Volksonderricht
Gouden Regen
Hoe de bedienden de
üoedenmannenraden
kannen gebruiken.
VERVALLEN GROOTHEID.
Volksstem
f - r«6 ÜSf 2$ XThSUSTI 191»
Onze goede vriend Heer Jos. Preud'hom-
Wie, secretaris der bedienden beroepsvereni
ging van Luik, zendt ons hier eone vinger
wijzing, naar aanleiding eener voordracht
gegeven door Advokaat Fischer, te Luik, om
'profijt te trekken uit de goedenmannenra-
den.
I. Rol van de goedemannenraden als ver-
Êoeningsraad.
Hot doel van de G. R. is vrede te stichten
tusschen arbeid en kapitaal.Wanneer er ge
schil tusschen heiden oprijst moet de bediende
of patroon die denkt schade te lijden zich
richten tot de gerechtsgreffie. De greffier
zendt naar de beide partijen eene uitnoodi-
ging om te verschijnen. Deze uitnoodiging
moet ton minste een volle dag voor de dag-
vaardiging aankomen.
De zittingen zijn geheim of niet lijk men
wil, want de wet zegt niets aangaande dit
feit.
Men mag zich doen vertegenwoordigen
door een mandataris, patroon voor een pa
troon, bediende voor een bediende. De man
dataris moet een geschreven mandaat heb
ben.
Indien de vrede bekomen wordt is alles
afgedaan. Zooniet gaat de zaak verder. Men
is dan nog niet verplicht de zaak aan het ge
recht te onderwerpen, ze mag dan voor den
G. R. voorgeworpen worden die dan zetelt
als scheidsgerecht.
II. De G. R. als scheidsgerecht.
A. Hos de klacht ingediend
Men richt zich tot een huissier die de kla
ger voor den goedemannenrechters daagt.
Voor een gewoon gerecht bedragen de kosten
16 fr. Hier bedragen ze slechts 3 tot 5 fr.
De niet bemiddelden mogen het pro-Deo vra
gen.
Om een pro-Deo te krijgenricht men zich
tot den policiekommissaris met de noodige
identiteitstukken (trouwboekje enz.) en men
vraagt hem twee bewijzen van onbemid
deldheid.
Deze certificaten moeten bij den belastings
ontvanger gedragen worden die ze bestem
pelt. Dan zendt men ze bij den gerechtsgrif-
lier met eene vraag van kostvrijheid tot den
re ïhter gericht.
De getrouwde vrouwen mogen voor do G,
R. klacht indienen op eenvoudige toelating
van den raad zei ven.
De minderjarige vrager of klager wordt
bijgestaan door zijnen vader of den voogd
daartoe enkel door den raad benoemd.
Hier mogen de advokaten hunnen klanten
bijstaan of vertegenwoordigen.
B. Bewijzen.
In burgerlijkreoht is de getuigenbewijs-
voering niet geldig voor zaken betreffende
meer dan 150 frs. Het verdrag nu dat do
bediende met den patroon heeft geslote" 1S
een burgerlijke akt.
De patroon mag dus de getuigenis bewijs-'
voering niet inroepen voor zaken behelsende
meer dan 150 fr.
Maar hot handelsrecht is breeder onder
dit opzicht.
Zondag-mengelwerk.
28® Vervolg.
Met deze woorden snelde hy de trappen af,
en vloog vooruit naar de tolbrug, waar hy in
zijnen blinden iever, den met üesschen en
mand beladen dienaar van den assessor by na
omverliep.
Toen de kamerjonker het vertrek verlaten
had, lachten de baron en de assessor hartelijk
over hem en zijne dryade in het badkoetsje
Borgenstjerna, daarentegen, durfde er niet
voor uitkomen, dat hij eigenlijk boos op
zijnen vriend was, omdat deze zich eene
scherts veroorloofd had, waarin jonkvrouw
von Dressen betrokken was en daarom was
het hem zeer aangenaam, van alle verdere
uitweidingen hierover ontheven te worden
door de lange statige figuur van den luitenant
kolonel, die juist aan het einde der straat
zichtbaar werd. Hy werd gevolgd door zijne
vrouw en Amalia, die den kleinen Alfred aan
de hand bad.
