Streven wij naar den vrede ie slimie slim MILITAIRE KWESTIE. J. VAN NUFFEL-DË GENDT Van rondde wijde wereld. 1* Jaargang N° 721 2" UITGAAF Zaterdag 5 December 1908 Aan de nieuwe inschrijvers voor hel jaar 1909 geven wij hel blad GRATIS van heden af lol Nieuwjaar. HANDELAARS aatsluwe aankondigingen 1 De Volksstem. Prijs vol- ens akkoord. Verzekerde ichlbaarheid. onder elkander. Pouah welke verrotting l it Tchefou wordt gemeld dat twee Japaansche schepen in 't zicht van Tchefoa in botsing kwamen. 700 personen zouden ver dronken zijn, Uit de mijnen van Mariana wer den reeds 120 lijken opgehaald. Tusschen Miarpenhurst en 11 okinfjton zyu vier werklieden die langs de spoorbaan huiswaarts gingen, door eenen sneltrein Jverrast geworden. Drie werden op den slag gedood, de vierde werd zoo erg gekwetst dat men wanhoopt hem te redden. BELANGRIJK BERICHT Alle brieven en medade«'li gen, voor het blad bestemd, moeteu door de schrei ,-ers onderteekend zijn. Van de oogeteekende brieven wordt geen rekening g- houden. ABONNEMENTSPRIJS 2,50 per jaar Men kan zich inschrijven op alle postbureelen alle tijdstippen van het jaar DRUKKER-UITGEVER Voor alle aankondigingen zich uitsluitend te wpnden naar het BUREEL Kerkstraat, O, Aalst AANKONDIGINGEN Vonnissen denkleinen regel fr. 1,00 Aankondigingen tusschen de nieuwstijdingen 0,20 Aankondigingen op de 3* bladzijde 0,15 AnnoDcen op de 4* bladzijde volgens accoord christenheid, de zoete herrinnering der geboorte van den God van opoffering en vergeving. Buigen wij dan allen hoofd en knie en vragen wij Hem recht zinnig dat Hij ons verlichte en verster- ke om den vrede te bekomen, en weest verzekerd dat welgemeende opofferin gen om eene rechtzinnige verzoening te verkrijgen niet onverhoord, noch on beloond zullen blijven. Casimir. ■lie cijfeis um zijne vooraf opgevatte denkbeel- j zich te laten vervangen I laar door verontrustte den te schragen. (Onderbreking). h(j nutteloos de huisgezinnen. Dit punt heeft In 1903 waren er 2,686 vrijwilligersin 904 echter thans geen belang meer, daar de minister 2,441 in 1905, 2 496 iu 1906. 2,028 in j van oorlog rechts omkeer maakte, waarmede Als men met kalmte en rechtzinnig heid de rampen en kwalen, die het arme menschdom zoo zeer teisteren, opspeurt, zijn er toch oneindig veel die wij ons zeiven aandoen. Zoo hebben wij onder andere de kwaal van twist en tweedracht, die niet zelden haren oorsprong vindt in een ongerust geweten en in den haat èn nijd die hart en ziel beheerschen. Deze kwaal woedt zoo wat bij hoog en laag. Groot en klein is er van aan getast. Op politiek gebied en tusschen kapitaal en arbeid vertoont zij zich met onstuimigheid, doch in het huishoude lijk leven speelt zij de grootste rol. Op sociaal gebied is het een onafge broken strijd eenerzijds om eene he vige concurrentie te kunnen volhouden en zoo aan den ondergang te ontsnap pen of het gevolg eener wraakroepende geldzucht anderzijds om het loon te verhoogenop gegronde reden gesteund, of het gevolg eener schaamtelooze op hitsing. Op politiek terrein is het meestal een hardnekkige strijd van princiep en belang of een overdreven zucht naar eer en roem en overwinning. In het private levèn vindt deze kwaal hare menigvuldige slachtoffers voor de kleinste beuzelarijen en nietigheden en dikwijls voor eene welgepaste beris ping. Daar hebt gij kennissen en vrien den, broeders en zusters, man en vrouw, die pronken en monken, die kretikeeren, grollen, die in twist èn tweedracht leven voor zaken