Nuttige wenken. Gouden Regen LONDEN een reuzenstad Eerbied VERLOREN. -v- 15 EN 16 SEPTEMBER 1912 De eerbied bestaat niet meer Hij sterft uitTegenwoordig is er geen eerbied meer onder het volk Het rijk der onbeschaamdheden en der schaam teloösheid heerschtDie gezegden hoort men maar al te dikwijls door ■welgemanierde en deftige personen uiten. En inderdaad daar is iets van ja daar is veel van. Ook zijd die wee klachten en die treurklanken geene onwaarheid. Verre van daar want zij geven heel en gansch de zuivere waar heid te kennen en te verstaan. De eerbied is immers een gevoelen van achting dat door woorden,gebaren handelingen, doeningen en werken, Welke er de getrouwe uitdrukkingen van zijn, te kennen gegeven wordt. Wat er over denken 't Is eene zware plicht voor iedere mensch eerbiedig te zijn want onze goddelijke oorsprong, het heilig merk teeken van hel ontvangen Doopsel, het bovennatuurlijke einde en bijzondere roeping, de zonderlinge en uitstekende genaden en gunsten aan die roeping verbonden, de eeuwige glorie die men reeds bij ieder van ons als de eerste stralen van eene nooit ondergaande zon kan, om zoo te zeggen, op 't voor hoofd zien weerkaatsen, vragen, eischen, persen eerbied af. Zeker wij hebben allen en overal gebreken, doch gepaard zijn zij met hoedanigheden, met deugden en voordeelen, die verba zing veroorzaken. Eerbiedig zijn maar weet ge 't niet dat is u vergrooten, vermeerderen groeien en toenemen in achting, dat is uw zeiven vereeren en niet verkleinen, verminderen en vernederen. Eerbie dig zijn dat is tot God naderen Daarom schreef de wijze man .- O mijn God met welken eerbied en erbar ming bestuurt gij ons niet! En nochtans wat is de mensch dat hij in zulke groote eere wordt gehou den - Eerbiedig zijn en u eerbiedigen dat is het voorbeeld van Christus kerk vol gen. Een ketter bestempelde de Roomsche H. Kerk met-den naam van Grootste leerschool van eerbied Ook ziet eens, beschouwt eens wat ze doet en te wege brengt voor armen, zieken, kleinen, voor de dooden zelfs. Overweegt hare plechtigheden. Moet ge niet bekennen dat zij ons als boven- natuurlijke schepselen beschouwt en eerbiedigt. En inderdaad dragen wij, kinderen Gods, niet in ons de gelijken van God onzen vader Door eerbiedig te zijn veredelen wij onzen geest, richten wij ons goed oor deel, werven wij de goedheid der herten aan wij geven getuigenis van eene volmaakte en goede opvoeding. Hoe meer iemand zich verheft, hoe meer hij de menschelijke persoonlijk heid eerbiedigt. Want dan ziet hij ze in werking en komt zij in betrek met een bovenwereld, waarin ze leeft. Hoe meer iemand zich verlaagt, hoe meer hij den eerbied van kant schuiftwant alsdan wordt hij gewaar, dat zijn menschelijk wezen in aanraking komt met de lage en dwaze wereld, Waarme de hij zich gelijkstelde.»Zoóschreef een Fransche wijsgeer Ernest Hello en zijne woordenzijnwaarlijk in achtte nemen. Eerbiedig zijn ja dat is de eerste zuil waarop gansch het christen ge bouw rust, ik wil handelen van den tempel, van het heiligdom van ons hert. De eerbied immers zal rondom ons als een beschermend bolwerk opwer pen. Hij zal ons bewaren tegenover de slechte wereld en zijne gevaren Hij zal ons beschermen tegen ons eigen zeiven. De eerbied zal ons doen inzien de ge trouwheid in het kwijten en vervullen onzer plichten. Wij zullen onze plichten niet daar laten want het ware den eerbied-dien wij aan God, aan onze medemenschen en aan ons zeiven verschuldigd zijn met de voeten treden. De eerbied zal ons aller harten win nen, hij zal de onweders doen wegtrek ken en in al de moeilijkheden hulpe en bijstand aanbieden. Het onderhouden van den eerbeid zou voor ieder van ons moeten be schouwd worden als eene zware ver plichting waaraan we nooit of nooit zouden mogen te kort schieten. (Naar het ©uitsch). - I. §-«•' De eerste slag was geleverd. De ovenwin naar kanjpeerclé op het slagveld. Talrijke bivalcvur^n dreven rook naar den wol-keloo- zen lentenacht-hemel. Bij veldwachten en pa- troeljon