Wirèn klopte aan de kamerdeur zyner
vrouw, zeggende
De luitenant-kolonel is in aantocht
Zij t gij klaar, lieve
Zoo meteen riep Virginia van binnen
en eenige oogenbliklcen later vertoonde zij
zich, eenvoudig gekleed, maar zelfs schoon
met den eenvoudigen stroohoed, die met een
tamelijk verbleekt zijden lint opgelegd was.
Toen het gezelschap de deur uittrad, ver
voegde de luitenant-kolonel zich met zijne
dames daarbij. Onderweg naar de brug wer-
De patroon die eenen bedienden, aanneemt
heeft een handelsverdrag gesloten. De be
diende mag dus de getuigenis bewijsvoering
altijd gebruiken.
C. Vonnis
Het tegansprekelijk vonnis, d.i.in't bijzijn
der beide partijen geveld, is afdoende.
Indien do verdedigor afwezig is, wordt het
vonnis geveld b(j verstek. Dit vonnis moet
hem bekend gemaakt worden. Ge moet aan
de greffie oen afschrift vragen van het von
nis en het aan een huissier overdragen die
het zal ter kennis brengen. De veroordeelde
bij verstek mag binnen de 5 dagen protest
aanteelcenen. Dan herbegint de zaak.
D. Beroep.
Vroeger mocht in de laatste linie de G. R.
slechts oordeelen tot 200 fr. Nu tot beloop
van 400 fr.
Wanneer het geschil belangrijker is moet
men 't aan beroepshof overlaten, dat nu
speciaal is voor G. R.
Wil men liever onmiddelijk voor 't beroeps
hof dagen, men mag in de dagvaardiging de
zaak hoog er schatten dan 400 fr.(dit schijnt
door de juryprudentie aangenomen te zijn).
E. Uitvoering van het vonnis.
Indien de veroordeelde weigert te betalen
wendt men zich lot den huissier die uitvoerf.
Om te beletten dat de veroordeelde de zaak
langer trekke dan noodig is, doet men in
't vonnis inschrijven dat het uitvoerbaar is
ondanks de oppositie of beroep. Het vonnis
kan uitvoerbaar zijn tot beloop van eene
zekere som. Dat beet een vonnis uitvoerbaar
bij «provisie». Ondanks de oppositie of be
roep, moet de veroordeelde aanstonds betalen
en kan hiertoe verplicht worden door de ge
wone middelen.
Indien de vrager fn beroep mislukt aioet
hij de ontvangen gelden teruggeven.
Getrokken uit het Bulletin du Synd. Gén.
NOVELLE
5® Vervolg.
Er was bijna een geheel jaar na het
vertrek van Gustaaf verloopen, zonder
dat men een woord, een enkel teeken
van leven van den afwezige vernomen
had maar op den verjaardag van hun
afscheid ontving Loiiise een brief, die
veel geleek op een koopmansbrief, en
ook het adres had niets van de hand der
vriendinnen, aan welke zij gewoon was
te schrijven. Gelukkig was zij' alleen
toen zij den brief ontving zij hopende
hem haastig, want hij droeg het post
merk Zurich en zij was hoogst
nieuwsgierig naar den inhoud. Maar itl
den buitensten omslag stak een
kleiner briefje dat open w-^e» en waarin
eenige verdorde, -platgedrukte labur-
numbloesems lȑen-
Louise -sprong op, liet een lichten
kreet ^ooren en snelde naar haar ka
mertje, waar zij van vreugde hardop
schreide, want zij begreep maar al te
goed de beteekenis hiervan. Schoon zij
iederen dag, ja elk uur, tot zich zelve
zegde, dat noch wederweerdigheden,
noch de langdurigste scheiding haar
ooit zouden kunnen ontrouw maken
aan de belofte, die zij Gustaaf gedaan
den allerhande plechtplegingen uitgekraamd,
waarbij do luitenant-kolonel, de baron en de
assessor hoofdzakelijk het woord voerden.
Mevrouw vou Dressen en Wirén gingen zwij
gend nevens elkander. Alfred, die zijne lieve
Ammi verliet, om naar zijnen vader toe te
loopen, verzocht dezen, dat Ammi hem aan
de éóne en liij hom aan de andere hand zou
vasthouden, omdat hij vreeselijk moede was.
