Schilder JOSEPH MEGANCK ALLERLEI Twee zijner beste werken. De Marteldood fan den H. Blasius Dit tafereel werd vervaardigd ten jare 1859 en is nog zeer wel bewaard in de Begijnbnkbrk te AALST, «est de titels van al die boeken in werken van vijanden der katno- ;e Kerk die kamer is een arsenaal, tuighuis van helsche wapenen, be- uperl a's de hel, valsch vergiftigd lea, le hel, n ie kamer is een citadel des onge- 'n 's— die hooge reien van goddelooze 'ijvers als de wallen, welke hij [t opgericht waarachter hij zich '^fri ichanst heeft, om zeker te zijn waant hij, zeker tegen het geloof. Br tegen de kerk, tegen God. Want haat, zoo meent hij de Kerk. isof men zijn Moeder haten kon I fant de katholieke Kerk is zijne ider. In haar schoot werd hij gebo en zijne moeder volgens de na- rleerde hein bidden op haren schoot iuni r°uwde zijne handjes ten geb boel ie namen van den Heilanden zijne ige lige zoete Moeder, waren wei de jnd ste geweest die hij uitgesproken if' 1 Want zijne moeder was een chris- 1 jke moeder. ve[ Dj heeft zoo even de pen neerge- hei d, zij is nog nat van inkt. Een nieu- ene u aanval heeft hij gedaan op de rs o rk, een nieuwen storm gewaagd eal luieuw werktuig gesmeed, oeki 'a(" 8'j toen gezien hoe die pen vet Wend vloog o er het papier, hoe wi loogen flikkerden, hoe die wangen S8 h kleurden met een lichten blos. gy'n 8 Dunt gij er iets, ai is het zeer wei- let( 1, van bespeuren onder de perga- ati intiint zijner wangen. Toen heeft hij 'nhi teen spijtigon ruk opgehouden te 'rijven, de pen neergeworpen en de' 'meteeneri diepen zucht achter- 2, ''geworpen in den leuningstoel. jkon niet werken, niet schrijven, i te 'wilde niet. was het,omdat het «Goede Vrijdag» E-j en dien dag geheel de Christene l Md treurt bij de herinnering aan \a, 1 bitter lijden en sterven van den ei tmensch, die door zijn kruis den n i Bid verlost heeft nift lag hij het kruis bloedrood oprijzen 1 te verte op de Calvarië, torsend zijn ijep "ge vrachtden boom des levens ei 1 de vrucht des levens me 'al wel ging dat bloedig visioen Qr zijne verbeelding, maar verre, id.' kverre, zeer onduidelijk Maar 't maakt hij daaruit? Had hij niet i tl ,r altijd gebroken met den gods- ne Bst zijner jeugd met den God zijner opi leder Eu zoo hij te kieze hadde ge sul i voor of tegen den Heer, zou hij 'geroepen hebben weg met Hem, ïmetHem!?» Riep hij zulks der je mld niet toe sinds jaren door zijne ig( hften, door zijne lessen, zijn leer- hei Jen, die zijn talent aan zijne lippen ut, en wier zielen hij langzaam Qtd mat de volheid van het gif hjn hart vervulde wier zielen Dlelüloedig vermoordde en toch half en half voelend dat hij een ge meen moordenaar was Dat was een wonder leven, zijn leven. En toch hoevele wezens zijn aan zijn leven gelijk hoévelen wan delen denzelfden weg, en staan huive rend op den rand des afgronds, zouden omkeeren willen, o zoo gaar ne maar valsche schaamte houdt ze terug. Het hoofd zinkt langzaam op de borst. Wat willen al die herinneringen Wat moeten al die beelden, die er on danks hem opdagen voor zijn geest gestalten van allerlei aard Heeft hij dan niet afgedaan, en voor goed, met die beuzelarijen, met dat kinder spel, zooals hij zich noemt. Hoe kan een ernstig man zich met zoo iets op houden En zijn moeder, hij heeft haar toch lief gehad en zoo zeer, en zijn vader eveneens ook hij was een brave, e Iele man, diep godsdienstig maar het waren toch maar bekrompen men- schen en is dan met den dood niet alles uit Hij draagt hun een soort van kin derlijken eerbied toe in zijn hartbij wijze van vereering heeft