van zulk klein belang, dat zij zou den beschaamd zijn dezelve aan hunne beste vrienden toe te vertrouwen, ter wijl zij met een weinig goeden wil, wat minder koppigheid en eene betere toe passing hunner plichten, in vrede en geluk zouden kunnen leren. Volgens ernstige zielenkenners, en in algemeenen zin genomen, zijn deze beklagenswaardige menschen niet zel den dezen, die op geene voldoende wijze hunne kristelijke plichten vervul len. Hun geweten kwelt hen, legt hen hunne gebreken voor oogen, zij weten dat zij niet leven volgensGodsgeboden, en,hunne gebreken niet kunnende over winnen, zijn zij niet tevreden over zich zeiven. Zoo hebben zij altijd eenen last over hen, ze worden bitsig, botjen spij tig, en eindelijk vallen zij in haat en nijd tegen dezen, die hen omringen, die hunne plichten kwijten tegen dezen die hen soms al eens berispen. Zou het mij dan toegelaten zijn, Beste Leers, u een goeden raad te mogen geven? Zou ik u dan mogen vragen, goede vrienden, in uw eigen voordeel, allen nijd en haat uit hart en ziel te verbannen? Ja, wezen wij geza menlijk op onze hoede en verheffen wij de harten hemelwaarts naar gin der boven daar, van waar de barm- hartigen God van vrede ons gebiedt elkander lief te hebben. Met rasse schreden naderen wij nog maals tot den 25 December, dien dag roemrijk en grootsch voor de VOLKSKAMER. ZittiDg van 25 November 1908. Rederoering ran onzen Booggenchiett Beer WOESTE. De heer Woeste. Ik behoor tot hen die het iniatief van onsen achtbaren vriend, den heer Snoy, toejuichen. Doch wat mij verwonderde, was het protest van het achtbaar lid. De redevoering van den achtbaren minister kwam ons volstrekt onverwacht voor. Toch zeg ik hem dank om twee redenen vooreerst voor het door hem genomen besluit betreffende de werving van vrijwilligers. Vervolgens dank ik den achtbaren minister om de uiterste vry moedigheid zijner verkla ringen, dooi de linkerzyde uitzinnig toege juicht.. ter wyl schier de gausche meerderheid een j ijskoud stilzwygen bewaarde. Is er wel eens j gezegd geworden dat stilzwijgen eene les voor de koniDgen is, 't kan soms ook eene les voor de ministers zyn. (Uitroepingen en gelach, links). De achtbare minister verklaarde dat hij in eigen naam sprak. Wat wil dat zeggen Hy i maakt deel uit van de Regeering en heeft zijne verantwoordelijkheid tegenover het land Der- halve kan men do Regeering vragen of zij een militair programma heeft. (Herhaalde uitroe pingen). Het kabinet moet eensgezind zijn, zoo was het vroeger altyd. Toen in 1850 generaal Brial- mont van zijne collega's militaire hervoimin- gen wilde krygen, waren de heeren Frère en j Rogier het met hem niet eens, en generaal j Brialmont trad af. In 1875, trachtte generaal Guillaume de Re- geering eenen nieuwen weg te doen inslaan de heer Malou, die toen ons aller minister was, weigerde generaal Guillaume te volgen, en deze nam zyn ontslag. Ik roep dus den achtbaren minister van oorlog terug tot de parlementaire overleveringen, en tot de be zorgdheid over de ministerieele waardigheid. (Uitroepingen, links). De heer Terwagne. Dat is eene beleediging De heer Woeste Ik hecht er aan, hier hulde te brengen aan den heer Beernaert, wiens inzichten, men weet het wei, ik niet al tyd deelde (Gelach links). De heer Beernaert was steeds van meening dat de Regeering, alvorens een ontwerp van militaire hervorming voor te dragen, het eens moest zyn met hare meerderheid.. Hier geldt het eigenlijk de proef genomen met de wet van 1902 en die