Helena Mi
i 2 -----
uitgevende geopend en daar verschijnt de
Koninklijke familie op het halkon.
Verscheidene minuten houden do juichkre
ten aan, en 't is slechts nadat de vorsten en
hunne kinderen zich teruggetrokken hebben
dat de menigte zich langzamerhand terug
trekt.
Het ontbijt.
In het Palcis ontvingen de Koning en de
Koningin ter tafel de heeren ministers, de
gouverneur, de burgemeester en schepenen
en eenige andere overheden. Prinses Maria-
Jose ontbeet afzonderlijk in gezelschap harer
gouvernante, terwijl de prinses Leopold en
Karei met hunne leermeesters en de hof
maarschalken ontbeten.
In het paleis waren benevens een over
groot getal bloemruiken ook van alle soorten
spelen aangekomen voordo prinsjes.
Op het Stadhuis.
Woensdag namiddag werd de Koninklijke
familie ten stadhuize ontvangen. Op heelden
doortocht van aan liet Paleis tot aan hel
stadhuis, waren het wederom onophoudende
toejuichingen.
In de Lange Koepoortstraat werd op het
©ogenblik dat het Koninklijk rijtuig voorbij
reed eenebanderol ontplooid, waarop geschil
derd stond W'j éischen de Vervlaamsching
der Genlsche Hoogeschool.
Eene vrouw liep op con gegeven oogenblik
naar liet koninklijk rijtuig, om een smeek
schrift af te geven. Men wilde haar tegen
houden, doch de Koningin deed teeken, haar
te laten naderen en nam zelf den omslag uil
de handen der vrouw.
Op de Jordaanskaai werden bloemen ge
worpen in het rijtuig der Vorsten.
Aan het stadhuis werd nog een smeek
schrift aan de Koningin aangeboden.
De vorsten werden in de groote feestzaal
geleid, waar Burgemeester De Vos omringd
door schepeno en gemeenteraadsleden onze
Vorsten in do volgende bewoordingen ver
welkomde.
Sire. Mevrouw. Hoogheden
Wij zijn gelukkig U, na uwen heerlijken,
zegetocht door onze stad, op ons stadhuis te
mogen begroeien. Uwe Majesteiten wisten
al lang hoe innig de harten voor Hen klop
pen, cn heden is do geestdriftige uiting 'dei-
volksliefde geslegen tot een machtige, betee-
ltenisvolle hulde aan het Belgisch Vorsten
huis.
Het Antwerpsch hart is trouw en oprecht.
Geen macht zal ooit den band breken die tus-
solien onze bevolking en Uwe Majesteiten
heden is vastgesnoerd, vooral daar Zij met
deze ontvangst do gracie hebben verbonden
van de lieflijke Koningskinderen, wier jeugd
dezen hand voor de toekomst nog nauwer
schijnt toe te halen. Moge de hulde, langs
plein en straten zoo juichend opgestegen, ook
in Hunne jonge harten de liefde aanvuren,
die Uwe Majesteiten tegenover de Schelde-
stadzoomild heLoonon.
Sire, Mevrouw, Hoogheden
het bezoek van de Koninklijke Familie en
Hare intrede in dit aloud stadhuis, is voor
ons eeu reden tot vreugde en trots. Ik heb
dan ook do eer Haar namens de stad Ant
werpen eerbiedig té bidden, de hlaikijdo te
willen ondorteekènen die in ons Gulden Boek
liet aandenken aan deze heuglijke gebeurtenis
voor altijd zal bewaren.
Antwoord des Konings.
De Koning antwoordde als volgt
M' de BurgemeesterMijnheereh,
De koningin en ik, zijn diep aangedaan,
niet alleen door de welwillende woorden,
die de^eerste magistraat der stad Antwerpen
2 "even tot ons heeft gericht, doch insge
lijks door de zoo hartelijke gevoelens, welke
de gansche bevelking ons betuigt sedert.onze
aankomst in Uw midden.
Wij kenden reeds de oprechtheid dier
gevoelens menigmaal hebben wij er de uit
drukking van ontvangen ook zijn wij waar-
57° vervolg.
