Rijmproza. LUIBRECHTS Rampen, Misdaden en Malheuren uil alle Werelddeel en. Inhuldiging van den Z. E. H. Kanunnik Van Doren Mijnramp in Henegouw. 19 dooden. St-Aikolaas.- 0ver eeni«e ^e"1werd door Doktoor Moroy, Zaterdag werd in den Haag een student gearesteerd, die uit aardigheid een pakje uit een mand van eene dienstbode had weggenomen. Rotterdamsche Courant, In zekeren nacht, toen de hemel met een vacht, van wolken was bevracht, hield ik de wacht, in een stad, die den naam van ingetogenheid had, doch veel boosheid bezat en daar staande onder de boomen, zag ik een meisje komen, zonder schro men, en in haar handje, een aardig mandje, ter wijl op de koonen, van de schoone, twee rozen, lagen te blozen. Ik trad op haar toe, en sprak welteinoe O lieve schat, parel aan de kroon van deze stad, kwik-me-dit- kwik-me-dat, wil gedoogen, dat ik kijk in uweoogen, die op he- melsche schoonheid bogen, zonder logen, en van bovenaardschheid zijn omtogen, n Zij sloeg de oogen neer, en zeide Gij moest bedenken, hoe- zeer uw wenken, mij krenken, en mij droef- heid schenken. Kunt gij u verblijden, onschul- dige meiden, met woorden, gelijk zoo even mijn ziel doorboren Gij moest u schamen, dat ge u dorst beramen, planDen die allerminst betamen, noch aan u die bent, een leidsche student, noch aan mij, mijnheer, die niets heb dan mijn moe- der, mijn japon en mijn eer Onder het spre ken, begonnen de beken te leken, en uit haar oogen te breken, zonder mij te verweeken, hoewel mij het woord in de keel bleef steken. Ik vatte met spoed, echter nieuwen moed, en lonkte zoo goed, en sprak zoo zoet Is het gewaagd, te meenen dat hij die u dit vraagt, aan den wortel van uw ge- weten knaagt Het waar' godgeklaagd, zoo gij u wierdt geplaagd. Neem mij toch mede, en sluit vrede, en laat ons schreden, betreden, het aard- sche eden, der gelukzaligheden. Doch, zoo gij niet wilt, en al mijn gesmeek is verspild, wees dan mild, en laat mijn honger niet ougestild geef mij met gracie, een sinterklaasje, van al uw speculacie, uit de mand die ik zie slingeren, aan uwe vingeren. Zij trad achteruit, met vast besluit, en jammerde luid, alsof ik ware een scha vuit, en een booze guit. Maar onbedeesd, en heele- maal niet bevreesd, met een tegenwoordigheid van geest, die mij nog zelden eigen is geweest, zag ik mij voorgeteekend, hoe ik doen zou mij wrekend, mijn vingers uitstekend edoch ik had mij misre kend. Want, toen ik mijn hand, stak naar den kant, waar zij stond met de mand, toen voelde ik mij gegrepen, en door sterke knepen, genepen, en zag mij sleepen, en zweepen, over de straten, door onverlaten, tegen wie geene smeekingen baatten, en die niet vergaten, dat ze Leienaars haten. Ik kwam bij den schout, dewelke sprak zeer boud, en mij verwees naar een bed van hout, dat hard was en koud. Zoo heeft mij misleid, tot mijn innig spijt, een ,A mfifj. 7 ii ,»ii vnnr al tinna. vwma lnrliij-) aanvalligheid, en lieftalligheid, en zij malligheid, en zwartgalligheid ik vroeg aanmin nigheid, en zij gaf vinnigheid gerechtigheid, en zij gaf slechtigheid. Leiden. Minerva. Hum hum. Luibrechts en Spiegels woon den samen op een zolderka merken en hadden eene portie mosselen gekocht. Wanneer zij de mosselen gereed maak ten, wierp Spiegels er nen frank in, om te zien of er gee ne vergiftige mosselen zouden in zijn. Als nu de mosselen gereed waren, begon Spiegels naar het zilverstuk te zoeken. Ge moet daar niet achter zoeken, zei Lui brechts wij eten den pot leêg, en wij hebben den frank van zelf. Dorpschoolmeester. Niemand van u weet dus wat een schaapherder is Welnu, ik zal het u eens door een voorbeeld duidelijk maken. Als gij allen nu eens kleine schaapkens waart, wat zou ik dan zijn Janneken. Een groot schaap, meester. als Pastoor-Deken van Aalst. Zondag verleden had de inhuldiging plaats van onzen nieuwen Deken. Van in den vroegen morgen wapperden de vlaggen de