VoSksonderricht VERVALLEN GROOTHEID. SCfllKKlNGENYOOR DEN VASTEN Ik ken een lied eü- 6 DE VOLKSSTEM 25 EN 26 FEBRUARI 1912 De Franschen noemen dezen veldslag- Bataille de Mont Saint Jean. De pachthoeven van la Haie-Sainte en ▼an la Belle Alliance bestaan nog en berinneren dien bloedigen dag. Van 't kasteel van Hougoumont, zoo vurig bestreden, in puin geschoten, genomen en hernomen door de artillerie, ziet men niets meer dan eene kleine kapel. Op den weg van Namen naar Brussel ziet men enkele graf' tomben en een ijzeren gedenkzuil door de Pruisen opgericht voor de zegepraal hunner toatie. Te midden van de pleinen die zich uit strekken tusschen Waterloo en Plancenoit, op het grondgebied van Brainel'Aalleud, heb ben de Belgen hunne gedenkzuil opgericht, namelijk nen kolossalen monsterachtigen leeuw, op eene arduinen zuil, en deze hebben zij geplaatst op eenen berg van 45 meters hoogte, die aan den voet 160 meters door snede heeft. Deze monsterachtige berg, zoo zegt de legende, werd heel en gansch aangevoerd door het slechten van den hollen weg, waarin eene gansche ruiterij verloren ge raakte. De grond werd naar boven gebracht door matronen, met hotten op den rug, eene gezegde waarvoor wij echter niet instaan, maar die toch het bewijs levert, dat de Bel gische vrouwen van dien tijd ook wel door vurige vaderlandschliefde moeten bezield ge weest zijn, en minder Franschgezind dan ve len van onzen tegenwoordigen tijd. De leeuw is afgebeeld met zijne rechter- klauw op eenen bol, en is het werk van den beeldhouwer Van Geel, van Mechelen. Hij had ten dien tijde den naam van de grootste leeuw te zijn van heel Europa, maar sedert eenige jaren is hij die reputatie kwijt geraakt, door den leeuw die men geplaatst heeft op de afdamming van de Gileppe bij Verviers, waartegen die van Waterloo nog maar een kind is. Niettemin domineert de leeuw van Water loo gansch de omstreek, men ziet hem uren verre staan, en die hem van dichtbij zijn gaan bezien, zijn er onbegeesterd van weer gekeerd. daar hij weinig schoons of monu mentaals voorstelt. Een groot beest op nen fabelachtigen grooten molshoop, zeggen de spotvogels als ze van de gedenkzuil van Waterloo wederkeereen. Dit belet niet dat men er meest altijd En- gelscben aantreft, die het leeuwenbeeld in vereering houden, en er nen grooten heili gendag van maken. Op 15 Juni 1915, zal de slag van Water loo zijn honderste verjaardag vieren. Die dag zal zeker niet onopgemerkt voorbijgaan. Ziehier wat wij daarover lezen In 1915 zal het eeuwfeest van den slag bij Waterloo worden gevierd. Men weet dat een bijzonder komiteit hiertoe werd benoemd, dat rechts en links inlichting nam nopens de meening der verschillende volkeren bij die ^yereering betrokken. Het voorstel der Engelsche kolonie te Drussel zal denkelijk, de voorkeur krijgen, daar het van aard is orn iedereen te bevredi gen. Dit voorstel besluit in zich het oprichten in de nabijheid van den Leeuwenheuvel van een uitgestrekt denkmaal ter eere der vijf volkeren die aan den slag hebben deel geno men, namelijk van Engelschen, Franschen, Pruisen, Nederlanders en Belgen. Zondag-mengelwerk. 7® Vervolg. Kom wat nader, jongen lief,vervolgde de leerlooier op eenen goedhartigen toon, die be wees, datlvar zijne belangstelling had gaande gemaaktvan waar zijt ge f Van Svarteborg. En hoe heet gij Ivar Borgenstjerna. Aha! nu weet ik het al. Eerst edelman, vervolgens landbouwer, en eindelijk dagloo- ner. Ja, ja, het gaat wonderlijk toe in de we reld. Doch gij komt mij voor een flinke jongen te zijn. Mogelijks kon ik iets voor u doen, zoo gij lust had mijn vak te leeren. Ik heb eenen ieverigen, willigen en knappen leerjongen noodig, daar mijn vorige