Helena Mi i 2 ----- uitgevende geopend en daar verschijnt de Koninklijke familie op het halkon. Verscheidene minuten houden do juichkre ten aan, en 't is slechts nadat de vorsten en hunne kinderen zich teruggetrokken hebben dat de menigte zich langzamerhand terug trekt. Het ontbijt. In het Palcis ontvingen de Koning en de Koningin ter tafel de heeren ministers, de gouverneur, de burgemeester en schepenen en eenige andere overheden. Prinses Maria- Jose ontbeet afzonderlijk in gezelschap harer gouvernante, terwijl de prinses Leopold en Karei met hunne leermeesters en de hof maarschalken ontbeten. In het paleis waren benevens een over groot getal bloemruiken ook van alle soorten spelen aangekomen voordo prinsjes. Op het Stadhuis. Woensdag namiddag werd de Koninklijke familie ten stadhuize ontvangen. Op heelden doortocht van aan liet Paleis tot aan hel stadhuis, waren het wederom onophoudende toejuichingen. In de Lange Koepoortstraat werd op het ©ogenblik dat het Koninklijk rijtuig voorbij reed eenebanderol ontplooid, waarop geschil derd stond W'j éischen de Vervlaamsching der Genlsche Hoogeschool. Eene vrouw liep op con gegeven oogenblik naar liet koninklijk rijtuig, om een smeek schrift af te geven. Men wilde haar tegen houden, doch de Koningin deed teeken, haar te laten naderen en nam zelf den omslag uil de handen der vrouw. Op de Jordaanskaai werden bloemen ge worpen in het rijtuig der Vorsten. Aan het stadhuis werd nog een smeek schrift aan de Koningin aangeboden. De vorsten werden in de groote feestzaal geleid, waar Burgemeester De Vos omringd door schepeno en gemeenteraadsleden onze Vorsten in do volgende bewoordingen ver welkomde. Sire. Mevrouw. Hoogheden Wij zijn gelukkig U, na uwen heerlijken, zegetocht door onze stad, op ons stadhuis te mogen begroeien. Uwe Majesteiten wisten al lang hoe innig de harten voor Hen klop pen, cn heden is do geestdriftige uiting 'dei- volksliefde geslegen tot een machtige, betee- ltenisvolle hulde aan het Belgisch Vorsten huis. Het Antwerpsch hart is trouw en oprecht. Geen macht zal ooit den band breken die tus- solien onze bevolking en Uwe Majesteiten heden is vastgesnoerd, vooral daar Zij met deze ontvangst do gracie hebben verbonden van de lieflijke Koningskinderen, wier jeugd dezen hand voor de toekomst nog nauwer schijnt toe te halen. Moge de hulde, langs plein en straten zoo juichend opgestegen, ook in Hunne jonge harten de liefde aanvuren, die Uwe Majesteiten tegenover de Schelde- stadzoomild heLoonon. Sire, Mevrouw, Hoogheden het bezoek van de Koninklijke Familie en Hare intrede in dit aloud stadhuis, is voor ons eeu reden tot vreugde en trots. Ik heb dan ook do eer Haar namens de stad Ant werpen eerbiedig té bidden, de hlaikijdo te willen ondorteekènen die in ons Gulden Boek liet aandenken aan deze heuglijke gebeurtenis voor altijd zal bewaren. Antwoord des Konings. De Koning antwoordde als volgt M' de BurgemeesterMijnheereh, De koningin en ik, zijn diep aangedaan, niet alleen door de welwillende woorden, die de^eerste magistraat der stad Antwerpen 2 "even tot ons heeft gericht, doch insge lijks door de zoo hartelijke gevoelens, welke de gansche bevelking ons betuigt sedert.onze aankomst in Uw midden. Wij kenden reeds de oprechtheid dier gevoelens menigmaal hebben wij er de uit drukking van ontvangen ook zijn wij waar- 57° vervolg. Doch hierin bedroog ik mij, want toen ik hem antwoordde Ik kan juist niet zeggen of zij het is of