HEMELKONINGIN De Mariafeesten te Aalst TWEE VERTOOMNÜEN gij 's meesters bevel uitgevoerd IV SLECHTS NOO Zondag 6 April, ^om 3 u. namiddag Maandag 7 - om 5 u. namiddag ALLERLEI fERIESPEL IN VIJF DEELEN te voeren ter gelegenheid der verjaring van de herbouwing der Werfkapel te Aalsl DEN VAN P. EVARIST BAUW ENS, i g0| ft'ZIEK VAN M. GUSTAAF PAPE. nbi t om D )n an too Qdi 1 Igii ,i Dochter. Moeder, Martelares, Heerscheres ,1 OP Kaarten te bekomen bij M. F. De Loose, bestuurder der Stadswaag, Hopmarkt, en ten lokale Katholieke Werkmans kring, Korte Zoutstraat, alsook in het Lokaal Katholieken Kring, Groote Markt. Photogr. B. Willemsen. Eten groep engelen uit liot mysteriespel De Hemelkoningin is een zoo Drave godvreezende ling, de joDge Fridolinus, hof- r ran Elisabeth, koningin van {al en gemalin van koning is. Zij zelve had hem in de opgeleid ware zij zelfs dcor illen des hoogmoeds gedreven ,dan noghaddeFridolinusalles k gesteld om haar minste ver- ite voldoen, want hij gehoor- e niet voor de menschen, maar od doch de koningin was zoo in zoo deugdzaam en daarom zou or een vuur zijn gevlogen om en. zwaaide de koningin aan haar dienaarden uitbundigsten lof irgansch haar hofom zijne lijke genegenheid aanzag zij iet als een dienaar, maar als igen zoon. Haar hart schonk rechten en met genoegen haar vorstelijken blik op den joageling rusten. nst stak weldra haren vuigen om den vrome jongeling ver ssf jke steek toe te brengen. r™ 'oorliefde der koningin deden een doodelijken haat opvlam- het hart van Robrecht, bevoorrechten jachtmak- anl nd in pio ikeren dag, bij het terugkeeren me i jacht, naderde Robrecht tot daijrst t», fluisterde de valschaard, iel |t wel gelukkig, want de worm ae jtelsheeft u uit uwen argloozen og niet gewekt, 't Is waar. ge erfcne gemalin, welke Satan in ;l« i-niet zou kunnen verleiden Ming, die barsch en oploopend jlfonste zijn pikzwarte wenkbrau- dit gezegde. g0 t bedoelt ge vroeg hij hitsig. »us bekreunde zich weinig om lt zou mijn genadige vorst zeg den verwatene, die zijn oogen dj ioningin durft opheffen Is die ,j lieders minachting waardig 'oelt ge iets aan mijn hof? Ie koning sidderend van woede, •as, ja zuchtte de huiche- )e| weet mijnheer dan nog niet ko< Benieders lippen ligt? Misschien toter gezwegen, vermits men J met zooveel zorg voor mijn w wil verborgen houden.» j, ielt, ellendeling beval de irj, wie is de vermetele die zijn -ui koningin durft opheffen!» liug zat in den strik gevangen ihuimbekte van woede. ilde hem u noemen, Sire, hetis 'el tker der koningin... Fridofi- dl i'I00riijkheid ontbreeki hem ibt gij reeds gezien hoe zijn n' leeds den blik der koningin Misschien verbergt hel onze M mtia uit medelijden tot hem en. spijt mij, Sire,dat ik mij deze 'olijke woorden heb laten ont snappen en de rust mijns vorsten om zulke nietigheid heb gesioord II. De koning sprong op van woede. De vleier had zijn laag doel bereikt vooral de laatste belanglooze woorden hadden een diepen indruk op den vorst gemaaktgeen twijfel, of Fridolinus zou de gunst der koningin met den dood bekoopen, In het woud waar de koningin op jacht was had men groote smidsen op gericht voor hek vervaardigen van wapens daar brandde een nooit gebluschte vuurgloed om het ijzer glo.