stad door, maar bijzon derlijk op den doortocht van den stoet. Triomfar ken en jaarschriften waren opgericht. De stoet, waaraan de Scholen, het Pompierskorps, benevens al de Katholieke Maatschappijen der stad deelna men, werd aan de static gevormd, waar de Z. E. H. Van Doren om Huren 30 afstapte. M. de Bur gemeester verwelkomde, de Koninklijke Harmonie speelde de Brabangonne en het Pompierskorps be wees de militaire eer. Vervolgens had het défilé plaats en werden verscheidene prachtige bloem tuilen aangeboden de stoet doorkruiste vervol gens de stad en begaf zich naar de St-Martens- kerk. De tempel was prachtig behangen door de heeren Gebroeders Baillius zij halen eer van hun werk in de kerk had de plechtige aanstelling plaats waarna het Te Deum aangeheven werd. 's Avonds waren de huizen van den omtrek der kerk verlicht en gaf de Koninklijke Harmonie eene serenade. Tot laat in den avond donderden de ka nonnen van het Zwitsersch Bierhuis door de lucht, en was er eene talrijke menigte volk te been. - Bij Dendermonde. M. Desideer Van Bever, uit de Dijkstraat, wiens toestand men eerst hopeloos aanschouwd had, is tans om zoo te zeggen buitengevaar. Reeds heeft deze ongelukkige, die in de bil en den buik twee messteken ontvangen, aan den heer onder zoeksrechter Van der Hofstadt, over de zaak ge wichtige verklaringen gedaan. Men weet dat de vermoedelijke dader aangehouden is. 't Was eene dwaling te beweeren dat een militair de plichtige zou geweest zijn, het onderzoek heeft zulks bewe zen. Knpwelnvp - In de herberg van Francies MYiiVddViui e;.- Temman, slachter is er zon dagavondeen gevecht ontstaan; zekeren August Neyrinck heeft in den arm een steek bekomen, toe gebracht bij middel van een slachtersmes. Duizeudiiiaal dauk. Dank aan de bloedzui verende, slijm verdrijvende Walthérypil, die ge mij hebt aangeraden, ben ik volkomen genezen van mijne maagpijn en de verstoptheid waaraan ik sinds 3 jaren leed. M. L. Francotte, gepensionneerd onderwijzer te Laon. Rn F m - Drama aan den Kraanpoel. De Kraanpoel, te Bellem, de wijd ge kende prachtige vijver, die toebehoort aan de fami lie de Kerckhove d'Exaerde, is maandag avond het tooneel geweest van een barsch, bloedig en doode- lijk tooneel. De kraanpoel is drooggetrokken om hem te kuischen. Maandag avond waren, gelijk op vorige dagen, een aantal jonge gasten afgekomen om zich in de putjes van de beek welke de Kraan poel doorsnijdt, paling en andere visch op gemak kelijke, maar niet al te kiesche wijze aan Ie schaf fen. De boschwachter van Hecke waakte daar en trachtte de visschers weg te houden. Omstreeks 7 ure, zag hij personen die zich achter de biezen ver borgen. Gelijk het zijne gewoonte was, schuifelde hij en loste daarop een schot. Hij zag drie mannen vluchten, en volgde ze; toen hij achter de biezen kwam, vond hij er den 15 jarigen Achiel Van Doorneveldt, woonende Kattewegel te Aalter door schoten en stervende. Het slachtoffer werd opgenomen door den bosch wachter en den genaamd en Vermeersch, die het droegen naar de hofstede van Dobbelaere. De knaap was echter een lijk eer men daar aankwam. Seffens was er eene groote menigte ter plaats, ge wapend met stokken en kluppels; zonder de krach tige tusschen komst der policie, zou van Hecke er niet levend van afgekomen zijn. Om hem aan de woede van het volk te onttrekken heeft men hem naar het gemeente gevang van Aalter gebracht. Dinsdag heeft zich het parket begeven naar de rv-i-i i bracht en ondervraagd waarna een mandaat van aanhouding tegen hem is afgeleverd. Hij is dan naar de statie van Bellem gebracht en met den trein van 3 ure overgevoerd naar Gent. Het lijk van Doorneveldt is overgebracht naar het lijkhuis van Aalter, waar het woensdag moest geschouwd worden door de wetsdoktoors. VRAAGT OVERAL HET LEUVENSBIER, der gunstig gekende Brouwerij Frans Bruwé, AALST. ITALIË - Een verschrikkelijk geval van