volgens den mi nister, niet beantwoordde aan de hoop harer voorstellers. Wy beschouwden die wet niet als eene proefneming. Dat is de bedoeling niet van de wetten die het parlement maakt. Zoo het er zijne goedkeuring aan hecht, is het omdat het die goed acht en strookende met 's land opper beste belang. Wy hebben dus geene proef genomea in 1902 en m elk geval zou de achtbare minister van oorlog het eens moeten zijn met tyne collega's en de meerderheid,om te spreken zooals gisteren. Men schijnt op de ministersbank niet meer te willen weten van de vrywillige dienstneming, waaraan men tot hiertoe reeds hulde bracht. De wet van 1870, uitgaande van de liberale regeering, zegde dat de aanwerving voor het leger geschiedde by vrywillige dienstnemingen en bij oproeping. Volgens den heer minister zouden wij noch de getalsterkte op oorlogsvoet, noch die op vredesvoet bezitten. Die verklaring is in strijd met het Jaarboek der statistieken in zake van gestalsterkto op oorlogsvoet. Welk was de algemeene getalsterkte van het leger, tydens het liberaal ministerie in 1880 Ze bedroeg 110,643 man; in 1900 waren er 163,751 man in 1902, 167,072 man in 1904 171,508 man; in 1905 173,322 man en in 1906 173,840 man, 1907, 1,482 en in 1908, 1,644, du3 te zamen 12,777, of gemiddeld 2,129 vry willigen, 't is te zeggen een hooger cijfer dat dit van 1 800, door den wetgever in 1902 bepaald. Wel is waar waren er minder in de twee laatste jaren, doch in 1908 steeg het cijfer. De vermindering is hieraan te wijten dat de vrijwilligers hardnek kig werden afgekeurd. (Tegenspraak, links) De nieuwsbladen dachten dat de cyfers, den 17 November 1908, door den minister opgege ven, de vrijwilligers met premie golden. Neen, zij bedoelden de vrijwilligers van beroep. 1 Ten ware men onderstelde dat al de gebrekke- lyken, de stompvoeten uit het gaüsch3 land zich voorstelden als vrijwilliger, kan men on- mogelyg aannemen dat zooveel candidateu wer den afgewezen wegens lichaamsgebreken. Van 1 October 1905 tot 1 October 1906, wer den op 998 afgekeurde vrywilligers 868 verwe zen wegens lichaamsgebreken; van 1 October 1906 tot 1 October 1907 636 op 718 van 1 Oc tober 1907 tot 30 September 1908, 714 op 802. Die vermindering moet niemand verwonderen, daar de wet niet naar haren geest wordt toege past. Men zegt dat de getalsterkte in vredestyds onlangs verminderde, dat men dien toestand moet in acht nemen. Volgens den heer minister, moet het getal 42.900 gehandhaafd worden. Ik heb de getal sterkte in vredestyd altijd verdedigd, en zal ze blyven verdedigen doch nooit hebben wy ge wild dat het getal 42,960 onveranderlijk was wij wilden eene toereikende getalsterkte. Vooreerst nam het ministerie van oorlog eene andere handelwijze aan. De wet werd gemaakt naar de cijfers van 1901. We nu, se dert 19 <2 heeft mea van de getalsterkte afge trokken de manschappen met verlof van meer dan ééno maand, of oüOQ man. Verhinder dat men de vry willigers verstoot, en zy zullen on- middellyk in groot getal opdagen,en uwe getal- voorstel. Is het eene studie- of eene onderzoeks commissie die moet ingesteld worden Is het een wetsvoorstel Strookt het met het regle ment? Werd het in overweging genomen, hoeft het verwezen te worden naar de af deelingen. Werd dit voorstel gestemd, ik zou er my niet kunnen by aansluiten, want het verplaatst de verantwoordelijkheid. Ofwel is de Regeering overtuigd dat de gisteren aangekondigde her vormingen moeten verwezenlijkt worden, en dan moet zy zelve ze