Volksonderricht FIN GOED VOLKSWERK. Ml SS ION NARISSEN VAN SCHEUT IN CHINA God. 21 EN 22 JANUARI 1912 CE VOLKSSTEM De E. P. Maurits De Clippele van Aalst. De E. P. Frans Van Dorpe van Kortrijk, In de laalste tijden, deed eeno akelige laten avond bezig niet mijne sermoenen voor tijding te Aalst en in het omliggende de te bereiden. Het is een hard en langdurig werk, want in zake de Chirieesche taal, moet men ze terdege machtig zijn, om zich door do Chi- neezen te doen verstaan. Mijn© uitspraak laat nog wat to wenschen, maar ik zal mijn boste doen, de Goede God zal wel het overige ronde. Men zegde dat demissie waardeE.P. Maurits De Clippele, van Aalst dienst deed, in China, door de oproerlingen erwoest was, en dat men geene tijding van de missionaris sen zelf had In het missiehuis van Scheut, waartoe de E. P. Maurits De Clippele behoort, had men evenwel niets vernomen, en inlichtingen ge nomen in het ministorie van Buitenlandsche Zaken, meldden, dat er niets van waar was. Ten andere, de E. P. Maurits De Clippele heeft aan zijne familie geschreven, en in dien brief zet hij klaar en duidelijk den toestand in China uiteen. Wij deelen hem hieronder mede. De E. P. Maurits De Clippele, zoon van wijlen Wilfried De Clippele, behoort tot de achtbare familie welke over heel het arron dissement Aalst verspreid is en overal de algemeene en ware genegenheid geniet. In 1904 eindigde hij in. het collegie der Jezuie- ten, te Aalst, zijne studiën met de grootste onderscheiding. Kort nadien trok hij naar Scheut, om er zich in het heldenleger der mïssionnarissen van hel H. Ilartin lo lijven. Na priester gewijd te zijn, vertrok de moe dige leviet naar China en werd er door zijne geestelijke overheden als onderpastoor naar de parochie Mu Kwu Ing Djin gezonden. Daar vond hij als pastoor do E. P. Frans Van'Dorpe, van Kortrijk, rond de 31 jaar oud, die ook evenals zijn© broeders, zijne studiën to Aalst in het collegie der Jezuieten gedaan had. Hij vond er dus een oude school vriend, en zich wederzijdsch aanmoedigend, stelden zij zich dapper aan 't werk voor het bekeeren en onderwijzen der achterlijke Ghineezen. Hier laten wij eenige uittrekselen uit den den brief van den E. P. De Clippele volgen Ik ben hier sinds eenige weken te Mu Kwu Ing Djin aangekomen. Mu Kwu Ing Dj in wil in onze taal zoggen Dorp van den Rozenkrans Ik bon hier als onderpastoor, on mijn E. II. Pastoor is nog een oud-leerling van het collegie van Aalst, namelijk de E. P. Van Dorpe, van Kortrijk.... Aan werk zal het mij hier niet ontbre ken, want buiten Mu Kwu Ing Djin hebben wij nog zeven andere dorpen die door ons moeten bediend worden. Deze laatsten zijn aan jnijne zorgen toe vertrouwd. Misschien zal ik er eerstdaags eene missie moeten gaan prediken. Ook ben ik thans van den vroegen morgend tot den doen.. Ik zegde dat ik misschien zou moeten naar die dorpen gaan prediken. In werkelijk heid moest ik reeds weg zijn, doch het is nu o gevaarlijk. Men weet waarlijk niet hoe het aan boord te leggen. Gij weet misschien reeds, dat het in China volop revolutie is. Men wil hier hier absoluut een anderen regeeringsvorm. Wij vreezen echter de oproerlingen niet. Het zijn brave lieden, die het plunderen ver bieden en beloven do Europeanen, do pries ters en de christenen met rust te laten. Tot hiertoe hebben zij hun woord gehouden. Overal waar zij komen, laten zij de lieden met rust Zij vragen enkel wat voedsel en een onderkomen voor den nacht. Zij hebben, wel is waar, eenige gouver neurs en mandarijnen gedood, doch zulks was, ofwel, omdat zij zich tegen hen verzet ten, ofwel omdat zij al te wreed of al te dief achtig waren, want de onrechtvaardigheid der mandarijnen is soms al te schreeuwend... Hot werd tijd dat daar eens verandering in gebracht werd. De revolutionnairen beloven een einde te stellen aan die onrechtvaardig heden,maar hier rijst eene andere vraag op Wanneer de revolutionnairen