VoSksonderricht
VERVALLEN GROOTHEID.
SCfllKKlNGENYOOR
DEN VASTEN
Ik ken een lied
eü-
6
DE VOLKSSTEM
25 EN 26 FEBRUARI 1912
De Franschen noemen dezen veldslag-
Bataille de Mont Saint Jean.
De pachthoeven van la Haie-Sainte en
▼an la Belle Alliance bestaan nog en
berinneren dien bloedigen dag.
Van 't kasteel van Hougoumont, zoo vurig
bestreden, in puin geschoten, genomen en
hernomen door de artillerie, ziet men niets
meer dan eene kleine kapel. Op den weg van
Namen naar Brussel ziet men enkele graf'
tomben en een ijzeren gedenkzuil door de
Pruisen opgericht voor de zegepraal hunner
toatie.
Te midden van de pleinen die zich uit
strekken tusschen Waterloo en Plancenoit,
op het grondgebied van Brainel'Aalleud, heb
ben de Belgen hunne gedenkzuil opgericht,
namelijk nen kolossalen monsterachtigen
leeuw, op eene arduinen zuil, en deze hebben
zij geplaatst op eenen berg van 45 meters
hoogte, die aan den voet 160 meters door
snede heeft.
Deze monsterachtige berg, zoo zegt de
legende, werd heel en gansch aangevoerd
door het slechten van den hollen weg,
waarin eene gansche ruiterij verloren ge
raakte. De grond werd naar boven gebracht
door matronen, met hotten op den rug, eene
gezegde waarvoor wij echter niet instaan,
maar die toch het bewijs levert, dat de Bel
gische vrouwen van dien tijd ook wel door
vurige vaderlandschliefde moeten bezield ge
weest zijn, en minder Franschgezind dan ve
len van onzen tegenwoordigen tijd.
De leeuw is afgebeeld met zijne rechter-
klauw op eenen bol, en is het werk van den
beeldhouwer Van Geel, van Mechelen.
Hij had ten dien tijde den naam van de
grootste leeuw te zijn van heel Europa, maar
sedert eenige jaren is hij die reputatie kwijt
geraakt, door den leeuw die men geplaatst
heeft op de afdamming van de Gileppe bij
Verviers, waartegen die van Waterloo nog
maar een kind is.
Niettemin domineert de leeuw van Water
loo gansch de omstreek, men ziet hem uren
verre staan, en die hem van dichtbij zijn
gaan bezien, zijn er onbegeesterd van weer
gekeerd. daar hij weinig schoons of monu
mentaals voorstelt. Een groot beest op nen
fabelachtigen grooten molshoop, zeggen
de spotvogels als ze van de gedenkzuil van
Waterloo wederkeereen.
Dit belet niet dat men er meest altijd En-
gelscben aantreft, die het leeuwenbeeld in
vereering houden, en er nen grooten heili
gendag van maken.
Op 15 Juni 1915, zal de slag van Water
loo zijn honderste verjaardag vieren. Die
dag zal zeker niet onopgemerkt voorbijgaan.
Ziehier wat wij daarover lezen
In 1915 zal het eeuwfeest van den slag bij
Waterloo worden gevierd. Men weet dat een
bijzonder komiteit hiertoe werd benoemd,
dat rechts en links inlichting nam nopens de
meening der verschillende volkeren bij die
^yereering betrokken.
Het voorstel der Engelsche kolonie te
Drussel zal denkelijk, de voorkeur krijgen,
daar het van aard is orn iedereen te bevredi
gen.
Dit voorstel besluit in zich het oprichten
in de nabijheid van den Leeuwenheuvel van
een uitgestrekt denkmaal ter eere der vijf
volkeren die aan den slag hebben deel geno
men, namelijk van Engelschen, Franschen,
Pruisen, Nederlanders en Belgen.
Zondag-mengelwerk.
7® Vervolg.
Kom wat nader, jongen lief,vervolgde de
leerlooier op eenen goedhartigen toon, die be
wees, datlvar zijne belangstelling had gaande
gemaaktvan waar zijt ge f
Van Svarteborg.
En hoe heet gij
Ivar Borgenstjerna.
