men Kegen
De Katholieke partij
in de toekomst
ifei Begijnhof van Aalsf
Wat IjSrbsarscliB zoden in Parijs.
Onplichtig,
Nog al een zetel voor M. Petrus
7 EN 8 JULI 1912
5
Met voldoening hebben wij in de
verkiezing van 2 Juni vastgesteld, dat
onze zegepraal voor de Kamers grooter
is dan voor het Senaat. Dit bewijst dat
het opkomend geslacht, de kiezers van
25 tot 30 jaren, die aan de Senaatkie-
zing nog niet mochten deelnemen, van
hert en ziele katholiek zijn.
De toekomst is aan ons. De wijze
politiek van onze katholieke wetgevers
zal elkeen bevredigen en alle grieven
wegnemen. Daarenboven zullen de
Katholieke hoofdmannen van elk arron
dissement op de bres zijn en aanhou
dend, gedurig werken om den vijand
overal te bekampen, niet alleen gedu
rende den kiesstrijd, maar jaar in,
jaar uit.
In ons arrondissement Aelst, hebben
wij dank aan eene wel ingerichte pro
paganda meer dan 6000 stemmen aan
gewonnen. Het is prachtig Dit be
wijst eens te meer wat eene krachtige
werking vermag. Deze overheerlijke
uitslag is voor ons een spoorslag om
onvermoeid en krachtdadig voort te
strijden.
Onze tegenstrevers beseffen zeer wel
hunnen hachelijken toestand. Zij roe
pen hunne partijgenoten bijeen om den
toestand te bespreken, zij beramen
propagandamiddelen en doen eenen
oproep tot de jonge strijders.
Tegen deze wanhopige pogingen,
die de laatste stuiptrekkingen der
tegenstrevende partijen mogen ge
noemd worden, zullen wij onze maat
regelen nemen.
Van nu af zullen wij insgelijks
standvastig de hand aan 't werk hou
den om binnen twee jaren eène buiten
gewone schitterende zegepraal te be
halen. Wij moeten slechts de helft
aanwinnen van het getal aangewonnen
stemmen sedert de laatste lciezing, om
den groenen of blauwen zetel te ver
overen.
Wij ook wenden ons tot de jonkheden.
Wij zien met genoegen hoe zij voor
het grootste getal echte goede katho
lieken zijn. Waarom zouden wij ze
niet groepeeren en hunnen edelen
strijdlust involgen
Elkeen weet welke onschatbare dien
sten de jonge wachten bewijzen.
Daar alwaar zij reeds bestaan zouden
zij moeten nog meer aangemoedigd
en ondersteund worden. In de gemeen
ten alwaar er nog geene Jonge Wachten
zijn, zouden zij moeten tot stand
komen. Invloedrijkeen ieverige Katho
lieken van eike gemeente zouden ze
moeten beschermen en geleiden.
I-Iet moeten vooral jongelingen zijn
van echten katholieken stempel, van
ieveren van goeden wil.
Door hun deftig gedrag en door hun
overtuigend woord, zouden zij moeten
stichten en onderwijzen.
Onze tegenstrevers maken misbruik
van de onwetenheid en de lichtgeloo-
vigheid van het volk. Zij gebruiken
lage middelen zooals leugens, bedrog,
oprnakerij en ophitsing, die wij katho
lieken nooit zullen gebruiken, omdat
zulke valsche en lage middelen ons
walgen en ook tegen de borst stuiten
van alle weldenkende en klaarziende
lieden.
g^Het is de afkeurenswaardige poli
tiek van M. Daens die hem bij alle
rechtzinnige Daensisten doen in achting
verliezen. Ziehier hoe de liberale
Volksgazet van 30 Juni laatst den
achteruitkruipenden Daens beoordeelt:
Na in een lang artikel Daens te heb
ben doen kennen als eenen verwaanden
hoogmoedigen en onwetenden volkslei
der eindigt dit artikel als volgt
Geen en/cel hoofdman zijner eigene partij
heeft met hem nog de minste vriendschaj)-
pelijke betrekking, en 't is enkel uit Disci
pline, voor hunne partij, dat ze met lïGETB
nog de noodzakelijke onderhandelingen
hebben.