zullen moester zijn,zullen hunne mandarijnen rechtvaardiger en menschelijker zijn Wi Moeilijk te beantwoorden vraag, want een Chinees is en blijft oen Chinees, en zijn grootste vriend is het geld. Do middelen om er aan te geraken, laten hem overschillig, allen zijn goed... Nu, hebben de revolutionnairen kans, aan het bewind te komen Voorzeker en 't is zelfs meer dan waarschijnlijk dat zij zullen lukken, want zij doen rassen vooruit gang. Overal waar zij komen, zijn zij de baas. Soms wordt hen eene afdeeling solda ten tegemoet gezonden door do gouverne- menteelen, doch de soldaten hobben niet lang werk, om.met pak en zak tot de revolution nairen over te loopen. Volgens ons, is hun spel gewonnen, en indien zij hun woord houden, de vreemdelin gen en de christenen eerbiedigen en bescher men, en het beheer van hot land wijselijk te hervormen, hewel, wij zijn van hun gedacht en met hen 't akkoord. Voor het oogenblik is er echter wat anders te vreezen in onze streken. Hetzij de bandieten, die de wanorde te baat nemen de waarin hot land verkeert, als uit den grond opkomen, om te plunderen. Tot hiertoe haddon de kristenen er niet van te lijden, 't zijn moestal de heidenen, die door do bandieten uitgeplunderd worden Aan de kristenen durven zij niet roeren, om dat zij weten, dat als men de hand slaat aan de kristenen, men de hand slaat aan ons priesters, en dat de priesters hier geene platzakken zijn. Wij hebben ten andere vele geweren want na den oproer der Boksers hebben de Fransche on Belgische gezanten ons voor di verdediging der zending talrijke geweren ge geven. Thans ook, zijn al onze geweren onder zocht en goreed. Zij zijn bruikbaar, niet dat wij een aanval voorzien, maar wij laten het gerucht verspreiden, dat wij goed gewapend zijn tegen de bandieten, en dat werkt heil zaam op deze gasten. Zoo laten zij ons mei rust. Wij hebben hier zelfs 5 kanonnen. Zij zijn wel in China gefabrikeerd, doch wij hebben ze onlangs eens beproefd en die machientjes dragen nog zeer ver. In alle val 't zijn kanonnen on dien naam alleen is voldoende om do roofgierige bandieten te be let I en, ons met een ongenood bezoek te verrassen. (Op de plaat hierboven, ziet men EE. PP Van Dorpe en De Clippele ieder bij een kanon.) Maar de Heidenen, zijn waarlijk oprecht vreesachtige lieden. Verbeeld u, dat tien bandieten voldoen de zijn om een dorp waar 6 tot 700 weerbare mannen zijn, in te nemen eens do bandieten in het dorp, durven de Heidenen geen weer stand meer biedon.... Dat men eens bij ons kome probeoren.... Onze geweren zullen wel spoedig eenige afscheidskussen uildeelen.. Nog eens, wees maar niet ongerust, voor or.s is er hier geon gevaar in 't zicht.... Nog een andere oud-leerling van het college van Aalst, thans ook zendeling dei- orde van Scheut, bevindt zich thans in China. Hel is de E. P. Alfons Verstraeten, van Vlierzele, zoon van den heer burgemeester en schoonbroeder van M. Louis Callebaul burgemeester van Nieuwerkerken. God schenko deze helden, een rijken oogst, op het velds des geloofs Men werkt en doet veel voor het kwaad. Dagelijks in de slechte gazetten, door berich ten per post verzonden, op plakkaten die de muren onzer steden bedekken en bevuilen maakt men aan het geëerd publiek bekend, dat er een nieuw werk, eene nieuwe gilde van arbeiders of bedienden tot stand is geko men en dat men hulp, bijstand, bescherming en voordeel verwacht mot zich te scharen rond de roode vodde. De werkersvoordeelen worden zelfs door onze tegenstrevers en door zulke instellin gen min of meer verzekerd en ter herte ge nomen. Men zorgt voor het tijdelijke... zeker... maar voor 'l geestelijke daar denkt mon niet aan De volgelingen van Christus, die ware, die groolo Verlosser van al dezen die onder een juk gebogen gaan, mochten niet te kort schieten aan 't behertigen van een volksge zind en aan het volk deugddoende werk. Juist daarom hebben de