niet, zegde hij onmiddelyk Ik geloof dat ik uwe meening kau raden. Zij heeft ongetwijfeld eenen geest, zoo lief als~haaf gelaat,maar niets van dien glans,dien men zoo dikwijls voor goud aanziet. Is het zoo niet Ik knikte bevestigend, en hij vervolgde Is zij eene heilige, omdat zij de pracht en de ijdelhedon der wereld zoo ontvlucht? Zy is ongetwijfeld, wederkeerde ik, eene derpene, wie de wereld gewoon is den naam van heilige spotsgewijze te geven. In dit geval, hernam M. Escourt, wil ik haar voor mijne patrones aannemen, haar afbeeldsel, indien ik het krijgen kan, in mijne kamer hangen, en zeggen zooals Romeo Ik wil, lieve heilige, uw dienaar worden. Terwijl hij deze woorden uitsprak, wierp ik op dieii hatelijken man eenen blik van afkeer en verachting. Op zijne beurt bezag hij mij met eene beleedigende hardnekkigheid en zegde Verpletter mij niet door uwe ooge»1, schoone jufvrouw want alhoewel do zwart" oogen eenor vrouw beminnelijk zijn, toch zijn zij zoo scherp, dat wij wonden kunnen veroorzaken, die do tijd zelf niet zou kunnen heelen. Zij spreken, antwoordde ik, hetpeon de tijd niet kan veranderen, noch vleierij af- keeren. Zijn hunne wetten, hernam hij, inder daad zoo onveranderlijk 1 lijk gelukkig hier eene nieuwe gelegenheid to vinden om aan de bewoners van Antwer pen onze warme on innige dankbaarheid te melden. Mijne Heeren Deze stad, voor wolker belangen ik hij zonder veel gevoel, welker toekomst het voorwerp is mijner bestendige bezorgdheid, neemt in de geschiedenis van het Rijk eene bevoorrechte plaats in. Do faam der Ant- werpsohe schilderschool heeft zich over gansch de wereld verbreid en op het vader land eenen roem zonder weerga doen stra len. Thans nog, gelijk in de vorige eeuw. komt hier, naast koortsige economische be drijvigheid, het hoogste kunstgevoel tot uiting. Antwerpen wil een der machtigste ste den van hot vasteland worden. Ik wensch de stad geluk hij haar streven, gelijk ik hare magistraten met hun hoog plichtsbesef geluk wensch Met volharding, met eene fierheid die enkel de uiting is van manhaftige bur gerdeugden, verdedigen zij de hoogere be langen der handelshoofdstad op het oogen blik, dat ik hun in het openhaar hulde breng, wil ik niet nalaten u hier de gedachtenis voor den geest te roepen van een man. die, onder allen, een voorbeeldige en volksgeliefde magistraat was: den zeer betreurden Jan Van Rijswijck. Mijne Heeren Morgen vieren wij twee mannen, wier nadenken voortaan aan de grootheid dezer stad en aan die der natie innig verhonden is: Conscience volksschrijver en Antwerpen's zoon Lambermont, staatsman en verlosser der havenstad. Zijn beide namen niet als twee zinne beelden. Conscience en Lambermont. heiden ge sproten uit nederige gezinnen, beiden hunne bescheiden loopbaan volgende om ten slotte, onder hunne medeburgers, de eene op letter kundig, de andere op staatskundig gebeid, op den eersten rang te schitteren. Conscience is een Vlaming-, én van ge boorte, én naar gansch zijnen levenswandel. Lambermont is van Waalschen oorsprong. Hot strekt Antwerpen ter eer op den- zelfden dag die twee mannen te vieren, welke het vaderland zoo trouw, zoo edelmoedig en zoo schrander gediend hebben. Antwerpen bewijst aan België dat de oude leus, die onze vaderen in de dagen van gevaar tot 's Rijks spreuk hebben uitverko ren, niet uit ijdele woorden bestaat, maar dat zij de werkelijkheid is. de waarheid zelve voor een land als het onze, waar de ge