Hij heeft nog enkel de vriendschap van
c enig en die hem niet kennen en die denken
dat er overeenkomst bestaat tusschen zijn
karakter en zijn schrijven
Een fransche schrijver heeft eens gezegd:
Het woord is aan den mensch gegeven
om zijn gedacht te verbergenen HU, Hij
gebruikt hiertoe niet alleen het "WOORD
maar ook de PEN.
Zeker het is de lichtzinnige onweten
heid van het volk welke mannen als
Daens mogelijk maakt.
Het zijn onze jonge wachten die in
elke gemeente zich moeten beijveren
om het valsche en het ongerijmde van
zulke politiekers te doen kennen, en
die dag na dag hunne valsche strijd—
macliienen moeten in duigen slaan.
Van nu af de handen uit de mouwen.
In elke gemeente van 't arrondissement
de vereeniging van katholieke jonk
heden gesticht, die van nu af tot aan
de kiezing van 1914 zullen wonderen
verrichten zij zullen overal de valsch-
heid voor de waarheid doen zwichten
en ons binnen twee jaren eenen schit
terenden zegepraal doen behalen, in
den zin van dezen dien de manhaftige
katholieken van Thielt-Roesselare heb
ben bekomen.
Vooruit Katholieke jongelingen, ver-
eenigt u.
Sa, vrienden 't hoofd omhoog,
Onze oude vaan omhoog,
De zielen hoog.
't Verleden leeft in ons,
Het heden hoopt op ons,
De toekomst straalt voor ons.
God is met ons.
V
Ik hoorde op eenen avond
Aan onze deur klop, ltlop I
Wij waren reeds te bedde,
Maar vader stond weer op.
Er stapten mannen binnen
Zij spraken luid en wreed,
En vader klom naar boven
En heeft zich aangekleed.
Hij kwam tot bij mijn bedde,
Omhelsde mij zoolang
En stortte bittre tranen
Die vielen op mijn wang.
Hij ging dan naar beneden
En moeder sprak geen woord
Als ik haar 's morgens vraagde
«Waarom ging vader voort».
Wij leefden vele weken
In onrust en verdriet....
Maar op een vroegen morgen
Er word geklopt en ziet
Daar vliegt ons vader binnen
En weenend overluid.
Drukt hij ons aan zijn herte
Verdriet en angst was uit.
Ik heb dan ook vernomen.
Hetgeen er was gebeurd
Hij had zoo lang onplichtig
ln 't Stadsgevang getreurd.
Gedankt zij God almachtig
Om dezen blijden stond
Hij die onz'goeden vader
Weer in ons fnidden zond.
Do Oudheidkundige Kring van de Stad
en het voormalig Land van Aalst sluurde
dozer dag-en aan zijne leden een werk dat de
aandacht heeft opgewekt der geschiedkun
digen en inzonderheid der Aalstenaars, lief
hebbers hunner aloude geschiedenis. En geen
wonder het is hot Cartularium en hel
Renteboek van het Begijnhof Slc Catharina
op den Zavel te Aalstuitgegeven door den
eerw. heer Ern. Soens (1). schrijver van
menigvuldige geleerde navorschingen en om
zijne hoeken Rol van het booze beginsel
en Handboek van Germaansche Goden
leer door de Koninklijke Vlaamscho Aka-
demie bekroond.
Bij het lezen der eerste bladzijden is men
reeds overtuigd van de waarde der stof en
van de meesterlijke wijze waarop deze be
handeld wordt. Eerst krijgen wij, in eene
zaakrijke inleiding, een klaar en kort begrip
over den oorsprong der begijnhoven in het
algemeen en van dat van Aalst in het bijzon
der. Mot kracht van bewijzen toont do
schrijver dat niet dc A. Regga als Stichtster
der huidige begijnhoven mag worden aan
zien en wel voornamelijk niet om de reden
dat deze heilige in de VIIe eeuw leefde, ter
wijl geen enkel begijnhof hooger opklimt
dat tol het einde dy XIIC eeuw.