klonken qnkele schoten ip de verte. Ter zij do 'van de eigenlijke kampplaats doemde een boschje op, badënd in hallen ma neschijn. Midden er in stond 0n hujS van één verdiep, dat op een jachtslot geleek. Een uitgestrekt grasplein, dóór twee kiézelwegen omringd, lag er voor. Aan den overkant van 't plein, vlak tegenover de voorzijde van het gebouw, stond de Diana van Versailles (1) op breed steenen voetstuk, als kwam ze pas uit het Woud te voorschijn. Op deze plaats had een felle strijd gewoed. Deuren en vensters lagen verbrijzeld op de muren sporen van kogels. Gesneuvelde gre- nadieren, de smart en de woede nog op het gekrat, hadden de graszoden met hun blood geverfd. Een yan hen leunde tegen Diana's voetstuk. Zijn hoofd lag achterover gebogen; de half geopende oogen staarden haar aan. De oud-Italiaansche Godin had den Duit- schen krijgsman den weg naar het Wal halla (2) gewezen. Op eenige stappen voor zijne soldaten, dicht bij de verbrijzelde deur, lag een jonge officier uitgestrekt. Zijn bleek gelaat hield hij zijwaarts gewend. Onder zijn helm uil viel een dikke zwarte haarlok tusschen de gebro ken oogen. Nog omklemde zijn rechterhand, als bij leven, den degen. De linker rustte op het hart. Slechts een enkele druppel bloed was uit de wonde op zijn hand geweld on schitterde in 't licht der sterren, als ware hij een robijn uit den fijnen gouden ring die aan den vierden vinger prijkte. Lentevrede. Alles was stil als op een kerk hof. Nu en dan slechts ruischte een wind zucht, klagend en onverschillig te gelijk, door de twijgen hij zong het eeuwige lied van den Dood van de Verzaking. II. -Dezelfde lentenacht lag ook over veld en woud, over stad en dorp, in 't Noorden van ons vaderland (3) uitgespreid. Op het kleine plaatsje was alles reeds ter r.uste gegaan. Ook in de groote. als een burcht oprijzende, woning van den baljuw scheen alles te slui meren. Achter de vensters waren de witte gordijnen neergelaten. Alleen op het gelijk vloers, uitgevend op den tuin, stonden nog twee ramen wijd open. Een Perzisch tapijt bedekte den vloer van de kamer. Op de ronde tafel voor de sofa stond een lamp, die de plaats helder verlichtte. Tegenover de ven sters was een Bechstein (4) geplaatst. Door den nacht klonk het Impromptu As dur,Opus 142, nummer 2, van Franz* Schubert. De tweede satz (5) werd te snel, te hartstochte lijk gespeeld er schuilde als angst en onrust in hot spel. Weldra- waren ook de laatste, akkoorden van het verrukkelijk stukje weg- estorven. Heel in de verte klonken liederen, Nu dui delijker, dan doffer. Het waren soldaten dio naar de grenzen oprukten, waar dezer dagen de oorlog- uitgebroken was. Nu drong het duidelijk tot haar door j j Geen schooner dood sterft men op aardc r Dan wie op 't slag veld ligt verslagen, Op groene hei, in 't vrije veld Zal hem niet storen smartlijk klagen. Op 't enge bed kan er maar één Alleen zijn stervensbeurt verbeiden Hier vindt hij zoovee! kameraads Met hem gesneefd, als k -lud in weiden. Met ingehouden adein luisterde zij. Haar lippen vielen even open. Haar oogen worden grooter. Op haar lief gelaat somberde angst en kommer. o Met trommelslag, trompetgeschal Wordt meenge vrome held begraven. Gevallen koen ter groene hei, Onsterfelijk met roem beladen 1 ldonk het stiller en stiller. Gevallen koen ter groene hei, Onsterfelijk met roem beladèn hoorde zij nog eenmaal duidelijk. Met diep gebogen voorhoofd, met geslo ten oogen, had zij de laatste tonen aange hoord. Nu was alles stil en eenzaam om haar heen. Langzaam trad zij naar het klavier Geen schooner dood sterft men op aard Dan wie op 't slagveld ligt verslagen Zij speelde en zong dit oude, mooie solda tenlied. Toen ze ophield, rustte nog lang haar rechterhand op de toetsen. Hoe menig maal had hij het voor haar gezongen met j zijn klare, zachte stem. Zij had hem dan bè-j geleid. Vol geestdrift had hij van de volks-1 on soldatenliederen verteld. Hoe do soldaten J zelf hunne melodieën aaneenspinnen, eerst t)'E VOLKSSTEM door kleine