VoIteotóerrlsM DUIVEN Bood „Veritas" Ho© lew©©? Enpis«h8 pelgrims Eiij Én Paus. Twee Kunstenaars 27 EN 28 OCTOBER 1912 Een socialist dagblad schreef eens Zonder schroom het volgende c Den dag, waarop de godsdienst aan den werkman niet meer belet de vraag te stellen, 'waarom genieten anderen dan ik van de vruchten van mijnen arb 'ld, dan is hij weldra voor de Kerk verloren en gewonnen voor liet socialismus. Laten wij zulke stoute taal niet den hciogen toon vieren, zonder er eens 9P na te denken en rapen wij er de heilzame les uit die er in besloten ligt. Wat zulke taal goed heeft, 't is dat zij duidelijk is, en ons zonder omwegen eene groote waarheid zonneklaar voor onze oogen legt. God zegde in den hof aan onze eerste ouders In 't zweet uws aanschijn zult gij uw brood eten. Doch, zonder geloof, zonder godsdienst, wie dan maakt mij het werk tot wet Wie dan hecht er aan mijne kwellingen eenen overgrooten prijs Wie belooft er dan eenen eeuwige hemel aan hen, die het leven geduldig hebben aangenomen, zor.der morren Nochtans 't was allicht een leven vol kommer, vol ontberingen, vol lijden Zonder God, zonder godsdienst, wat zal er mij wel tegenhouden voort te hollen op den weg der driften en der vernieling Ik ook zou uitroepen met den dwaze Genieten we van 't leven, kronen wij ons met rozen eer zij ver slenzen, voldoen wij al onze neigingen, klimmen wij op tot de hoogste eere ambten. Gelijk de rijken zal ik gebie den over knechten en meiden en hove lingen. Aan mij de eerbewijzen, de lusthoven, de kasteelen. Niets sta mij in den weg, niets weersta aan mijnen gebiedenden wil I Weg verre weg van mij, de ellende,'t gebrek, 'tsla- venwerk. Wie ontzegt mij zulk recht Ware met de dood alles gedaan, ware ik zeker geen rakenschap te moeten ge ven aan eenen God, oneindig recht- veerdig en almachtig, wie zou mij beletten, kost wat kost, zulk aanlok kend doel te bereiken De wet mis schien, de openbare macht, de gendar men Maar ik zal met bedrog te werk gaan. Dit moet Riet moeilijk val len. Ziet oens hoevelen er vrij loopen gaan met goed der armeD, weduwen en weezen. Koevele er 't loon der ar beiders in handen houden en nochtans aanzien wekken en ongestraft 't hoofd omhoog dragen en hunne slachtoffers tarten. Maar de openbare macht, vermag die niets tegen mij Kan.die mij niet be letten mijn doel te bereiken 1 Uitzin nigheid Wel ze wezen dan nog bij machte, ik zal toch mijnen rol gespeeld hebben. Kan gevang of dood mij af schrikken Wat zal erbij ik verliezen? Mijn bestaan zonder dat ware toch maar dat van eenen verworpeling in de samenleving Doch 't leven, zegt men, is zoet, zelfs voor den ongelukkige Nemen wij dat gereedelijk aan. Welk zal mijn leven zijn? Durft men dat vragen aan mij, arme, lijdende, wanhopige, verworpe ling Met de vijanden van Kerk en Land span ik samen, sta op en maak oproer. Tot de rijken zal ik roepen Gij bezit al wat ik ontbeergij zwemb- in genoegen; ik, ik lijd honger en dorst, koude en vermoeienis gij leeft in paleizen, ik in eene armzalige hut gij drinkt en klinkt, ik en de mijne lijden honger; gij loopt de vermaken na, terwijl ik onder de aarde wroet. Genoeg deelen wij I Ja, 's menschen hert is somtijds zoo. 't Kan opbrui- schen in onstuimigen drift, 't dreigt al (8 vergruizen, al te vernietigen. Ah was men in zulke uitzinnige oogen- blikken geen kristenStond daar niet onze heilige godsdienst voor te lichten! Hadde ik dan niet voor mij op de werk tafel, in den werkwinkel het kruis beeld 't Kruisbeeld, dat heldhaftig gedenkteelien van eenen God voor ons mensch geworden 't Kruisbeeld, dat glorievol zegeteeken van eenen God voor ons slaaf, ellendeling, armzalige, martelaar geworden om ons 't voor beeld te geven, om ons voor te gaan ons lot verduldig te leeren dragen. Ons lot waaraan Hii zoo grooten prijs hecht, de eeuwige vreugde. Hadde ik dan voor mij 't kruisbeeld niet, ik ook, ik liep naar mijne gewaande vrienden, ik liep mede werken aan den alge- meenen opstand. Dan eerst zou ik tevreden wezen als mijne vijanden aan Mijne voeten kruipen