Pater Minderbroe ders Capucienen van Brussel besloten een nieuw volkswerk te stichten. Het Werk der H. Zila dat voor doel heefthet plaat sen van christelijke dienstmeiden in de christelijke families. De Zusters dor Derde Orde van St Franciscus van Assisen, onder do leiding der Pators Capucienen zullen met iever dat goed volkswerk bestieren. Andere werken zullen in dat werk hunnen oorsprong vinden, zooals bijvoorbeeld een patronaat voor meiden, oen onderlinge bijstand enz. De goede vruchten die het zeker zal af werpen, kunt ge reeds nagaan, bij soortge lijke werking dio te Gent, Antwerpen on te Schaarbeek reeds bestaal onder hot bestuur der Paters Minderbroeders (Recollécten). Zelfs slichten de Paters Augustijnen te Gent iets dergelijks. Niet te verwonderen, want het is brood- en doodnoodig dat men voor 't goede meer en meer werken tot stand brenge. Geen werk is meer noodig, want het is nog zeer moeilijk deftige, christelijke dienst meiden te bekomen, die zoo noodig zijn, daar zij altijd in aanraking zijn met do kin deren. Oak geen menschen loopen den dag van heden meer gevaar als de moisjes en doch ters die uit dienen gaan. Zo staan blootge steld aan allerlei verleiding, en ze bezwijken des to gemakkelijker, daar ze gewoonlijk voorbereid worden tot den val door bedorven vriendinnen, dio haar meos'euren in den maalstroom der verdachte vermaken. En eens gevallen hoevele, zegt. geraken er nog hoelemaal recht Van den anderen kant deftige gezinnen hebben er alle belang bijmeiden in huis te krijgen op wier gedrag niets te zoggen valt, wier goede zedelijkheid boven alle verdenking staat. Want bederven slechto meesters dikwerf hunne dienstboden, er zijn ook dienstboden die rampen stichten aan den heerd dio haar beschut. Maar hoe een defligen post gevonden Hoe dienstboden ontdekt dio het vertrouwen der families verdienen Welnu, daar zal het Werk der H. Zita voor zorgen. Z. Em. Kardinaal Mercier en HH. de Bisschoppen van België keurden het werk goed en heve len het aan. Het is to hopen dat do katho lieke bevolking het eveneens zal steunen. Te beginnen van den 27" Februari zullen de bureelen geopend zijn, Blaestraat, 149 eiken Dinsdag en Donderdag van 9 tot ure, en van 3 tot 5 ure 's Zondag (alleei lijk voor dienstmeiden) van 5 tot 7 's avonds. Men gelieve de brieven te zenden aan don E. P. Bestuurder van het Werk, Huidevet- tersstraat, 126, Brussel. De meisjes die nog niet gediend hebben moeten voorzien zijn van een getuigschrift van hunnen E. H. Pastoor; de anderen moe ten het bewijs toonen van hunnen laatsten dienst. Deze die toevalliglijk zonder dienst zijn zullen door de zorgen van het Bestuur voor- loopig geherbergd worden. Let hier wel op dat dit werk niet wordt ingericht om de bui tenmeisjes naar de stad te lokken ter con trairie maar alleenlijk om van den nood eene deugd te maken en dus vermits er zij en komen er goed voor te zorgen. Daarom laat u niet verblinden door zoo gezegde hooge huur, want als deze moet die nen om 't ongeluk van uw kind te bewerken dan is*t beter ze te versmaden dan te zoeken Door dit werk zult ge weten bij welke soort van menschen uwe kinderen hunnen intrek nemen of er geen gevaar bestaat in betrek king te komen mot personen op wier zede lijk beid iets te zeggen valtof ze geen ver- derflijko voorbeelden in 't oog krijgen of wel voldoende vrijheid genieten om de plich ten te vervullen die een deftig, katholiek op gebracht meisje te kwijten hoeft. Thans zal dit voor vader en moeder gemakkelijker worden met zich te wonden tot ons werli Tijdelijk en geestelijk voordeel voor de meesters, tijdelijk, zedelijk en godsdienstig goed voor de meiden ziedaar wat ons werk beoogt De goddoloozen loochenen het bestaan van God, doch zij meenen niet wat zij zeg gen. Zij zijn immers al to zeer overtuigd van het bestaan van oen onsterfelijk Opperwe zen, dat sedert eeuwen met eeno bewonde- rensweerdige juistheid, hemel