schiedenis eeuwenlang twee even dappere, even begaafde volksstammen vermengd heeft. De kracht door eendracht, door recht- sbhapen en hartelijke eenstemmigheid, zie daar, ik leg- er met ontroering den nadruk op', de schüts van ons nationaal bestaan/ge meenschappelijk en lijdzaam werk van vele geslachten en waarvan cnn?e onafhankelijk heid, te barer ure, de grootheid, is komen bevestigen door aan de Belgen een glansrijk en gelukkig nieuw tijdperk voor de toe komst te ontsluiten, Een geestig incident Bij het teekenen in het Gulden Boek ten stadhui-ze door de leden der koninklijke Familie deed zichalthans naar een konfrater weet mede te deelen, een vroolijk tusschen- geval voor. Nadat de Koning, de Koningin en prins Leopold hunne handteekening had den gezet, was hot aan de beurt van prins Karei. De prins teekende Ka hief plotse ling de pen in do hoogte en zei - Er moe ten twee a's geschreven worden Wel neen! wordt hem geantwoord. - Karei schrijft men met een a Toch wel wedervoer de prins en sprak Karei uit met een langgerekte eerste lettergreep. Dan teekende hij moedig Kaarel Na eene poos vervolgde hij M. Lovell is een goede echtgenoot, niet waar en vriendelijk in al zijne betrekkin gen Ilij is uw oom door huwelijk, geloof ik Het is aandoenlijk zijne toegenegenheid voor u, onder dat opzicht, te bemerken. De koele onbeschoftheid,-niet de welke deze woorden uitgesproken waren, stoorde mij buitengewoon. Ik antwoordde met hevigheid Hij is ten minste noch logenaar, noch schijnheilig en liet zal hem wel komen, in dien hij noch 't een noch 't ander wordt. Geen zenuw van M. Escourt'sgelaat bewoog zich, en met een zachten glimlach zegde hij Uwe bemerking is juist, schoone be waarster van de geheimen van uwen aange nomen oom. Uwe beschrijvingen der karak ters zijn wonderbaar, uitgezocht in hunne schepping, zeer stout,inderdaad. Dit laatste staaltjezal diep in mijn gedacht geprent staan; het is er aan verdiend. Nu hadden v ij 't huis bereiktik ging bin nen met de overtuiging, dat, boven al mijne andere moeilijkheden en gevaren ik mij, dezen morgend, eenen doodelyken vijand had gemaakt. XVI. Edward geneest traagzaam.Antwoord. van Henri aan Helena. Indruk, dien het op Il- U na maakt. - Gesprek tusschen Edward en. Helena. Men verlaat Hamp- stead. De vervelende uren der twee volgende dagen verliepen langzaam in de gewoonlijke maaltijden, wandelingen, ijdele bezigheden en onnuttige gesprekken. Alles werkte op mijne zenuwen, en verbitterde mijn gemoed, gedurende dezen tijd van uitstel en beproa» DE VOLKSSTEM Ook ik wil teekenen riep dan het prinsesje Marie-José. Zij nam de pen uit de hand van haar broertje, doch kon haar naam niet zetten. Schrijf alleen de beginletters raadde haar de koningin aan. Neen, alles zei het prinsesje met ge maakte beslistheid. Maar bij gebrek aan plaats'kon ze maar ten halve teekenen De vorsten gingen dan met hun gevolg naar de Meirplaats terug, waar zij de stoeten zouden in oogenschouw 'nemen. De schooloptocht. Eerst had een schooloptocht plaats waar aan ruim 4000 leerlingen beboerende tot de verschillige scholen van Antwerpen, deelna men. Van elke school scheidde een meisje of een knaapje af, dat een bloemtuil kwam neerleggen voor de voeten van Koningin Elisabeth. Na deze stoet volgde de-stoel der Antwerp- sche maatschappijen. JJe kleine prinsen bijzonderlijk keken hier hunne oogen uit. In de feestzaal Het feest in de prachtige feestzaal was schitterend en gelukte