vervormingen van oude kerkge. zangen en volkswijzen hoe in bijna al hun liederen de grondtoon droefgeestig en ernstig is hoe uit Alle, meestal onbewust, heimwee spreekt. ~v>-v#s Rond de lichten fladderde een nachtvlin der. Zij stond op en ging naar liet raam. Ze drukte het bovenste vlak van do linkerhand tegen den muur en steunde het hoofd er in. Uit haar groote grijze oogen leekten tranen, die.ze niet weerhouden kon. Nu en dan ruischte een windzucht door de twijgen, klagend en onverschillig te ge. lijk hij zong het eeuwige lied van de Ver zaking van den Dood. (1) Godin van de maan, in de oudheid wordt i ook dikwijls afgebeeld als jageres, met boog en j pijpkoker. (2) De godenhemel der oude Germanen, waar- heen de oppergod Wodan de gesneuvelde belden 1 deed voeren, door zijne dochters, de Walkuren- j (8) Duilschland. (4) Klavier van het geleend huis. (5) Hier eenvoudig het tweede deel, het mid dendeel. Volgens de laatste statistiek bezit Londen, wier bevolking dagelijks met ongeveer 106 zielen aangroeit, tegen woordig meer dan 7,000,000 inwoners terwijl Parijs er slechts 2,800,000 telt New-York en Brooklyn 4,766,000 Berlijn 2,090,000 en Weenen ongeveer 1,980,000 inwoners. Het is een merkwaardig feit, dat er te Londen meer Roomsch katholieken zijn dan te Rome meer Joden dan in Palestina, meer Schotten dan in Aber deen, en meer Ierlan Iers dan te Belfast. Meer dan800,000personenen omtrent 90,000 verschillende rijtuigen verkee- ren in de city van Londen, welke be trekkelijk klein is, en waar geen vier kante meter grond braak ligt. Ook is de grond aldaar ongelooflijk duur. Onlangs werd een deel grond verkocht in de Lombard street tegen 50 millioen fr. de acre. Binnen eene straal van 6 tot 7 mijlen van Charing Cross.bevinden zich meer dan 260 spoorwegstatiën en ongeveer 400 binnen eenen omtrek van 12mijlen. Het verkeer per spoorweg met dub bele lijnen geschiedt op eene lengte van 750 mijlen. Het getal nieuwe huizen, gebouwd sedert en met begrip van 1908, is 542,897. Tegenwoordig zijn er 3000 in aan bouw. Gedurende voormeld termijn werden 8Ó28 nieuwe straten en squares aangelegd. Er bestaan meer dan 8000 drankhui zen en 3000 cafés en theehuizen. De inwoners verbruiken jaarlijks meer dan 2 millioen gallons graan 850,000 ossen 4 millioen schapen, kalveren en varkens 9 miljoen stuks gevogelte en wild en ongeveer 150,000 ton visch. Die hoeveelheid visch kan, als voed sel, vergeleken worden aan 10,000 ossen. i Wat den drank aangaat, men drinkt er per jaar 200 millioen gallons bier meer dan 30 millioen gallons wijn en 20 millioen gallons sterken drank, Londen wordt verlicht bij middel van een overgroot aantal gaslantaarns. De verlichting kost jaarlijks meer dan 4 millioen p. st. en vólgens het seizoen worden daartoe wekelijks 75,000 tot 111,000 ton kolen verbruikt. Het verkeer van cabs, omnibussen en autobussen vermeedert van dag tot dag. Het reizigersvervoer door de twee bijzonderste maatschappijen van auto bussen beliep in 1911, 320 millioen. De elec.trische tramways van de L. C. C. hebben den nachtdienst ingericht en men voorziet dat de automobielmaat schappijen weldra 't zelfde zullen doen. In 190S werd een verdrag gesloten tusschen al de maatschappijen voor reizigersvervoer te Londen om den aansluitïngsdienst in te richten op al de electrische lijnen voor autobussen, omnibussen, lijnen onder den grond en verlteer op de Theems. De tramways van de L. C. C. hebben in 1911 meer dan 500 millioen reizigers vervoerd de District en Metropolitan ondergrondspoorwegen ongeveer 112 millioen, en de ondergrondtramways, tubes genaamd, 175 millioen reizi gers. Volgens de laatste statistiek voor 1911, waren er verleden jaar te Londen 20,000 policiemannen. De Brandweer heeft 1350 officieren, pompiers "OerHeden, stokers, enz. 132 alarmposten voor brandgevaar zijn verspreid in de stad. De algeheele kosten voor brandweer beiiepen omtrent 7,500,000 fr. van 1 April 1910 tot. 31 Maart 1911. Er bestaan te Londen 450 gemeente scholen en 550 