DE PENSIOENKWESTIE
Goed M. Daess
Onze Volkskaiididaten
Kanton Qeeraardsbergen
Kiezing voor dan
Van een Paaschklokje
dat luidde en een manneke
dat er ziek bij werd.
PENSIOENEN! PENSIOENEN!
Werkrechfersraad
Belangrijke Redevoering doer M. Moyersoen in de Kamer uitgesproken.
Kwakzalvers,
Soepsoldaten
Het tolk zal u oonieslen, M. Daens!
OULderS
Voor de Kamer.
Kamer voor Werklieden
21 EN 22 APRIL 1912.
DE VOLKSSTEM
5
Van dat Paaschklokje heeft d© Volksstem
over tijd gesproken. Het luidde België door
Naar de Paaschbiecht Naar de Paasch-
biechten duizenden luisterden met dank
baarheid naar den goeden raad van dat
klokje.
Een manneke nogtans het zegt dat het
van Denderleeuw is werd ziek alleen om
het klokje gehoord te hebben. Het kreeg
galkoortsen kwam zijne gal uitstorten hier
in de Volksgazet
Het ventje wil en zal niet biechten aan
een pastoor 't wil maar biechten aan God
zelf, zegt het. Denkt daarom niet, lezers, dat
het tegen het geloof of tegen de kerk is.
De kerk, zegt het, zal en mag niet
vallen. Het wil ze alleenzijk kuischen van
alles wat die leelijke papen erin gebracht
hebben en dat niet van God komt. Zoo met
de biechtDe papen alleen hebben die inge
steld en het zegt waaromwaar en wanneer
en beweert bewijzen te geven.
't Is om zich kreupel te lachen. In alle
geval. Eon prachtig staaltje van hetgeen
tegen ons geloof aangebracht wordt.
Waarom de Papen de biecht instelden 1
Wel 1° orn in familie geheimen te dringen
2° om geld te slaan.
Om het beste en 't schoonste verkeerd uit
te leggen is een lage ziel genoog, maar opdat
die laster niet zou doen walgen moet hij
opgedischt worden met verstand.
1° Ge weet toch wel dat men mag biechten
gelijk waar, in den donkeren, aan den onbe-
kendslen biechtvader dat geen naam moet
genoemd worden maar dat de priester moet
zwijgen lijk een graf.
Slechte uitvinding als zij moet dienen om
familiegeheimen te achterhalen.
2° Noem een priester die een cent vraagt
om do biecht te hooren. In de biecht
zegt dat genie, ontfutselen ze Jortuinen van
arme liedenten bate eener almachtige en
rijke klerikale rooversbende. De huiden
worden geschoren om schapen van wol te
gerieven, (winstgevend ambacht).
Neem een brevet, man ge wordt miiliar-
dair.
Nu, waar en wanneer de biecht werd in
gesteld.
In 1215, zegt 't ventje, in 't Concilie van
Latranen (en om simpelaars te verbluffen
legt hij dat woord Latranen uit en spreekt
van een paleis als er kwestie is van een
kerk. Een ander keer wat verder lezen in
Larousse).
Dat de kerk in 1215 de Paaschcommunie
opgelegd heeft dat staat in de meeste uitleg
catechismussen te lezen. Maar ziet gij geen
verschil tusschen op te leggen van tePaschen
te biechten en te communiceeren en tusschen
de biecht in te stellen Durf dan ten minste
beweeren dat de kerk ook het H. Sacrament
des Autaars ingesteld heeft in 1215. De
historisch onomstootbare waarheid is dat
Christus zclf\° geboden had van soms te
communiceeren 2° van te communiceeren
in staat van gratie; 3° de biecht had ingesteld
als middel om de zonden uit te wisschen.
Nu. omdat vele lauwe Christenen bijna
nooit communiceerden en dus het gebod van
Christus niet onderhielden, heeft de Kerk
bepaald dat allen zouden communiceeren ten
minste met Paschen. Wat hebt gij daaraan
te verdraaiën
Een bewijs nu, onder duizenden, dat de
biecht bestond vóór 1215 is dat rond 205
dus meer dan 1000 jaar vóór 1215. Ter-
tuliaan en de Montanisten, Afrikaansche
ketters, die er alle belang bij hadden van aan
de Kerk de macht om de zonden te vergeven
te ontkennen, die macht niet durfden ont
kennen, zelfs niet voor de grootste zonden,
maar ze integendeel volmondig bekendenen
zich alleen verstoutten te beweeren dat er
voor zekere -groote zonden geen gebruik
mocht van gemaakt worden.