Doch hierin bedroog ik mij, want toen ik
hem antwoordde Ik kan juist niet zeggen of
zij het is of niet, zegde hij onmiddelyk
Ik geloof dat ik uwe meening kau raden.
Zij heeft ongetwijfeld eenen geest, zoo lief
als~haaf gelaat,maar niets van dien glans,dien
men zoo dikwijls voor goud aanziet. Is het
zoo niet
Ik knikte bevestigend, en hij vervolgde
Is zij eene heilige, omdat zij de pracht
en de ijdelhedon der wereld zoo ontvlucht?
Zy is ongetwijfeld, wederkeerde ik, eene
derpene, wie de wereld gewoon is den naam
van heilige spotsgewijze te geven.
In dit geval, hernam M. Escourt, wil
ik haar voor mijne patrones aannemen, haar
afbeeldsel, indien ik het krijgen kan, in mijne
kamer hangen, en zeggen zooals Romeo Ik
wil, lieve heilige, uw dienaar worden.
Terwijl hij deze woorden uitsprak, wierp
ik op dieii hatelijken man eenen blik van
afkeer en verachting. Op zijne beurt bezag hij
mij met eene beleedigende hardnekkigheid
en zegde
Verpletter mij niet door uwe ooge»1,
schoone jufvrouw want alhoewel do zwart"
oogen eenor vrouw beminnelijk zijn, toch
zijn zij zoo scherp, dat wij wonden kunnen
veroorzaken, die do tijd zelf niet zou kunnen
heelen.
Zij spreken, antwoordde ik, hetpeon de
tijd niet kan veranderen, noch vleierij af-
keeren.
Zijn hunne wetten, hernam hij, inder
daad zoo onveranderlijk 1
lijk gelukkig hier eene nieuwe gelegenheid
to vinden om aan de bewoners van Antwer
pen onze warme on innige dankbaarheid te
melden.
Mijne Heeren
Deze stad, voor wolker belangen ik hij
zonder veel gevoel, welker toekomst het
voorwerp is mijner bestendige bezorgdheid,
neemt in de geschiedenis van het Rijk eene
bevoorrechte plaats in. Do faam der Ant-
werpsohe schilderschool heeft zich over
gansch de wereld verbreid en op het vader
land eenen roem zonder weerga doen stra
len. Thans nog, gelijk in de vorige eeuw.
komt hier, naast koortsige economische be
drijvigheid, het hoogste kunstgevoel tot
uiting.
Antwerpen wil een der machtigste ste
den van hot vasteland worden. Ik wensch de
stad geluk hij haar streven, gelijk ik hare
magistraten met hun hoog plichtsbesef geluk
wensch Met volharding, met eene fierheid
die enkel de uiting is van manhaftige bur
gerdeugden, verdedigen zij de hoogere be
langen der handelshoofdstad op het oogen
blik, dat ik hun in het openhaar hulde breng,
wil ik niet nalaten u hier de gedachtenis voor
den geest te roepen van een man. die, onder
allen, een voorbeeldige en volksgeliefde
magistraat was: den zeer betreurden Jan
Van Rijswijck.
Mijne Heeren
Morgen vieren wij twee mannen, wier
nadenken voortaan aan de grootheid dezer
stad en aan die der natie innig verhonden is:
Conscience volksschrijver en Antwerpen's
zoon Lambermont, staatsman en verlosser
der havenstad.
Zijn beide namen niet als twee zinne
beelden.
Conscience en Lambermont. heiden ge
sproten uit nederige gezinnen, beiden hunne
bescheiden loopbaan volgende om ten slotte,
onder hunne medeburgers, de eene op letter
kundig, de andere op staatskundig gebeid,
op den eersten rang te schitteren.
Conscience is een Vlaming-, én van ge
boorte, én naar gansch zijnen levenswandel.
Lambermont is van Waalschen oorsprong.
Hot strekt Antwerpen ter eer op den-
zelfden dag die twee mannen te vieren, welke
het vaderland zoo trouw, zoo edelmoedig en
zoo schrander gediend hebben.
Antwerpen bewijst aan België dat de
oude leus, die onze vaderen in de dagen van
gevaar tot 's Rijks spreuk hebben uitverko
ren, niet uit ijdele woorden bestaat, maar
dat zij de werkelijkheid is. de waarheid zelve
voor een land als het onze, waar de ge
schiedenis eeuwenlang twee even dappere,
even begaafde volksstammen vermengd heeft.