Aha! nu weet ik het al. Eerst edelman,
vervolgens landbouwer, en eindelijk dagloo-
ner. Ja, ja, het gaat wonderlijk toe in de we
reld. Doch gij komt mij voor een flinke jongen
te zijn. Mogelijks kon ik iets voor u doen, zoo
gij lust had mijn vak te leeren. Ik heb eenen
ieverigen, willigen en knappen leerjongen
noodig, daar mijn vorige thans knecht is ge
worden en hoewel zich reeds velen daartoe
hebben aangemeld, zoo is er toch geen een
geweest, die mij op het oog zoo goed beviel als
Ivar gevoelde zich door het aanbod ten
hoogste verrast,en antwoordde dat hij de zaak
wilde overleggen.
Goed, doe dat mijn zoon Hebt gij reeds
naar een nachtkwartier in de stad omgezion
vroeg meester Brun vriendelijk.
Ik heb geen een bekende in de stad,
Wien ik om een nachtverblijf zou kunnen
vragen maar ik zal er wel een zien te vin
den,
Die moeite moogt gij sparen gij kunt
van nacht hier blijven. Ga maar in do werk
plaats en zeg aan de andere jongens, dat zij
Aan de regeering dezer vijf landen zon
eene toelage tot oprichten worden aange
vraagd elke natie zou den beeldhouwer
aanduiden belast met de boetseering van het
nationaal zinnebeeld en een wereldprijskamp
zou uitgeschreven worden voor het ontwer
pen van het voetstuk.
Het bovengedeelte van het denkmaal zou
bekroond worden met de heelden van Wel
lington, Napoleon, Bliicher, en den prins vau
Oranje.
Ingevolge de bijzondere macht welke Wij
van den H. Stoel ontvangen hebben, ver
gunnen Wij, gedurende de aanstaande Vas
ten, de volgende dispensatiën of toelatingen:
I. Het is toegelaten boter en zuivel te ge
bruiken alle dagen van den Vasten.
II. Het is toegelaten eieren te eten alle
dagen, uitgenomen op Asch-Woensdag en
Goeden Vrijdag.
Degenen die verplicht zijn te vasten, mo
gen, huiten de Zondagen, maar eenmaal
daags eieren eten,te weten op den voörnaam-
slen maaltijd, en niet op de collatie en
zulks moeten zij ook onderhouden op de an
dere vastendagen van het jaar.
Op al de dagen van den Vasten, is het toe
gelaten eieren te gebruiken tot het bereiden
van andere spijzen.
III. Wij staan het gebruik van vleesch toe
op den Zondag, Maandag, Dinsdag, Donder
dag en Zaterdag van iedere week, uitgeno
men op den Zaterdag van Quatertemper
(2 Maart) en den Zaterdag der Goede Week.
Degenen die verplicht zijn te vasten, mo
gen, buiten de Zondagen, maar eenmaal
daags vleesch eten, te weten, op den voor-
naamsten maaltijd, en niet op de collatie
en dit geldt ook voor vleeschsoep en jeugd.
IV. Het is verboden, zelfs aan degenen
die mogen vleesch eten, vleesch en visch to
eten op een en denzelfden maaltijd, niet al
leen alle dagen van de veertigdaagsche Vas
ten, de Zondagen inbegrepen, maar ook alle
andere vastendagen van het jaar.
V. Men is verplicht drijmaal te lezen den
Vaderons en den Weesgegroet, en eens de
akten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw
iederen dag dat men van bovengemelde dis
pensatie van vleesch te eten gebruik zal
maken.
Men zal zich nochtans van deze verplich
ting kunnen ontslaan met eene aalmoes,
ieder volgens zijne middelen en godvruch
tigheid, in den offerblok van den Vasten te
storten. Deze aalmoes, die verplichtend is
voor allen die de voorgeschreven gebeden
niet onderhouden, zal tot goede werken be
steed worden, volgens Ons advies en de
gebruiken van dit bisdom.
VI. Aan de militairen van allen graad,
aan hunne huisvrouwen, kinderen en dienst
boden, alsook aan de andere personen die
dadelijk in militairen dienst zijn, staan Wij
het gebruik van vleesch toe op alle dagen
van het jaar, uitgenomen op Goeden Vrijdag.
Het gebruik van eieren is hun toegestaan
alle dagen zonder uitzondering.
Met de militairen stellen wij gelijk de
gendarmen, de douaniers, de commissarissen
en bedienden van policie die in werkelijken
dienst zijn, de boschwachters, de bediendeir
u een plaatsje inruimen. Ik zal ook zorgen,
dat gij met geene ledige maag naar bed gaat
In zijn hart ten uiterste dankbaar wegens
het onverwachte geluk, dat hem ten deel viel,
begaf Ivar zich naar de werkplaats en vond
in zijne toekomstige kameraden zulke vroo-
lijke knapen, dat het hem voorkwam, dat hij
het heel goed met hen zoude kunnen vinden.