O leeraar van Denderleeuw, uwe bewering
den kop ingeslaan zijnde, nu komt de beurt
aan utos bewijzen. Gij geeft er van twee
soorten.
I. Woorden van Christus.
II. Woorden vn uwe Apostelen.
I. Woorden van Christus.
Oordeel niet om niet geoordeeld te wor
den. Zijt gij waarlijk zoo snul van te den
ken dat Christus daarmede de tribunalen
heeft willen afschaffen en dat ze Garnier en
Carouy moeten laten loopen Dat zegde
Christus voor mannen lijk gij die spreken
van wat ze niet kennen.
2° Doet u geen rabbi noemen en rabbi
vertaalt gij door priester, koop een Evangelie
vo ">r fr. 0.65. Gij zult zien dat Rabbi be
teeken t Meester wijze meester.
Uioe teksten komen das hier te pas lijk
haar in de boter. Maar woorden van Christus
die hier wel te pas komen, en die gij dood
zwijgt, zijn onder andere deze, bij Joannes
20,23. Wier zonden gij vergeeft hun zijn
ze vergeven toier zonden ge behoudt hun
zijn ze behouden Woorden die van de
eerste tijden af algemeen verstaan werden
lijk de kerk ze nog verstaat, namelijk als
behoorende tot do instelling der biecht door
Christus.
II. En nu UWE apostelen.
De H.H. Chrysostonms, Hilarius, Augus-
tinus en Ilieronymus, mannen die allen
gestorven zijn na het jaar 400, uitgeven voor
Apostelen, dus voor tijdgenooten van Chris
tus Pronat
Nu uwe aanhalingen.
Ik neem ze een voor een.
1. Chrysostomus. Iets van uw aanhaling
bestaat. Het is de eenige heerm Hij zegt her
haaldelijk Ik dwing u niet van uw gewe
ten bloot te leggen vóór de menschen, leg
het bloot vóór God toon hem uwe wonden,
vraag hem heeling Spreekt Chrysostomus
tegen de biecht aan den priester Hoege
naamd niet Hij wekt hier enkel op tot
rouwhertigheid, bereiding tot de biecht maar
voegt erbij o. a. in zijn boek het Priester
schap III. De priesters hebben de macht
niet alleen van de melaatschheid der ziel
genezen te verklaren maar van ze te gene-
zen Kan er wel een monsch zijn ellendig
genoeg om dié macht te miskennen Ik
geloof van neen tenzij hij door den duivel
bezeten is Tot hier zijn woorden.
Die is zoo zacht niet voor u als ik, he
manneke.
Hilarius psalm 31.
Heeft geen woord over Psalm 31 nage
laten.
Heeft geschreven over Psalm 51, maar
de woorden Confitori Domino die daar
willen zeggen
Herkent God, eert God vertalen door
Biecht aan God is bewijzen dat gij voor
'tlatijn een ezel zijt.
Een ezel in een vak min of meer komt er
niet op aan.
Augustinus I Biecht X, kap. 8.
Ander diploom van ezelwijsheid. Cönfes-
siones is hier bijna zooveel als mémoires. In
boek X, kap. 8, is er even veel spraak over
de biecht als hier over schoenknopen. Daar
spreekt hij over het geheugen.
Om alles te zeggen, in eene samenspraak
langen tijd ten onrechte aan Augustinus toe
geschreven, spreekt een ketter daaromtrent
lijk gij en hem wordt aanstonds geantwoord:
Gij liegt en weet dat gij liegt. Hieronymus
Martiani 1699 11 bl. 306, 405.
Eene uitgaaf Martiani bestaat nieter be
staat eene uitgaaf Martianay.
Noch hl. 306, noch bl. 405 staat er een
woord over biechten. Van bl. 290 tot bl.
350 spreekt een geleerde over Hebreeuwsch
en bl. 405 g6eft eene lijst Grieksche namen.
Dat is het vierde en laatste bewijs en
vierde maar niet laatste logen. De rest is
zuiver schelden tegen bedriegers en kan
ons dus niet maken.
