De vergiffenis van den monnik Stadhuis van Audenaerde De stad"Audenaerde.eertijdswereldberoemd om liare tapijten is nu nog enkel gekend om haar goed en straf bier en... om haar stadhuis. Dat gebouw is niet buitengewoon groot maar wel buitengewoon schoon- Het werd opgebouwd van 1525 tot 1529 door H. van Peede en G. de Ronde. Zijne benedengaanderij zijne twee verdiepen, met nissen uit dewelke ongelukkiglijk de standbeelden verdwenen zijn, zijne fijne gaanderij zoo fijn als kantwerk, maken een zeer verrukkend geheel uit.Maar hetgeen nog meest de bewondering wekt is wel de kleine toren. Dat is een echt kunstwerk van zuivere fantasie,van buitengewone lichtheid, hij telt vijf verschillende verdiepen, allen omringd van eene sierlijke gaanderijen waarop eene kroon prijkt in gebeitelde steen, op hare beurt bezet met een verguld standbeeld. Men heeft gezegd dat het stadhuis van Audenaerde aan eene relikwiekast geleek dat is ook zoo, men zou zeggen een juweel fijn gekun steld lijk NimeDitz,Becceril ot Cellini er enkel tooveren konden. Stadhuis van Brussel Hetjstadhuis van Brussel is voorzeker het schoonste wereldlijk gebouw van het land. De bouwkundigen Jaak van Thienen en Jan Ruysbroeck werkten er aan van 1402 tot 1454 en gaven er lucht aan hun genie en aan hun droombeelden. Men weet niet, wat men meest moet bewonderen, den zwierigen toren, de sierlijke spitsbogen, en de fijne gaanderijen,de gebeitelde toren tjes of het standbeeld van St Michiel in verguld metaal dat boven op eene hoogte van 114 meters draait. Om te beschrijven wat dat stadhuis bevat aan weelde en pracht hadde men wel twintig bladzijden noodig. Wij stippen enkel aan de zaal van den gemeenteraad, waar Egmont en Hoorn ter dood veroordeeld werden, de groote feestzaal gansch behangen met rijke tapijten van«Gobelin> en van houten snijwerk voorzien.de zaal der huwelijken waar men wonder schoone muurschil deringen aantreft. Kortom het stadhuis is het juweel van de Groote Markt van Brussel. Stadhuis van Aelst Vroeger was Aelst de hoofdstad van Keizerlijk Vlaanderen, en grensstad van het graafschap zelf. Het was eene zeer belangrijke stad, daarvan getuigen de oude monumenten, de kerk van St.Martinus en het zeer origineel belfort waarvan hierboven de drukplaat. Het geheele stadhuis en belfort doet een weinig den ken aan de bouwdoozen van kinderen omdat men er alle stijlen in aantreft, kerkslijl, kloosterstijl, stijl van versterkingen. Het geheele nochtans heeft een nog al grootsch uitzicht. Het is een gewrocht van die eeuwen die getuige ware van allerhande legenden. Juist voor het Belfort verheft zich het standbeeld van den eersten Belgischen drukker Diederik Maertens. De Antwerpenaars beweren dat het eerste Belgische boek uit de drukpers kwam van Mathias Van der Goes in 1572, een volle jaar.voor dat de drukkerij van Diederik Maertens was opgericht. Het vraagstuk is niet opgelost.Grammatici certant» zegden onze voorouders. 3' Vervolg. Trotsaard zegde Lello Lelli. Ik niet op 't geen ik ben, ten minste, want ik ben nog niets fier misschien op .wat ik in mij levend, edel en zuiver gevoelgelukkig Spanje voor Vaderland te hebben, de hemel voor hoop en Filips IV voor meester gelukkig een palet te hebben en onder Alonzo Cano te studeeren, gelukkig eindelijk van te hopen dat mijn naam eens zal gevoegd worden bij diepleiade van namen, welke de glorie uitmaken van ons land. Indien gij dezen trots en dit geluk kinderachtig vindt, dan moet menu beklagen en niet mij. Miguël, gaf Lello op een scherpen toon ten antwoord wat gij zoo luid te kennen geeft, denkt gij al sedert lang bij u zeiven. Misschien. Waarom zoolang te wachten, het mij te zeggen Omdat gij nog nooit zoo getracht hebt, mij en mijne vrienden te bespot ten als thans. Omdat ik nooit beter de noodlottigen invloed heb begrepen dien gij op ons uitoefent. Het zou echter oprechter zijn ge weest het t,e zeggen. Het zou van meer eerbied getui gen wanneer gij gezwegen had. Om welke reden De voorspraak van den meester beschermt u. Wilt gij zeggen dat ik mij er achter verberg —Ik bestatig sleohtg; mijne meening houd ik voor mij. Maar indien het van u afhing? voegde Lello Lelli erbij. Indien het van mij afhing, zoudt gij geen uur langer in dit atelier blij ven. Eindelijk werpt gij het masker af. Zwijgen is geen huichelarij. Na zulke w .torden als deze, is er geene vriendschap noch eenige betrek king meer tusschen ons mogelijk. Ik gruw van u, maar ik haat u evenzeer. Wat zou dat Wel ik besluit er uit, dat een van ons hier te veel is. Miguël werd bleek. Wel hoe gij stelt dus voor Voor mij de plaats te ruimen, of ons geschil met den degen te beslissen. Een duel 1 riep Miguël. Een duel, hier op staanden voet. Op zijn Italiaansch vroeg Miguël met bittere spotternij. Op zijn Italiaanscb of Spaansch wanneer een van ons beiden het maar met den dood bekoopt. Miguël, Miguël riep Bartholomeo Romano, wat gaat gij beginnen. U van den man