-iend te maken de blaasbalgen zuchtten er onverpoosd; zware hamers ploften dreunend en maatgewijs op het klinkende aanbeeld neder; vuur- sprankels spatten naar alle richtingen en, onder die machtige krachtinspan ning, plooide het ijzer tot den dienst der menschen. Daarheen snelde de koniDg als een razende en met sombere wraak in het hart. Van ver reeds bespeurde hij twee zwarte smeden en wenkte hen tot zichr"* Vermijd den heer nooit, als Bij tick op uwen weg bevindt en stel nooit uit wat voor den dienst des Heeren te verrichten hebt, deze waren de twee beginselen die Fridolinus'levenswijze beheersch- ten Nooit zou hij op een Zondag de H. Mis verzuimd hebben. Ten andere kon hij weten of hij op den tijd. terug zou zijn om de H. Mis in de hofkapel bij te wonen Hij trad dan de parochiekerk binnen de kerk was nog lediger was ook geen koorknaap aanwezig Fridolinus naderde dan tot het altaar en diende de H.Mis met eene buitenge wone godsvrucht. Oh l Hoe aangenaam moest dit vroom gedrag aan den Heer zijn geweest! Nu was zijn geweten gerust met opgeruimd gemoed begaf hij! zich op weg naar de smidse. Onderweg hield hij zich nog bezig met het gebed en het overwegen van Godsgoedheid. Arme Fridolinus nooit hadt ge kun nen denken dat dezelfde Goddelijke Goedheid thans een zwaar ODheil van uw hoofd afkeerde I Wordt voortgezet. Sapperloot, roept plotseling de directeur ontstemd, nu trap ik er op. Toch niet, mijnheer, zegt de oud ste bediende met een scheelgetrokken gezicht, het was gelukkiglijk mijn duim maar. Heel dikwijls kan De sterkste man Een enk'le vrouw niet eens regeeren. De zwakste vrouw Kan aan een touw Wel twintig mannen soms dresseeren. EEN HELD Gaat gij weer trouwen, boer Dri- kus, ik meende dat uw vrouw zaliger dat verboden had Ja, dat heeft ze mij verboden Maar 'k zal haar eens laten zien, wie nu baas is in huis I Den eerste zegde hij. dien ik herwaarts zal zenden en die de vol gende woorden zal uitspreken Hebt gij 's meesters bevel uitgevoerd grijpt dien aan en werpt hem zonder dralen in den vuurgloed Dat hij tot asch verbrande en dat hem nooit iemand op aarde wederzie Een duivelsche grijnslach was het eenige antwoord van dit woeste twee tal op 's konings bevel. Het hart dat in hunne boezem klopte, was harder geworden dan het ijzer dat zij smeed den, Deze afschuwelijke euveldaad werd op Zaterdag beraamd, 's Zondags, bij de eerste schemering begaf zich de schijnheilige zich naar het vertrek van Fridolinus en zegde t jt hem Gauw, makker, toef niet, want de koning ontbiedt u onmiddeiijk bij hem te komen. «Begeef u aanstonds naar de smidse zegde de vorst tot Fridolinus, en vraag den werklieden Hebt gij s meesters be vel uitgevoerd Fridolinus antwoordde Sire uw bevel zal volbracht worden 't Was een Zondag.Voor zijn vertrek bood de hofjonker zich bij de koningin aan Men zendt mij naar naar de smidse zegde hij, geef mij uwe bevelen, edele vorstinmag ik mij aanstonds derwaarts begeven Want na God behoort mijn dienst allereerst aan u De goede koningin antwoordde op zachten toon Mijn zoon is ziek, bid voor hem en voor mij terwijl ge de H. Mis hoort Fridolinus was opgetogen om den dienst welke de goede vorstin van hem vroeg en verwijderde zich aanstonds. Hij was nog niet ver in het veld, toen de blijde galmen der kerkklok weer klonken om alle waakzame kristenen ter kerke te roepen. WIE KAATST ENZ. Een eenoogige, die gaarne toonde dat hij geestig was, ontmoette een flik- schen bochel op zijne morgenwande ling. «Wel vriend» zeide hij, gij hebt uw vracht al vroeg geladen Daar kunt gij niet over oordeelen want uw beide luiken zijn niet open, liet de andere er op volgen. VERGANKELIJK. Suikeroom (tot-neef die student is). Ja, ja, jongen al het aardsche is toch vergankelijk. Neef. Daar hebt ge wel gelijk ir. Oom Zoo zijn, bij voorbeeld, de 100 fr. die gij mij eenige weken geleden ge geven hebt, alweer tot den Iaatsten cent verdwenen. JUIST. Een voornaam persoon trad op zeke ren tijd een winkel binnen met doel te koopen. Daar hij bevond dat men den prijs der waar te hoog stelde, zeide hij, dat men niet zoo duur moest laten be talen, wijl hij tot de vrienden des hui zes behoorde. Van mijn vrienden moet ik het juist hebben, antwoordde de koopman want mijne vijanden zie