En nu eerlijke lieden, die ander werk
hebt dan al die kwesties van dichtbij te on
derzoeken voor u werd dit geschreven opdat
L,6j zoudt kunnen besluiten door u zelf
Indien dat volk alzoo durft liegen zelfs als
zij voor een keer bewijzen geven die kunnen
onderzocht worden, wat moet hel dan zijn
als zij lijk gewoonte bevestigen zonder be
wijzen. Luistert dan nooit naar hun aan
vallen tegen 't geloof.
En gij geloofsverdediger, ge kwaamt om
liet geloof en de kerk te kuischen, zegdet
gij, en wildet, om te beginnen, wegloopen
met een pilaar.
Laat gij dien pilaar maar staan ge zoudt
u kunnen zeer doen. Maar wat ge moogt
opkuisehen is dal pakske vuiligheid dat gij
medegebracht hebt in dat stuk Volksgazet.
M, Daens, (die niemand verwijt
schrijft in zijn «Werkman» van 19
April 1912, over onze moedige katho
lieke propagandisten
Zij dienen het volk met leugens
't Zijn kwakzalvers Soepsoldaten
Wel, M. Daens Ge verwijt ons,
ge scheldt op ons Geen redeneering,
geen bewijsvoering Verwijtingen,
scheldwoorden Anders niets Pi'
verwijt, heeft ongelijk, zégt 't spreek
woord.
Wij, volksjongens, eenvoudige bur
gerszonen, eenvoudige werklieden,
omdat wij strijden voor ons christen
vlaamsche volk, voor ons christen ge
loof, wij zijp. volgens u
Leugenaars,
WACHT
Gij geeft uwe kinderen eene slechte
opvoeding (ik onderlijn het woord)
als gij
1) hoe klein ze ook nog zijn, alles
geelt wat ze vragen
2) in hun bijzijn over hunno buiten
gewone goede hoedanigheden spreekt;
3) in hunne tegenwoordigheid zegt,
dat zij onverbeterlijk zijn
4) onder elkander, gij vaders en
moeders, het niet eens zijt omtrent uw
kinderen, en hun dit iaat opmerken
5) als gij vader, terwijl uwe kinde
ren bij u zitten, met minachting
spreekt van moeder
6) als gij er niet op let, met welke
vrienden uwe kinderen omgaan
7) lien maar laat lezen, wat zij
willen
8) en voortdurend hen straft voor
eene kleinigheid, of lacht met hunne
fouten en ondeugden.
Voor den Senaat.
Titelvoerende kandidaten
M. DE SADEDEER,uittredend volks-
vertegenwooi'dige, Brussel.
M. RAEPSAET, uittr. senator, bur
gemeester, Oudenaarde.
M. b°° deKERCHOVE n'EXAERDE,
uittr. Senator.
Plaatsvervangende kandidaten
M. b°° DE KERCHOVE d'EXAERDE,
voornoemd.
Een vertegenwoordiger van Oude
naarde.
M. GHEERAERDTS, burgemeester,
Aalst.
Titelvoerende kandidaten
M. WOESTE, staatsminister, uittr.,
volksvertegenwoordiger.
M. MOYERSOEN, uittr.volksv.Aalst.
M. baron L. de BETHUNE, pl.volks
vertegenwoordiger, Aalst.
M. VAN DER LINDEN, pl. volks
vertegenwoordiger Goefierdin ge
M.COSYNS, burgemeester Meeibeke.
Plaatsvervangende kandidaten
M. VAN DER LINDEN, voornoemd.
M. COSYNS, voornoemd.
M. VAN DER TAELEN, burge
meester, Idegem.
M. ROLLIER, prov. raadslid, Den
derleeuw.
Wie gaf 'tpensioen?De katholieken.
Wie maakte de pensioenwet De
katholieken.
Wie stichtte pensioenkassen De
katholieken.
Wie stelt er eene nieuwe pensioenwet
voor Liberalen, socialisten en Pieter
Daens.
Hoeveel zal die kosten Alle jaren
honderd millioen Maar 't geld Van
waar zal dat komen Waar zullen
zij dat halen Ja, dat zeggen zij
nietdat kunnen zij niet, want diegene
die in ons land honderd millioen nieu
we lasten durft leggen, die vliegt er
af op acht dagen van 't bestuur
't Is dus een papierenwet over de
pensioenen dat de liberalen, socialis
ten en daensisten willen, een wet die
met wortelschellek ens zal betaald wor
den. 't Zijn woorden in den wind,..