Op menige plaats waren er wel vóór dien
tijd, in Nederland en Duitschland, geestelijke
dochters die als conserven rond eene abdij,
of als kluizeuaressen rond eene kerk, een
stil en godvruchtig leven leidden onder het
toezicht der nabij wonende priesters, zooals
onlangs, na den Eerw. lieer Soens, oen
geleerde uit Düsseldorf, Kapelaan heer
Greven (2), komt uiteen te zetten doch deze
waren eigenlijk geene begijnen. Naar de
meening van den eerw. beer Soens en van
de meeste geschiedschrijvers dezer laatste
tijden, hebben de begijngoven bun ontstaan
te denken aan den Luiksehon priester Lam
bert Lelégue op den stamelaar. In het
heetste van den Investituurstrijd, midden in
do hevigste woelingen tusschen Kerk en
Staat, en het grofste zedelijk verval, verga
derde deze vrome priester eenige godvruch
tige Juffrouwen aan de poorten der stad
(1) Eertijds leeraar van Rhetorika in St-Lie-
vens College te Gentnu leeraar in Godsdienst,
bij het Koninklijk Atheneum der zelfde stad.
(2) Oorsprong der begijnhoven.
Luik, gaf hun langzamerhand wijze ver
maningen met vaste regels, en bouwde voor
haar een kerkje, Sint Ghristophel genaamd,
waarrond de huizen der Juffrouwen werden
geschaard.
Zoo ontstond het eerste begijnhof te Luik
in 1179-SO. Vandaar kwam de eigenaardige
instelling naar Nederland, Frankrijk en
Duitschland over, en werd er met den groot
sten bijval verspreid. Het loven, immers, der
begijnen houdt een middelmaat tusschen
Vroom- en Vrijheid, en is aan het karakter
der Nederlandsche volkeren allerbest aan
gepast.
De schrijver van liet Cartularium bewijst
zijne meening door talrijke getuigenissen uit
de Middeleeuwsche Kronijken en uit oor
konden, korten tijd na Lambert Lebégue
geschreven, doet hij duidelijk zien hoe de
begijnen aan deze laatste hunnen naam ont
leenden.
Op deze algemeene begrippen volgt onmid-
delijk de geschiedenis van het begijnhof te
Aalst in 1261 ontstaan. Het werd opgericht
op eenen grond gegeven door Wouter. De
Thie, en zijne vrouw Gertruidus, aanzienlijke
burgers der stad, met lusschenkomst en
wellicht op aanvraag der Predikheeren van
Gent, die liet Hof van St-Elisabeth bestuur
den, kort te voren aldaar door de Gravin
van Vlaanderen gesticht. Daarna worden
door den Schrijver eenige inlichtingen gege
ven over het inwendige dier geestelijke
liovon.
Wat nu het Cartularium en het Renteboek
betreft, onnoodig aan te merken lioo do
geschiedschrijver nauwkeurig de regels na
leeft, die door de hedendaagsche wetenschap
voor het vak worden gevergd. Genoegzame,
alhoewel zeldzame nota's helpen den lezer
om klaar te zien in het Cartularium of ver
zameling dor aloude slichtings- en bescher-
mingsbrieven door de overlieden verleend.
Dit perkamentregisler levert de beste be
wijsstukken voor de geschiedenis van het
begijnhof. Eveneens kan men het Rente
boek zonder moeite doorsnuffelen en hierin
ligt de belangrijkheid dezer uitgave, dal
men in liet Renteboek aangeteekend vindt,
van uit de XVe eeuw, en naar modellen van
vroeger, al de ren ton en^eigendomm -'ii welke
do begijnen van Aalst gaandeweg van hunne
medezusters en andere weldenkende perso
nen ontvingen. Gewoonlijk zijn de renten
bezel op oen huis in de stad of op gronden
in hot omliggende, waarvan dan altijd nauw
keurig de ligging met de namen der straten,
wijken en kouters, alsook de namen dor
schenkers, der bewoners of gebruikers en
der aanpalende eigenaars worden opgegeven.