volkomen. Koren, muziekstukken, declamatie van gedichten, alles werd in de puiks te volmaking weerge geven. Ook gaven de vorsten dikwijls het sein der toejuichingen. Daar het regende, tóen de feest eindigde, reed men in automobiel naar het Paleis terug. Het banket Om 7 ure werd in de oprecht Koninklijke wijze versierde feestzaal van den Dierentuin, door de stad een banket aangeboden aan het Belgisch vorstenpaar. Benevens het gevolg der vorsten, waren ook de bevelhebbers der vier vreemde oor logschepenen, de wereldlijke en militaire overlieden der bezetting enz. genoodigd. Burgemeester De Vos-, stelde een heildronk in op de Koninklijke familie, en drukte de hoop uit, dat de Koning en het gouvernement steeds den bloei van Antwerpen's haven zou den blijven beschermen en aanmoedigen. Koning Albert beantwoordde deze heil dronk, met de verzekering, dat hij en de Koningin zeer getroffen waren door het har telijk onthaal, en zegde, dat België, dank zij de Eendrachtige werkyig zijner mannen, vol hoop de toekomst mocht tegemoet zien. Algemeene toejuichingen beantwoorden de rede des Konings. De toejuichingen worden schielijk geestdriftig, daar de jonge prinsen, geleid door hunne leeraars en hel prisesje door hare gouvernante, de zaal binnentreden en bij hunne doorluchtige ouders komen plaats nemen. Rond 8 1/2 ure loopt het banket ton einde en nu gaat de koninklijke stoet. De verlichting in oogenschouw nemen. Zeggen wij maar onmiddeiijk, dat de ver- lichling effenaf prachtig was, dat zij algemeen was en er eene menigte in de stralen was, zooals men er wellicht te Antwerpen nooit s' avonds gezien had. De Vorsten werden vooral in de volks wijken geestdriftig toegejuicht. Het. was rond 11 ure, toen de Vorsten met hunne kin deren naar het Paleis terugkeerden, om er te vernachten. De tweede dag. 't Regent, doch zulkfe geeft niet.. De Ko ning is le Antwerpen en van alle kanten stroomt het volk naar onze havenstad. Uit alle richtingen brengen de treinen, gewone, express, blok en sneèiaal, gansche massas nieuwsgierigen aan. Rond 8 1/2 ure houdt de regen wat op. Reeds hebben op den doortocht van aan het Paleis naar de hoofdkerk de tallooze nieuws gierigen post gevat om de Vorsten toe te juichen. ving. Edward's koorts hield altijd aan en schoon er geen wezenlijk gevaar bestond,toch liet zij ons in groote verlegenheid. Hij mocht niet opstaan, en ik zig hem niet, nochtans gebruikte ik meest al mijnen tijd ten dienste van Mevr. Middieton, die in hare zorgen voor liem onvermoeibaar was. Zij bracht mij alle uren tijdingen aan, en deelde mij de verschil lige veranderingen der ziekte nauwkeurig mede. Toen ik mij in den salon begaf, werd ik door Rosa's vroolykkeid, door M. Escourt's stilzwijgende en wantrouwende houding, door M. Manbij's verveling, door M. en Mev. Moore's al te groote zofg;beurtelings geplaagd en afgemat. Op het einde van dén tweeden dag, wan neer ik Henri's antwoord reeds mocht ver wachten, vermeerderde mijn koortsachtig ongeduld op zulke wijze, dat ik moeilijk kon lijden van aangesproken of in acht genomen te worden. Elke maal, dat de huisbel klonk, deed zij mij opspringen, en eenen haastigen blik naar de deur werpen elke maal dat een dienstbode binnentrad, klopte mij hart met eene hevige jacht, welke dan ook in eene ver moeiende zwaarte veranderde, zooals eene teleurstelling veroorzaken kan. Den derden avond na dengene, dien ik met Edward doorgebracht had, werd het mij toe gelaten voor