vrije scholen. De gemeente besteedt jaarlijks aan het onderwijs eene som van 112 1/21 pnjjioen frank NOVELLE 8" Vervolg. Met moeite stegen wij dus het eenza me strand af en vonden het lijk van eenen jong mensch van ongeveer 28 jaren,met eenigzins gekruld blond haar en eenen grooten baard nog bemerkt men heeriijke duitsche trekken op zijn gelaat dat echter, door het langdurig liggen in het zeewater, bijna geheel onkenbaar was geworden. Een ver scheurde zwemgordel van caoutchouc lag naast het lijk, waarvan de toestand ongetwijfeld te kennen gaf, dat hier reeds een of ander onmensch der ruwe Calabrische visschersbevolking, het lijk ontdekt en geplunderd moest heb ben, daar het geen enkel kleedingstuk meer aan had dan eene broek en een hemd zelfs had men eenen vinger van de rechterhand afgesneden, waaraan de ongelukkige waarschijnlijk een ring gedragen had. Klaarblijkelijk had hij tot de passa giers van den Ettore Tieramosca - behoord en was hij verdronken, bij de aangewende pogingen om de kust zwemmend te bereiken. Er bleef ons dus niet het minste bewijs van zijnen naam en zijn vaderland over, en wij legden het lijk in eene rotskloof aan den voet der klippen, maakten die met rotssteenen en rotsblokken toe, deden een stil gebed en besloten de zaak bij het gerechtshof in Verbicaro aan te geven. Toen wij, na vervulling van den laat- sten liefdeplicht, die plaats weêr verla ten wilden, ontdekte ik een stukje papier.dat. half in het zand was getrapt. Ik raapte het op en zag, dat het een envelopje zonder adres was. Het zee water had de gom losgeweekt en ik opende den brief, in de hoop daardoor de oplossing te vinden van de vraag, wie toch die verdronken persoon zijn kon want een aantal verscheurde brie ven deden mij vermoeden, dat een of ander lijkroover den inhoud van eene brieventasch moest geplunderd hebben. Ik werd echter zoo verre in mijne ver wachting bedrogen, dat het envelopje niet anders bevatte dan een paar regels met onderteekening Gustaaf en eenige verdroogde geelachtige bloesems zooals die van boomen uit den brief konden wij ook niets anders opmaken dan dat de schrijverzichop zijne terug reis van Sicilië bevond, en hij zulks een zeer dierbaar persoon berichten wilde. Ik stak den brief bij mij en zal dit voor val in dagbladen bekend maken, om de bloedverwanten van dan verongelukten een middel aan de hand te geven... Hebt gij somsden brief bij u...kunt gij mij dien laten zien vroeg Louise met bevende stem en haar zeiven nau- lijks bewust. In 's hemels naam, mejuffrouw Harland. wat scheelt u 1 vroeg de pro fessor Hauschilfl geheel verschrikt, toen hij de gemoedsaandoening van Louise bemerkte. O, wees maar zoo goed mij den brief eens te laten zien stamelde zij bekommer u niet over mijne ontstelte nis het zal wel voorbijgaan. De jonge schilder reikte haar den gewenschten brief over. Sare handen beefden; tranen stroom den eruitLouise's schoone bruine oogen,maartoch tracht te zij hare aandoening te overmeeste ren. Het papier was van het zeewater doorweekt, maar de gouden regenbloe sems en deletters van het briefje waren nog tamelijk goed behouden, zoodat Louise hieruit terstond de hand herken de van den geliefden, van wien zij nu den eersten en laatsten brief in handen hield. De inhoud luidde als volgt Geliefde, dierbare Louise Eindelijk naderen wij het einde van den harden proeftijd onzer schei- dir.g en ik heb mij het recht ver- worven u de mijne te noemen en u den eersten brief te zenden, alsook het pand onzer liefde en trouw,zooals - ik u sedert drie jaren overzond. De metalen gouden regen is wel is waar nog niet op mij neer gestroomd maar ik heb mij eene plaats verwor- ven, die aan billijke eischen voldoet. De weken van mijn verblijf in Sicilië zijn geteld en ik zend u dezen groet op den derdep verjaardag onzer scheiding vooruit, om u tevens mijn spoedigen terugkeer te melden. Wat ik u nu aan kan bieden, zal ook uw goeden vader bevredigen en ik kan u niet uitdrukken met welk hevig ver- langen ik ons weêrzjen