zouden en ik ze handwringend zag ronddwalen met vrouw en kinderen in den rooden gloed van hunne brandende paleizen en woningen. In den rooden schijn van don Makenden burgeroorlog zou ik spotlachend getuige wezen van hunne laatste stuiptrekkingen. Doch neen, ik ben, Gode zij dank, kristen Als de duivel zulke zwarte gedachten in mijne ziel doet oprijzen, o dan, dan bezie ik het alverwinnende Kruis,en ik roep uit met al de kraoht eener geschokte ziel: Uw wil geschiede. Voor mij hebt ge wel op de lippen uwen spotlach, gij allen, vrijdenkers, godloochenaars, grijpende wolven in schapenvacht; ik, integendeel, ik kus eêrbiedig de voeten van den Gekruiste en herhaal smee- kead en biddend Uw wil geschiede.». Dat woord, 't is het verhevenste, het eenige woord van troost voor eiken kristen. Gij, perslakeien, gij politieke dweepers, gij onderwijzers zonder God of gebod, gij werkbazen zonder kerk of godsdienst, gij allen, tracht dit woord weg te cijferen, 'k Roep u toe Voorzichtig. Wanneer de menschen dit woord niet meer verstaan, ais zij met de dood alles gedaan achten, als God voor hen eene fabel, de hemel een uitvindsel gewor den is, dan zijn ze rijp om ook hun deel van de vermaken dezer wereld te eischsn, en dat deel, wij zullen het dan geven moeten willen of niet. Donken wij daaraan en ieder doe zijn plicht om dien wassenden en verderfe- iij ken vloed te dempen. LUC. To lande zijn do lief beknors van duiven talrijk daarom zijn hot niet al duivenmel kers, maar wie ziet niet gaarne die lieftallige hnisvogels die in zulke hooge en breetlo kringen in de lucht, boven do hofstede rond zweven, of zoo lustig rond de duivenpiere zitien te ronken Do waro duivenmelker zou voor zijne duiven sterven, dat weet iodoreen, en ieder oogenblikje dat hij vrij hoeft, wordt aan zijne geliefkoosde duiven besteed. Dat gaat zoover dat vader en moeder, hun«e i zoon, dien dnivenzot» bo knorren, en hem verwijten dat hij al te veel aan zijne liove diertjes denkt en veel te wei nig aan zijn da galij ksch werk. Ook gebeurt het wel eens dat moeder de vrouw u reutelt omdat baren man geheelo dagen op zijn duivenkot zit. Dat is niet altijd zonder reden want menig huisvader offert geheel of grootendeels het huiselijk ge luk op aan zijne duiven en het duivenspel. Wij hebben daar nog over gesproken, we laten nu die kwestie ter zijde en beschouwen de duivenkweslie uit een ander oogpunt. Do duivenliefhebber zou alles aan zijn duiven opofferen, zegden wij booger, hij zou alles doen wat maar mogelijk is om zijne lieve diertjes het leven zoo aangenaam mo gelijk te maken. Maar het ontbreekt hem dikwijls aan kennis om zijne gevederde vrienden naar be- hooren te verzorgen. Gewoonlijk weet de duivenliefhebber nog al welk voedsel hij zijne duiven meet toe dienen. De duiven zeggon hom dat zeiven, door de voorkeur die ze botoonen voor dit of dat voedsel. Maar hij is minder bekend en overtuigd van de gezondhoidsvoorwaarden aan welko een duivenhok moet voldoen. Om wel le zijn zou ieder koppel duiven moeten beschikken over oenen hal ven kubie- ken meter lucht, indien ze opgesloten zijn, en over half zooveel indien zij kunnen uit vliegen. Die voorwaarde is nogal licht vervuld. Waar minder naar gezien wordt is naar de reinheid van het duivenhok en die is noch tans eene allereerste vercischte om de duiven van allerlei ziekte te bewaron Zeer dikwijls zouden vloer en mesten van het duivenhok, moeten gereinigd worden en in Februari-Maart, eer de duiven beginnen te leggen, zou geheel het duirenhok moeten geschuurd worden en dan mot kalk gewit. Van tijd tot tijd zou men met ontsmettende vocht in het duivenhok moeten sprengen, zooals cróoline met water gemengd men moet dat echter doen in don voormiddag zoodat de scherpe geur voor den nacht ver dwenen is. Zulke kuischingen worden voorzeker zeer weinig gedaan, hoewelzij, wij horhalen het, van allereerste noodzakelijkheid zijn. Indien men het duivenkot meer en beter? reinigde dan zouden de duiven beter bevrijd blijven van ziekten en ook minder geplaagd worden van