hij hun zijn dierbaarste herinneringen gewijd en toch zijn hem die herinneringen zoo listig hij wil ze niet zien, hij wil ze niet hooren en waarom Omdat ze voor hem oprijzen met een stil en droe vig verwijt in de ernstige oogen, met treurende blikken en woorden. Waarom kan hij dan heden die beel den niet verjagen, niet afschudden Alles is te vergeefs Hij schudt met het denkend hoofd, hij gaat met de witte hand over het hooge voorhoofd, en wrijft de peinzende oogen en toch zietopende zich daar de deur niet en een slanke vrouw, met lange blonde lokken, en een wit morgendkleed, trad zij met binnen met een aanvallig knaapje ziet eens, hij lijkt wel op dien peinzenden man in den leuning stoel, met dat bleek gelaat onder het licht der lamp zooals de knop op de verslenste bloem, verdord onder den verzengenden gloed der middagzon. Kindlief, kom hier eerst bidden eerst onzen lieven Heer danken en dan kunt gij weg zoo had die zachte vrouw gesproken, en het lieve knaapje had de handjes gevou wen, en hel zilveren stemmetje, gehol pen door de aanmoedigende woorden der moeder, begon - onze Vader, die in de hemelen zijt het gebed dat Christus zijnen leerlingen leerde en dat hij uit den hemel brachtkracht in het lijden, hoop in de moedeloosheid des levens, wapen in den strijd moed voor alles, hulde der menschheid aan den almachtigen God. En de bleeke man herhaalde als on bewust, en tegen zijn zin half luide Onze Vader, die in de hemelen zijt. Staat zij daar niet voor hem, die goede zachte vrouw met dat blonde haar, en dien ietwat treurigen blik in die lichte blauwe oogen Als verschrikt springt hij op hij had zijn eigen stem gehoord hij had zijn eigen stem gehoord hij had ge beden I Als toornig op zich zeiven, sprak hij luid, het hoofd schuddend Wat nu? Wat gebeurt er nu begin ik kindsch te worden en met een min of meer weemoedigen glimlach ging hij voort, is dan dat alles niet begraven en heeft niet mijn haat den grafsteen gewenteld en verzegeld,sinds jaren,jaren 1 Langzaam keert hij tot zijn eerste zitplaats terug, weer sluit hij de oogen en zinkt het hoofd als moede op de borst. (Toek. week vervolgen slot). PROBATE MIDDELEN Het beste middel tegen roest is oude liefde omdat oude liefde niet roest. Het beste middel tegen het vergaan van een schip is een beetje onkruid omdat onkruid niet vergaat. JONGE PHILOSOOF. Kareltje tot zijn vader, die de krant zit te lezen Pa Ja ventje Gebeurt er eiken dag juist zooveel als er in eene krant kan staan VLAAMSCHE LACHDINGEN Verlies Boer Pammels zijn vrouw was gestorven, en de vrienden kwa men hem hunne deelneming uitdruk ken. 't Is een zwaar verlies voor u, sprak er een. Ja, zuchtte Pammels, en dat is nog niet airesVdor drie dagen hel) ik nog een doosken pillekens voor haar gekocht, en ze heeft er nog maar twee van genomen ZIJN VERONTSCHULDIGING. Rechter. Gij hebt den tandarts ter voldoening van het verschuldigde, een bankbiljet van 25 gulden gezonden Beschuldigde. Zois 't. Rechter. Maar dat bankbiljet was valsch Beschuldigde. Het gebit ook. PRAKTISCH. De joodsche schoolmeester had het over negers en slavenhandel en deed opmerken dat er voor eenen krachtigen neger van 3 tot 400 fr. werd geboden. Den volgenden dag was het bijbelles. De leeraar vertelde de geschiedenis van Jozef en hoe hij door zijne broe ders voor twintig zilverlingen was ver kocht geworden. De kinderen aanhoorden die les met zichtbare aandacht. Nu, Isaak, wat denkt gij van de broeders van den onschuldigen Jozef, vroeg de meester. Dat ze hem veel te goedkoop ge laten hebben, meester, klonk het ant woord. EEN