De kracht door eendracht, door recht-
sbhapen en hartelijke eenstemmigheid, zie
daar, ik leg- er met ontroering den nadruk
op', de schüts van ons nationaal bestaan/ge
meenschappelijk en lijdzaam werk van vele
geslachten en waarvan cnn?e onafhankelijk
heid, te barer ure, de grootheid, is komen
bevestigen door aan de Belgen een glansrijk
en gelukkig nieuw tijdperk voor de toe
komst te ontsluiten,
Een geestig incident
Bij het teekenen in het Gulden Boek ten
stadhui-ze door de leden der koninklijke
Familie deed zichalthans naar een konfrater
weet mede te deelen, een vroolijk tusschen-
geval voor. Nadat de Koning, de Koningin
en prins Leopold hunne handteekening had
den gezet, was hot aan de beurt van prins
Karei. De prins teekende Ka hief plotse
ling de pen in do hoogte en zei - Er moe
ten twee a's geschreven worden
Wel neen! wordt hem geantwoord.
- Karei schrijft men met een a
Toch wel wedervoer de prins en
sprak Karei uit met een langgerekte
eerste lettergreep. Dan teekende hij moedig
Kaarel
Na eene poos vervolgde hij
M. Lovell is een goede echtgenoot, niet
waar en vriendelijk in al zijne betrekkin
gen Ilij is uw oom door huwelijk, geloof ik
Het is aandoenlijk zijne toegenegenheid voor
u, onder dat opzicht, te bemerken.
De koele onbeschoftheid,-niet de welke deze
woorden uitgesproken waren, stoorde mij
buitengewoon. Ik antwoordde met hevigheid
Hij is ten minste noch logenaar, noch
schijnheilig en liet zal hem wel komen, in
dien hij noch 't een noch 't ander wordt.
Geen zenuw van M. Escourt'sgelaat bewoog
zich, en met een zachten glimlach zegde hij
Uwe bemerking is juist, schoone be
waarster van de geheimen van uwen aange
nomen oom. Uwe beschrijvingen der karak
ters zijn wonderbaar, uitgezocht in hunne
schepping, zeer stout,inderdaad. Dit laatste
staaltjezal diep in mijn gedacht geprent staan;
het is er aan verdiend.
Nu hadden v ij 't huis bereiktik ging bin
nen met de overtuiging, dat, boven al mijne
andere moeilijkheden en gevaren ik mij,
dezen morgend, eenen doodelyken vijand had
gemaakt.
XVI.
Edward geneest traagzaam.Antwoord.
van Henri aan Helena. Indruk, dien
het op Il- U na maakt. - Gesprek tusschen
Edward en. Helena. Men verlaat Hamp-
stead.
De vervelende uren der twee volgende
dagen verliepen langzaam in de gewoonlijke
maaltijden, wandelingen, ijdele bezigheden
en onnuttige gesprekken. Alles werkte op
mijne zenuwen, en verbitterde mijn gemoed,
gedurende dezen tijd van uitstel en beproa»
DE VOLKSSTEM
Ook ik wil teekenen riep dan het
prinsesje Marie-José. Zij nam de pen uit de
hand van haar broertje, doch kon haar naam
niet zetten.
Schrijf alleen de beginletters raadde
haar de koningin aan.
Neen, alles zei het prinsesje met ge
maakte beslistheid. Maar bij gebrek aan
plaats'kon ze maar ten halve teekenen
De vorsten gingen dan met hun gevolg
naar de Meirplaats terug, waar zij de stoeten
zouden in oogenschouw 'nemen.
De schooloptocht.
Eerst had een schooloptocht plaats waar
aan ruim 4000 leerlingen beboerende tot de
verschillige scholen van Antwerpen, deelna
men. Van elke school scheidde een meisje of
een knaapje af, dat een bloemtuil kwam
neerleggen voor de voeten van Koningin
Elisabeth.
Na deze stoet volgde de-stoel der Antwerp-
sche maatschappijen. JJe kleine prinsen
bijzonderlijk keken hier hunne oogen uit.
