Hebt gij 's meesters
bevel uitgevoerd
De Vergiffenis van den Monnik
Dit tafereel, geschilderd op doek, 4 meters 15 centimeters hoog op
2 m. 60 c. breed, heeft voor onderwerp De H. Rochus en de pest
zieken, en is een der meest geprezen werken van den prins der
Vlaamsche school. Talrijke beoordeelaars, menige kunsttijdschrif
ten, beaamden alreeds de innerlijke waarde, het machtige der schep
ping, de gloed der toonschakeering eenstemmig ziet men in het
geheel een der geniaalste gewrochten van den grooten Meester. Veel
beoordeelingen, waaronder deze van den bevoegden critici Max Roo-
ses, zouden kunnen aangehaald worden, edoch de plaats is daartoe
al te beperkt. Ons blijft, het historiek van Rubens tafereel in de mate
va'' het mogelijke te schetsen.
In de verleden eeuwen werd de stad Aalst meermaals door den
vreeselijken geesel der pest getroffen ten jare 1485 stierven er, binst
het tijdsverloop van drie maanden, 1200 menschen in 1580 verscheen
de besmettelijke ziekte opnieuw en maak'e honderden slachoffers
eindelijk in 1668 woedde de pest hier zóo hevig dat zij niet minder
dan 2000 inwoners ten grave sleepte. Alsdan ontstond tusschen de
verschrikte bevolking eene bezondere vereering voor den H. Rochus.
Het Broederschap, dien Heilige toegewijd en ingericht den 24 Mei
1516, bestelde aan Pieter-Pauwel Rubens het groot tafereel, tot ver
siering van haar altaar in Sint-Martenskerk. De traditie luidt, dat
de schilderij in het klooster Affligem gepenseeld werd, dat aan
Rubens 800 guldens werden betaald, en dat hij hierover zoo tevreden
was, dat hij aan het Broederschap de twee paneeltjes schonk, die men
onder de groote schepping aantreft en die insgelijks aan zijn penseel
worden toegeschreven. Stellige bewijzen van dit alles ontbreken.
Zekerheid, als zou het Sint-Rochusaltaar zelf naar de teekeningen
van Rubens vervaardigd zijn, wordt evenmin ieverst aangetroffen.
Gemeld Broederschap ging in 1619 eene leening aan tot het optim
meren van het nog bestaande outer. Het draagt vier beelden, elk van
1 m. 20 hoogte op een dezer staat het jaartal 1632 gebeiteld, en niet
1628, zooals in de Geschiedenis van Aalst verkeerdelijk gedrukt staat.
Een ondoordringbare sluier omhult de wederwaardigheden, die
gedurende eene eeuw de schilderij te beurt vielen. Slechts in een of
ander HS, op het schutsblad van een reken- of resolutieboek leest
men al eens de schilderye uyt St-Rochusautaer, synde een meester-
stuck van alle constenaeren gepresenof ce chef d'oeuvrede
- Rubens estd'un prix inestimable.... Verders weten we met zeker
heid, dat gedurende die honderd jaren het schilderstuk menig door
luchtig be/.oek ontving: den25 April 1744, van Aartshertogin Maria-
Anna van Oostenrijken Karei van Loreinen in Augusti 1745, van
Lodewijk XV. koning van Vrankrijk; den 27 Juni 1774, van Aarts
hertog Maximiliaan van Oostenrijk den 30 Juli 1781, van de Gouver
nante Maria-Christina, die allen een besoek aen dë groote kerk
braghten met den te déum. In 1750, en dertig jaren later, (1780)
werd, na het witten der Collegiale, de schilderij afgewasschen.
Wanneer de Fransche Republikeinen te Aalst verschenen, was hun
eerste werk het meesterstuk van Rubens aanslagen en naar Parijs
overbrengen. Dit geschiedde den 16 Augusti 1794, en van dien roof
werd een proces-verbaal in dubbel opgemaakt. Spijtig dat die dieven
niet voorbeeldig gestraft wierden I
De drie schilderijen door J.-B. Cornand, op eenen wagen naar de
Molenstraat gevoerd, verbleven aldaar eenige dagen in het bureel van
het Koophandelsagentschap. Het groot tafereel werd zorgvuldig
ingepakt: Ord aen Charles Lixon van 7 guldens 10 stuyvers over
leveringhe van 200 ellen selvhende. ten dienste van de Fransche
Rep.— geemployeerd geweest aen de schilderye van Ste-Rochus,
dus 7 10, 21 Augusty 1794. (S.A.) Waarschijnlijk sloegen dan
de tafereelen den weg in naar het berucht Comité van Rijssel, om
vandaar naar Parijs overgebracht te worden. (Men zie stadsrekening
1795 en ordonnantieboek 1791-1794, invent. 132, reg. 255). Het Vlaam
sche gewrocht besloeg in de musea van het Louvre de tweede plaats,
en het blijkt uit de briefwisseling van den meier (23 Germinal jaar
XII) dat - onzen Sint Rochus als tegenhanger diende van de
Kruisafdoening, eigendom van de O.-L.-Vrouwkerk der stad Ant
werpen.