thans knecht is ge worden en hoewel zich reeds velen daartoe hebben aangemeld, zoo is er toch geen een geweest, die mij op het oog zoo goed beviel als Ivar gevoelde zich door het aanbod ten hoogste verrast,en antwoordde dat hij de zaak wilde overleggen. Goed, doe dat mijn zoon Hebt gij reeds naar een nachtkwartier in de stad omgezion vroeg meester Brun vriendelijk. Ik heb geen een bekende in de stad, Wien ik om een nachtverblijf zou kunnen vragen maar ik zal er wel een zien te vin den, Die moeite moogt gij sparen gij kunt van nacht hier blijven. Ga maar in do werk plaats en zeg aan de andere jongens, dat zij Aan de regeering dezer vijf landen zon eene toelage tot oprichten worden aange vraagd elke natie zou den beeldhouwer aanduiden belast met de boetseering van het nationaal zinnebeeld en een wereldprijskamp zou uitgeschreven worden voor het ontwer pen van het voetstuk. Het bovengedeelte van het denkmaal zou bekroond worden met de heelden van Wel lington, Napoleon, Bliicher, en den prins vau Oranje. Ingevolge de bijzondere macht welke Wij van den H. Stoel ontvangen hebben, ver gunnen Wij, gedurende de aanstaande Vas ten, de volgende dispensatiën of toelatingen: I. Het is toegelaten boter en zuivel te ge bruiken alle dagen van den Vasten. II. Het is toegelaten eieren te eten alle dagen, uitgenomen op Asch-Woensdag en Goeden Vrijdag. Degenen die verplicht zijn te vasten, mo gen, huiten de Zondagen, maar eenmaal daags eieren eten,te weten op den voörnaam- slen maaltijd, en niet op de collatie en zulks moeten zij ook onderhouden op de an dere vastendagen van het jaar. Op al de dagen van den Vasten, is het toe gelaten eieren te gebruiken tot het bereiden van andere spijzen. III. Wij staan het gebruik van vleesch toe op den Zondag, Maandag, Dinsdag, Donder dag en Zaterdag van iedere week, uitgeno men op den Zaterdag van Quatertemper (2 Maart) en den Zaterdag der Goede Week. Degenen die verplicht zijn te vasten, mo gen, buiten de Zondagen, maar eenmaal daags vleesch eten, te weten, op den voor- naamsten maaltijd, en niet op de collatie en dit geldt ook voor vleeschsoep en jeugd. IV. Het is verboden, zelfs aan degenen die mogen vleesch eten, vleesch en visch to eten op een en denzelfden maaltijd, niet al leen alle dagen van de veertigdaagsche Vas ten, de Zondagen inbegrepen, maar ook alle andere vastendagen van het jaar. V. Men is verplicht drijmaal te lezen den Vaderons en den Weesgegroet, en eens de akten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw iederen dag dat men van bovengemelde dis pensatie van vleesch te eten gebruik zal maken. Men zal zich nochtans van deze verplich ting kunnen ontslaan met eene aalmoes, ieder volgens zijne middelen en godvruch tigheid, in den offerblok van den Vasten te storten. Deze aalmoes, die verplichtend is voor allen die de voorgeschreven gebeden niet onderhouden, zal tot goede werken be steed worden, volgens Ons advies en de gebruiken van dit bisdom. VI. Aan de militairen van allen graad, aan hunne huisvrouwen, kinderen en dienst boden, alsook aan de andere personen die dadelijk in militairen dienst zijn, staan Wij het gebruik van vleesch toe op alle dagen van het jaar, uitgenomen op Goeden Vrijdag. Het gebruik van eieren is hun toegestaan alle dagen zonder uitzondering. Met de militairen stellen wij gelijk de gendarmen, de douaniers, de commissarissen en bedienden van policie die in werkelijken dienst zijn, de boschwachters, de bediendeir u een plaatsje inruimen. Ik zal ook zorgen, dat gij met geene ledige maag naar bed gaat In zijn hart ten uiterste dankbaar wegens het onverwachte geluk, dat hem ten deel viel, begaf Ivar zich naar de werkplaats en vond in zijne toekomstige