Ik zal u op mijnen arm nemen, lief
kind, zegde Borgenstjerna, omdat hy vreesde
dat jonkvrouw von Dressen hem deze vertrou
welijkheid misschien euvel zou duiden. Maar
Alfred schreeuwde zoo hard, dat het de aan
dacht van het overige gezelschap tot zich
trok en hij verklaarde ronduit, dat hij enkel
tusschen Ammi en zyn papa wilde loopen.
Er schoot niets over dan don eigenzinnigen
ziekelijken knaap zijnen zin te geven ofschoon
Amalia hierby bloosde, wat wel hoofdzakelijk
te wy ten was aan den blik, dien Ivar op haar
wierp, toen zij het handje van den kleine
weder in de hare nam.
Toen het gezelschap den hoek der straat
omsloeg, ontwaarde men den kamerjonker,
die hen met zyne lorguet voor de oogen te
gemoet snelde.
Welkom, welkom, dames riep hij,
terwijl hij na eene luchtige buiging voor
mevrouw von Dressen en mevrouw Wiren
naar Amalia toeschoot. Ik hoop, dat liet dan
sen van gister avond u niet kwalijk bekomen
is, genadige jonkvrouw. Vergun mij u te doen
opmerken, dat de cavalier, die zich op dit
oogenblik in liet bezit van uwe hand ver
heugd, een weinig te klein voor u is. Mag
ik u mijnen arm aanbieden Heb de goed
heid, genadige jonkvrouw liet hij er op vol
gen, terwql hij met veel gemaaktheid haar
zijnen arm aanbood.
had, was dit bewijs, dat Gustaaf haar
evenmin vergeten had, toch de oorzaak
dat de band tusschen hun beider harten
onwillekeurig nog nauwer werd toe
gehaald.
Mijn dierbare arme Gustaaffluis
terde zij, toen zij toevallig haar gloei
end aangezicht in den spiegel zag, hoe
geerne zou ik iets willen bijdragen
om uwe pogingen te ondersteunen, in
plaats van hier tehuis werkeloos te
blijven wachten! «Zij morde als het
ware tegen het noodlot, dat aan het
vrouwelijk geslacht niets anders had
overgelaten, dan lijdzaam geduld, of
wel het bevredigend bewustzijn van in
heilige stilte voor den geliefde te bid
den en hem in het geheim als een held
te vereeren. Toen vroeg Louise zich af,
of zij den stommen groet der bloem,
haar door Gustaaf gezonden, al of niet
aan haar ouders bekend zou maken,
doch kon het hierover met zichzelven
niet eens worden. Ook was zij bevreesd,
dat haar vader het zenden van deze
bloesems evenzeer zou afkeuren als een
brief en hij hierover dus verstoord zou
zijn. Zij besloot dan ook het zenden van
Gustaaf's liefdeblijk maar eens bij ge
legenheid op een geheel ongedwongen
wijze aan hare ouders te vertellen en
er dan nog wat over zijn veelvuldige
verdiensten en goede eigenschappen bij.
te voegen, een onderwerp, dat zij altijd
met zorg schenen te vermijden.
De gewenschte gelegenheid om van
Gustaaf te kunnen spreken bood zich
intusschen geheel overwacht zeer spoe
dig aan. Toen Louise zich van haar
kamertje weer naar de woonplaats be
gaf, en zij zich voor het open venster
aan haar Werktafeltje plaatste, zag zij,
dat haar vader zijne goede vrouw naar
een park van tulpen en byacinthen
leidde, die de lievelingsbloemen van
mevrouw Harland waren. De ouders
waren in een druk vertrouwelijk ge
sprek gewikkeld, dat Louise van haar
plaats af duidelijk kon verstaan maar
de aanblik der kleine verwelkte bloe
sems had haar zoo geheel voor de bui
tenwereld ontoegankelijk gemaakt, en
haar in zulk een stroom van gedachten
en gewaarwordingen gedompeld, dat
alleen de naam van Gustaaf Kohier in
den mond harer moeder voor het eerst
hare aandacht gaande maakte en haar
het bloed hevig naar de wangen dreef.
't Zal weldra een jaar geleden zijn
dat de jonge jcaajer- iicv lanct vei liet en
niets meer van zich liet hooren, had de
pröéder gezegd.