Zulke boeken zijn een kostelijke bron voor
het nasporen van bijzonderheden over de
oude geslachten, huizen, stralen of plaatsen
eener'gansche streek. Zoo zal menige familie
uit de Stad of het Land van Aalst, in het
Renteboek van het begijnhof ontwijfelbare
aanduidingen aantreffen over leden van haar
voorgeslacht.
Het werk sluit met eene verzorgde tafel
van plaats- en persoonsnamen die alle op
zoekingen ten uiterste vergemakkelijkt.
Om zijn vernuft, om zijne moeite, verdient
de eerw. heer Soens waarlijk dank en steun
van de Aalstenaars, in liet algemeen, maar
bijzonder van den Oudheidkundigen kring
wiens uitgaven hij met een echt weten
schappelijke bijdrage komtle verkrijken.
Fl. D. P., werkend lid van den
Geschiedkundigen Kring van Gent.
N. B. Het werk is le verkhijgen hij
Spitaeis-Schuerrnans, Aalst eu ook hij Siffer,
Gent, en kost 2 FRANK.
NOVELLE
I.
Onder het venster, dal op den in volle
lentepracht prij kenden hof uitzag,
stond een bejaard lieer van een beza
digd uiterlijk met een knap, netge
kleed jong mensch te praten.
Beschouw mij niet als hardvoch
tig en zelfzuchtig, vriend Kohier, wan
neer ik zoo openhartig met u spreek,
zegde de bejaarde heer op zachten,
overtuigende toon. Het is zeer natuur
lijk, dat de jeugd den ouderdom dik
wijls voor aanmatigend en bekrompen
houdt. Maar er zal stellig nog wel eens
een tijd komen, waarop gij mij voor
mijne genomene voorzorgen zult dan
ken. Ik heb, of liever mijne vrouw
heeft, reeds vijf dochters uitgehuwe
lijkt, en Louise is, als onze jongste
lievelinge, een beetje verwend. Kon ik
haar een behoorlijk vermogen mede
geven, dan zou ik zeggen Neem
haar. Maar aan vijf meisjes een uitzet
schenken, dat veegt een vader de beurs
leêg. Dan moet ik tegen mijnen ouden
dag ook nog een appeltje voor den
dorst bewaren, en met eene huwelijks
gift van een paar duizend gulden, zoo
als Louise krijgen zou, kan men geene
groote sprongen maken.
Maar, mijn beste heer Harland.
Neen, neen, Kohier, laat mij uit
spreken, viel de andere hem in de rede,
ik kan mij met geen overdrevene ver
wachtingen en droombeelden ophou
den. Leven is leven, en 't kost veel
geld. Liever zag ik mijne kleine Louise
naar het graf dragen dan haar ge
trouwd te zien met een klerk die slechts
800 gulden inkomen heeft. Niet dat ik
daardoor in het minste iets op uwen
persoon, uw aanzoek of uwe betrek
king aan te merken heb, maar ik han
del slechts als vader, als een eerlijk
man, die zijne plicht getrouw vervuld.
Of sentimenteele menschen [daarover
nu een moordkreet aanheffen of niet,
daar stoor ik mij niet aan; ik put uit
mijne eigene levensondervinding.Mijne
vrouw en ik beminnen elkander ook
teeder.j en wij beschouwen ons als
wonderbaar goed bezorgd, toen wij
met hetzelfde inkomen trouwden, dat
gij nu hebtmaar bedenkt wel dat het
een tij cl was waar met zulk eene som wat
verder komen kon dan tegenwoordig.
Mijne goede vrouw was aan hard wer
ken eri ontberingen evenmin gewoon
als Louise; hare lichamelijke krachten
waren er zelfs niet eens tegen bestand
en wat was nu [het gevolg daarvan?