Binst het jaar 1815, na den slag van Waterloo, gedurende de 100 dagen, verbleeT de hertog de
Berry in de stad Aalst en deze had er het algemeen koninklijk kwartier ingericht. Zijne zachte in
borst, gepaard aan eene ongemeene vrijgevigheid voor de noodlijdenden, deden hem als 'n vader
door alle Aalstenaars liefhebben en hoogschatten. Het was dan ook tot hem, dat zij hunnen toe
vlucht namen, ten einde terug in het bezit te komen van het gestolen kunstjuweel, door onze voor
ouders zoo zeer naar waarde geschat. Burgemeester Lefebvre was bij den hertog, met dit doel, hun
aller tolk. Ook een vorzoekschrift aan den Koning werd gestuurd, waarin tevens aangedrongen
wierd op de teruggaaf van een vierde schilderstuk, name]|
tafereel van Gaspard de Crayer, toebehoorende aan het ho»)
Den 4 Augusti 1815 kwam uit Den Haag het toestemmend eo
zins verheugend antwoord.
Het jaar nadien, bepaaldelijk den 27 Maart 1816, werd in hi
ninkrijk der Nederlanden eene commissie ingericht, onder k«
zitterschap van den Gouverneur van Antwerpen, die zich nu
plaatsen der herwonnen kunstvoorwerpen gelastte.
Krachtens de decreten van 6 October en 25 November 1815,
op bevel vau Koning Willem, de drie schilderijen van Ruben
Aalst toebehoorende, naar Gent overgebracht. Zulks gebeurd
2 Mei 1-816. In de Arteveldestad aangekomen, bracht men deti
len over naar de Teekenacademie, waar ze eenige dagen ond
toezicht der bestuurders van dit kunstgesticht, de heeren J. Sc
en F. van Nuffel, verbleven. Deze laatsten waren insgelyksn
bestuur der plaatsing gelast.
Eindelijk in de eerste helft der maand Juni 1816 kreeg Aals
eigendom weer. Aan den oever des Denders stond de gansche
king in feestgewaad, want het was van het vaartuig des schi
Tulpinck, dat de kostelijke panden wierden afgehaald. (Stad
ning 1816). Aalst vierde feestIn stoet, met muziek aan hetl
trok men met de schilderij naar de kerk, waar lof- en dankgd
ten hemel stegen. De poëzy leende haar glans aan de plechtig
J.-B. Luycx en Hoffman, griffier der Catharinisten, bezong
geestdriftige accoorden de terugkomst der onwaardeerbare
stukken
't Ontroofde heyligdom, uyt tempels en paleyzen.
Wordt aen den eygenaer rechtvaerdig toegestierd,
En u, mijn vaderstad I komt men ook toe te icysen,
Dees vrucht van Rubens'hand, die weer uw outer siert h
In 1845 was het kerkfabriek van Sint Martinus voornemei
tafereel van Rubens te laten herstellen, doch het hevig verm
den Aalsterschen kunstschilder Jozef Meganck, voorkwam
Toch werd het doek in 1849-50 en in 1855, gekuischt, herstelde
nistdoor Etienne Leroy. (Men ziet daarover meer in stads
archief 1847, 1855, 1849). Later geschiedden meer herstelling
wierd de schilderij zelfs verdoekt.
Verscheidene navolgingen van Rubens' meestergewrocht ziji
kend Wanneer het tafereel, den 8 Mei 1016, in de Gentschei
mie stond, werd het aldaar gekopieërd door zekeren Van Hans
leerling aan het kunstgesticht. Jaak Van den Bossche, leva
1822, op lljarigen ouderdom, eene door hem geteekende enge
drukte kopij die. op verscheidene duizenden exemplaren vers;
zijn naam als etser voor goed vestigde.Judocus Van der Sps
leeraar aan de Aalstersche Academie en aan het Sint Jozefsco
vervaardigde in 1840 eene getrouwe teekening. Op last va
Staatsbestuur werd in 1847 eene kopij genomen door Paului
dinand Parfoury, een Antwerpenaar, die daartoe verscheidene!
don tijds besteedde. (Hij maakte gebruik van eene rollende ste
gemaakt door den timmerman Ringoir hij sliep in 't Bm
huis, achter de kerk. In 1870 ontdekte men te Keulen eene
schets, die aan eenen liefhebber van New-York voor 400 franki
kocht werd. Allerhande schilders en liefhebbers gelukten erii
of meer getrouwe nabootsingen voort te brengen, als daar
Seraflen De Vliegher, Silvaan Van der Gueht, Michel Clevent
Pieter Corael, Albrecht Meganck, Franz Beeckman, Broeder
tier, Franz Van Ertvelde, e. a., terwijl de liefhebber-fotograaff
Joureter een voortreffelijk lichtvoortbrengsel van bekwam.