en aarde bestuurt; en den loop der zon en der hemel lichamen regelt. Voor eiken mensch, begaafd met eon ge zond verstand, is het zonneklaar. De bewij zen van hef bestaan van God zijn zoo talrijk en zoo verpletterend, dat niemand ernstig en zelfs ter goede trouw, aan doze waarheid kan twijfelen. Ziehier eenige dier bewijzen EERSTE *=EWIJS. Zooals men den kunstenaar herkent aan zijn work, zoo ook herkent men den Schepper door hetgeen Hij geschapen heeft. Welke sterveling is er in staat eene enkele bloem of een enkel kor reltje graan te vervaardigen Wie legt den klank in den gorgel der nachtegalen; wie schenkt aan de ster haar fonkelend licht en de groeikracht aan de velden De menschen zijn onbekwaam, dus liet is het Opperwezen, dat den naam draagt van God. Op zekeren dag was Voltaire in gezel schap van eenige vrijmetselaars, di© vlak weg het bestaan van God loochonden. Men vroeg aan Voltaire, welk zijn gedacht was, aangaande dit punt. Juist op dit oogen blik sloeg het uurwerk dat op de schouw prijkte, drij uren. Voltaire, die nochtans alseenen zeer slech ten schrijver en verderflijken wijsgeer ten eeuwige dage geboekt staat, wees naar het uurwerk en vergenoegdo zich te zoggen Pour ma part plus j'y songe et moins je p [penser Que cette horloge marclie et n'a point [d'liorloger. Hoe meer ik er aan denk.hoe min ik kan verstaan Datzonderuurwerkmaker.dit uurwerk kan gaan. Inderdaad, indien een uurwerk eenen uur werkmaker veronderstelt., een paleis eenen bouwkundige zoo moet ook gansch hel oelal aan eenen almachtigen Schepper too- eschroven worden. TWEEDE BEWIJS. De noodzakelijk heid van eone eerste oorzaak bewijst nog het beslaan van God. Ziehier een ei. Van waar komt dit ei Dit oikomt van eene hen. En die hon die het ei elegd heeft? Die hen komt wederom uiteen i. En hel eerste ei Het eerst© ei komt van eene hen. En die eerste hen?... Hier staat het verstand stil. Men kan niet zeggenDie eerste hen komt uit het eerste ei, aangezien men reeds beweert dat het eerste ei door eene lien is voortgebracht. Wie heeft dan de eerste hen geschapen Er is geene andere uitlegging dan eerbiedig het hoofd te buigen en den naam te stamelen an God. Op dezelfde wijze klimt men op tot allo de verschillende geslachten en soorten van dieren en planten on men komt altijd op het eerste tjpusbeeld dat door de handen van den Schepper is voortgebracht. DERDE BEWIJS. Het geschapene ver- eischl ten noodzakelijk Wezen dat onafhan- hankelijk is van het geschapene en aan de eranderingen des tijds niet onderworpen Alle schepselen vergaan en verdwijnen. Over honderd jaron was er niemand van ons in leven en binnen honderd jaren zal or uie-> mand van ons allen nog beslaan. De geslachten volgen elkander op, de oud ste gehouwen,beladen, met eeuwen op hunne kruin, zullen eens in puin vallen. Het leven is een komen en gaan Een gedurig ontluiken en sluiten der bla&n Alles is aan verandering en verval onder worpen. Eén enkele blijft altijd bestaan, blijft altijd dezelfde en is aan de wederwaardigheden des tijds niet onderhevig. Dat de aarde verdwij- ne, dat de zon verdoove en alles wederom terugkeere in den chaos, gelijk vóór da schepping het noodzakelijk Wezen, God ge naamd, is en blijft in alle eeuwigheid, aange zien Hij op zich zeiven bestaat en van niets afhankelijk is. Ik ben die ben, zegde de Heer tot Mozes. En waarlijk Hij alleen als God kon zeggen dat Hij is. Hij was. Hij is en Hij zal zijn in 11e eeuwigheid, daar integendeel alle schep selen zijn alsof zij niet bestaan, aangezien hunne verdwijning nakend is en dat zij maar op een tijdelijk bestaan aanspraak kunnen maken. Uit dit alles blijkt dat alles in gansch bet heelal onderworpen is aan het noodzakelijk Wezen dat God genoemd wordt. Ziehier de woorden van den slechten schrijver J. J. Rousseau die ondanks zijne verderfelijke leerstelsels, nooit het bestaan van God in twijfel heeft gelrokken Alhoewel