eenige minuten bij hem te gaan. Hij was merkelijk beter maar hij mocht zich niet vermoeien. Ik vond hem bleek, maar zeer bedaard. Hy scheen door de verandering van mijn gelaat getroffen, en verzocht, dat ik mij niet zou ontrusten, mij verzekerende dat hij schier gansch genezen was. Hij hoopte, met ons, twee dagen lateg, naar Londen terug te keeren, om er ons huwelijk ai' te kondigen en alle voorbereidselen voor hetzelve te schikken. Deze verzekering maakte mij bij- Vijf minuten voor 10 ure, verlaat de ko ninklijke stoet het Paleis en in automobiel begeeft men zjch naar de O. L. Vrouwkerk, waar zij de plechtige Misgaan bijwonen. Achtereenvolgens waren daar reeds toe gekomen. de gouverneur, burgemeester De Vos zijne kartelschepenen hadden onge twijfeld gevreesd dat de kerk op hen zou ingevallen zijn, indien zij medegekomen wa ren, de katholieke senators en volksver tegenwoordigers, de militaire overheden enz. In de Hoofdkerk. Daar weerklinken in de verte toejuichin gen. De koninklijke stoet nadert en houdt weldra voor de groote deur stil. Kardinaal Mercier, in groote priester- kleedij, omringd door de andere kerkover- sten,nadert de koninklijke familie en zich in 't Vlaamscli tot de vorsten richtend, 'wenscht hen welkom in God's tempel. Hij eindigt zijne aanspraak met de vol gende woorden Sire, Mevrouw Ik ben zeerverëerd, den tolk te kunnen zijn der vaderlandsche gevoelens vau de Antwerpsche bevolking. Ik voeg bij de mijne, de gevoelens van eerbiedige genegenheid van de plaatselijke geestelijkheid, en ik bid met volle vertrouwen Onzen Heer Jezus- Christus. door tusschenkomst van Zijne Hei lige Moeder, zijn bijzonderen zegen over Uwe Majesteiten en over uwe lieve kinderen, die rond u als eene kroon bloeien, te willen uitstorten. Koning Albert antwoordde in 't Vlaamsch, bedankt Mgr Mercier voor de gevoelens van genegenheid en vaderlandsliefde, alsook voor God.s zegeningen, over Hem en zijn gezin geroepen. De vorsten worden naar den Koninklijken Troon gébracht. Onmiddellijk daarna begint liet heilig misoffer, dat door eene talrijke, diep ingetogene menigte bijgewoond wordt. Om 11 ure 15 is de plechtigheid ten einde. Processiegewijze worden de Koning, de Ko ningin, de prinsen en hun gevolg naar den uitgang geleid, waar dezelfde geestdriftige ovatiën hen te beurt vallen. Het orgel dei- hoofdkerk speelt in tusschen de Brabangonne. Het nationaal lied, maakt een machtigen indruk. In de Beurs. Nu gaat het naar de Handelsbeurs. Deze was prachtig versierd, bebloemd en bevlagd. Eene onvergetelijke storm van toejuichin gen stijgt uit de talrijke massa genoodigden op, toen de vorston hunne intrede doen in de mime zaal. Toen de Koninklijke Familie op de tronen haar voorbehouden heeft plaats genomen, noemt M. Corty, voorzitter der handelskamër liet woord. Hij bedankte de Vorsten voor hunne welwillende komst, voor hetgeen zij reeds gedaan hebben om de uitbreiding van Antwerpen's haven en handel te bevoordee- ligen enz... en hoopt dat geen dag zal ge talmd worden. om de nog mogelijke verbete ringen aan de haven te brengen. Hij besluit mei den'kreet Leve de Ko ning Leve de Koningin Leve de Konink lijke familie Donderende toejuichingen, waarvan de Koning zelf het signaal geeft, beantwoorden deze redevoering. Koning Albert neemt vervolgens het woord, belooft den voorldurenden steun van do regeering on van het gouvernement en drukt de hoop uit, dat Antwerpen ook steeds zijnen ouden roem zal welen