voorstellen ofwel is zij daarvan niet overtuigd, en dan kan eene com missie tot niets anders leiden dan den minister van oorlog eene vertroosting te geven. Daartoe laat ik my niet overhalen en ik wijs mijne achtbare vrienden op het gevaar. In elk geval is het voorstel voorbarig, want de proef werd niet naar behooren genomen. Als gevolg van deze bedenkingen, verklaar ik dat zoo het voorstel in stemming komt, ik het zal afstemmen. Ten slotte een beroep op het hoofd des kabi- nets. Ik kon de jongste vergadering der rech terzijde niet bijwonen, doch uit de dagbladen vernam ik dat de eerste minister aldaar ver klaarde dat de uitleggingen van den minister van oorlog de rechterzijde zouden bevredigen. De heer Jan son. Men wordt het gewaar sterkte zal toereikend zijn. De heer Daens. Toch niet 1 De heer Woeste. Hij die mij in de rede valt, weet wellicht niet dat zich te Aalst 158 vrij willigers aanboden. Waarom maakt men tal van manschappen onbruikbaar in diensten, waartoe zy niet ge schikt zyn Waarom zyn de slachters,bakkers, poortiers, die van den voedings- en die van den verplegingsdienst, soldaten De heer A. Delpobte. En de aalmoeze niers De heer Woeste. Men passé de wet op de vry willigers toe naar haren geestmen ly ve in de rangen diegenen die burgerlyke ambten ver vullen en de getalsterkte in vredestijd zal aan groeien. En j_zoo zal het kaartenhuis, dat de heer minister trachtte op te richten, ineen storten. (Uitroepingen links.) Het wetsontwerp van 1902 schreef voor dat de 1800 vrijwilligers van het contingent zouden afgetrokken worden. Op verzoek van den heer Helleputte wyzigde men deze bepaling en het land werd in mihciekantons ingedeeld. Daaruit kwam een tekort voor van een duizendtal man schappen. Men zou tot den eersten tekst kun nen terugkomen. De heer Verheten. Gij hebt hoegenaamd uwe redevoering I (Gelach, links.) niets bewezen 1 De heer Woeste O 1 Ik weet, mynheer Verheyen, dat ik u niet zal overtuigen, maar ik spreek voor 't overige van 't land. Ik beroep mij enkel op zyn verstand. Ik meen te hebben bewezen dat de grondsla gen der redeneering van den heer minister on nauwkeurig zyn. Ik zal evenmin de toejuichingen van myne vrienden vragen en de uwe van gisteren hadden geen ander doel dan ons een strik te spannen. De heer Monville. Onze toejuichingen waren de uiting vau vaderlandslievende gedach ten, die uwe redevoering niet bezielen. De heer Woeste. Uw spel van gisteren is een versleten spel, dat u nooit gelukte. De belangen van 't leger heb ik verdedigd lang voor u. Tn allen tyde stemde ik voor het I contingent en voor de begrooting van oorlog, terwijl gij het niet deedt. Heb ik vroeger gene raal Pontus niet ondersteund, wanneer het de i inrichting gold van die reserve, die zulke dege- lyke getalsterkte op oorlogsvoet verschaft ik hem geluk wensch. Onze militaire instellingen verdiénen dus do j verwijten niet die men haar toestuurt. Het ontwerp van den heer ministar vermeerdert het contingent en richt den algemeenen dienst- i plicht in. Op deze verklaring vestig ik de aan- dacht van het land, opdat het uispraak doe. De heer JavsonGij vergeet de verkorting van den diensttijd. De heer Woeste. Gisteren heeft men ganscb verkeerdelijk eene mijner redevoeringen over den algemeenen dienstplicht uitgelegd. Deze zou enkel mogelijk zijn met eene aanzienlijke verkorting van den diensttyd. Nederland heeft een contingent van 17,500 man, waarvan 500 ter zee dienen 15,500 be hooren tot de infanterie en dienen maar acht