schijndood wordt uit Baiano gemeld De statieoverste van Saviano, Guiseppe Castal- do, een voormalige officier, die sedert lang aan hartbeklemmingen leed, was juist uit zijn bureel naar buiten op den stoep getreden, om het teeken van vertrek van den Napelseken trein te geven, toen hij met een luiden kreet en als dood in elkaar zakte. Men snelde ter hulp en haalde aanstonds een doktoor, die den dood van den man als gevolg van eene beroerte bestadigde. Het lijk van den beambte werd gekist en naar het lijkenhuis op het kerkhof vervoerd. Gedurende den daaropvolgenden nacht hoorde de wachter van het kerkhof, die niet ver van het lijkenhuis woont, een onderdrukt steenen en kermen. Hij nam on- middelijk zijne lantaarn en zocht het kerkhof af, inspecteerde toen ook het lijkenhuisje, evenwel zonder iets te bespeuren of te hooren. Hij geloofde zich vergist te hebben en keerde in zijne woning terug. Niet lang daarna klonk uit het lijkenhuisje een vreeselijk gerol en een doffe val. Daarna bleef alles stil. Hoewel vergrijsd in zijn ambt, kon de wachter toch deze ontzetting niet van zich afzetten en hij vluchtte uit zijn huis in da stad, waar hij bij eenen bekende zijn intrek nam voor dien nacht en het gebeurde mededeelde. Slechts den volgenden mor gen werd de overheid van het gebeurde in kennis gesteld. Eenige politie-agenten en eenige geestelijken begaven zich toen naar het kerkhof. Men opende het lijkenhuisje en ontdekte daar, dat de kist, waarin zich het lijk van den statieoverste bevond, van eene marmeren tafel op den grond gerold was. foen men de kist opende, deed zich een ontzettend schouwspel aan de oogen der menigte voor, Cas- taldo lag met vreeselijk vertrokken gelaatstrekken, stukgekrabd gezicht, uitgerukt haar, oogen en tong wijd uitpuilend en opgezet, in elkaar gekrom pen en dood. Hij was slechts schijndood geweest, weder tot het leven teruggekeerd en door zijne waanzinnige pogingen om zich te bevrij Jen, had hij de kist omgeworpen en was deze van de tafel afgevallen. Een onderzoek naar dit treurige geval is in gesteld. VRAAGT OVERAL HET LEUVENSBIER der gunstig gekeude Brouwerij Frans Brmré, AALST. ITsuntnv Bij Lowie-Boel, mandenmakers- llUllllllt.- straat, is een nachtelijke diefstal gepleegd. Uit zijne marktkar, die in hare gewone bergplaats stond, werden voor 4 tot 500 fr. ellegoe- deren gestolen. De oude verlaten rosmolen van M. Van Lierde is afgebrand. Volgens de inlichtingen die door de dagbladen worden meegedeeld, is de ramp gebeurd als volgt. Gedurende den nacht" wordt het opgraven van steenkool gestaakt en ploegen werklieden dalen neer om den weg voor den volgenden dag open te maken. Zoo was Vrijdag eene ploeg van 150 man neer gedaald en in dén put in verschillige groepen ver deeld. In de laag, Bouleau geheeten, op eene diepte van 720 meters werkten 21 mannen en onder hen de boute feu Delaitre, die gelast was met het doen ont ploffen der springstof. Maar er was grauwvuur in de omringende lucht en negentien werklieden werden als door den blik sem getroffen, tegen de putwand geslingerd. Twee broers, Jules en Emile Harwengt, die on gedeerd waren gebleven, dank aan den afstand tus schen hen en de plaats der ontploffing, gaven dade lijk het alarm. Zij vluchten langs een anderen mijn gang naar den put n. 2 (de ontploffing gebeurde in n. 3) en maakten aan de daar arbeidende gezellen het onheil bekend. Ook klonk tevens uit de put n. 3 het alarm sig naal naar boven en de hulpploeg, die aanstonds ter plaatse kwam, vond de lijken der getroffenen. Het mag zonderling genoemd worden, dat de werklieden uit n. 3 den slag niet gemerkt hebben, terwijl in put 2 deze duidelijk gehoord en ook ge voeld werd. Het negentiende slachtoffer was een broeder der twee Harwengts, Emile. Deze had zooals men dat noemt, het grauwvuur geslikt, en hij stierf dan ook na eenige uren lijden. Zoodra de hulpploeg ter plaatse was, begon