In de feestzaal
Het feest in de prachtige feestzaal was
schitterend en gelukte volkomen. Koren,
muziekstukken, declamatie van gedichten,
alles werd in de puiks te volmaking weerge
geven. Ook gaven de vorsten dikwijls het
sein der toejuichingen.
Daar het regende, tóen de feest eindigde,
reed men in automobiel naar het Paleis
terug.
Het banket
Om 7 ure werd in de oprecht Koninklijke
wijze versierde feestzaal van den Dierentuin,
door de stad een banket aangeboden aan het
Belgisch vorstenpaar.
Benevens het gevolg der vorsten, waren
ook de bevelhebbers der vier vreemde oor
logschepenen, de wereldlijke en militaire
overlieden der bezetting enz. genoodigd.
Burgemeester De Vos-, stelde een heildronk
in op de Koninklijke familie, en drukte de
hoop uit, dat de Koning en het gouvernement
steeds den bloei van Antwerpen's haven zou
den blijven beschermen en aanmoedigen.
Koning Albert beantwoordde deze heil
dronk, met de verzekering, dat hij en de
Koningin zeer getroffen waren door het har
telijk onthaal, en zegde, dat België, dank zij
de Eendrachtige werkyig zijner mannen, vol
hoop de toekomst mocht tegemoet zien.
Algemeene toejuichingen beantwoorden de
rede des Konings. De toejuichingen worden
schielijk geestdriftig, daar de jonge prinsen,
geleid door hunne leeraars en hel prisesje
door hare gouvernante, de zaal binnentreden
en bij hunne doorluchtige ouders komen
plaats nemen.
Rond 8 1/2 ure loopt het banket ton einde
en nu gaat de koninklijke stoet.
De verlichting
in oogenschouw nemen.
Zeggen wij maar onmiddeiijk, dat de ver-
lichling effenaf prachtig was, dat zij algemeen
was en er eene menigte in de stralen was,
zooals men er wellicht te Antwerpen nooit
s' avonds gezien had.
De Vorsten werden vooral in de volks
wijken geestdriftig toegejuicht. Het. was
rond 11 ure, toen de Vorsten met hunne kin
deren naar het Paleis terugkeerden, om er
te vernachten.
De tweede dag.
't Regent, doch zulkfe geeft niet.. De Ko
ning is le Antwerpen en van alle kanten
stroomt het volk naar onze havenstad. Uit
alle richtingen brengen de treinen, gewone,
express, blok en sneèiaal, gansche massas
nieuwsgierigen aan.
Rond 8 1/2 ure houdt de regen wat op.
Reeds hebben op den doortocht van aan het
Paleis naar de hoofdkerk de tallooze nieuws
gierigen post gevat om de Vorsten toe te
juichen.
ving. Edward's koorts hield altijd aan en
schoon er geen wezenlijk gevaar bestond,toch
liet zij ons in groote verlegenheid. Hij mocht
niet opstaan, en ik zig hem niet, nochtans
gebruikte ik meest al mijnen tijd ten dienste
van Mevr. Middieton, die in hare zorgen voor
liem onvermoeibaar was. Zij bracht mij alle
uren tijdingen aan, en deelde mij de verschil
lige veranderingen der ziekte nauwkeurig
mede. Toen ik mij in den salon begaf, werd
ik door Rosa's vroolykkeid, door M. Escourt's
stilzwijgende en wantrouwende houding, door
M. Manbij's verveling, door M. en Mev.
Moore's al te groote zofg;beurtelings geplaagd
en afgemat.
Op het einde van dén tweeden dag, wan
neer ik Henri's antwoord reeds mocht ver
wachten, vermeerderde mijn koortsachtig
ongeduld op zulke wijze, dat ik moeilijk kon
lijden van aangesproken of in acht genomen
te worden. Elke maal, dat de huisbel klonk,
deed zij mij opspringen, en eenen haastigen
blik naar de deur werpen elke maal dat een
dienstbode binnentrad, klopte mij hart met
eene hevige jacht, welke dan ook in eene ver
moeiende zwaarte veranderde, zooals eene
teleurstelling veroorzaken kan.
