek naar oude postzegeltjes, waarmede zij in de verafgelegene landen zooveel goeds ver richten ten voordeele der Voortplanting van 't Geloof. Wij doen dus een warmen oproep tot onze talrij ke Lezers en Lezeressen opdat zij hunne oude post zegels bewaren het kost hun weinig moeite, en zij zullen er een goed en heilzaam werk mede ver richten met deze naar ons Bureel op te sturen. Het getal hoe klein ook, wordt met liefde en dankbaarheid aanvaardt en de naam der gevers of geefsters wordt bij de opgezonden gift gevoegd opdat zij deelachtig worden in de gebedon en mis sen der Eerw. Heeren Missionnarissen. Wij re kenen dus van de naaste week af op eene goede ontvangst en zeggen dc weldoeners op voorhand van herte dank. Mijnheer De Groote, een onzer volksvertegen woordigers, wiens aanteekeningen over China zoo veel bijval bekomen, laat ons eene zitting van de rechtbank in het Hemelsch Rijk bijwonen. Gisteren was het de groote uitvoeringsdag, men heeft 11 koppen afgeslagen, en de kapitein v^n eene Amerikaansche boot is er bij kwalijk gewor den. De rechtbank zetelt in eene groote sombere plaats de muren zijn met bruin hout bekleed, en er komt weinig of geen licht haar verhelderen. Er zijn een dertigtal knechten of beulen aanwezig, die medelijdend op ons neerzien omdat wij de martel tuigen met afschuw bekijken. Er zijn alle soorten van halsbanden (carcans) van degene af waarmede men de dieren tentoonstelt, tot andere welke zoo zwaar zijn, dat een mensch die niet kan optillen. Die worden den patient aan den hals bevestigd, tot hij er bij doodvalt. Daar ligt ook de pal om de lidmaten te breken, of de leden en de knoezels te verbrijzelen. Aller hande geeselmiddelen van het klein riet, tot de breede bamboulat en den hamer waarmede armen en beenen tot splinters werden geslagen. En aan dat alles kleeft nog bloed en zal straks weer nieuw bijkomen. In alle hoeken zie ik tal van marteltui gen die men nog de moeite niet doet te reinigen. De rechter treedt binnen, beantwoord mijnen beleefden groet, vraagt ot ik geleerd ben, en verne mende dat ik iets of wat van wetten ken, zegt hij mij ijselijk lachend, dat de rechtbank haast zal beginnen. Drij schrijvers staan achter hem, een slaaf houdt eenen scherm en pauwpluimen boven zijn hoofdhij zelve is eene schoone ouderling zeer streng, met eenen kattenknevel, een schrikkelijk figuur van inkwizitor. Telkens een betichte binnenkomt, schreeuwen de knechten hard, werpen hem op den grond voor den rechter, maken hem zoo bang dat men een flegmatieke Chineesch zijn moet, om niet onmid delijk bekennen dat men zijnen vriend heeft ver moord. Ondergeschikten roepen de nummers af. De eerste is een 5-jarig kind. De rechter spelt hem de les, en zweert, indien hij nog herbegint, het hoofd te doen afslaan men weet dat de bedreiging ern stig is. Twee betichten komen vrij na onderzoek van hun dossier. Men ontlast hun van hunne boeien, en zij blijven nog eenen tijd geknield voor hunnen rechter zitten zonder de oogen op hem te durven slaan. Thans komt een man van rond de 30 jaar voor, en wordt op de knieën geworpen. Men vraagt of hij zijnen diefstal bekent en op zijn hoofdschudden, spreekt de mandarijn eenige sture woorden uit, en werpt eenen stok tot de beulen. Deze schreeuwen zoo hard tot de beschuldigde als wilden zij hem verscheuren. Hun eenig doel is den betichte bang te maken. Men ziet het, het zijn