wij God niet rechtstreeks kun nen aanschouwen, ben ik van oordeel dat God zich genoegzaam veropenbaard heett 1 in Zijne werken en in onze herten. Indien er menschon gevonden worden die God niet herkennen, liet is omdat zij Hem niet wil len kennen. VIERDE BEWIJS.De rede getuigt ons dat de algomeene overeenstemming van all® volkeren, een bewijs is, tot staving eenor waarheid. Welnu, de geschiedenis leert ons dat ten allen tijde en door alle volkeren een Opperwezen herkend werd aan hetwelk men openbare hulde bracht door sacrificiën, door dewelke men betuigde gansch en geheol van dit opperwezen, dat God is, af te hangen. Dus dio algemeene herkenning is een on tegensprekelijk bewijs van het bestaan van God. Nog vele andere bewijzen zouden wij kunnen aanhalen onder andere de stem des gewetens, dio inwendige stein die de Opper meester er geplaatst heeft, dewelke ons een verwijt toebrengt bij elke boozo daad en ons gelukkig maakt bij elk goed werk dat wij verrichten. Ook nog het natuurlijUgevoel dat ons behcerscht. Wanneer een gevaar ons bedriegt zal onz® perste uitroep zijn O mijn God Wij roepen ook God tot getuige om onze heilige rechten te verdedi gen. Dit en meer andere bewijzen beluigen 'uido het bestaan van God, en verpletteren de drogredenen der hedendaagsche materia listen, die zouden willen dat God niet beslaat omdat zij Zijne rechtvaardigheid vreezen en daarom hunne begeerte voor wezenllijkheid trachten to doen doorgaan. In vlagen van 'chtzinnigheid nochtans, tegen wil en dank, bekennen dat God bestaat, en zooals den ongelukkige Alfred de Mussset uitroepen Malgró nous vers le ciel, II faut jeter les yeux. Onmogelijk,o mensch, aan God u te ontrekken Tot Hom zijt gij verplicht uw dwalend oog [te rekken. Houdt steeds uwe ziel in zulken staat, dat zij God verlange en gij zult nooit twij felen aan Zijn bestaan. Er is licht genoeg voor dezen die zien willen. Moeste God Zich aan ons vertoonen zooals hij wezenlijk is, waar zoude dan de verdienste zijn van het geloof Daar God zich nu als achter eenen sluier verbergt dringt bij zich niet onweerstaan baar aan ons op. Hij eerbiedigt onze vrijheid en onze hul de die wij hem brengen is ongedwongen en dus vol verdiensten. Ih geloof in Godbidden wij dagelijks. Zeggen wij die woorden bestelezers, met vol komen© overtuiging en bewonderen en prij zen wij God in zijne werken. De kleine vogelen zingen Gods lof wan- leer zij zich lieflijk in do groene schaduwe laten nooren. De beken en de rivieren ver kondigen Gods naam, als zij zachtjes henen- lieten over de blinkende keitjes. De Jonge dieren van allerlei soort verlus tigen zich zij gevoelen zich gelukkig zij verheugen zich in hun leven en danken door hunne vreugde Dezen dio hen geschapen heeft. Alles looft God op zijne manier en verkondigd Zijnen II. Naam. Zie de roos in vollen bloei, zie hoe zij op haren hemosten stengel prijkt als de konin gin dor bloemen. Hare bladeren gloeien gelijk vuur.de luchk vervult met hare liefelijke geuren, zij is aangenaam in elks oog zij is schoon, doch er is iels schooner dan zij Hij die do roo» gemaakt heeft, is schooner dan de roos zelve; alles in Hem is beminnelijkHij is de wellust van elks oog en alle volmaaktheden zijn in Hem te vinden. Is het wel noodig, roept de II. Augustinus uit, dat er een gebod besta, dat oplegt God beminnen. Is men niet natuurlijker wijze edreven naar een Wezen dat goed, schoon, ijs, machtig, rechtvaardig en bermher lig Het betaamt dus, o mensch, dat naar het voorbeeld van al het geschapene, gij ookusve stom menget ïn hot koor van hulde en dr/nk dat dagelijkF,ch ten hemel opstijgt. Gij, be gaafd met de spraak en de rede zijt er tneor dan velkuanig schepsel toe verplicht. Hoilig, heilig, drijmaal heilig Ileilig is de Heer, de God Buiten Hem is 't nergens veilig Heilig is Zijn hoog gebod, F. ('t Vet volgt).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1912 | | pagina 3