Den derden avond na dengene, dien ik met
Edward doorgebracht had, werd het mij toe
gelaten voor eenige minuten bij hem te gaan.
Hij was merkelijk beter maar hij mocht zich
niet vermoeien. Ik vond hem bleek, maar zeer
bedaard. Hy scheen door de verandering van
mijn gelaat getroffen, en verzocht, dat ik mij
niet zou ontrusten, mij verzekerende dat hij
schier gansch genezen was. Hij hoopte, met
ons, twee dagen lateg, naar Londen terug
te keeren, om er ons huwelijk ai' te kondigen
en alle voorbereidselen voor hetzelve te
schikken. Deze verzekering maakte mij bij-
Vijf minuten voor 10 ure, verlaat de ko
ninklijke stoet het Paleis en in automobiel
begeeft men zjch naar de O. L. Vrouwkerk,
waar zij de plechtige Misgaan bijwonen.
Achtereenvolgens waren daar reeds toe
gekomen. de gouverneur, burgemeester De
Vos zijne kartelschepenen hadden onge
twijfeld gevreesd dat de kerk op hen zou
ingevallen zijn, indien zij medegekomen wa
ren, de katholieke senators en volksver
tegenwoordigers, de militaire overheden enz.
In de Hoofdkerk.
Daar weerklinken in de verte toejuichin
gen. De koninklijke stoet nadert en houdt
weldra voor de groote deur stil.
Kardinaal Mercier, in groote priester-
kleedij, omringd door de andere kerkover-
sten,nadert de koninklijke familie en zich in
't Vlaamscli tot de vorsten richtend, 'wenscht
hen welkom in God's tempel.
Hij eindigt zijne aanspraak met de vol
gende woorden
Sire, Mevrouw
Ik ben zeerverëerd, den tolk te kunnen
zijn der vaderlandsche gevoelens vau de
Antwerpsche bevolking. Ik voeg bij de mijne,
de gevoelens van eerbiedige genegenheid
van de plaatselijke geestelijkheid, en ik bid
met volle vertrouwen Onzen Heer Jezus-
Christus. door tusschenkomst van Zijne Hei
lige Moeder, zijn bijzonderen zegen over
Uwe Majesteiten en over uwe lieve kinderen,
die rond u als eene kroon bloeien, te willen
uitstorten.
Koning Albert antwoordde in 't Vlaamsch,
bedankt Mgr Mercier voor de gevoelens van
genegenheid en vaderlandsliefde, alsook voor
God.s zegeningen, over Hem en zijn gezin
geroepen.
De vorsten worden naar den Koninklijken
Troon gébracht. Onmiddellijk daarna begint
liet heilig misoffer, dat door eene talrijke,
diep ingetogene menigte bijgewoond wordt.
Om 11 ure 15 is de plechtigheid ten einde.
Processiegewijze worden de Koning, de Ko
ningin, de prinsen en hun gevolg naar den
uitgang geleid, waar dezelfde geestdriftige
ovatiën hen te beurt vallen. Het orgel dei-
hoofdkerk speelt in tusschen de Brabangonne.
Het nationaal lied, maakt een machtigen
indruk.
In de Beurs.
Nu gaat het naar de Handelsbeurs. Deze
was prachtig versierd, bebloemd en bevlagd.
Eene onvergetelijke storm van toejuichin
gen stijgt uit de talrijke massa genoodigden
op, toen de vorston hunne intrede doen in de
mime zaal.
Toen de Koninklijke Familie op de tronen
haar voorbehouden heeft plaats genomen,
noemt M. Corty, voorzitter der handelskamër
liet woord. Hij bedankte de Vorsten voor
hunne welwillende komst, voor hetgeen zij
reeds gedaan hebben om de uitbreiding van
Antwerpen's haven en handel te bevoordee-
ligen enz... en hoopt dat geen dag zal ge
talmd worden. om de nog mogelijke verbete
ringen aan de haven te brengen.
Hij besluit mei den'kreet Leve de Ko
ning Leve de Koningin Leve de Konink
lijke familie
Donderende toejuichingen, waarvan de
Koning zelf het signaal geeft, beantwoorden
deze redevoering.