In het begin, toen wij maar met ons
beiden waren, ging het tamelijk wel;
maar toen het eene kind het andere
volgde en wij geen9 middelen hadden
om een kindermeisje te houden toen
daarbij al de woelige diukten, desla-
pelooze nachten en de geheele zorg
voor het huishouden alleen op mijne
goede vrouw neerkwamen en ons in.
komen altijd ontoereikend bleef, toen
sneed mij de kommer diep in 't hart en
ik deed de belofte, van mijne dochters
nooit aan een dergelijke beproeving
bloot te stellen. En toen nu eindelijk
na jaren lang getobd en gezwoegd te
hebben, eene ons ten deel gevallen
erfenis en mijne bevordering ons in
betere-omstandigheden brachten en ik
mijne goede vrouw weêr al die gemak
ken van het leven verschaffen kon,
waaraan zij voor ons huwelijk gewoon
was geweest, toen was het te laat, om
haar weêr dé verloren gezondheid,
krachten en levenslust te schenken.
Ziet gij, waarde Kohier, dat is mijne
levensondervindingwaaruit ik die heil
zame les getrokken heb.
In veel opzichten kunt gij gelijk
hebben, mijnheer Harland, hernam'de
jonge man geheel neerslachtig, maar
gij zult moeten bekennen, dat Louise
en ik nog jong zijn
Juist, juistriep de andere leven
dig uit. Daarom, dunkt mij, kunt gij
beiden noch wachten. Toch ben ik
sterk tegen eene langdurige verkee
ring en volgens mijn gevoelen ligt er
ook niets verstandigs in zulk een maat
regel maar nooit zal ik Louise aan
zetten om een huwelijk tegen haren
zin aan te gaan. Mijne vrouw en ik
dragen u ware achting en genegenheid
toe, jonge vriend, en aan niemand ter
wereld zouden wij liever het levens
geluk van ons jongste kind toever
trouwen dan aan u maar gij weet nu
hoe ik er over denk meent gij in het
buitenland uwe fortuin te kunnen
maken, ga er dan in Gods naam been
om het te beproeven, maar alleen;
want gij- kunt van ons, ouders,niet ver
gen, dat wij ons kind aan de wissel
valligheid der fortuin in den vreemde
blootstellen. Louise is nog geen negen
tien jaren, gij zijt pas vijf en twintig;
komt gij dus te zamen overeen om
elkander een paar jaren getrouw te
blijven, en dit wederkeerig als den
toetsteen uwer genegenheid te be
schouwen, mij is 't wel doch versta
mij goed, van briefwisseling of soort
gelijk verkeer tusschen u beiden kan
er geen sprake zijn. Dat is mijn laatste
woord, waarde Kohier, en ik beveel u
hiermede aan den Heer
Mijnheer Harland zag op zijn liorlo-
gie, dat er reeds vijf geheele minuten
over het uurverloopen waren, waarop
hij zich gewoonlijk naar zijn kantoor
begaf. Hij schudde Gustaaf Kohier de
hand, nam hoed en stok, verliet het
huis en wandelde naar de stad, innig
verheugd van het onderhoud, dat hem
zoo zeer had opgewonnen, nu achter
den rug te hebben.
(Wordt voortgezet),
M. Petus Daens heeft alle kans met ?ijii
zetels, zelfs die van eens ferm uitgelachen te
worden in de oogen van 't volk.
Dat gebeurde te Aalst, Woensdag namid
dag, en op koddige wijze.
De kampstrijd voor hel kaatsspel was ïn
gang, voorgezeten door den lieer burgemees
ter en de gemeenteraadsleden. Daar komt
M. Daens aan en komt neerzitten op een stoel
naast DrDeclercq.
Duizenden en duizenden toeschouwers
stonden roud het spel. Opeens komt door liet
volk een grappenmaker met een oud stuk»
kussenzetel in de hand, stapt er mee over
't plein recht naar M. Daens daar M.