insekten, die altijd in do vuilig heid woekeren. De duiven zijn zeer gezet op zindelijkheid, buiten het water dat men te hunner beschik- DË VOLKSSTEM w.1^ king stelt om te drinken, zou er nog water moeten zijn, dat de duiven kunnen bezigen om te baden. Gedurendo den tijd van het muiten moeten de duiven wel opgepast worden. Ze zijn dan zwakker zij moeten kloeker voedsel hebben en als het regent en koud is moet men ze bin nen houden. Indien men bemerkt dat eene duif hare pluimen recht zet, in den muittijd, 't is een teelten dat zo ziek is en men meet ze in eene warme plaats brengen en zo goed voedsel geven. Het duivenhok om goed ingericht te zijn zou moeten voorzien zijn van trekgaten opdat de lucht erin kunne spelen, 's Winters, gedurende den nacht, zouden die galen moe ten gesloten worden. Ze zouden natuurlijk moeten voorzien zijn van ijzerdraad, zoodat de duiven langs daar niet zouden kunnen uitvliegen. En nu, duivenliefhebbers, zie eens wat go aan do woning uwer lievelingen kunt ver beteren De corespondent van de «Croix» te Rome geeft aan zijn Mad een telegrafichs verslag van de audiëntie die Pius X, gisteren aan vierhonderd Engelsche pelgrims in de zaal van het Consistorie verleend heeft In zijn toespraak bedankte cardinaal Boorne, de leider der pelgrims, den Paus voor diens welwillendheid ten opzichte van Engeland aan den dag ge legd, door het vermeerderen van het aantal diocesen in dit land. Verder bracht hij in herinnering de aanhanke lijkheid van het Engelsche volk aan den H. Petrus en diens opvolgers. Ais bewijs hiervoor voerde hij het feit aan dat de Kathedraal van Westminster, waar nog heden ten dage de Engelsche koningen gekroond en begraven wer den, aan den H Petrus is toegewijd. Vele eeuwen lang zeide de cardi naal verder,was onze Kerk nauw ver bonden met Rome. Van Rome hadden wij onze leer, onze discipline en onze moraal. De onbillijkheid van hem die zich noemde «Verdediger van 't geloof- is niet in staat geweest het Engelsche volk te scheiden van zijn hoofd te Rome. De cardinaal eindigde met deze woorden Door dezen pelgrimstocht willen de Engelsche bisschoppen en katholieken den Paus een bewijs leve ren van hunne oprechte toewijding.» Hierop voerde de hertog van Norfolt, het woord namens de Catholic Union» Hij bracht in herinnering de groote daden door PiasX gedurende een negen jarig pausschap verricht Dit alles zeide hij, heeft Uwe Heiligheid ver richt te midden van zeer groote moei lijkheden, die, om eene uitspraak van voorganger Leo XIII te gebruiken, veroorzaakt zijn door de ontneming van de nooclige vrijheid, die noodig is voor de onbelemmerde uitoefening van uwe zending Van het begin van haar ontstaan af heeft de Catholic Union tegen een dergelijke vrijheidsberoo- ving geprotesteerd en heeft ze aldoor aangedrongen op het verschaffen van de' noodzakelijke onafhankelijkheid. Wij herhalen het thans weder en ver stommen zal onze stem nooit Het is voor de vele Engelsche katholieke van het grootste belang, dat de Paus geens zins belemmerd worde in de uitoefening van zijn gezag Pius X antwoordde hierop Toen uw natie tot het Schisma kwam ging het Katholicisme niet onder. Gij zijt de nakomelingen van die moedige man nen, die evenals da Macbabeeën weer stand bieden, de eer hebben het geloof op de eilanden te hebben bewaard en martelaren te hebben voortgebracht, waarnaar uw land nog steeds genoemd wordtHet land der Heiligen Ik ben u, hertog en alle leden van de Catholic Union dankbaar voor al het goede, dat deze vereeniging niet alleen voor Engeland doch voor geheel de wereld heeft tot stand gebracht door het verdedigen der rechten van den II. Stoel. Ten slotte gaf zijne Heiligheid den Apostolischen zegen. Drij jaren geleken werd die bond te Gent gesticht in het lokaal der Katho lieke Sludenten Rooden Hoedop Klein Turkije. Twee treinwachters, doorbrave jon gens, ziende wat al kwaad de slechte gazetten op da treinen te wage brach ten waren er de eerste stichters van. Welhaast vervoegden zich bij hen eenige hoogstudenten, een deurwaar der, een