Koning Albert neemt vervolgens het
woord, belooft den voorldurenden steun van
do regeering on van het gouvernement en
drukt de hoop uit, dat Antwerpen ook steeds
zijnen ouden roem zal welen te behouden.
Een ongeluk.
Pas had de Koning zijne redevoering be
gonnen. of ee:: luid gekraak werd gehoord,
gemengd met luide kreten en een zwaren
bons. Een meisje, dochter van een fruitkoop
man uit de Rembrandtstraat, dat boven op
het tweede verdiep op eene dikke ruit, langs-
waar-de klaarte in de zaal gezonden werd,
was gaan staan, was er door gevallen.
kans zinneloos want indien ik binnen de
vier en twintig volgende uren van Henri niets
vernam, moest dit besluit rnij bijkans blinde
lings in den afgrond werpen. Het eenigste
redmiddel, dat ik kon uitdenken, was van
M. Middieton te overhalen om met my des
anderdaags naar Londen te vertrekken, en
aangezieu het natuurlijk zou zijn, na eene
week afwezigheid, Alice een bezoek te bren
gen, zou ik op die wijze met Henri trachten, te
spreken. Toen ik in den salon terugkwam,
werd ik dringend uitgenoodigd om te zingen
en alle verschoonig of weigering van mijnent
wege werd verijdeld door 't zeggen van M.
Middieton Kom, Helena, al gekke stre
ken.
Ik begaf mij tot de piano inwendig benijd
de ik die vrouw, die door den Koning van
Pruisen, toen hij baar voor 't breken van
belofte gekerkerd had, tot antwoord gafGij
leunt mij doen weenen, maar niet doen zin
gen. Ik was immers verplicht te zingen, ter
wijl mijn hart van angst beefde,en mijn geest
door vrees bekommerd was nu zouden de
eenzaamheid en de tranen zelfs mij eene zege
ning schijnen, in vergelijking met hetgeen ik
te onderstaan had.
Ik had juist eene fransclie romance, in
veertien strofen, op Rosa's verzoek aangevan
gen, wanneer de deur open ging, en een
dienstbode met eenen brief binnentrad hy
legde hem op een klein tafeltje, waar ik mijn
w erk had neergelegd. Mijne oogen en al mijne
gedachten wendden er zich naartoe maar
door overmaat van ongeduld, dierf ik myn
lied niet onderbreken noch den brief vragen.
Ik zong voort, en elke maal dat ik eenig vers
poogde weg te laten om het einde te bereiken,
maakte M. Manbij mij, met beleefdheid, doch
gestadig, de nalating opmerkzaam. Eindelijk
17 AUGUSTI 1912
De onvoorzichtige werd de beide polsen
gebroken en aan den hals gekwetst. Haar
toestand is geruststellend.
De Koning die eenige oogenblikken zijne
redevoering geschorst had, hernam ze daarna
zoo kalm als van le voren.
De Koningin scheen eenigzins ontroerd,
terwijl do kleine prinses Marie José, die
gauw gezien had wat er gebeurd was, aan
iiare broertjes de opening in de zoldering
wees.
De inhuldiging van het gedenkteeken
Lambermont.
Onder de nog steeds aangroeiende toejui
chingen der menigte, trok dan de Konink
lijke stoet naar de Lambermontplaats. waar
de inhuldiging moest plaats hebben van het
gedenkteeken, bij nationale inschrijving op
gericht aan baron Lambermont een der
baanbrekers van België'shuidigen voorspoed.
M. Canon-Legrand, voorzitter der natio
nale Federatie der Handels- en Nijverheids-
kringen van België, voerde er het woord,
maakte den lof van wijlen baron Lamber
mont, legde de béteekenis van het gedenk
teeken uit en drukte de hoop uit, dat Antwer
pen's inwoners er zorg zouden voor dragen.
M. Corty, antwoordde, alsook burge
meester De Vos.
De twee kunstenaars die het gedenktee
ken ontwierpen en beitelden, worden den
vorsten voorgesteld. Dezen wenschen hen
geluk met hun puik werk.
De plechtigheid is ten einde en men keert
naar het Paleis terug, terwijl de menigte
maar gedurig blijft juichen.
Bezoek aan de vreemde oorlogschepen.