Den 26 Mei 1910 werden altaar en schilderijen uit de Sint-Mai
kerk overgebracht naar de tentoonstelling der retrospectieve ka
indeXVIle eeuw, waar de kunstgewrochten de algemeene bi
dering afdwongen. Voorafgaandelijk wierden altaar en schilder
ken gefotografeerd door Raoul Blondiau en onder een borg
van twee millioen frank gesteld.
PETRUS VAN NUFF
aki
8C
ft»
(Vervolg)
III
Ëen half uur nadat Fridolinus het
hof had verlaten, zond de koning
hem Robrecht achterna, om hem het
uitvoeren van zijn bevel aanstonds te
komen berichten Robrecht zelf was
uiterst ongeduldig om te weten of zijne
wraak reeds voltrokken wasen daarom
snelde hij met rassche schreden naar
het woud. Op het oogenblik dat hij bij
de smidse aai.kwam, eindigde Frido
linus zijn laatste Wees Gegroet in
de kerke. De ongelukkige giste niet
eens dat de vrome jongeling eerst de
H. Mis in de kerk was gaan bijwonen,
want evenmin als zijn meester, dacht
hij aan het heiligen van den dag des
Heerenhij naderde derhalve zonder
argwaan, zonder iets te vermoeden
en vroeg aan de twee woestaards
Hebt gij 's meesters bevel uitgevoerd f
Noodlottige vraag die hem het leven
zou kosten I... Ha hij wilde eenen put
delven voor een onschuldige Maar
niet altijd laat God de brave menschen
in de strikken der boozen vallen. God
houdt het draadje, waarbij Hij de
voorvallen dezer wereld bestuurt
een rukje... en heel het tooneel is ge
wijzigd
Bij het hooren dezer woorden, grin
nikten de twee smeden als duivels
Ha daar is hij,dien zij naar den ande
re wereld moeten sturen Tot alle
antwoord grijpen zij hem met hunne
gespierde armen aan, en ondanks
zijne akelige noodkreten en zijn wan
hopig tegenweren, slingeren zij hem
in den blakende vuurgloed.Dan duwen
zij hem onder het uiten der wreedste
spotternij, met hun rakeiijzer dieper
daar in. Eenige stonden nog spartelt
en huilt de ongelukkige..en dan wordt
niets meer vernomen dan het knette
ren van het blakend vuur...
Juist dan komt Fridolinus aan.
«Hebt gij 'smeesters bevel uitge
voerd - vroeg de brave jongeling.
De woeste smeden vertrokken hun
gelaat tot een zegevierende grijnslach
toonden hem het vuur aan en zegden
Het bevel des meesters is volbracht
De koning zal over zijne dienaren vol
daan zijn.
In allerijl keerde Fridolinus met
deze boodschap naar het paleis terus?.
Reeds van ver zag de koning hem
aankomen en hij kon zijne oogen
schier niet gelooven.
- Ongelukkige riep hij hem toe,
van waar komt gij
Van de smidse. Sire.»
Onmogelijk, tenzij ge u onderweg
ergens hebt opgehoudei
Alleen, Sire, om de H. Mis bij te
wonen, want't is vandaag Zondag en
ik heb gebeden vooru, voor de konin
gin en voor uw zoon.»
Een verschrikkelijk licht ging voor
de oogen des konings op hij was met
een onbeschrijflijken angst geslagen.
Welk antwoord hebben de smeden
u gegeven stamelde hij schier on
hoorbaar. Spreek -
Sire, de woorden dier mannen
komen mij raadselachtig voor toen ik
hun vroeg of zij het bevel des meesters
uitgevoerd hadden, wezen zij spottend
naar den vuurgloed en zegden Het
bevel des meesters is volbracht. De
koning zal over zijne dienaren voldaan
zijn.»
En Robrecht 1 «vroeg de vorst nog
maals. terwijl eene koude siddering
al zijne ledematen schokte. Hebt ge
Robrecht nergens ontmoet Ik had
hem ook naar het woud gezonden».