Petrus, zegt hij, nog al 'nen zetel voor u
Keert zich om en gaat heen Een algemeen
schatergelach ontstaat onder de duizenden
toeschouwers. M. Petrus wordt seffens ge
waar dat hij beet genomen is, dat hij op
fles6chen getrokken is, en hij wordt rood tot
achter zijne ooren. Niet wetende wat doen,
gaat hij eindelijk toch op den zetel zitten, en
dan begint het lachen natuurlijk opnieuw.
M. Petrus lachte groen, daar hij ondervond
dat hij ditmaal met zijn zetelmanieren eens
goed voor den aap gehouden was.
Men verzekert ons dat dit alles afgegaan
is op eeno wedding tusschen eenige plezierige
jongens, die 't publiek eens hebben willen
verlustigen op de kosten van M. Petrus,
raadsheer der stad Aalst in glorie en vic
torie
Pierre l'Ermite verhaalt in zijn
wekelijksch hoofdartikel een voorval,
dat een treurig licht werpt op de
toestanden onzer hedendaagsche maat
schappij, die in Frankrijk haar hoogste
glorie bereikt.
Eene rijke dame plaatste de volgen
de advertentie
Gevraagd een degelijk gezin, op
middelbaren leeftijd,"zonder kinderen,
als huisbewaarders,
I« het zonder kinderen zat een
gruwel.
Dat is tegenwoordig, de hemel
betere het, een aanbeveling.
Welnu er meldde zich een gezin
aan de inlichtingen waren goed,
het werd aangesteld.
Maar de menschen hadden onwaar
heid gesproken
Dat was niet te verdedigen, natuur
lijk, men mag nooit onwaarheid zeg
gen.
Maar verklaarbaar was de leugen
wel.
Al heeft men dan een kind, er moet
gewoond en gegeten worden.. En zoo
kwamen de solicitanten er toe, te ver
zwijgen, dat zij een klein dochter had
den.
Als of het een misdrijf was
En de ouders trokken de woning der
rijke mevrouw binnen en deden hun
meisje ergens in de kost. Mevrouw kon
immers geen kinderen luchten of zien,
waarschijnlijk omdat zij er zelf geen
gewild had-
En eenige jaren ging dat zoo.
Het kind kwam nooit bij de' ouders
t'huis. Deze gingen hun kleine opzoe
ken als er een tijd en gelegenheid was
en het kind wist, dat het voor de oogen
van mevrouw niet verschijnen mocht
en bleef dus gelaten buiten het ouder
lijk huis.
Wel een prachtige opvoeding voor
een kind het gevoel, dat ge te veel
zijt in de wereld
Toen kwam de dag der Eerste Heiliga
Communie. Een familiefeest
De ouders gaven aan de lieve mevr.
voorwendsels om 's morgens afwezig
te zijn en gingen met hun kind naar de
kerk.
Er werd in het kosthuis van het kind
een feestelijk ontbijt gegeven. En toen
vader afscheid moest nemen en "de
tranen in de oogen van het kind zag,
werd het hem te machtig.
Gij zult heden thuis met ons mede
eten zegde hij... en het kind werd bin
nengesmokkeld. Moeder zorgde voor
een feestmaal en toen men goed bezig
was... kwam mevrouw zelf binnen. En
toen
Toen gebeurde, wat in een heidensche
wereld zou verafschuwd worden. Het
lieve kleine meisje was niet lief genoeg
om haar krokodillenhaat te vermur
wen... mevrouw verdween.
Een kwartier later kwam haar livrei
bediende zeggen, dat de menschen die
een kind durfden bezitten, in een def
tig huis geen huisbewaarder konden
zijn. Zij moesten de deur uit.
En dat is over eenige weken te Parijs
gebeurd, zegt Pierre l'Ermite.
Ja, in de schoone maand Mei waarin
alle knoppen openspringen en alle
bloemen bloeien, in de maand waarin
God aan ieder diertje de zaligheid geeft
een nestje te zoeken en kleinen groot
te brengen.
Ja, en dan zou men Leon Bloy ver
wijten, dat hij met bloedende striemen
die Fransche wereld kastijdt.