liefhebbers, beulen welke hun ambacht met ge noegen uitoefenen. Men kleedt den man uit, hem eene zware keten aan den hals latende, men werpt hem op eenen hoop oud ijzer, welke zijne knieën moet verscheuren, en terwijl hem een bij zijn hoofdsteert houdt, slaat de andere hem op den rug met eene bamboelat. Hij moet *25 slagen toegediend wor den. De bamboe gaat op en neer als eenen dorsch vlegel. Eerst komt de rug heel blauw, met zwarte strepen doorregen het vleesch komt bloot en het zwarte bloed vloeit. De patient heeft nog niet gepinkt. Met schuinschen blik ziet hij naar ons toe, en onze tegenwoordigheid schijnt hem zeer veel belang in te boezemen. Den kelijk is hij door den opium ongevoelig gemaakt gelijk de ter dood veroordeel den. Het koude zweet breekt mij en ik verhaast mij de zaal te verlaten. Den volgenden moeten de knoezels verbrij zeld worden, en.., ik ben bang belache lijk te schijnen, gelijk de kapitein van den dag te voor. Laat ons gaan, zeg ik tot Wong Kéon, die ook moeilijk zijnen lach kan bedwin gen omdat ik zoo aangedaan ben. Priesterlijke benoemingen. Zijn surveillant benoemd te Gent, in St-Lievens, de eerw. heer Blanc- qaert, priester, en de eerw. h. Ley- man, diaken in het Seminarie te Ronse, de eerw. h. Van Hecke, dia ken in het Seminarie; te Ledeberg, de eerw. h. Parijs, oud-surveillant te Gysegem. Luibrechts stond bij de piotten, als volon taire, en had de leelijke gewoonte van te vloe ken.... Op zekeren dag was hij weêr aan den gang.. Spiegels die van grade was, vroeg hem waarom hij nu toch zoo vloekte Och, Spiegels, antwoordde Luibeken, g'en weet gij zeker nog niet da'k leer om mijn exaam van onderofficier te passeeren Ontroostbaar. De knecht van Mijnh. S. had over drij maanden zijne vrouw verloren, en zocht nu voortdurend troost in de jenever- flesch. Op zekeren dag zegde de heer Zeg eens, Jan, waarom gaat gij altijd naar de herberg, sedert uwe vrouw dood is Dat doe ik om troost te vinden, mijn heer. En hoe lang zal 't duren eer gij troost hebt gevonden Och mijnheer, ik ben ontroost baar. Wij roepen de aandacht van onze lezers en lezerressen op de door de al oude en gunstig gekende firma Snoeck- Ducaju en zoon uitgegeven almanak ken voor het aanstaande jaar. Als een buitengewoon feit van leef baarheid vermelden wij, dat Suoeck's- Aliiianuk, met 1901, zijn U9en jaar gang intreedt, wat zeer zeldzaam voor dergelijke boekjes is. Met zijne eerste uitgave reeds vond Snoecks-Almanak een ruim vertier en die bijval groeide immer van jaar tot jaar aan en wél zóó, dat hij heden, en dat sedert ettelijke jaren reeds, op 300,000 exemplaren wordt getrok ken, die telkens worden uitverkocht En hoe kan het anders, als men in aanmerking neemt dat er geen Vlaam- sch huisgezin bestaat, waar Snoeek niet te vinden is Gelijk de andere almanakken, name lijk De Vlaamsche Kwibus die zijn 3d0 levensjaar begint, en Dc Kleine Congolauder die voor de eerste maal in de wereld verschijnt, en even als Snoeck's Alamanak, met de medewerking van knappe letterkundi gen, onder toezicht en hoofdredactie van den alom gekenden geestigen Snoeck worden uitgegeven, bevat de Snoeck's Almanak, ofschoon reeds 119 jaar oud, nieuwe pittige liederen, allerlei schoone kluchten en poetsen, dagklapper, markten, kermissen enz. een grooten raadselprijskamp maar vooral een wijupraatje in Zuid- Afrika waarbij de grootsprekende En- gelsche