Zoo'n wet kan een broekventje uit
de bewaarschool ook op zijn lei griffe
len
Wat doen de katholieken
Die stellen ook een nieuwe wet voor
over de pensioenen. M. Moyersoen,
M. de Lalieux
Zal er geld bij zijn Voorzeker. Al
wat ze beloofd hebben, hebben ze ge
geven.
Waar zullen zij 't geld halen Wel,
doer hun wijs bestuur, door den voor
spoed van 'tland en..., ze springen
2iiet verder dan hunnen stok lang is.
Dat is wel
Dat is wijs gesproken
Leve 't Pensioen
Leven de Katholieken
Zondag 21 April 1912
Kiezers stemt allen onder Ner
Al onze lezers zullen mot ons in stemmen
dat onze onvermoeibare Volksvertegen
woordiger M. Romain Moyersoen, in de
Kamer op korten tijd, en dit vooral in de
kwestiën van worken van vooruitzicht eene
aanzienlijke plaats heeft verworven. Dinsdag
16 April heeft hij zijn wetvoorstel op de
pensioenen met klank verdedigd.
Wij zijn zeker aan velen onzer lezers ge
noegen te doen. ze hier in extenso, weer te
geven.
De Pensioenwet,
De Heer Moyersoen. Het pensioen-
vraagstuk bekommert al de vrienden van den
werkman, die zijn getroffen door den ellen-
digen toestand waarin tal van oude werklie
den zich bevinden.
Meest al de landen van Europa hebben
getracht dezen toestand te verhelpen en het
groot getal aangenomen stelsels bewijst hoe
ingewikkeld het vraagstuk is.
In België staan wij onder de wet van 10
Mei 1910, gegrond op het beginsel der ge
steunde vrijheid en der kapitaliseering, Deze
wet voorziet een overgangstijdperk, ten einde
de belangen der werklieden die te oud zijn
om eene rente te vormen te vrijwaren. De
werklieden vóór 1843 geboren zouden, zon
der kosten, 65 frank per jaar trekken, en de
werklieden geboren binnen de tijdruimte
1843-1845zouden, mits eene geringe bijdrage,
dezelfde som genieten.
De oppositie heeft denkelijk de wet ver
ward mét eene der wetsbepalingen, toen zij
zegde dat de katholieke Regeering, om het
pensioenvraagstuk op tc lossen, slechts 65
frank aan de werklieden kon geven zij sluit
de oog en voor het meest vruchtbare gedeelte
der wet.
Het overgangstijdperk is afgeloopen en
liet oogenblik is gekomen om do uilslagen
der wet te onderzoeken, en te zien in welken
zin zij dient aangevuld of verbeterd.
In onderstaande berekeningen, hoef ik,
hij gemis van statistieken, ter zijde te laten
de rechtstreeks aangeslotenen, die geene
premiën aan den Staat hebben gevraagd,
alsmede de personen, bijvoorbeeld de vreem
delingen die bedoelde premiën niet kunnen
hekomen.
De uitslagen door de Wet van 1900
opgeleverd.
Volgens het algemeen verslag der Lijf-
rentkas waren er op 31 December 1909, en
nagenoeg 1,075,000 aangeslotenen, en op
31 December 1910, 1,150,000.
5,727 maatschappijen voor lijfrente had
den stortingen gedaan.
Onder de 1,075,000 aangeslotenen in 1909
waren er 631,331 dio Staatspremiën trok
ken, eii onder beu 577,441 die ten minste 3
frank stortten.
Het getal aangeslotenen titularissen voor
eene uitgestelde rente die in 1909 niets
stortten, bedraagt 403,770, of 37 t. h. niet
werkdadige storters. Die zijn echter niet
verloren voor de lijfrentekas. Een deel van
hen zullen hunne stortingen hernemen
daarom is er propaganda noodig.
Het laatste verslag der lijf ren tlcas behelst
de indeeling per kunne en per beroep der
titularissen van spaarboekjes in 1910 geno
men. Die indeeling luidt als volgt
Werklieden, 15,903 niet-w-erklieden,
7,444 militairen, 10.637 huishoudsters,
4,046; minderjarigen, 41,211, dus in 't ge
heel 79,241.