kameraden zulke vroo- lijke knapen, dat het hem voorkwam, dat hij het heel goed met hen zoude kunnen vinden. Wanneer hij daarbij bedacht, dat hij op een goed onderkomen en na volbrachten leertijd op een vast loon mocht staat maken, waar mede hij zijne ouders zou kunnen ondersteu nen, zoo zwol hem het hart van genoegen en de bekoorlijkheden van het leven in het sombero bosch van Svarteborg traden meer en meer op den achtergrond daar toch ook zijn trouw paard dood en met hem alle uitzicht op een sober bestaan verdwenen was. Kortom, nadat hij het voor en tegen rijpe lijk overwogen had, sloeg de schaal zichtbaar naar de zyde van den leerlooier over en toen hy den volgenden morgend geroepen werd om zijne meeniDg omtrent den hem ge- danen voorslag te kennen te geven, verzocht hij aclitdagen uitstel om inmiddels met zijne ouders te raadplegen, en in geval dezen er in bewilligden, zijne moeder in staat te stellen om zijne plunje een weinig in orde te bren gen. Meester Brun vond dezen wensch niet meer dan billijk, en stond dien dus gaarne toe. Daar Ivar hem zoo ongemeen beviel, betaalde hij de paardenhuid zeer goed en beloofde hem bovendien nog, wanneer hij bij hem in de leer kwam, en zich goed gedroeg, nu en dan een klein zakgeld. Met een veel lichter hart dan hij sedertlang had gehad, verliet Ivar in den namiddag van tlieuzelfden dag Uddevalla. Daar hij echter te die in werkelijkem.dienst zijn op de treinen van den ijzeren weg en op de trams, de tech nische bedienden die werkzaam zijn langs de baan aan telegraaf en telefoonstelsel, als mede de in dienst zijnde postboden en be dienden der accijnsen, de zeelieden, de schip pers en de haven- en dokwerkers. Wij vergunnen dezelfde toelating a) Aan degenen die, tijdens de krijgsoefe ningen, of in andere gevallen van dien aard de soldaten herbergen of voeden. b) Aan de arbeiders die in ovens van glas blazerijen, smeltovens, mijnen of steengroe ven werkzaam zijn. VII. Aan alle pastoors en biechtvaders staan Wij de macht toe, in bijzondere ge vallen, ten volle of ten deele, te ontslaan van het vasten of het vleesch derven, ofwel deze verplichtingen in alle andere Gods dienstige werken te veranderen op voor waarde dat de aanvraag op eene gegronde reden steune en niet enkel voortkome uit vrees der christelijke versterving. Deze toe- laling kan slechts voor den termijn van één jaar gegeven worden. Zieke en weelce lieden zullen hunne han delwijze schikken volgens de voorschriften van een gewetensvollen geneesheer. VIII. Wij meenen aan de geloovigen van Ons bisdom wederom te moeten herinneren dat de vastendagen, buiten de veertigdaag sche Vasten, zijn de Woensdagen, Vrijda- g,ed en Zaterdageu van Quatertemper de Vigiliedagen vóór Sinksen, vóór Onze-Lieve- Vrouw-Hemelvaart, Allerheiligen en Kerst mis en dan nog, dat het al de Vrijdagen van het jaar verhodon is vleesch to eten, behalve de Vrijdagen, waarop Kerstmis, O. L. Vr. Hemelvaart, Allerheiligen en de Besnijde nis zouden vallen. IX. Ingezien de tijdsomstandigheden, en ingevolge de bijzondere macht, Ons ver leend door Z. H. den Paus van Rome, laten Wij toe aan al onze diocesanen, dit jaar, vleesch te eten, zelfs meermalen daags, op St-Marcusdag en op do Kruisdagen. Om dezelfde beweegredenen en ingevolge dezelfde macht, vergunnen Wij insgelijks aan al onze diocesianen, tol aan de Vasten van het toekomende jaar vleesch te eten, zelfs meermalen daags, op al de Zaterdagen van het jaar die geene vastendagen zijn. Ten einde te voldoen aan het verlangen van den H. Vader, moeten Wij de geloovigen die van deze toelating zouden gebruik ma ken, aanwakkeren om daarvoor andere goede werken te doen en bijzonderlijk het gebod van liet vasten