te behouden. Een ongeluk. Pas had de Koning zijne redevoering be gonnen. of ee:: luid gekraak werd gehoord, gemengd met luide kreten en een zwaren bons. Een meisje, dochter van een fruitkoop man uit de Rembrandtstraat, dat boven op het tweede verdiep op eene dikke ruit, langs- waar-de klaarte in de zaal gezonden werd, was gaan staan, was er door gevallen. kans zinneloos want indien ik binnen de vier en twintig volgende uren van Henri niets vernam, moest dit besluit rnij bijkans blinde lings in den afgrond werpen. Het eenigste redmiddel, dat ik kon uitdenken, was van M. Middieton te overhalen om met my des anderdaags naar Londen te vertrekken, en aangezieu het natuurlijk zou zijn, na eene week afwezigheid, Alice een bezoek te bren gen, zou ik op die wijze met Henri trachten, te spreken. Toen ik in den salon terugkwam, werd ik dringend uitgenoodigd om te zingen en alle verschoonig of weigering van mijnent wege werd verijdeld door 't zeggen van M. Middieton Kom, Helena, al gekke stre ken. Ik begaf mij tot de piano inwendig benijd de ik die vrouw, die door den Koning van Pruisen, toen hij baar voor 't breken van belofte gekerkerd had, tot antwoord gafGij leunt mij doen weenen, maar niet doen zin gen. Ik was immers verplicht te zingen, ter wijl mijn hart van angst beefde,en mijn geest door vrees bekommerd was nu zouden de eenzaamheid en de tranen zelfs mij eene zege ning schijnen, in vergelijking met hetgeen ik te onderstaan had. Ik had juist eene fransclie romance, in veertien strofen, op Rosa's verzoek aangevan gen, wanneer de deur open ging, en een dienstbode met eenen brief binnentrad hy legde hem op een klein tafeltje, waar ik mijn w erk had neergelegd. Mijne oogen en al mijne gedachten wendden er zich naartoe maar door overmaat van ongeduld, dierf ik myn lied niet onderbreken noch den brief vragen. Ik zong voort, en elke maal dat ik eenig vers poogde weg te laten om het einde te bereiken, maakte M. Manbij mij, met beleefdheid, doch gestadig, de nalating opmerkzaam. Eindelijk 17 AUGUSTI 1912 De onvoorzichtige werd de beide polsen gebroken en aan den hals gekwetst. Haar toestand is geruststellend. De Koning die eenige oogenblikken zijne redevoering geschorst had, hernam ze daarna zoo kalm als van le voren. De Koningin scheen eenigzins ontroerd, terwijl do kleine prinses Marie José, die gauw gezien had wat er gebeurd was, aan iiare broertjes de opening in de zoldering wees. De inhuldiging van het gedenkteeken Lambermont. Onder de nog steeds aangroeiende toejui chingen der menigte, trok dan de Konink lijke stoet naar de Lambermontplaats. waar de inhuldiging moest plaats hebben van het gedenkteeken, bij nationale inschrijving op gericht aan baron Lambermont een der baanbrekers van België'shuidigen voorspoed. M. Canon-Legrand, voorzitter der natio nale Federatie der Handels- en Nijverheids- kringen van België, voerde er het woord, maakte den lof van wijlen baron Lamber mont, legde de béteekenis van het gedenk teeken uit en drukte de hoop uit, dat Antwer pen's inwoners er zorg zouden voor dragen. M. Corty, antwoordde, alsook burge meester De Vos. De twee kunstenaars die het gedenktee ken ontwierpen en beitelden, worden den vorsten voorgesteld. Dezen wenschen hen geluk met hun puik werk. De plechtigheid is ten einde en men keert naar het Paleis terug, terwijl de menigte maar gedurig blijft juichen. Bezoek aan de vreemde oorlogschepen. Na ten paleize ontheten te hebben, begaf de