Wanneer hij daarbij bedacht, dat hij op een
goed onderkomen en na volbrachten leertijd
op een vast loon mocht staat maken, waar
mede hij zijne ouders zou kunnen ondersteu
nen, zoo zwol hem het hart van genoegen
en de bekoorlijkheden van het leven in het
sombero bosch van Svarteborg traden meer
en meer op den achtergrond daar toch
ook zijn trouw paard dood en met hem
alle uitzicht op een sober bestaan verdwenen
was.
Kortom, nadat hij het voor en tegen rijpe
lijk overwogen had, sloeg de schaal zichtbaar
naar de zyde van den leerlooier over en
toen hy den volgenden morgend geroepen
werd om zijne meeniDg omtrent den hem ge-
danen voorslag te kennen te geven, verzocht
hij aclitdagen uitstel om inmiddels met zijne
ouders te raadplegen, en in geval dezen er in
bewilligden, zijne moeder in staat te stellen
om zijne plunje een weinig in orde te bren
gen.
Meester Brun vond dezen wensch niet meer
dan billijk, en stond dien dus gaarne toe. Daar
Ivar hem zoo ongemeen beviel, betaalde hij
de paardenhuid zeer goed en beloofde hem
bovendien nog, wanneer hij bij hem in de leer
kwam, en zich goed gedroeg, nu en dan een
klein zakgeld.
Met een veel lichter hart dan hij sedertlang
had gehad, verliet Ivar in den namiddag van
tlieuzelfden dag Uddevalla. Daar hij echter te
die in werkelijkem.dienst zijn op de treinen
van den ijzeren weg en op de trams, de tech
nische bedienden die werkzaam zijn langs de
baan aan telegraaf en telefoonstelsel, als
mede de in dienst zijnde postboden en be
dienden der accijnsen, de zeelieden, de schip
pers en de haven- en dokwerkers.
Wij vergunnen dezelfde toelating
a) Aan degenen die, tijdens de krijgsoefe
ningen, of in andere gevallen van dien aard
de soldaten herbergen of voeden.
b) Aan de arbeiders die in ovens van glas
blazerijen, smeltovens, mijnen of steengroe
ven werkzaam zijn.
VII. Aan alle pastoors en biechtvaders
staan Wij de macht toe, in bijzondere ge
vallen, ten volle of ten deele, te ontslaan
van het vasten of het vleesch derven, ofwel
deze verplichtingen in alle andere Gods
dienstige werken te veranderen op voor
waarde dat de aanvraag op eene gegronde
reden steune en niet enkel voortkome uit
vrees der christelijke versterving. Deze toe-
laling kan slechts voor den termijn van één
jaar gegeven worden.
Zieke en weelce lieden zullen hunne han
delwijze schikken volgens de voorschriften
van een gewetensvollen geneesheer.
VIII. Wij meenen aan de geloovigen van
Ons bisdom wederom te moeten herinneren
dat de vastendagen, buiten de veertigdaag
sche Vasten, zijn de Woensdagen, Vrijda-
g,ed en Zaterdageu van Quatertemper de
Vigiliedagen vóór Sinksen, vóór Onze-Lieve-
Vrouw-Hemelvaart, Allerheiligen en Kerst
mis en dan nog, dat het al de Vrijdagen van
het jaar verhodon is vleesch to eten, behalve
de Vrijdagen, waarop Kerstmis, O. L. Vr.
Hemelvaart, Allerheiligen en de Besnijde
nis zouden vallen.
IX. Ingezien de tijdsomstandigheden, en
ingevolge de bijzondere macht, Ons ver
leend door Z. H. den Paus van Rome, laten
Wij toe aan al onze diocesanen, dit jaar,
vleesch te eten, zelfs meermalen daags, op
St-Marcusdag en op do Kruisdagen.
Om dezelfde beweegredenen en ingevolge
dezelfde macht, vergunnen Wij insgelijks aan
al onze diocesianen, tol aan de Vasten van
het toekomende jaar vleesch te eten, zelfs
meermalen daags, op al de Zaterdagen van
het jaar die geene vastendagen zijn.