en van het vleoscliderven stiptelijk te onderhouden. X. Wij laten toe, gebruik te maken van afgesmolten vet in plaats van boter alle dagen van het jaar. Deze Herderlijke Briefen schikkingen voor de Vasten zullen van den predikstoel af gelezen worden in de kerken, openbare kapel len, geestelijke gemeenten en collegies van Ons bisdom, op den Zondag van Quinqua gesima. Zij zullen daar gedurende geheel de Vasten, volgens gewoonte, to lezen han gen. Gegeven te Gent, onder Onze handteeke- ningen, Onzen zegel en dètegenteekeningvan Onzen Secretaris, den 9 Februari 1912. ANTONIUS, Bisschop van Gent. Op bevel van Z. Hoogw. den Bisschop. A. De Meester, Kan. Secret. Plaats des zegels. Herrstad eene kennis had, bleef hy bij dezen overnachten en bereikten Qvistrum's herberg niet voor den volgenden morgend, tusschen negen en tien uur. Onder weg hield de ge dachte aan de vreemde dame met het kind en den hond hem levendig bezig. Waar of zij thans wel mag zijn vroeg hij bij zich zeiven, en was by na in een luid vreugdegeschrei uit geborsten, toen hij, bij de herberg aankomen de, haar juist op het punt vond, om met haar kind eene kar te beklimmen, die zeker weinig geschikt scheen, om voor eene.tengere vrouw tot reiswagen te dienen. Toen nu echter een jongen, niot boven de zeven of acjit jaar, naar buiten trad, om den postmeester de teugels uit de hand te nemen, kreeg Ivar ook de wel luidende stem der dame te höoren, daar zij in zeer gebroken, maar toch verstaanbaar Zweedsch vroeg of men haar niet iemand an ders, op wien zy beter durfde vertrouwen, kon medegeven. O, met dien jongen hebt gij geen nood die rijdt vandaag niet voor het eerst, ant woordde de postmeester, met die onbeschoft heid, die liy zich tegen eene alleen reizende dame wel meende te kunnen veroorloven. Een ander hebben wij niet. O God zuchtte de jonge dame, en wik kelde haar schreiend kind dichter in haren mantel. Wat moet ik doen Wees barmhartig en laat een ander rijden Ik heb den moed niet, mij en mijn kind aan zulk eenen oner varen knaap toe te vertrouwen. De postmeester lachte, met die domme uit drukking in het gelaat, die men bij dergelijke soort van meuschen meermalen aantreften terwijl hij zijnen hoed op een oor zette, zegde hij onverschillig Het blijft er bijer zit niets anders op Hei menschelijk lichaam 2. Levensverrichtingen (4e VERVOLG). In de vorige verhandeling hebben wij den wonderbaren en kunsligen bouw besproken van het menschelijk lichaam. Thans gaan wij handelen over de verrichtingen der organen, waaraan het lichaam zijn behoud te danken heeft. Wanneer een beeldhouwer een beeld ge beiteld heeft, dan moet hij, wanneer het gansch afgewerkt is, er zich niet meer mede -bekommeren. Geheel anders is het met de schepselen, welke God heeft voortgebracht. Hij moet, zooals de catechismus het leert, alles bestu ren en bewaren. Veronderstellen wij een oogenblik dat God ophoudt Zijne bewarende hand over het heelal en het menschdom uit te strekkefi en ziet De zon houdt op te verschijnen en alles is in de duisternis gedompeld de sterren vallen uit het firmament, de maan ontleent haar licht niet meer aan de zon, de zee treedt uit hare oevers en alle schepselen storten op denzelfden oogenblik dood ten gronde. Doch neen, God in Zijne goedhoid heeft op eene wonderbare wijze gezorgd voor het be houd van het leven. Van aan de geboorte tot aan den laatsten ademtocht, klopt het hart van den mensch onverpoosd, nacht en dag en dit gedurende zeventig, tachtig, negentig ja ren. Het is de slag van net hert, welke men gevoelt aan den pols, in het hoofd en andere ledematen. Bij volwassen en gezonde meu schen slaat het hert 72 keeren per minuut. Bij kleine kinderen slaat