Koning zich naar do haven om een vier dubbel bezoek te brengen aan de vier oor logsschepen. De reglementaire kanonschoten begroetten hem bij zijne aankomst, terwijl de Brabangonne werd gespeeld. Hij be zocht achtereenvolgens de «Victoria Loiiise» de «Gloucester» en de «Marseillaise», waar het bezoek het langst van al heeft geduurd. Jacob van Heemskerk wordt het laatst bezocht en dan gaat de Koning weg' na een blik van ware bewondering op den stroom to hebben geworpen. De Gonscienoestoet Reeds is de Conscieneestoet in gang om voor den koninklijken troon, op de Meir lo defileeren, doch de prachtige stoet, hoewel het jammerlijk genoeg regent,moet stoppen, daar de Koning en zijn gevolg nog niet ter plaats zijn. De Koning is te lang-op de zee schepen gebleven. Eindelijk is hij terug en spoedig begeeft men zich nu naar de plaats van de schouwing. Met veel belangstelling zien de vorsten don stoet na. Ter hoogte van den Vlaamschon Schouw burg, is de stoet uiteengegaan. Het regend© al langer hoe harder, en vele personen moch ten huiswaarts keeren zonder den pracht)gen stoet bewonderd le -hebben, met de hoop hem Zondag te.kunnen zien, als het weder meevalt. Aan het standbeeld van Conscience. De koninklijke stoet heeft zich naar de Conscienceplaats begeven, alwaar de hertog van Brabant voor het beeld van den grooten vlaamschen schrijver afstapt om een palmtak neer te leggen. De aanwezige menigte juicht warm toe. Prins Leopold, keert terug in het rijtuig en thans rijdt men langs de Wolstraat, Koe poortstraat en Minderbroedersrui naar de Consciencetentoonstelling alwaar Hunne majesteiten ontvangen wor den door den heer Van Kuyck, schepen van schoone kunsten, die de Koninklijke Familie welkom wenscht. Vervolgens heeft den heer schepen een aantal vlaamsche letterkundigen aan Z. M. voorgesteld. De Koning drukte allen de hand en richtte ze eenige hartelijke woorden toe. Madame Antheunis-Conscience, heeft met verscheen de veertiende stroof, en dan wei gerde ik uitdrukkelijk verder te zingen. Ik liet mijne plaats aan Rosa over. Terwijl ik opstoDd, naderde M. Middieton, die de kamer op en neerwandelde, tot het tafeltje waarop mijn brief lag, nam hem in de hand, en bezag het zegel en liet opschrift. Na hem een of twee minuten aan alle kanten bezichtigd te hebben, terwijl ik al mijne krachten inspande om on verschillig te schijnen, reikte hij hem mij toe, zeggende Van wien toch op de wèreld kan dit ko men, Helena Ik nam hem en zag naardeafzendingsplaats. Van jufvr. Hattón, zegde ik, en stak hem zorgvuldig in den zak van mijn kleed. Dan zette ik my neder, en werkte in stilzwijgend heid. Ik luisterde naar 't gezang, tot dat ik eene gelegenheid vond om onbemerkt den salon te verlaten. Ik vloog dan naar my na kamer, sloot de deur, en den brief openscheu rend. las ik dengene die er ingesloten was, met die ademlooze nieuwsgierigheid die ons doet denken dat onze oogen de begrippen te traagzaam onzen geest overzetten. Ik zal niet pogen u den geestesstaat te beschrijven in denwelken uw brief mij gewor pen heeft. Hij was ongetwijfeld zorgvuldig opgesteld, en ik moet u dank weten voor de moeite, die gij u zichtbaar hebt gegeven om mijne gevoelens niet te kwetsen. Gij hebt ein delijk het karakter met hetwelk gij te rekenen hebt, leeren kennen en misschien hebt gij die kennis, door al hetgeen gij door my geleden hebt, niet te duur bekomen. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1912 | | pagina 2