maand 5,200 zelf dienen enkel vier maanden. Dit geeft zulke kleine getalsterkte op vredes voet, dat zé niet 12,000 man te boven gaat en de ministers van oorlog worstelen tegen de gevolgen dier wet. Het parlement heeft er reeds twee versleten en een derde zal weldra zijne beurt krygen. Uit die les blykt, dat zoo de achtbare mi nister hoopt met zijne gewaagde hervorming eene voldoende getalsterkte te hebben, hij het mis heeft. De heer minister zal een ei bebroeid hebben en er eene gans zien uit te voorschyn komen. Welke ook inzichten zijn, zonder aar zelen zeg ik dat, indien zijne hervormingen ver wezenlijkt werden, hij de afbreker van 't leger zou zyn. (Uitroepingen, links). Onze soldaten zouden niet genoeg opgeleid zyn en wij zouden de noodige sterkte niet bezitten. Ik kan dns ulet toetreden tot hervor mingen waarvan de heer minister de praetlsche gevolgen niet genoeg heeft bestudeerd. Thans een paar woorden over het onbepaald De heer Monvtlle. Ik houd van het leger, uo ueui atiur» vi_uijis. j 't Is dus blykbaar dat wy bezorgd zyn om omdat ik mijn land bemin *s lands belangen en om die van het leger, ver- J £>e h^r Woeste. Dit verheugt mij doch mits ons getal manschappen jaarlijks toeneemt; 5 0ok bemin het leger en bewijs het door mijne ea ook betreur ik dat de heer minister, door het 5 daden. (Tegenspraak links) te betwisten;de ontmoediging verspreidde in het 1 'ger. (Tegenspraak, links). Is het waar dat wij niet het getal hebben dat werd verwacht van deze wervingswyze Het Annuaibe 8TATISTIQUE antwooidt ons dat wij 18,594 vrijwilligers had ien, dus nagenoeg zoo veel als 't getal miliciens, 't Is te begrijpen da- de achtbare mm sier 6ee. ge ruik maakte van De heer Woeste. Ik noch mijne vrienden zyn bevredigd wy verwachtten iets gansch anders van den politieken zin des ministers van oorlog. Ter vergadering van de rechterzijde ver klaarde de minister van binnen landsche zaken insgelijks dat hy wilde besturen met de rech terzyde, gansch de rechterzijde 1 Van verre juichte ik die woorden volmondig toe. Doch de houding des ministers van oorlog verwekt de ergste scheuring rechts en zal in 't land aanzien leken weerklank vinden. Derhalve dient de achtbare minister van binnenlandsche zaken den twijfel weg te nemen, om ons hand aan hand te laten samengaan zyn karakter en de door hem bewezen diensten laten mij verwachten dat deze hoop niet ver ijdeld zal worden. (Toejuichingen rechts.) heerscht er in Frankrijk! Schrikkelijk, afschuwelijk 1... En dat van laag tot hoog I... Ongelukkig land,ongelukkig volk!... Ha I 't is nu wél den Godsdienst vervolgd en de school goddeloos ge- Het getal vrijwilligers met premie was niet t is nu wél... •i j i c u i j Gevloekt ia, zii t liberalism en t so- toereikend ia Ssptember laatstleden; waarom J j cialism, die door hunne albedervende hanrlplnn ne heor minister nipt. r.nna s vprlp.ne.n 't Staat vastde overgroote meerderheid van het gezonde en gezette gedeelte der bevolking van ons land wil hoegenaamd niet dat de plaatsvervanging afgeschaft worde. De bedaarde werklieden willen er niet van. Voor hunne reden geven zy op, vooreerst dat het de plaatsvervanging is en deze alleen, die hun het middel ter hand doet om CCnif/C honderden frank bijeeu te krjj- gen tegen dat zy gaan ia 't huwelijk treden. Verder zeggen de werklieJen-ouders, dat het dank is aan de vorgoediug die men betaalt aan de militianen, voor hun eigeu lot dienende, dat er een langereu tijd teat winst van de zoons in 't ouderlijk