men met het ophalen der lijken. Boven gebracht werden deze gereinigd en, met witte lakens omwikkeld, in eene kamer van liet mijngebouw gelegd. Zij zien er vreeselijk uit. Zij zijn verorana ver wrongen en schier onkennelijk. Natuurlijk hadden er bij het bovenbrengen der lijken hartroerende tooneelen plaats. Heel de be volking was op het eerste bericht ter plaatse ge sneld, en deze ook de bloedverwanten der veronge lukten, die hen eenige uren geleden gezond hunne woningen hadden zien verlaten. Geestelijke en wereldlijke overheden alsook ge- neesheeren waren reeds van de eerste uren ter plaatse gesneld. Het mijnbestuur was ook spoedig aanwezig. Later zijn ook het parket en de gouver neur van Henegouwen aangekomen. De begrafenis der slachtoffers heeft Maandag plaats gehadt. In al de mijnen van den omtrek wordt den arbeid gestaakt, om de werklieden toe te laten den lijkdienst bij te wonen. Het bestuur der mijn zal de nabestaanden der slachtoffers ondersteuning toezenden. De graaf van Vlaanderen heeft, bij het vernemen van dit ongeluk, aanstonds eene som van 3000 fr. aan den gouverneur van Henegouwen gezonden. De mijn Grand-Buisson, waar de ramp plaats had, is eene der belangrijkste van Borinage. Zij dagteekent van 1745 en beslaat 1361 hecta ren exploitatiegrond, zich uitstrekkende onder de gemeenten Hornu en Wasmes. De kolen zijn bijzonder geschikt voor de gaspro ductie. Een Correspond, heeft van een bestuurlid der mijn de verzekering bekomen, dat het bestuur de naast bestaande der slachtoffers ruim zal ter hulp komen. Niettemin doorloopen twee socialistische opstokers de streek om in alle huizen, die in rouw zijn, de bewoners aan te zetten, processen in te spannen te gen het mijnbestuur, ten einde vergoeding te doen betalen. Altijd dezelfde booze geesten. Lezers, indien gij bleek zwak en bloedeloos zijt versterkt u met de Pil van Dr Raphael en ge zult aanstonds eene frissche gelaatskleur, kracht en le vendigheid terugvinden. 1,75 fr. de doos in alle apotheken. een wever P. Cantilliana, ongehuwd 55 jaar oud, gekwetst op het Brugsken gevonden. Men droeg de man naar zijne woning en en twee dagen later bracht men hem naar 't gast huis. Vrijdag is hij overleden, na de laatste H. Sa cramenten ontvangen te hebben. Zondag morgend kwam het parket van Dendermonde. met de wets doktoors, een onderzoek openen. Een schoenmaker werd aangehouden; hij zou aan twee meisjes ver teld hebben dat hij den wever mishandeld had. Het onderzoek over deze geheimzinnige zaak wordt ie- verig voortgezet. ran Boorsel2 Volgens den regel hunner Benediktijner-orde, waarin zachtheid met strengheid gepaard ging, leefden de monniken bij het werk van hunne han den, of, volgens het bijbelwoord, bij het zweet van hun aanschijn. De abdij, zijnde te zamen eene hoeve (villa) en een klooster cluusirumdat belo ken of besloten was), bestond niet alleen uit geestelijken die het priesterlijk ambt bedienden, maar uit allerlei ambachtslieden die smeedden en timmerden, weefden en sneden, brouwden en maalden, doch bijzonder beploegden, bezaaiden en oogstten, ja liefst al beoefenden wat in betrek king stond met den akkerbouw. Niemand durft betwisten dat de middeleeuwsche Benediktijnen de eerste en grootste landbouwkundigen der we reld waren. De bodem van den Affligemschen heuvel en de omliggende landouwen dragen de sporen van de taaie werkzaamheid der monniken de grond en de landstreek blijven getuigenis geven met de kronijk, dat hier een wild en ongastvrij oord lag, een eindeloos bosch, eene dorre heide, verpestende moerassen, in één woord eene onbezochte woestenij. De ondoordringbare bosschen die den grond bedekten, zegt een schrijver, waren niet alleen van alle waarde ontbloot, maar verhinderden de ont wikkeling (1). Ook werd de boschkant ingekort, ontwilderd, en met heerlijke dreven doortrokken doch het onmisbaar kaphout bleef ten dienste van den landzaat