het hert veel ras- scher en bereikt zelfs meer dan 100 slagen per minuut. Bij ouderlingen integendeel is de harteklop iets minder dan 72 slagen per minuut. Men kan den klop van het hert vergelijken aan den tiktak van een uurwerk. Wanneer de tiktak van het hert eenige oogenblikken ophoudt, dan valt alles stil en is men wel haast een lijk. Vooraleer die wonderbare veer, die men hel hert noemt, te beschrijven, moeien wij eerst handelen over het voedsel dat het hert zelf moet onderhouden. Wij kunnen dan niets beter doen, denken wij, dan alle de gedaanteveranderingen na te gaan, welke de spijs ondergaat van op het oogenblik dal zij gonut wordt en de rol welke zij te vervullen heeft tot het onderhoud van het lichaam. De spijsvertering begint met het kauwen der eetwaren en wel door inmenging van het speeksel. Het kauwtuig of gebit is slechts een breekmolen om het harde of taaie voed sel te vergruizen. Door die spijsvermorzoling komen wij de maag ter hulp deze is wel in staat do spij zen aan stukken te wrijven, doch leveren wij haar slecht gemalen goed, dan loopen wij groot gevaar onverteerde brokken uit te drijven. Het speeksel door zijne loogachtige eigenschappen,brengt veel bij tot de verte ring der stoffen. Hoe beter gekneed en met speeksel door trokken hoe gemakkelijker en heilzamer de vertering zal zijn. Vandaar het nut es zelfs de noodzakelijkheid van langzaam te eten. Over de inzwelging der spijspil en het voortdrijven derzelve, over de ^wormvormige .inkrimpingen van den slokdarm zullen wij heen stappen zien wij althans hoe het voed sel, langs den slokdarm in de maag geko men, door dezes sappen beinvloed wordt. De maag is een spiervliezigen zak, een doedelzak niet ongelijk; leeg is zij samenge- Waarheen gaat de rit? vroeg Ivar,terwijl hij den kleinen voerman naderde Naar Svarteborg, antwoordde deze, ter- wijl hy een paar groote bonte handschoenen aantrok,om de teugels des te beter te k.muen vasthouden. Nu trad Ivar bloode, maar toch met het voorkomen van iémand die troost brengt, naar de vreemde dame toe,en sprak moediger dan hij ooit gedaan had Ik sta gereed om naar Svarteborg, waar ik woon. Zoo gij mij wilt toestaan met u te rijden, genadige vrouw, dan sta ik er voor in, dat er u geen ongeluk zal overkomen, althans niet door onvoorzich tigheid in het rijden. Hartelijk gaarne, mijn vriend ik wil u dien dienst vergelden, zooveel in mijn vermo gen is, antwoordde de dame met blijde ont roering de blik echter waarmede zij deze woorden vergezelde, was voor Ivar meer waard, dan al hare beloften. Hij gaf nu de aan zijne bescherming toever trouwde dame dan raad, den berg gaande te beklimmen en zij begon haren vermoeiden tocht met het kind op den arm, ter wijl de hond haar vooruitsprong men zag echter duidelijk, dat haro krachten uitgeput waren eer zij nog de helft van den weg had afgelegd. Toen Ivar dat bemerkte, gaf hij den kleinen jongen de teugels, met last om den berg verder op te rijden, en verzocht nu de dame hem het kind te laten dragen. Zonder to aarzelen gaf zij hem het wicht over. Terwijl hij het in zijne armen en dicht tegen zyne borst hield, kwamen allerhande gedachten bij hem op. Het kwam hem zoo streclend voor, het schoone kind in zijDe be scherming en onder zijne hoede te hebben. Hij kon zich niet onthouden, de kleine zachte wangen met zijne lippen aan te rakenen hoe- trokken, bij het eten ontrimpeld, zet zij zich spannend tegon de buikwanden uit, Door de drukking der spijspillen tegen de maagwan den, onlsijpelt er sponsgewijze eene groote hoeveelheid maagsap. Dit maagsap bevat een krachtig gistend beginsel teerstof (pep- sine) geheeten, benevens een weinig geest van zout (cloorwaterslofznur) en tijdens