huis toekomt. Uelandbouwers en kleine burgers zijn mordicus tegen het afschaf fen der plaatsvervanging. Al wie een weinig met die standen omgegaan heeft, getnigt dat luide. Ja, in honderden huisgezinnen van land bouwers en kleine burgers spaart men jaren lang, franksken bij franksken, om de zonen te kunnen vrijkoopen. Voor niets ter wereld wil men van de kazerne weten. Geen zoon mag er ooit zyn voet inzetten Liever, al spa rende honger lijden jaren, jaren lang, dan zoo iets te laten gebeuren. Nu,'t is bijzonder in den landbouwersstand en den kleinen burgersstaud, samen met de werkersbevolking vau den buiten, dat de katho- lieke party hare sterkte en hare overmacht gaat putten. Zou het dan geen schandelijke zelfmoord heeten, moest do katholieke meerderheid het alleman-soldaat, of zelf 't enkele elk op voor zijn lot g in voege brengen Ja, waarlyk, de liberalen en socia listen, de uitzendelingen der framassonsloge, hadden gelyk dat zy zoo geestdriftig de heeren Verhaegen, Huyshouwers en Levie toejuichten, toen die mannen, getuigende dat zy de verlangens onzer bedaarde en gezette volksstanden niet kennen, het alleman-soldaat dorsten aanprijzen. Neen, ons volk wil niet van het alleman- soldaat. Een vrijwilligersleger en anders niet Dat verlangt de overgroote meerderheid in België. DbVolksstem. handelde de heer minister niet zooals verleden jaar, toen hij een beroep deed op de over schietende vrijwilligers van het vorige jaar Waarom vaardigde hy in b t begin der maand September een kouinfelyk beslui* uit, ten aauzien van do miliciens die verlangden leeringen en duivelsche practijken, de volkeren tot den ijselijksten ondergang sleepen Gevloekt die secten van ont binding, verrotting en vernieling. Klop. Kom, blaarke wit en onbeschreven, Gij blijft niet langer stom Ik zal a taal en teeken geven, Papieren blaarke. kom Alzoo spraken wy tot ons blaarken papier, toen wij ons aan onzen lessenaar zetten om het nieuws van de wyde wereld daar op te kladden. En dit blaarke moet dan bij den drukker en duizenden gazetten verkondigen ovèral wat wij nu hierschrijven. Ryk en arm leest onze «Volksstem» en zij komt zelfs in de handen van Stion, die niet geleerd is en geene letter kent zóó groot als eene schuurdeur, en die nochtans verleden week bij den oogmeester ging om eenen bril te passen om te kunnen lezen! Doch komen wij ter zake en laat ons den revue doen der wijde wereld De ophaling wordt zeer bemoeilijkt, door den hevigen rook die uit deu sc.hachter opstygt. Men hoopt evenwel al de lyken te kunnen bovenkrijcen. M)e pelvoolbool Hainaut uit New- York te Antwerpen aangekomen, meldt dat de 15 jarige scheepsjongen Budts, wonende Volk straat, te Antwerpen, tydens eenen zwaren storm door eene golf in zee werd geworpen. De arme jongeling verdronk. Hy was de zoon van den loods der Harwichboot. Eenige weken geleden is nog een zoon van Budts verdronken. Vecilia 13 overal nogmaals gevierd met veel geachal. Ea op SintO Ratrien W&S er God dank geecen vorst te zien. Maandag verleden vierden boeren en smeden hunnen patroon Sint Elooi. Ze hebben gelyk, zei Sooi. En Sint Niklaas in onze streken, en is niet meer te zien. Hij is uit 't land van Aalst gewe ken, 6Q iu zyu plaats komt Sint Mar tien. Hoeveel kwade wijven zyn er in ons straal? D<y baas, zei Snen, met de uwe daar- by. Wat, riep de baas woedend, zeg dat j andeis. Twee baas, zei Stien, als ik de uwe i niet meetel !!1

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1908 | | pagina 1