goudroovers naar de natuur worden geschetst. Wij wijzen insgelijks op den inhoud van De Kleine Congolauder die puik mag heeten en wel inzonder heid op Een Congolecscüi vimr- waterpraatje dat wij om pittig- en luimigheid onzer lezers en lezeressen ten zeerste aauraden met aandacht te lezen Nochtans moeten wij bekennen dat ook De Vlaamsche Kwibus voor de twee voormelde almanakken, wat betreft taal, stijl en geestigheid niet hoeft onder te doen. Deze drie, bij uitstek Vlaamsche boekjes, worden elk verkocht aan den prijs van 10 centiemen en zijn verkrijg baar bij alle boekhandelaars in Vlaam- sch België, alsmede bij alle uitventers. Wij bevelen dan ook het drietal, dat bij boer en burger thuis behoort, om hunnen geringen prijs en hunne gehal te, bij ons publiek warm aan. GROOTE HISTORISCHE VOLKSVERHALEN UIT DE XVI9 EEUW door Petbu8 Van Nuffel. 7. Vebvolo. Midderwijl had van Navarese dea schout, Jau de Luu, eeu bezoek gebracht en bij dezen, zijne rechten van opperbevel hebber der in de stad liggende krijgsbende, doen gelden, voor hem en zijnen staf huisvesting gevorderd. Weigeren stond voor de Luu gelijk met het teekenen van zijn doodvonnis de man wist dat maar al te wel en aarzelde zelfs geenen pink, van op eerste aanzoek des Spanjaards, eene ruime som gelds te stor ten. Tamelijk goed gezind, nam de sluwaard afscheid van den eersten magistraat vau Aalst en bereikte slenterend zijne woonplaats. Hier werd hem van het gebeurde tijdens zijne afwezigheid kond gemaakt. Dit nieuws trof hem onaangenaam en bracht hem in eene knorrige gemoedstemming. Een kort tijdsverloop draalde hij in vertwijfeling, maar vastberaden ging hij daarna tot Gilbert, in wien hij seffens den vader zijner gevangene herkende, tilde dezen op endree! hem, na zijne boeien door sneden te hebben, voor zich in de straat voort. Lijdzaam liet de torenwachter dit alles geschiedenOch, wat weerhield hem nog in de verwoeste woonst, getuige van zijn lief en leed, nu doodsch lijk een graf, van alle geliefde we zen verlaten Een diepe zucht steeg uit zijnen gorgel en hij snakte naar zijn stervensuur de dood ware hem eene wel daad geweest, haar verschijnen zou hij ais een reddenden engel tegengelachen hebben. Liever sterven, kreunde hij ban langer, met den priem der smartelijkste martelie in den boezem, doelloos rond te zwerven liever sterven, dan langer getuige te moeten zijn dier ongeëvenaarde baldadigheden, De hemel had er nogthans anders over beschikt: lijden zou hij om datgene wat hem hier nog overbleef, om zijn kind, totdat hij aan den eersten den besten soldenier het voor eene genade afsmeekeu zou hem zijnen dolk in het hart te ploffen. Wankelmoedig voortsukkelende, had de stumperd niet be merkt, hoe een Spaansche huurling, schoon van gelaat, rijzig van gestalte en breed van schouders, zijne schreden nakwam. Meermaals had de soldaat zijnen stap willen verhaasten om Gilbert in te halen, maar telkens was hij weifelend terugge weken. Alle schuchterheid op een maal van zich stootende, kwam hij tot den ouderling, vatte hem de hand, drukte die gestolenweg en fluisterde in de landsspraak Torenwachter Die ben ik.... Ik zocht u, n hervatte de krijger, terwijl, hij wantrouwig rechts en links keek. Stil.... Alles wat ons omringt hoort en zieteen onvoorzichtig woord, éen enkel, kan ons beiden het leven kosten. Uwe taal stotterde de Aalstenaar. Wat hebt gij, Vlaming, mij