buiten-onderpastoor, een apot heker en eenige gekende rijke en vrome nijverheids- en handelsmannen van Gent. Welhaast nam een rechter, advoka- tep en eenige pastoors de leiding van den bond en deden hem groeien en bloeien. Hij versmolt zich met een der gelijke of ten minste gelijkende Ver eeniging wiens proost de E. P. Petrus Rutten der Predikheeren van Gent was en nog is. De abonnementen aan slechte dag bladen werden door toedoen van de ijveraars van «Veritas», rap en gauw bij honderden opgezegd en door in schrijvingen op goede dagbladen ver vangen. Honderd-duizenden dag- week- en andere losse bladen, als vlugschriften en boekjes werden onder 't volk ver spreid. De dood van den E. H. Rommel, pas toor van Meulestede, (Gent) was een groot verlies voor onzen bond die nochtans immer altijd meer en meer zich uitbreidde. Alles wordt er aan boord gelegd om de goede lezing overal te doen binnen dringen en de slechte te verdringen. Thans heeft men wederom nog een ander middel beraamd- Men heeft eene groote hoeveelheid goede leesboeken bijeenverzameld. Men wil lezen, daar om moeten de goede boeken, de goede romans meer en meergekend worden. In de steden geraakt men nog al ge makkelijk aan goede leesboeken, over al vindt reen daar Katholieke boeke rijen en bibliotheken. Doch op den bui ten is 't zoo niet en waar eene biblio theek bestaat, dan is deze gemeenlijk in geen schitterenden toestand. En nochtans in de le.ege vervelende win teravonden zou dat van pas komen bij onze landlieden. «Veritas» wil dat iedereen, rijk en arm, zich eene goede en aangename lezing kunne aanschaffen. Juist daorom heeft men een afdeeling van den «Bond Veritas» gesticht, die tot doel heeft aan de Katholieke Volksbibliotheken aan een goedkoop prijsje leesboeken in lèening te geven. Iemand die wil goed doen, eh wel ziedaar een zeker middel. Dus gij, E. H. Pastoors en Onderpastoors, Heeren Onderwijzers, Bestuurders van Zondag scholen of patroonschappen of Werk manskringen, wendt u tot «Veritas» Hoogstroot, 39, Gent. Vraagt prospectussen of inlichtingen Helpt ons mee om 't Belgisch volk meer en meer ia't goede te onderwij zen, te stichten, en op die wijze van alie kwaad, verleiding en verdelging, naar ziel en lichaam te bevrijden. En zult Go sterven als do jaren Nogbloeiën in uw blonde haron In Bloeiënstijd Zoo vroeg Maria en zoo antwoorddo Jezus en zoo bob ilc lïem gestorven gozien de weelderig golvende haren ontdaan en ont ward van de vreeseliike doornen kroon, en nu de dood in schijn overwinnaar, met het leven ook do sporen van don harden strijd liad willen wegnomen, nu kan men Hem weder zich herinneren als de schoonste on der de kinderen der menschen, want maje- sla'isch schoon in zijno sobere lijnen, heeft beeluhouwer De Somer, den Godmensch uit gewerkt, en waar de Moeder vraagt Ach i Kind, en dat ge toch voor al mijn leed Dan nog geen woord van troost en weet en de Zoon antwoordt De wil des Vaders. Zoo zie ik Maria in al hare smart, einde loos als de zee, toch vol overgeving nevens 't Lichaam van haar Kind geknield. Indrukwekkende groep want als in het werkhuis reeds, te midden der schilderach tigste wauorde, tusschen de vroolijkste tro nies en potsierlijkste houdingen van allorlei hout6n of steenen personnages, het werk zoo aangrijpend treft, dan zou men wel tor plaatse zijner eigenlijke bestemming in na volging van Miohel-Angelo tot don aan schouwer mogen zeggen nu gij de smart ziet, kniel neder en ween 1 Een oorspronkelijk werk is het dan ook, waarin de kunstenaar gansch zijn vernuft heeft uitgestort, en waarvan men niet zeggen kan zoo één, zoo duizend getuige daarvan de verschillige studiën tot het samenstellen dor Pièta, on die studiën en voltooiing in de Tentoonstelling van 10 November den verdienden bijval zullen oogsten. Onafscheidbaar als waren 't gebroeders, mag men hij 't bespreken <fter werken van Jef Do Somer, van Erpfe,, ook Jan Van Mal- deren niet vergoten ofschoon zijne talenten gelioog gekend zijn on ook wol eoais miskend wierdén, Wat overigons allo kunstenaars ge meen hebben. Persoonlijk ook hen ik hem een woord verschooning schuldig ik durf hem mijne meening uitdrukken, dat ik mij zijn nachte lijk wintorzicht dor laatste tentoonstelling, hoe flink ook geborstold, zóó niet kon voor* stollen maar nu ik mij onlangs in een laat tijdig uur voor zijn huisje te Nieuwerkerkon bevond, en in het flauwe maanlicht, den blik liet waren tot in het blauw-nevclig verschiet der Stad Aalst, nu begreep ik al het hecrlijko van zijn tafereel. 