Ja, Ja, zoo lang zal het wel gele
den zijn, hernam M. Harland verstrooid.
En waarom zou hij ook schrijven, lieve?
Bij jongelieden gaat het aldjd Uit het
oog, uit het hart.
Men zou het haast gelooven, va
dertje Louise spreekt nooit van hem.
Of zij hem echter wel geheel zou ver
geten hebben Zij scheen toch zooveel
van hem te houden.
Wel waarom zou zij dat niet uit
haar hoofd gesteld hebben, moeder
Louise is een verstandig meisje en- be
grijpt zeer goed dat die betrekking
tusschen hen beiden tot niets leidt
Ik dank u, antwoordde Amalia, en drukte
den arm, dien de kamerjonker wilde grijpen,
vaster tegen het lichaam. De weg is kort, ea
de kleine wil mij bovendien niet loslaten.
Neen, neen, Ammi moet mij vasthou
den Weg, weg riep de knaap, en wierp een
gramstorigon blik opdengene, die hem van
Amalia's zijde wilde verdringen.
Dan wil ik ten minste de eer hebben, de
jonkvrouw von Dressen in de boot te helpen,
prak von Gösse, en voegde er fluisterend bü
Ik heb mijnen mantel over oen der banken
uitgespreid daar moet de dame vau mijn
hart op troonen, als de zon aan den hemel
en ik hoop, dat de stomme taal van mijn hart
in deze eenvoudige hulde zal verstaan worden.
Amalia deed, als hoorde zij niets van de
woorden, die de kamerjonker zoo juist meen
de gekozen te hebbon, dat zij niet zonder uit.
werking kondea blijven, en daar zij er niets
op antwoordde, was hij daarvan des meer
overtuigd. Haar zwijgen sloot onmiskenbaar
in, dat zij hom tot haren ridder verkoos, ter
wijl een antwoord in woorden sleoht gepast
zou hebben voor eeie jonge welopgevoede
dame, wier tong natiurlijk door maagdelijke
zedelijkheid geboeid wordt.
XV. DE EENGELPARTIJ.
Toen men de boot lereikt had, vernam men
eene gillende stem, cie het gezelschap dwong
te wachten. Een ooienblik daarna vertoonde
zich, geheel buiten aiem, een van die gepri.
vilegiëerde oude vrijiters, die zonder hoed de
geheele wereld kamen doorreizen, zonder
daardoor den minste: blaam op haren goeden
naam te werpen. Jifvrouw Nyqvist was uit
de hoofdstad geboortig, en hare drie konings
zouden wareu bablelzucht, staatkunde en
daarom heeft zij zeker van dit onver
standige plan afgezien. Zoo zij nog van
Gustaaf hield, dan had zij reeds lang
eens van hem gesproken, zooals de jon
ge meisjes doen, want waar het hart
vol van is, loopt de mond van over
Nu ja maai' Louise is zoo'n veran
derlijk oppervlakkig ding niet, en
heeft Gustaaf toch zeer lief gehad,
oudje Ik geloof, dat indien hij iets
van zich had laten hooren, zij zich wel
over hem zou hebben uitgelaten is de
neiging overwonnen, dan zal het mij
even lief zijn
En dat zou wel het beste zijn moe
dertje zegde de heer Harland, Gustaaf
is klaarblijkelijk niet zijn eigenmeester
en wie weet of zijn oudoom hem niet
heeft laten overkomen, om hem daar
naar zijnen zin uit te huwelijken
Nu, zooveel te beter! het is ver
standiger dat wij hier of in de omstre
ken naar een man voor het meisje uit
zien en Louisa hier houden, want een
huwelijk in Italië met twijfelachtige
vooruitzichten zou eerder een gevaar
dan eene bezorging zijn
Louise meende nu genoeg gehoord te
hebben, daarom begaf zij zich langs de
openstaande glazen deur in den tuin,
legde de hand op den arm harer moeder
en fluisterde met neergeslagen oogen
en een lichtblozend en glimlachend ge
laat, waarop verlegenheid en aandoe-
doening met elkander in strijd schenen:
Lieve ouders, gij vergist u beiden
omtrent Gustaaf en mij. Ik heb zijnen
naam nooit meer genoemd, omdat gij
niet zoudt kunnen zeggen, dat ik mis
noegd was over het antwoord, dat hij
van u ontvangen heeft. Maar wel verre
van hem te vergeten, is hij mij in het
geheel niet onverschillig geworden en.,
wat hem betreft, ik... ik weet nu dat
hij mij evenmin vergeten heeft
(Wordt voortgezet).