de verleering, een van het voedsel herkomstig melkzuur. Do spijzen door de maag, en met het maagsap doorkneed, vervormen zich tot eene slijmerige grijsachtige, eenigzins zure pap, chym genaamd. Vooral zijn het de maag- vochten, welke de eiwitstoffen in de spijzen aanwezig, tot opneembaar in het bloed voor beschikken op vleezige spijzen dus heeft de maag de meeste werking. Bij het kauwen begonnen, zien wij de spijsverteering in de maag voortgezet, doch tot dan toe is zij nog niet volledig een deel der opgeloste voedingstoffen dringen de maagwanden door, om met het bloed in omloop te komen, zooals het namentlijk mot hier en andere alkoolische producten het geval is. Geen wonder dus dat de drinken- broêr de volledige spijsverteering niet moet afwachten om smoordronken neer te vallen Een ander deel der spijzen, taaie of pees achtige stukken vleesch, zijn wel door de maag geschramd, maar zij heeft den tijd niet gehad, hun tot brei te herleiden; meelsoorten en vetstoffen zijn om zoo te zeggen nog ge heel ongedeerd gebleven. Een gewoon eetmaal verblijft gewoonlijk drij uren in de maag. F. (Wordt voortgezet). V Wqorden van Muziek van A. Antheunis. Willem De Mol I. Ik ken een lied, dat 't hart bekoort Ik ken een lied vol melodij Ik heb het reeds als kind gehoord Die tijd is lang voorbij... Mijn moeder zong het bij de wieg Van haren eersten zoon Het klonk zoo lief in haren mond, Zoo heimlijk zacht en schoon... O moederzorg O moederlied 1 Mijn hart vergeet u niet. II. Ik ken een lied dat 't hart bekoort, Ik ken een lied vol melodij Ik heb het in mijn jeugd gehoord Die tijd is lang voorbij.... Zij zong het ook de blonde maagd, Die eens mijnjliefde won 't Was in het veld langs groen en loof, Bij lentelucht en zon.... O jeugd en liefde O rozeblaan Hoe snel verwelkt, vergaan 1 III. Ik ken een lied van zoete min, Ik ken een liedfvol melodij Men zong het in mijn huisgezin; Die tijd is lang voorbij.... Nu zingt het niemand, niemand meer, Den ouden armen man Geen vrouw kust mij de tranen af, Die 'k niet weerhouden kan... Geen kind zingt 't liedje van voorheen. A 'k Ben oud en gansch alleen. wel in de geheele natuur nauwelijks twee voorwerpen meer van elkander mochten verschillen, dan zijn paard en deze engel, zou geleken de gewaarwordingen, welke thans in Ivar's borst voor het kind opwelden, tame lijk op die welke hij vroeger voor zijn paard gevoeld had. Ivars hart was tot beminnen geschapen hij had behoefte, om voor het een of ander wezen zorg te dragen daarom was hij in dit oogenblik ook zoo gelukkig, dat hij wenschte dat de weg naar Svarteborg nog eens zoo lang mocht zijn, als hij inderdaad was. Toen zy den top des bergs bereikt hadden, klom de dame in de kar, nam haar kind op den schoot, wikkelde het in den mantel en hield den zakdoek voor haar gezicht, hetzij om zich tegen den wind te beschutten, die dikke stofwolken omhoog dreef, of om eenen traan af te drogen. Daar er op de kar geene plaats meer was voor den kleinen jongen, die bij het voorspan behoorde, werd met dezen afgesproken, dat hy togen een goed drinkgeld naar Svarteborg zou gaan daarop sprong Ivar op de kar, om op de harde ontldeede bank naast de dame plaats te nemen. Hij maakte zich zoo smal hij maar kon, om zijne gebuurvrouw zoo min mogelijk overlast te doen en nadat ook da hond tuschen zijne beenen geplaatst was, be gon de tocht. De dame sprak den geheelen weg over by na geen woord toen Ivar echter zijne bewonde ring voor den schoonen hond liet blijken, ver haalde zij, dat zij hem onderweg van iemand gekocht had, die zich gedwongen had gezien, hem uit armoede te vorkoopen. (Wordt voortgezet)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1912 | | pagina 6