te zeggen Ik wil u en uw kind redden. Mijn kind Lijd ik misschien niet genoeg, dat nog bit tere spotternij mij worde toegebracht Maar kom, lage ver klikker uws vaderlands, heb ten minste den moed uw aas in eens te verdelgen Sla toe wat maakt het, dat gij eenen sluipmoord te meer op uw geweten telt Gij schudt het hoofd.... Zoudt ge waarlijk nog voor edelmoedigheid vatbaar zijn, nog medelijden koesteren Ben ik dan krankzinnig, dat ik in een ieder vijanden en beulen zie Ik zal woord houden, staafde Reygerman met over tuiging. Spreek Spreek 1 bad Jooris. Ge stort mij in eenen afgrond van angst en wanhoop leeft mijn kind nog Het leeft, maar.... Maar wat gevaugen, in de macht der Spanjaarden. Enkel door wijs beleid, kloeken moed en stalen wil, is het mogelijk de onge lukkige den klauwen des bloedgierigen tijgers te ontrukken. Dirka leeftjuichte Gilbert verjongd. Ik ook, ik wil leven, hare verlossing bewerkstelligen, haar de tranen van de wangen zoenen, haar aan den boezem prangen I Ik, bekrachtigde de sergeant ik heb het leven voor hare redding veil. Voor haar vloeie de laatste druppel van mijn bloed ik zwoer het bij al wat mij duurbaar is en heilig. Wie zijt ge toch, die, onder dit samenraapsel van boeven, zoo menschlievend bleeft Mijn naam moest u immer een ondoorgrondelijk geheim blijven. Welke drijfveer zette u tot zooveel grootmoedigheid aan Waarom dit fonkelend vuur in uw oog, bij het uitspre ken van den naam mijner dochter Waarom, Gilbert, waarom? Gij wilt het weten? Ge dwingt er mij toe I Welnu, ik min Dirka... Ach met eene liefde, zóo brandend, zoo blakend, dat ik nie- vers rust noch duur meer vind Onophoudend zweeft haar onovertroffen engelenbeeld mij voor den geestimmer zie ik haar kuischen blik, die tot iu het diepste mijner ziel door drong en er de kiemen inlegde van spijt eu berouw, van fier heid en hoop altoos klinkt mij hare stem als hemelsch too- vermuziek in het oor en herinnert mij een lied uit langvervlo- gen tijden, het lied, dat moeder aan mijne wieg zong Ah ik ben de bandiet van vroeger niet meer, niet meer de losbandige gelukzoeker, die de gelederen des oproerlings aan vulde met het merk der zonde op het voorhoofd geprent, de wreedheid in de wezenstrekken versmolten.Aanschouw op deze kleedij de afboordsels, welke mij tot sergeant verhieven ik ontving ze met handen, rookende van het bloed mijner taai en stamgenooten.... Gij wendt het gelaat nf O, maar het is zeer begrijpelijk ook I Ge weigert de medehulp eens moorde naars Doch ik wil, Gilbert, ik wil en niets ter wereld is bij machte mijne boetpleging te verhinderen. Na Dirka gaaf en ongedeerd in uwe armen teruggebracht te hebben, zal Jeroom Reygerman, de bekeerling, van hier wegvluchten, zijn ouden vader vergiffenis afsmeeken over al het harteleed hem berok kend, en, na den zegen der verzoening ontvangen te hebben, ver van de zijnen, de maagd, welke hem op het pad van eer en deugd bracht, pogen te vergeten. Jooris was ten zeerste ontroerd. Sergeant, beweerde hij gij zijt een edelmoedig man. Ziehier mijne hand ik neem uw voorstel gretig aan.Maar, ziet gij, ik vrees voor uw eigen leven. Hebt gij de kansen uwer stoute onderneming wel berekend De stad, immers, krielt van spieën, wriemelt vau verraders duizenden oogen waken overal waar men gaat of staat, loert u de vijand aan.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1900 | | pagina 2