uitgespaard, en slechts uit nood mocht de bijl den voet betasten; de nijverige mon niken begrepen dat do bebossching en de ontwou- ding aan bepaalde wetten onderworpen zijn. Eerst in het begin van deze eeuw werd het laatste over schot van het Affligemsch woud, het Truidenbosch gerooid, en daarmeè eindigde do goede oude tijd toen kosteloos de molenaar de boomen veldde tot zijn gebruik, de boer zijn brandhout gaarde en de geringe man zijne geit (melkkoe van den arme) en zijn verken liet azen op het wildgras en de eikelen van het kloosterbosch. In dien tijd was niet ver diende armoede onbekend in de gebuurte en in de drij omliggende dorpen, en de blinde en de kreu pele vonden hunnen nooddruft aan de Porta, prima of aan de Koningspoort der abdij. De abdij, zegt M. Coomans, was ten uiterste milddadig, en met geringen pacht, of nog kleineren cijns te vrede. Hare grondbezittingen waren zoo groot dat zij, op eene breedte vau twintig voet uitgestrekt, konden den weg bekleeden van Affligem tot Roomen. (2) Doch niet. alleen werd de onnutte boschgrond ontwoud en in vruchtbare koornvelden herscha pen, maar de uitgestrekte moerassen tot weilanden gedroogd en met banen doorsneden, of, ten deele ingedijkt, tot vischrijke vijvers gemaakt (3) de dorre heide veranderde in een volkrijk en weelde rig gehucht dat sedert lang, onder den naam van Assche-ter-Heide, met eene parochie-kerk prijkt en de steengroeven van de Mazelgraat, onder Meldert en Maxenzele, door de monniken ontgon nen, brachten talrijke delvers aan den eerlijken kost, en leverden den vermaarden Affligemschen steen aan de O -L.-Vrouwekerk van Antwerpen, de St.-Pieterskerk te Leuven, het stadhuis van Aalst, enz. Een oud spreekwoord zegde in onze taal Het is goed onder den staf te leven, en letterlijk in het Fransch II fait bon vivre sous la crosse Wie wilde zeggen De Potter en Broeckaert, in hunne bekroonde Geschiedenis van den Belgischen boerenstand, wie onder den staf wilde arbeiden, mocht zich zelf als 't ware bezitter achten van het landgoed, dat hij bewerkte, in dezen zin, namelijk, dat hij er blijven mocht voor geheel zijn leven, althans zoo lang de toestand zijns gezins en de be vrijding van groote rampen, die niet kunnen voor zien of vermeden worden, hem zonden vergunnen de voorgeschrevene plichten te kwijten. De kloos terlingen, niets voor hen zeiven mogende bezitten of anderen opdragen, als verbonden door den eed, het eigendom der kerk tegen elke vervreemding of berooving to zullen beschutten, waren dus maar enkel vruchtgebruikers van het goed, dat der in stelling was geschonken, en 't is aan deze omstan digheid te danken, dat meer dan ééne en dezelfde familie honderd jaren en meer het kloostergoed bewoonde, hetwelk vier of vijl opvolgende geslach ten van eigen bloed met hun zweet hadden be vochtigd. e Men moet niet verder de reden zoeken van de onafgebroken gehechtheid der rondomwonende bevolking aan de abdijheeren, en van hunne onbe grensde liefde. Ook, onder het akelig Fransch beheer, in den kouden winternaeht van 2 Januari 1797 vergaderde 't kloekgebouwd mansvolk inde modderige Faluintjes, overviel gewapender hand de republikeinsche bezetting van Affligem, be haalde victorie en sloot de Sansculotten gevanke lijk op in de schuren van het klooster. Des namid dags echter, door Fransche overmacht bestormd (meer dan vijf honderd man kwam uit Brussel langs Assche, en deel der bezetting van Gent zakte af langs Aalst en Moorsel, met schutterij), moesten zij de vrije wijk kiezen, nalatende twee dooden en drij gevangenen. In den valavond van den onge luksdag werden de grootsche gebouwen der abdij tot puin geschoten en, uit wederwraak, in assche gelegd door de Fransche kanonniers die, met hun geschut, de hoogten van Boekhout bezetteden. TrojafnitDen zaterdag 14 Januari sprak een

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1901 | | pagina 2