verlossen die te zeer den vriend was van Ribeira, om niet den degen in zijnen dienst ge voerd te hebben. Op dit oogenblik trok Lello Lelli den dolk dien hij aan zijne zijde droeg. Wanneer ik u zegde... ging Miguel voort. Pedro Castello wierp zich voor zijne vriend. Laat ons vechten zegde Lello. Dan ten minste loyaal, antwoord de Bartholomeo, Hij nam twee degens uit het rek dat langs een der paneelen van het atelier stonden gaf er een van aan elk der tegenstanders. Miguel sloeg de hand aan het gevest van den zijne, Terwijl Lello de scherp te van de punt onderzocht en het lem mer deed sissen als eene adder. Opgepast, opgepast riep Miguel. Lello stelde zich in positie de twee degen kruisten zich, Op dit oogenblik werd de deur van het atelier geopend. De meester zegde Bartholomeo met eene gesmoorde stem. Alonzo Cano verscheen op den dor pel der zaal. II. DE MEESTER Toen de twee tegenstaanders Alonzo Cano bemerkten, stoven zij met schrik uiteen Miguel zag zijn meester met eene uitdrukking van spijt en eerbied op het gelaat aan, terwijl Lello een ge smoorde vloek liet hooren. Alonzo naderde de twee jongelingen bleek als eene doode. Ongelukkigeu, zegde hij, onge- lukkigen, wie kan u tot de misdaad hebben aangezet, elkanders leven te belagen i Is het bestaan van eenen mensch niet geheiligd Hebt gij het recht voor een woord, voor eene uit drukking, bloed te storten als een ellendige moordenaar. Ja, ik trek het woord niet terug, als een moordenaar Iedereen die duëlleert, is een moorde naar, en geloof mij, vroeg of laat valt de straf des hemels op zijn hoofd neer. Miguel boog zich diep voor den artist maar Lello Lelli ging voort, hem met een spotachtige uitdrukking in het ge zicht te zien. Wie heeft het geschil begonnen vroeg Alonzo met gebiedende stem. Alle leerlingen als riepen uit een mond Lello, Lello De Italiaan sprong op. alsof hem een adder gesteken had. Neen zegde hij, gij liegt, gij liegt allen. Ik heb niemand beleedigd, gij haat mij en gij verheugt u allen bij de gedachte dat de strengheid van den meester u van een gehaten kameraad zal verlossen. Stilte, zegde Alonzo Cano ik heb u wel andere fouten vergeven, Lello en mijn goedertierenheid is dikwijls de perken te buiten gegaan. Ditmaal echter zal ik onverbiddelijk blijven voor uwe smeekingen, voor de veront schuldigingen die gij zoudt kunnen inbrengen om den afschuw te vermin deren. dien uwe daad mij inboezemt. Moordenaars in mijn huis Ik zal het nooit dulden zoek een ander atelier, Miguel om de geheimen der schilder kunst te leeren. Ik zal u betreuren, want ik had u bijna lief als een zoon. Gij Lello, binnen drie dagen moet gij dit huis verlaten hebben. Miguel naderde Alonzo Cano en zeg de met eene smeekende stem Jaag mij niet weg, meester, jaag mij niet weg. Gij weet welk een eerbied ik gevoel voor uw karakter en voor uwe genie. Wie zal van mij een groot artist maken, zooals ik de eerzucht had te worden, indien ge mij van uwe lessen berooft Ik erken mijn ongelijk en verneder mij voor u.' Maar kon ik op eene onbarmartige wijze mijne kame raden, mijne vrienden hooren bespot ten? Mijn trots als Spaanjaard kwam in opstand tegen de voortdurende spotternijen van dezen gevloekten Italiaan, die zich tot taak stelt, den geest die in ons huist te dooden en wiens trouwelooze raadgevingen mijn kameraden ontmoedigen. Meester gij moet iets vergeven aan het vuur der jeugd, aan de ontstuimigheid van het jonge bloed de les die ik ontvangen heb zal voor mij niet verloren zijn, ik zweer het u, heb medelijden meester. Ja, ja. riepen alle jongelieden, vergeef Miguel —Indien het eene persoonlijke belee- diging betrof, zou ik u reeds vergeven hebben, maar zooals gij weet, heb ik een verschrikkelijken afkeervan bloed van menschen die heden vrienden zijn en morgen moordenaars worden.Neen, Neen Miguel, ik kom niet op mijn woord terug, maar al weiger ik u ook als leerling te houden, zoo kan ik u toch wel zeggen dat ik uw vertrek van harte betreur. Ik wil geene genade vragen, zeg de Lello ik weet toch maar al te goed waarom Alonzo Cano zulk een diepen afkeer heeft van het duel. De artist veranderde van gelaats kleur en leunde tegen een meubelstuk. De Napolitaan hernam, hem vast in het gezicht ziende Ik heb mij een zonderling avont uur laten vertellen, voorgevallen te Grenada in 1537, ik geloof... Toen Cano dezen datum hoorde, ver bleekte hij nog meer en. onbekwaam om zich langer staande te houden, viel hij op eenen stoel neer. De leerlingen vlogen vol angst naar hem toe, maar de artist weerde hen zacht met de hand lerug en zegde tot de Napolitaan Gij hebt gelijkLello, het was in 1537. De Italiaan hernam In dezen tijd bestudeerde een jongeling Sebastiaan di Llat.o y Oaldei geheeten, de schilderkunst bij den eersten artist der stad, terwijl de meester het bewonderenswaardig al taarstuk samenstelde, waarvan wij hier het model bewonderen. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 2