Ten einde te voldoen aan het verlangen
van den H. Vader, moeten Wij de geloovigen
die van deze toelating zouden gebruik ma
ken, aanwakkeren om daarvoor andere goede
werken te doen en bijzonderlijk het gebod
van liet vasten en van het vleoscliderven
stiptelijk te onderhouden.
X. Wij laten toe, gebruik te maken van
afgesmolten vet in plaats van boter alle
dagen van het jaar.
Deze Herderlijke Briefen schikkingen voor
de Vasten zullen van den predikstoel af
gelezen worden in de kerken, openbare kapel
len, geestelijke gemeenten en collegies van
Ons bisdom, op den Zondag van Quinqua
gesima. Zij zullen daar gedurende geheel
de Vasten, volgens gewoonte, to lezen han
gen.
Gegeven te Gent, onder Onze handteeke-
ningen, Onzen zegel en dètegenteekeningvan
Onzen Secretaris, den 9 Februari 1912.
ANTONIUS, Bisschop van Gent.
Op bevel van Z. Hoogw. den Bisschop.
A. De Meester, Kan. Secret.
Plaats des zegels.
Herrstad eene kennis had, bleef hy bij dezen
overnachten en bereikten Qvistrum's herberg
niet voor den volgenden morgend, tusschen
negen en tien uur. Onder weg hield de ge
dachte aan de vreemde dame met het kind en
den hond hem levendig bezig. Waar of zij
thans wel mag zijn vroeg hij bij zich zeiven,
en was by na in een luid vreugdegeschrei uit
geborsten, toen hij, bij de herberg aankomen
de, haar juist op het punt vond, om met haar
kind eene kar te beklimmen, die zeker weinig
geschikt scheen, om voor eene.tengere vrouw
tot reiswagen te dienen. Toen nu echter een
jongen, niot boven de zeven of acjit jaar, naar
buiten trad, om den postmeester de teugels
uit de hand te nemen, kreeg Ivar ook de wel
luidende stem der dame te höoren, daar zij
in zeer gebroken, maar toch verstaanbaar
Zweedsch vroeg of men haar niet iemand an
ders, op wien zy beter durfde vertrouwen,
kon medegeven.
O, met dien jongen hebt gij geen nood
die rijdt vandaag niet voor het eerst, ant
woordde de postmeester, met die onbeschoft
heid, die liy zich tegen eene alleen reizende
dame wel meende te kunnen veroorloven. Een
ander hebben wij niet.
O God zuchtte de jonge dame, en wik
kelde haar schreiend kind dichter in haren
mantel. Wat moet ik doen Wees barmhartig
en laat een ander rijden Ik heb den moed
niet, mij en mijn kind aan zulk eenen oner
varen knaap toe te vertrouwen.
De postmeester lachte, met die domme uit
drukking in het gelaat, die men bij dergelijke
soort van meuschen meermalen aantreften
terwijl hij zijnen hoed op een oor zette, zegde
hij onverschillig Het blijft er bijer zit niets
anders op
Hei menschelijk lichaam
2. Levensverrichtingen
(4e VERVOLG).
In de vorige verhandeling hebben wij den
wonderbaren en kunsligen bouw besproken
van het menschelijk lichaam. Thans gaan wij
handelen over de verrichtingen der organen,
waaraan het lichaam zijn behoud te danken
heeft.
Wanneer een beeldhouwer een beeld ge
beiteld heeft, dan moet hij, wanneer het
gansch afgewerkt is, er zich niet meer mede
-bekommeren.
Geheel anders is het met de schepselen,
welke God heeft voortgebracht. Hij moet,
zooals de catechismus het leert, alles bestu
ren en bewaren.
Veronderstellen wij een oogenblik dat God
ophoudt Zijne bewarende hand over het
heelal en het menschdom uit te strekkefi en
ziet De zon houdt op te verschijnen en alles
is in de duisternis gedompeld de sterren
vallen uit het firmament, de maan ontleent
haar licht niet meer aan de zon, de zee treedt
uit hare oevers en alle schepselen storten op
denzelfden oogenblik dood ten gronde.
Doch neen, God in Zijne goedhoid heeft op
eene wonderbare wijze gezorgd voor het be
houd van het leven. Van aan de geboorte tot
aan den laatsten ademtocht, klopt het hart
van den mensch onverpoosd, nacht en dag en
dit gedurende zeventig, tachtig, negentig ja
ren. Het is de slag van net hert, welke men
gevoelt aan den pols, in het hoofd en andere
ledematen. Bij volwassen en gezonde meu
schen slaat het hert 72 keeren per minuut.