Het getal werklieden in den eigenlijken
zin is zeer beperkt, maar men moet in acht
nemen, dat onder de militairen, de huismoe
ders en minderjarigen een groot getal aan
geslotenen, onbetwistbaar behooren tot de
arbeidersklasse.
In zijne redevoering, het vorig jaar uit
gesproken tijdens de beraadslaging over het
wetsontwerp op liet pensioen der minder
jarigen, schatte de achtbare heer May op
50 t. h. de verhouding der aangesloten
werklieden. Hij steunde namelijk op een
onderzoek, door het be^chermingscomiteit
van Nijvel ingesteld naar de aangeslotenen
van dit arrondissement. De tabel door dit
comiteit opgemaakt, bevatte 15.766 aange
slotenen op 18,000, 49 t. h. zijn vermeld
als arbeiders, arbeidsters of vrouwen van
arbeiders-, maar men dient op te merken dat
er onder de overige 51 t. b. 2,355 kinderen
zijn van 7 tot 15 jaar, of 15 t. h. die de
school bezoeken, wier maatschappelijke
stand niet opgegeven is, maar die in groote
getalle uit arb^ijersliuisgezinnen mouten ko-
m li, vermits de schoolmutualitpit de groot
ste uitbreiding nam in de kosleloozo scholen
en dat er nog 3 t. h. kleine landbouwers
onder hen zijn, wier toestand niet veel beter
is dan die arbeiders.
Om dezelfde vraag op te lossen, heb ik in
het arrondissement A ••'1st een onderzoek doen
instellen. Het arrondissement telt 207,000
inwoners.
De arbeidersbevolking is er talrijk, niet
alleen in de sleden, die vooral niiv>-heids-
stedon zijn, maar ook in dn buitengemeenten
die aan do naburige fabrieken do groote
openbare werken, de spoorwegen, en de
landbouwwerklieden in Frankrijk zeer veel
werklieden verstrekken.
Op 31 December 1940 bestonden er 198
pensioenkassen in 81 gemeenten 166 kassen
leenuen zich tot het onderzoek zij tellen
21,818 aangeslotenen na aftrok van hen die
hunne rente sedert 1909 trekken en van hen
alsdan gestorven waren. Dio 21.818
•■•lapslohneii worden verdoold als volg'
B«hoorendo lot de arb«4dskl*v dit wil
zeggen, werkende in eigen persoon tegen
een loon al den tijd, of zelfs tijdelijk sooals
zekere klassen van landbouwers; of behoo
rende tot een gezin waarvan het hoofd werk
man is mannen, 4,964; vrouwen, 5.302
kinderen, 2,537; samen, 12,803 of 58 t. h.
Niet behoorende tot de arbeidersklas
mannen, 2,973; vrouwen, 3,729; kinderen,
2,313; samen, 9,015 of 42 t. h.
Daaruit volgt, dat in gansch het land ten
hoogste 65 tot 70 t. h. van de aangeslotenen
tot de eigenlijke arbeidersklasse behooren.
doch wij ontveinzen ons niet. dat tal van
aangesloten en die geen werkman zijn, alle
belangstelling verdienen, als zijn de am
bachtslieden, de kleine landbouwers, enz.,
die terecht het voordeel der wet te baat ne
men om voor hunnen ouden dag te zorgen.
Een derde punt dient vastgesteld de ver
deeling der houders vau boekjes volgens
hun leeftijd. En dit is van belang, want het
wijst op eene leemte in de wet van 1900.
Ik zegde het reeds in de toelichting van
mijn voorstel, het getal aangeslotenen van
hoogeren leeftijd is niet aanzienlijk. I)o aan
geslotenen geboren in 1814 zijn ten getalle
van 21,701; die van 1845.20,915; voor
elk der jaren 1846 lot 50 is het gemiddeld
getal 5,091 6,000 voor elk der jaren 1851
tot 1855 8,700 voor elk der jaren 1856 tot
1860 eu 10,600 voor elk dor jaren 1861 tot
1865.