't Ontroerde mij tevens ook, hoe hij hij dit nachtelijk work, zijne beminde stad mot al zijn vernuft had willen omvatten en 'k wenschte wol dat die wonderschoon stra lende lichtjes op don achtergrond hom als zoovele vuurbaken mochten schijnen dat zijne bakermat, zijne liefde voor haar blijft waar- deeron. 'k Vermeen en verhoop, dat dit stuk weer doel zal maken van de tentoonstelling op 10 November, to zamon met het merkwaardige zesluik waarin de schilder zes oude slads- zichten voor de vernieling des tijds i.eeft be spaard, en dat de Aalstorsche nakomeling schap met een blik in 't grijs verleden, tevens dankbaar zal doen terug-schouwen tot den talontvóllen voorzaat, die zoo meesterlijk uit zijn zesluik de vervlogene eeuwen stra len liet. Kr. Tiek. 23° Vervolg. Vreemde lichamen In liet oor. Hat indringen van vreemde lichamen kan ook verwondingen teweegbren gen, doch de indringers schaden nog meer op een ander wijs. Het zijn vloeistoffen, doode lichamen of levende dieren die in den gehoor gang komen. Water loopt er gemak kelijk in, bij baden, wasschen, dou chen, doch zijne aanwezigheid is maar nadeelig wanneer het oor ziekelijk aangedaan is of week voor herval in ontstekingen; natuurlijk dat het water ook besmetting kan invoeren, wanneer het ziektekiemen inhoudt, maar dat is hier de kwestie niet. Vele oorziekten herbeginnen telkens de lijder een bad genomen heeft, zonder dat het daarom een koud bad vveze het zijn vooral de aandoeningen van trommelvlies en middenoor, welke gereedelijk herin-' vallen door zulken watervloed, zooveel te meer als er reeds een doorboring van het oorvlies bestaat men merke wel op dat deze wonden, wanneer zij een zekeren omvang hebben, gewoon lijk niet meer toegroeien. Als voorbe hoedmiddel zal liet niet voldoende zijn de ooren op te stoppen met een vastge drukt wieksken watte, want dit wordt doortrokken van het water, slorpt dan nog nat op, en belet het weder uit te loopen; 't is dus eer nadeelig dan voor- deelig. Wij spraken vroeger met lof van watte in de ooren te houden om liet inloopen van water te verhinderen, maar dat was voor eene eenvoudige wassching, terwijl het hier eene echte indompeling geldt. Om de ooren van zulke schadelijke overstrooming te be vrijden, moet men een sterke dam op stellen, die ondoordringbaar is, en daartoe gebruikt men kleine gummi- doppen daar zijn er van verschillige grootte, omdat zoo een dop noodzake lijk moet passen in de opening van den gehoorgang te groot, dan valt hij er weer uit door het geweld van den watervloed; te klein, dan laat hij vocht doorgaan of schuift zelf te diep in. Doode lichamen in den gehoorgang ontmoet men nogal bij schoolkinderen; hetzijn gewoonlijk kernen of steenen van fruit, die er door hunne kleine makkers ingestoken worden of die zij zelf erin duwen, meest spelens, ook wel eens kwaadaardig of gedreven door oen zekere zucht waaruit naderhand erg kwade neigingen kunnen ontwik kelen de ouders en onderwijzers hoe ven op hunne hoede te zijn om deze drift zacht en streng tegen te werken, rekening houdende van het feit dat cr zelden slechte wil mee gemoeid is, maar veel meer een bijzondere lichaams gesteltenis welke moet verbetei d wor den. Deze doode lichamen moeten dik wijls lang in't oor zijn zonder hunne aanwezigheid te doen opmerken door eenige stoornis van het gehoorvermo- gen met der tijd echter ofefencn zij steeds een prikkeling uit op de gehoor- gangswanden, welke tot ontsteking en ettervorming voert, zoodat zij moeten

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1912 | | pagina 5