VW
(14® Vervolg.)
Zekere stielen leveren groote geva
ren op voor het oog. De bureelsehrij-
vers, door het volk ten onrecht met den
naam bestempeld van pennelekkers
hoeven zich tegen deze gevaren te
beschutten.
Rati cxa.nsn.1ian rinxx rtnnr üièts
dan zwart op wit, of wederkeerig, en
zijn bovendien verplicht veel piet
avondlicht te werken, dus meer dan
iemand in het geval hunne oogen te
krenken. Mochten zij zich de hiervoor-
gaande voorschriften ten nutte maken!
Smeden, glasblazers, koks, enz. zijn
gestadig aan den invloed van een schit
terend licht onderworpen. Zij ook zul
len zich met vruolit het aangehaalde
toeëigenen en hun oog voor alle onge
makken vrijwaren.
Ook de steenkappers, enz., zijn aan
een bestendig gevaar onderhevig. Stof,
gruizelingjes van steentjes, enz., kun
nen hun geziehtorgaan treffen. Zij ook
dienen vele voorzorgen te nemen om
hun oog ongeschonden te bewaren.
kwaadsprekerij. Daarbij bezat zij niet alleen
eene nauwkeurige kennis van de omstandig
heden harer zoogenaamde vrienden, maar
tevens ook van die van vele andere, haar
slechts by naam kennende personen. Zij wist
op haren duim de biografie van eenieder
en daar zy bovendien ryk was en alle weken
drie kransjes hield, zoo kon zij er op rekenen
overal vrijen toegang en geopende ooren te
te vinden.
Nooit kwam jufvrouw Nyqvist op de ge
dachte, dat zy iemand tot "last kon zyn
daarom maakte zij ook nooit komplimenten,
maar drong zich overal in, en werd door
gaans ook nog al wel ontvangen, omdat men
altijd menig uieuwske van haar vernam.
Daarom naderde zij ook thans met groote
vrijpostigheid haar bruin zyden mantel
wapperde daarbij als een gespannen zeil in
den wind, terwjjl zij met de eene hand haren
hoed vasthield, waarvan de sluier als de
vlag vau hot vaartuig haar achteruit woei.
Nadat zij het waohtende gezelschap bereikt
eu allen als oude beleenden toegeknikt had,
sprak zij
Vergeef mij, heeren damen, dat ik u
ophoud maar ik was juist van plan, om by
mijne lieve mevrouw Wirèn een bezoek af te
leggen. Ja, ik schaam my, dat ik my niet
reeds vroeger van mijnen schuldigen plicht
gekweten en mijne belofte nog niet vervuld
heb maar, lieve, ik heb het zoo druk.
Gy zjjt vau zin een watertochtje te doen,
zooals ik zie welnu dan wil ik, zoo niemand
er tegen heeft, van de partij zijn, ten einde
de gelegenheid niet te laten voorbijgaan,
om het gezelschap van de lieve mevrouw
Wirèn eens recht op myn gemak te genieten.
Bij deze woordon zette jufvrouw Niqvist
zich weder in beweging en was do eerste in
Eindelijk voor allen die in de open»
lucht onder do brandende stralen def
zon moeten gaan werken, is het goed
mutsen of hoeden met breede randen ta,
dragen.
Fijn en dichtgesloten metalenweefsel,
fijn geweven ijzerdaad, of eenen groo-
tenbril met dikke glazen, is zeer dien
stig om de oogen te beschutten der
werklieden die kasseisteenen moeten
breken, der maaiers die hunne zeisens,
en bijzonderlijk dergenen die molen-
steenen scherpen. Soms spatten er ijze
ren of steenen sprankeitjes weg die zich
in het oog gaan verdringen, en ergs
ziekten kunnen veroorzaken, indien
men geene zorg draagt die ongenoodig-
de gasten niet alleen uit tg drijven,
maar zelfs te beletten van binnen te
komen.