Sire, nergens heb ik Robrecht ont
moet of gezien
Het vreeselijk raadsel was opgehel
derd I
Hemelstamelde de koning,
gansch terneergeslagen, God zelf
heeft hier uitspraak gedaan
De vorst was zeer ontroerd met eene
welwillendheid die hij vroeger nooit
had getoond, greep hij des jongelings
hand en geleidde hem tot zijne gema
lin, die op den eersten aanblik niets
verstond aan 's konings handelwijze.
Gemalin zegde hij, deze jonge
ling is zuiver als een engel Fridolinus
verdient ten volle uwe gunst, want
God is met hem en de heiligen des
Hemels vergezellen hem
EINDE
13" Vervolg
Despoot.
Is het toegestemd
Ik moet wel.
Mercedes reikte haren echtgenoot
hare beide handen.
Ik heb mij nooit zoo blijde ge
voeld als nu, zegde zij.
Zooveel te slechter, antwoordde
Alonzo, met eene ernstige stem.
Waarom vroeg de lichtzinnige
jonge vrouw.
Wel, omdat men er zich als voor
een groot ongeluk voor moet wachten
zijn geluk te stellen in zulke ijdele din
gen als opschik en feesten, zelfs al is
het aan het hof. Uwe twintig jaren
hebben nog weinig ondervinding op
gedaan, Mercedes.
En uwe wijsheid schrikt mij af,
zegde de jonge vrouw. Die twintig
jaren zal ik maar eenmaal hebben
laat mij er dus van genieten. Laat mij
blijde zijn, zoolang ik jong ben. Laat
mij van den avond niet alleen.Wij zul
len samen praten gij zult mij verzen
voorlezen van Soto Rioja. ik zal de
aria's zingen, waarvan gij veel houdt
Hoe lichtzinnig ik ook ben, ik houd
hartelijk veel van u, Alonzo... meer
dan gij misschien gelooftindien ik
uw geheel hart niet bezat zou ik ja-
loersch zijn, jaloersch om van te ster
ven:
Maar zegt men dan zulke dingen
zegde Alonzo vriendelijk. Zijn geluk
niet weten te genieten is ondankbaar.
Gij hebt gelijk, altijd gelijk,
antwoordde Mercedes.
Alonzo en zijne jonge vrouw gingen
in een ander vertrek dat eenigzins
vreemd gemeubeleerd was, en de jon
ge vrouw, eene guitare nemende be
gon op eene verrukkelijke wijze te
spelen.
Zij had juist haren zang aangevan
gen. toen een bediende binnen kwam
en den artist een brief overreikte.
Deze gaf hem een teeken zich te ver
wijderen, waarna hij den brief open
de.
Al lezende verspreidde zich eene
plotselinge bleekheid over zijn gelaat
en zijne borst hijgde onder oene ge
weldige aandoening.
Mercedes merkte de verrassing van
haar echtgenoot op en vroeg hem op
angstige toon
Is er slecht nieuws?
Slecht, juist niet, maar het geldt
hier eene dringende zaak en gij moet
mij verontschuldigen, wanneer ik u
oogenblikkelijk verlaat.
Wat. is dat I En gij hebt mij een
geheelen avond beloofd I
Ik zou geern blijven, maar ik
moet weg.
Gij moet vroeg Mercedes met
eene angstige stem.
Het geldt hier een onverwachten,
gebiedenden plicht.
Maar mag ik dan niets weten
Neen, Mercedes deze plicht sluit
geheimen in zich.
Het is ten minste vreemd dat gij
voor mij verzwijgt.De geur die uit den
brief stijgt, de kwaliteit van het pa
pier en ik weet wat meer, daarbij mij
ne voorgevoelens. Ik wil weten van
wien 4ie brief komt.
Wees nu zoo edelmoedig die niet
van mij te vergen. Men doet een be
roep op mijne vriendschap, mijne eer.
mijne herinnering.
Is deze brief van eene vrouw
vroeg Mercedes koen.
Ja, zegde Alonzo, ik behoef dit
niet te ontkennen.
En mag ik hem niet lezen
Gij moogt niet.Zooals ik u gezegd
heb, het is eene eerekwestie.
Wij beiden hebben geene afzon
derlijke eer, zegde Mercedes.
Lief kind, ik zegde het u straks
reeds tracht uw eigen geluk niet te
bederven
Ik word dus voor niets geteld,
zegde de jonge vrouw.
Genoeg, Mercedes, genoeg, zegde
Alonzo op een gebiedenden toon gij
ziet dat ik lijd, voeg er nu geene nieu
we reden van smart aan toe. Indien
het geheim, in dezen brief besloten, u
kon medegedeeld worden, zou ik het
doen.
De artist stond op om uit te gaan.