Bij kleine kinderen slaat het hert veel ras-
scher en bereikt zelfs meer dan 100 slagen
per minuut. Bij ouderlingen integendeel is de
harteklop iets minder dan 72 slagen per
minuut.
Men kan den klop van het hert vergelijken
aan den tiktak van een uurwerk. Wanneer
de tiktak van het hert eenige oogenblikken
ophoudt, dan valt alles stil en is men wel
haast een lijk.
Vooraleer die wonderbare veer, die men
hel hert noemt, te beschrijven, moeien wij
eerst handelen over het voedsel dat het hert
zelf moet onderhouden.
Wij kunnen dan niets beter doen, denken
wij, dan alle de gedaanteveranderingen na
te gaan, welke de spijs ondergaat van op het
oogenblik dal zij gonut wordt en de rol welke
zij te vervullen heeft tot het onderhoud van
het lichaam.
De spijsvertering begint met het kauwen
der eetwaren en wel door inmenging van het
speeksel. Het kauwtuig of gebit is slechts
een breekmolen om het harde of taaie voed
sel te vergruizen.
Door die spijsvermorzoling komen wij de
maag ter hulp deze is wel in staat do spij
zen aan stukken te wrijven, doch leveren wij
haar slecht gemalen goed, dan loopen wij
groot gevaar onverteerde brokken uit te
drijven. Het speeksel door zijne loogachtige
eigenschappen,brengt veel bij tot de verte
ring der stoffen.
Hoe beter gekneed en met speeksel door
trokken hoe gemakkelijker en heilzamer de
vertering zal zijn. Vandaar het nut es zelfs
de noodzakelijkheid van langzaam te eten.
Over de inzwelging der spijspil en het
voortdrijven derzelve, over de ^wormvormige
.inkrimpingen van den slokdarm zullen wij
heen stappen zien wij althans hoe het voed
sel, langs den slokdarm in de maag geko
men, door dezes sappen beinvloed wordt.
De maag is een spiervliezigen zak, een
doedelzak niet ongelijk; leeg is zij samenge-
Waarheen gaat de rit? vroeg Ivar,terwijl
hij den kleinen voerman naderde
Naar Svarteborg, antwoordde deze, ter-
wijl hy een paar groote bonte handschoenen
aantrok,om de teugels des te beter te k.muen
vasthouden.
Nu trad Ivar bloode, maar toch met het
voorkomen van iémand die troost brengt,
naar de vreemde dame toe,en sprak moediger
dan hij ooit gedaan had Ik sta gereed om
naar Svarteborg, waar ik woon. Zoo gij mij
wilt toestaan met u te rijden, genadige vrouw,
dan sta ik er voor in, dat er u geen ongeluk
zal overkomen, althans niet door onvoorzich
tigheid in het rijden.
Hartelijk gaarne, mijn vriend ik wil u
dien dienst vergelden, zooveel in mijn vermo
gen is, antwoordde de dame met blijde ont
roering de blik echter waarmede zij deze
woorden vergezelde, was voor Ivar meer
waard, dan al hare beloften.
Hij gaf nu de aan zijne bescherming toever
trouwde dame dan raad, den berg gaande te
beklimmen en zij begon haren vermoeiden
tocht met het kind op den arm, ter wijl de hond
haar vooruitsprong men zag echter duidelijk,
dat haro krachten uitgeput waren eer zij nog
de helft van den weg had afgelegd. Toen Ivar
dat bemerkte, gaf hij den kleinen jongen de
teugels, met last om den berg verder op te
rijden, en verzocht nu de dame hem het kind
te laten dragen.
Zonder to aarzelen gaf zij hem het wicht
over. Terwijl hij het in zijne armen en dicht
tegen zyne borst hield, kwamen allerhande
gedachten bij hem op. Het kwam hem zoo
streclend voor, het schoone kind in zijDe be
scherming en onder zijne hoede te hebben. Hij
kon zich niet onthouden, de kleine zachte
wangen met zijne lippen aan te rakenen hoe-
trokken, bij het eten ontrimpeld, zet zij zich
spannend tegon de buikwanden uit, Door de
drukking der spijspillen tegen de maagwan
den, onlsijpelt er sponsgewijze eene groote
hoeveelheid maagsap. Dit maagsap bevat
een krachtig gistend beginsel teerstof (pep-
sine) geheeten, benevens een weinig geest
van zout (cloorwaterslofznur) en tijdens de
verleering, een van het voedsel herkomstig
melkzuur.