Het getal der aangeslotenen groeit dus ge
leidelijk aan, naarmate wij tot de jongere
geslachten komen 17,828 in 1878 29,346
in 1888, 3 t. h. van de aangeslotenen zijn
geen 20 jaar oud.
De vergelijking tusschen het cijfer van
1845 en dit van 1847 bewijst hoezeer de oude
werklieden belust waren op de geringe tege
moetkoming van 65 frank.
De wet van 1900 werd door de opposilie
erg gehekeld deze beweerde dat do wet
afliep met een sisser.
De beoordeeling der oppositie gaat uit van
eene strekking. Tal van weldenkende per
sonen herkennen, dat de Belgische wet uit
muntende uitslagen opleverde.
Wel is waar heeft de wet de algeheele
aansluiting der werklieden bij te lijfrentkas
niet tot gevolg gehad en het zou stoutmoedig
zijn geweest zulks te verwachten onder een
stelsel van volkomene vrijheid alswanneor
de dwang er zelf niet volledig in kan lukken
noch in Frankrijk noch in DuiLschland.
Uitslagen in Duitschland.
Ik zegde dus dat in Duitschland de ver
plichting niet de algemeene en de volledige
aansluiting heeft bewerkstelligd. Het zal
voolstaan hier twee cijfers aan te halen. Het
getal verzekerden tegen ongevallen beloopt
tot 23,647,000 en het getal verzekerden
t^gen ouderdomsonbekwaamheid enkel tot
15,226,000.
Onze Belgische wet
Wij hebben dus hot recht to zeggen, dat
de Belgische wet, ondanks de leemten door
de praktijk aangewezen onze wetgeving
kostbare en aanmoedigende resullateu heeft
geschonken.
Is het inderdaad niets, door de macht der
overtuiging alleen, meer dan een millioen
personen t'overhalen zich om hunnen ouden
dag te bekommeren en ze te doen» hesluiten,
al ware het maar van tijd tot tijd, een offer
te doen voor eene soms zoo ver verwijderde
en dikwijls onzekere toekomst?
Is het niets, meer dan 400.000 werklieden
te hebben doen besluiten een klein deel te
doen offeren om hun ouden dag te verze
keren
Is het vooral niets, het vooruitzicht t'heb-
ben geleerd aan duizenden en duizenden kin
deren
Men mag eene wet niet enkel beoordeelen
naarvolgens hare rechtstreeksche en onmid-
delijke uitslagen.De gewetensvolle en onpar
tijdige toeschouwer moet voor alles rekening
houden mot den invloed die de wet heeft
uitgeoefend op de gedachten en dezeden.
Het is juist datgene wat door hare hevigste
afbreker* verwaarloosd wordt.
De wet van 1900 heeft dit wonderlijk uit
werksel gehad eene prachtige uitbreiding te
geven aan de verscheidene werken van
vooruitzicht en mutualiteit.
Honderden propagandisten, gedachten-
zaaiers van vooruitzicht, hebben zich overal
verspreid, zij hebben met volle handen het
graan uitgeworpen der edelmoedige en
vruchtdragende gedachten zij zijn gegaan
tot de kleinste gehuchten om de arbeiders te
leeren zich te groepeeren, aan den dag van
morgen te peinzen, hetzij om zich een pen
sioen te verzekeren, hetzij om zich tegen de
onmiddelijke gevaren van ziekte en vroeg
tijdige werkonbekwaamheid te heschermeil.
Zeel zelden zijn de gemeenten waar niet eer R
of andere mutualiteit tot stand is gekomei l.
Gedacht der Hollandsche liberalen.
De Bond der vrije liberalen gelastte een
speciale kommissie het Belgische pensioen
stelsel te onderzoeken. Zij ondervroeg parle
mentsleden van alle partijen, mutualisten,
nijverheidshoofden en economisten en be
sloot uit na die algemeene raadpleging
3. Het Belgisch stelsel komt dus voor als
uitstekend en ten hoogste lofwaardig ten
aanzien zijner moreele strekkingen. Zijn
uitslagen zijn zeer aanmoedigend en geven
het recht nadat het enkele veranderingen
zal hebben doorstaanin zijne aanstaande
ontwikkelingde oplossing te aanschouwen
van de izerkerspeustoenen in België.
Oordeel van Belgische liberalen
In de zeer liberale revue de Belgique van
Juni 1911 schreef M. Max Gerard twee be-