EERLIJK MAN. Meyer is voor den eerste keer op bezoek bij zij r pas getrouwde vriend Als hij aan diens vrouw wordt voor gesteld, ziet hij dat zij een bult heeft, Zeg fluisterde hij zijnen vriend in 't oor, uwe vrouw heeft waarem- pel een bult Zoo antwoordt deze, dat geeft niets Maar tegelijkertijd ziet Meyer ook dat de vrouw ook hinkt. Zeg, amice fluisterde hij weer, ze is bovendien mank ook Bij het aan tafel gaan, jziet hij weer dat ze ook scheel is. Zeg, kerel mompelt Meyer ze is scheel ook Dan roept de gelukkige echtgenoot toornig uitOch vent praat toch hardop, ze hoort toch niets GEBED EENER JONKVROUW Gij, Schepper dezer aard, Wiens hoog uit d'Hemelen staart, Gij spraakt eenmaal 't zij zoo En uit den niet sproot d'aard Gij naamt Adam zaal'ger, Des nachts een rib uit 't lijf, En gaaft hem ten pleziere Een braaf en minzaam wijf... Ik bid u Heer derHeeren, Zoo vurig ik maar kan 1 Neem heden al mijn ribben, Maar geel mij tücb een man Hl DE ONGELUKKIGE WIJNDIEFSTAL Frederik August, koning van Polen en keurvorst van Saksen, had eens, ge durende een landdag te Dresden, de voornaamste standen ten maaltijd ge- noodigd. Het ontbrak daarbij niet aan champagne. Een bediende kaapte een flesch weg, en stak die in zijn rokzak hetgeen zeer gemakkelijk te doen was, uit hoofde men in dien tijd eer e kleeding droeg, die tamelijk langen ruim van plooien voorzien was. Voortdurend met bezigheden overladen is de champagne-vriend ongelukkiger wijze niet in de gelegenheid, zich van het vurige kleinood te ontdoen. Het geestrijke vocht evenwel wordt, door de sterke dienstbewegingen al spoe dig rebellisrh de kurk der flesch springt, juist terwijl de wijntapper achter den koning staat, naar den zol der, en het champagneschuim neemt uit den zak van den bediende de rich ting naar de koninklijke pruik, en doopt deze zóó dat de krullen bijna op druiven gelijken. Een gedeelte der gasten schrikt, terwijl het andere ter nauwernood een uitbarsting van lachen weerhouden kan. De bediende, meer dood dan levend, valt den koning te voet. en deze zendt den champagne- dief oogenblikkelijk weg doch niet uit zijnen dienst, maar om een dro ge pruik te halen hem tevens aanra dende, zulken wijn op een anderen tijd niet zoolang met zich om te dragen wantvoegt Z. M. er in goede luim bij champagne is geen Dres. dener bier WAT EEN PATER VERKOOPT Pater Avezoete ging eene zending gaan preken aan de kanten van Pope- ringhe Onderwege zat hij op het maaltje met twee commis-voya- geurs, die peinsden we gaan dien pa tereens nen bril op zijnen neus zetten. Pater zeiden ze en wezen naar de paters reiszak dienevens hem stond, meugen wij weten waarin dat gij Yoyageertmeugelijks kunt ge nog twee kalanten winnen, De pater die bezig "'.'is met zijn ge tijden te lezen, deed teeken met zijn hand dat zij een beetjezouden wachten Hij las een tijdeken voort al monke len in zijnen grooten baard, toen deed hij zijnen boek toe, miek zijn kruis, en Heeren, zei hij alzoo, ge zoudt geerne weten warin ik voyageur I Jawel, pater, 'tzou ons plezier doen. 't Spijt mij zei de pater, maar de waare waarmede ik te koope leure en kan u niet dienen. En waarom niet Omdat ik zie, zei de pater, dat gij alle twee wel daarvan voorzien zijt. Ik gla rond met k'alVérvbrs't'aud 1 De zelfopoffering der Zwarte Zusters tijdens de pest De schild-rij wordt bewaard in de Kapel van het klooster der Zwarte Zusters, te AALST. De schilderij werd afgewerkt ten jare 1877. Geboren te AALST, den 7 Juli 1807 en er overleden den 14 Maart 1891.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3