Do spijzen door de maag, en met het
maagsap doorkneed, vervormen zich tot eene
slijmerige grijsachtige, eenigzins zure pap,
chym genaamd. Vooral zijn het de maag-
vochten, welke de eiwitstoffen in de spijzen
aanwezig, tot opneembaar in het bloed voor
beschikken op vleezige spijzen dus heeft de
maag de meeste werking.
Bij het kauwen begonnen, zien wij de
spijsverteering in de maag voortgezet, doch
tot dan toe is zij nog niet volledig een deel
der opgeloste voedingstoffen dringen de
maagwanden door, om met het bloed in
omloop te komen, zooals het namentlijk mot
hier en andere alkoolische producten het
geval is. Geen wonder dus dat de drinken-
broêr de volledige spijsverteering niet moet
afwachten om smoordronken neer te vallen
Een ander deel der spijzen, taaie of pees
achtige stukken vleesch, zijn wel door de
maag geschramd, maar zij heeft den tijd niet
gehad, hun tot brei te herleiden; meelsoorten
en vetstoffen zijn om zoo te zeggen nog ge
heel ongedeerd gebleven.
Een gewoon eetmaal verblijft gewoonlijk
drij uren in de maag. F.
(Wordt voortgezet).
V
Wqorden van Muziek van
A. Antheunis. Willem De Mol
I.
Ik ken een lied, dat 't hart bekoort
Ik ken een lied vol melodij
Ik heb het reeds als kind gehoord
Die tijd is lang voorbij...
Mijn moeder zong het bij de wieg
Van haren eersten zoon
Het klonk zoo lief in haren mond,
Zoo heimlijk zacht en schoon...
O moederzorg O moederlied 1
Mijn hart vergeet u niet.
II.
Ik ken een lied dat 't hart bekoort,
Ik ken een lied vol melodij
Ik heb het in mijn jeugd gehoord
Die tijd is lang voorbij....
Zij zong het ook de blonde maagd,
Die eens mijnjliefde won
't Was in het veld langs groen en loof,
Bij lentelucht en zon....
O jeugd en liefde O rozeblaan
Hoe snel verwelkt, vergaan 1
III.
Ik ken een lied van zoete min,
Ik ken een liedfvol melodij
Men zong het in mijn huisgezin;
Die tijd is lang voorbij....
Nu zingt het niemand, niemand meer,
Den ouden armen man
Geen vrouw kust mij de tranen af,
Die 'k niet weerhouden kan...
Geen kind zingt 't liedje van voorheen. A
'k Ben oud en gansch alleen.
wel in de geheele natuur nauwelijks twee
voorwerpen meer van elkander mochten
verschillen, dan zijn paard en deze engel, zou
geleken de gewaarwordingen, welke thans
in Ivar's borst voor het kind opwelden, tame
lijk op die welke hij vroeger voor zijn paard
gevoeld had.
Ivars hart was tot beminnen geschapen
hij had behoefte, om voor het een of ander
wezen zorg te dragen daarom was hij in dit
oogenblik ook zoo gelukkig, dat hij wenschte
dat de weg naar Svarteborg nog eens zoo lang
mocht zijn, als hij inderdaad was.
Toen zy den top des bergs bereikt hadden,
klom de dame in de kar, nam haar kind op
den schoot, wikkelde het in den mantel en
hield den zakdoek voor haar gezicht, hetzij
om zich tegen den wind te beschutten, die
dikke stofwolken omhoog dreef, of om eenen
traan af te drogen.
Daar er op de kar geene plaats meer was
voor den kleinen jongen, die bij het voorspan
behoorde, werd met dezen afgesproken, dat
hy togen een goed drinkgeld naar Svarteborg
zou gaan daarop sprong Ivar op de kar, om
op de harde ontldeede bank naast de dame
plaats te nemen. Hij maakte zich zoo smal hij
maar kon, om zijne gebuurvrouw zoo min
mogelijk overlast te doen en nadat ook da
hond tuschen zijne beenen geplaatst was, be
gon de tocht.
De dame sprak den geheelen weg over by na
geen woord toen Ivar echter zijne bewonde
ring voor den schoonen hond liet blijken, ver
haalde zij, dat zij hem onderweg van iemand
gekocht had, die zich gedwongen had gezien,
hem uit armoede te vorkoopen.
(Wordt voortgezet)