Bijziende personen moeten afzien van
elk beroep dat eene sterke inspanning
der oogen op nabij zijnde voorwerpen
vordert, bij voorbeeld van horlogema
ker, graveur, letterzetter, enz., willen
zij voor hunne toekomst geene spijtige
misrekeningen maken.
Verscheidene oorzaken zijn zeer na-
deelig voor het gezicht
Vermijdt alle overdaad doch bij
zonderlijk de overdaad van drank.
Alle driften hebben eenen slechten
invloed op het gezicht. Vele losbandi-
gen, en nachtuitzitters, hebben hunne
dwaasheid duur moeten bekoopen. i
Leest of schrijft nooit bij avondsche
mering of bij het licht der maan. Dan
sende lichten zijn ook zeer schadelijk
voor het oog. Al liggende lezen, bij
voorbeeld in het bed, vermoeit en ver
zwakt ook grootelijks het gezicht.
Vermijdt de al te warme eu de ai te
koude luchtBeide kunnen oogontste
kingen veroorzaken. Vlucht ook alle
stof en rook. Reinigt goed de oogen en
telkens na vermoeienis, dompelt ze, de
oogschelen wijd open, in koud en zui
ver water (nooit in iauw water). Het
water heeft eene versterkende kracht,
en verkloekt merkelijk de oogen.
Zorgt dat de lucht der plaats alwaar
gij u bevindt niet te droog zij. Daarom
zal men zorgen water op den kachel ta
laten verdampen om de noodige voch
tigheid van den lucht te bekomen.
Houdt het boek of dagblad 30 tot 35
centimeters van uwe oogen verwijderd.
Leest nooit op den trein of in een
k.i bo.h /.I kloj Hul gij l'n,
de hand houdt doet sidderen.
Brengt nooit gansche nachten door
met lezen, borduren of naaien. Leest of
schrijft nooit wanneer de zon op het
papier schijnt.
Gedurende eklipsen beziet nooit vlak
de zon tenzij met .zwarte glazen voor
de oogen.
Al jokkende bedekt men soms onver
wachts de oogen van den makker met
de beide handen. Die plotselinge her
vorming van 't licht is gevaarlijk voor
het oog.
De spanning der kleederen en alles
wat het bloed naar het hoofd jaagt is
uiterst slecht voor de oogen.
(Wordt voortgezet).
de boot, waar zij zonder komplimenten de
plaats innam, waarover de kamerjonker
zijnen mantel had uitgespreid.
Deze echter, verre van zyn ongeluk met
lcalmo onderwerping te dragen, sprong liaqr
dadelijk achterna, om haar te zeggen, dat de
mantelplaats voor eene andere dame bestemd
was, tevens zijn spyt te kennen gevende, dat
dat hij niet meer mantels dan deze eene mede
genomen had.
Ik kan toch onmogelijk met mijnen bes
ten zyden mantel op de bloote planken zitten,
merkte jufvrouw Nyqvist bits aan, zonder dé
geringste beweging te maken, om de in be
slag genomen plaats te verlaten. Ik vertrouw
lieer kamerjonker, dat gij galant genoeg zijt,
om dat in te zien
Zeker, jonkvrouw, maar gij zult toch
ook inzien, dat...
Bij doze woorden bekwam de kamerjonker,
die gelyk een kolossus met elk zijner voeten
op eene zitbank stond, van deu assessor, dia
die mevrouw von Dressen in den boot wilde
helpen,eenen zoo duchtigen stóot tegen zijnen
buik, dat hij eensklaps als een knipmes
samenboog, en met zyn hoofd vooruit
tusschen de beide planken, vlak op de voeten
van de ontstelde jufvrouw Nyqvist te land
kwam.
Hemel mijne eksteroogen mijne ekster»
oogen gilde jufvr. Niqvist, terwijl zy zioh
meteen des te vaster op de veroverde plaat*
hechtte.
Ziedende van woede richtte von Gösse zich
weder op. Men stoot iemand niet op zulk eenp
wijze als men plaats wil hebben sprak hij tot
Wirèn en poogde met zijnen grooten zijden
zakdoek het water af te droogen, waarmed*.
hy over het gansche lijf bemorst was.
(Wordt voortgezet)^