ondflr het prieel van gouden regen te gemoet zie. Met welk een vuur zal ik u,mijne beproefde, getrouwe Louise,aan miju hart drukken en u toonen, dat ik uwer waardig ben en immer blijven zal. -■( Uw trouwe Gdstaaf. Louise begreep nauwelijks den zin van hetgeen ze gelezen had maar dat had zij er toch duidelijk uit opgemaakt dat Gustaaf dood en haar levensgeluk vernietigd was. Ook zag zij nu in, dat slechts een wonderbaar toeval haar de verpletterende tijding zoo laatgebracht had, waarop zij zich in dien tusschen- tijd zoolang had kunnen voorbereiden eh waartegen haar hart nu als het ware bestand was. Oogenschijnlijk kalm en bedaard, verzocht zij den jongen schil der, haar den brief toe te vertrouwen, die eigenlijk voor haar was bestemd geweest en verwees hem om nadere ophelderingen naar haren vader. Ver volgens zocht zij, met wankelende schreden, geheel van droefheid neer gebogen, haar kamertje weer op, om daar haar overkropt gemoed door een vloed van tranen te ontlasten. (Wordt voortgezet). 17° Vervolg. Werking van het oor. Laat ons nog een woordje zeggen over die werking. Waartoe dient ons oor Wij hebben ooren om te hooren, om de geluiden op te vatten en te be grijpen. Een geluid ontstaat door tril lingen van een of ander voorwerp, welke zich aan de omgevende lucht mededeelen en ons zoo genaken, in den gehoorgang dringen en op het trommel vlies klepperen de beendertjesketting deelt de ontvangen geluiden verder mede, door een bepaalde drukking uit te oefenen op het vocht dat in het in wendig oor staatde fijne vertakkin gen der gehoorzenuwen ontvangen daar de indrukken en seinen ze over, gelijk een telegraafdraad, naar de her senen. Klinkt het niet, zoo botst het I zegt een vlaamsche spreuk, onderscheid makende tusschen een gerucht en een klank. Een bots is een gerucht dat ons oor onaangenaam treft en dat ontstaat uit niet-periodische geluidstrillingen een klank, daarentegen, komt voort van periodische geluidstrillingen wel ke, verscheiden door wijdte en duur, zware en scherpe, hooge en lage tonen verwekken, met zooveel verschillige tinten, door de muziek zoo kunstig uit gebaat otp ons gehoor aangenaam te streelen en ons allerhande gewaarwor dingen te doen gevoelen. De scherpe sis-klanken zijn best hoorbaarde too naard doet er veel toe de klinkers a en e hebben een hoogen toonaard, en worden beter gehoord dan de o en u met hunnen lagen toonaard. Prof. Dr Jacobsen, stelt in een rij woorden, met fluisterstem, gesproken, het woord Bismarck» aan 't hoofd,als het meest hoorbaar, en mutter- op 't einde; het zoete woordje moeder is wel gemaakt om met zachtfleemende stem, dicht aan het oor, te worden gefezeld Hoe ver draagt wel een gewoon oor De fluisterspraak, in een gesloten ka mer, van alle storende geruchten ver wijderd, wordt verstaan op een afstand van omtrent 20 tot 26 centimeters. 't Is hier ook van pas op te merken dat een geoefend oor den afstand dei geleidsbroit kan beramen, door verge lijking tot die vergelijking zijn twee voorwaarden noodig wij moeten den aard van de geluidsbron kennen en het omgevend midden wanneer wij bij voorbeeld, de fanfaren hoortn spelen, kunnen wij dadelijk gissen hoever ze van ons afstaan, omdat wij weten hoe hard de muziek van dit aantal koperen speeltuigen klinkt, dicht bij ons, in dezelfde open lucht wij maken eene vergelijking tusschen het geluid nu gehoord en het geluid van het anders naast ons spelende muziekkorps, en dit verschil is de maat van den afstand. De richting van het geluid ieeren wij eveneens kennen bij vergelijking wij meenen dat de geluidsbron gelegen is langs den kant van het oor dat het he vigst getroffen wordt,en onze beramiDg is gewoonlijk juist. Een moeilijkheid daagt op als wij zelf in de richting staan van den geluidstroora wij raden wel, uit gewoonte, of het geluid langs achter of langs voor op onze oorschelp valt, doch een geringe oorzaak kan ons doen missen.; een weerkaatsi.ua' geeft

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1912 | | pagina 5