ik niet in mijn winkel. ONDERDANIG Den directeur valt de sigaar uit den mond. Hij en de oudste bediende zoe ken er ijverig naar onder de schrijf tafel. VOORZICHTIG. Hij. Zult gij mij nog liefhebben als ik oud ben Zij (voorzichtig/ Hoe oud onge veer ROOKENDE TANTE. Agnesje, de dienstmeid, was nog geen 14 dagen bij hare nieuwe mevr. of ze kreeg bezoek. Mevrouw vroeg haar's anderendaags Nesje, wie heeft u gisteren be zocht Mijne tante mevrouw antwoordde Nesje zonder aarzelen. —Heel goed maar als uwe tante nog eens komt wedervoer de meesteres, dan kunt ge haar zeggen, dat ze hare pijp niet meer op de piano moet laten liggen. ZIJ LAGEN OP DEN SCHOORSTEEN Een dokter werd bij eene dame ge roepen, die plotselings ziek geworden was en hij deed haar een grondig ver hoor ondergaan over den aard vanhare kwaal. Ook vroeg hij haar, wat zij voelde toen de aanval begon. Ik kreeg eene erge rilling steunde de dame. —Klapperden uwe tanden op elkaar? Dat weet ik niet, dokter, die la gen op den schoorsteen, en ik heb er niet op gelet GEWOONTE is gewoonte verklaarde Alles Willems, Daar weet ik van te spreken, be vestigde Van Dungen. Toen ik klein was huurde mijne moeder eene vrouw om mij voort te duwen in een kinder karreken. Ik ben dat zoodanig gewoon geworden dat ik nu nog voortgeduwd wordt door mijne vrouw. WENK AAN DE VROUWEN. Eene vrouw, zij mag mij jeugdig of bejaard zijn kan hare avonden zeer gelukkig in tegenwoordigheid van haren echtgenoot doorbrengen, mits zij zelf bezigheden heeft, en overtuigd is dat hij veel gewichtiger zaken heeft, al moge hij dan ook slechts van tijd tot tijd tegen haar spreken, of nu en dan de oogen naar haar opslaan. Wieland, wiens echt geluk bijna even beroemd is geworden als zijn naam, schrijft in eenen brief na den dood zijner vrouw, dat als hij slechts wist dat zij in de kamer was, of van tijd tot tijd binnenkwam en enkele woorden zeide, zulks genoeg was om hem in vroolijke stemming te brengen. De gelukkigste en elkaar meest bemin nende paren zijn die, welke evenals Wieland en zijne vrouw, beide te veel bezigheden hebben om eiken avond in gesnap door te brengen. ADVOCATEN WAARHEID Bij Gier den dikken advocaat, Ging eens mijn buurman Thys om raad Die in proces lag met zijn maat. De spreker zeiGe zult het winnen. Thys ging. Toen kwam zijn buurman binnen En vroeg op zijne beurt om raad Aan Gier den dikken advocaat. Weêr zei de spreker Gij zult winnen. Hoe, riep een derde, die daar was, Komt zulk een draaierij te pas Mijnheer de advokaat, ik vind, Dat gij nu d'een en dan weer d'ander Hier door een valsche hoop verblindt Waar twee in strijd zijn met elkander Verliest toch Pietals Pauw het wint» Wel zaagt ge niet»riep de advocaat Onnoozle, goede kameraad, Dat toen ik tot die mannen sprak En d'een met den andren fopte Ik met de hand in stilte klopte Op mijnen zak GOED GEANTWOORD Pachter Bloot droeg in den winter altijd eene klak met oorlappen, die hij zorgvuldig voor zijn oortuigen bond. Op zekeren dag verscheen hij op het dorp zonder die klak. Wat is 't, Bloot vroeg de sjam- petter, waar is uwe oorwarmer Wel, zei Bloot ik draag die niet meer, sedert mijn accident Wat accident Wel daar was een heer uit de stad en die offreerde mij eenen lekkeren boreel... en met die veiwenschte klak heb ik er niets van gehoord. De sjampetter wist genoeg. TWEE DIE ELKANDER VERSTONDEN Zij was eene groote liefhebster van de schoone natuur, maar ze was on gelukkiglijk erg bijziende. En toen ze weer op den buiten was sprak zij een boerken aan en zei Vriend wat is dat ginder,die witte dingen tusschen die boomen, zoo schoon van vorm, wiegelend gelijk vlinders tusschen hemel en aarde Gewasschen onderbroeken zei het boerken.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3