Na ten paleize ontheten te hebben, begaf
de Koning zich naar do haven om een vier
dubbel bezoek te brengen aan de vier oor
logsschepen. De reglementaire kanonschoten
begroetten hem bij zijne aankomst, terwijl
de Brabangonne werd gespeeld. Hij be
zocht achtereenvolgens de «Victoria Loiiise»
de «Gloucester» en de «Marseillaise», waar
het bezoek het langst van al heeft geduurd.
Jacob van Heemskerk wordt het laatst
bezocht en dan gaat de Koning weg' na een
blik van ware bewondering op den stroom to
hebben geworpen.
De Gonscienoestoet
Reeds is de Conscieneestoet in gang om
voor den koninklijken troon, op de Meir lo
defileeren, doch de prachtige stoet, hoewel
het jammerlijk genoeg regent,moet stoppen,
daar de Koning en zijn gevolg nog niet ter
plaats zijn. De Koning is te lang-op de zee
schepen gebleven. Eindelijk is hij terug en
spoedig begeeft men zich nu naar de plaats
van de schouwing. Met veel belangstelling
zien de vorsten don stoet na.
Ter hoogte van den Vlaamschon Schouw
burg, is de stoet uiteengegaan. Het regend©
al langer hoe harder, en vele personen moch
ten huiswaarts keeren zonder den pracht)gen
stoet bewonderd le -hebben, met de hoop
hem Zondag te.kunnen zien, als het weder
meevalt.
Aan het standbeeld van Conscience.
De koninklijke stoet heeft zich naar de
Conscienceplaats begeven, alwaar de hertog
van Brabant voor het beeld van den grooten
vlaamschen schrijver afstapt om een palmtak
neer te leggen. De aanwezige menigte juicht
warm toe.
Prins Leopold, keert terug in het rijtuig
en thans rijdt men langs de Wolstraat, Koe
poortstraat en Minderbroedersrui naar de
Consciencetentoonstelling
alwaar Hunne majesteiten ontvangen wor
den door den heer Van Kuyck, schepen van
schoone kunsten, die de Koninklijke Familie
welkom wenscht. Vervolgens heeft den heer
schepen een aantal vlaamsche letterkundigen
aan Z. M. voorgesteld.
De Koning drukte allen de hand en richtte
ze eenige hartelijke woorden toe.
Madame Antheunis-Conscience, heeft met
verscheen de veertiende stroof, en dan wei
gerde ik uitdrukkelijk verder te zingen. Ik
liet mijne plaats aan Rosa over. Terwijl ik
opstoDd, naderde M. Middieton, die de kamer
op en neerwandelde, tot het tafeltje waarop
mijn brief lag, nam hem in de hand, en bezag
het zegel en liet opschrift. Na hem een of twee
minuten aan alle kanten bezichtigd te hebben,
terwijl ik al mijne krachten inspande om on
verschillig te schijnen, reikte hij hem mij toe,
zeggende
Van wien toch op de wèreld kan dit ko
men, Helena
Ik nam hem en zag naardeafzendingsplaats.
Van jufvr. Hattón, zegde ik, en stak hem
zorgvuldig in den zak van mijn kleed. Dan
zette ik my neder, en werkte in stilzwijgend
heid. Ik luisterde naar 't gezang, tot dat ik
eene gelegenheid vond om onbemerkt den
salon te verlaten. Ik vloog dan naar my na
kamer, sloot de deur, en den brief openscheu
rend. las ik dengene die er ingesloten was,
met die ademlooze nieuwsgierigheid die ons
doet denken dat onze oogen de begrippen te
traagzaam onzen geest overzetten.
Ik zal niet pogen u den geestesstaat te
beschrijven in denwelken uw brief mij gewor
pen heeft. Hij was ongetwijfeld zorgvuldig
opgesteld, en ik moet u dank weten voor de
moeite, die gij u zichtbaar hebt gegeven om
mijne gevoelens niet te kwetsen. Gij hebt ein
delijk het karakter met hetwelk gij te rekenen
hebt, leeren kennen en misschien hebt gij die
kennis, door al hetgeen gij door my geleden
hebt, niet te duur bekomen.
(Wordt voortgezet).