,1: 'J&. ?3 jfe—1~/fW L - Vergiffenis van den Monnik ALLERLEI ^Y<^C Zty e>v i ,.-^RiEÉi^aÉS M. Louis MEERT ~-v «-S ,/j -*-»< <ljLty «A—O^s 'l De goedkeuring van het werk door Z. H. Pius X Het is dus toekomende week, dat Mgr. Everaerts, de heldhaftige apostolische Vikaris van Zuid-Houpé, China, te Aalst de liefdadige lieden zal komen bezoe ken, om hulp en bijstand te verzoeken voor de arme pas bekeerde Tartaarsche bevolking van Kingchow. Zelden biedt zich de gelegenheid aan, aan een schooner en edeler werk mede te heipen, en hoe genoegelijk is het niet, voor ons, kristenen, te kunnen zeg- Tartaarsche vrouwen en meisjes tijdens de les der Kristelijke leering gen, dat wij medegeholpen hebben tot het beschaven en bekeeren van arme, verlatene heidenen. De heilige vader heeft zijn zegen toegezegd aan de ondersteuners van het werk der zendelingen en de Goddelijke Zaligmaker heeft ruime vergelding beloofd Den arme gegeven is Gode geleend. Een goed onthaal weze dus aan Mgr. Everaerts voorbehouden. Dat iedereen geve naar zijn vermogen. God zal het ons loonen. 17" Vervolg. redeneer, terwijl gij u overgeeft het geweld eener redelooze jaloe- En wanneer het ongeluk dat gij et Bt, waar zou zijnZijt gij niet zwak 76 eest tegenover dezen man, zoo it door het talent en door de macht? Mercedes, indien gij uw geweten irzocht, zoudt gij misschien vinden Bod u deze beproeving overzendt <j' i eerst tot Hem terug te voeren, iolgens om u aan uwe plichten te leren. 511 ircedes bleef onbeweeglijk en be- 5 rde het stilzwijgen, h' Bid, zegde Juana, bid dezen avond 161 lorgen zult gij vertroost zijn. Belooft gij mij, indien ik in mijn om te vertrekken volhard, dat gij ael|zult vergezellen Ik beloof het u, kind. ana begon luid op te bidden, waar- ^"flercedes zich in het eerst niet aan- maar weldra medegesleept door a™ ie herinneringen en door de drin- behoefte aan troost, bad zij I. Zeker bad zij niet met de vurige vrucht, harer kindsheid maar wel. leelden de gevoelens van geloof en liefde in dit gebed uitgedrukt, aan hare ziel mede, haar hart an|n tot bedaren, de kalmte keerde in haar geest, en toen zij de te woorden uitsprak, drukte zij lippen op 't kruisbeeld dat Juana voorhield. kristene nam hare beproeving ik S in g' iht trok Juana haar toen hare leren uit, deed hare lange hair- hp uiteen, en deed haar het nacht ad aan. Een zwak licht werd ont- n voor het beeld van de Moeder en Mercedes, troost puttende ui opvollo woorden, die Juana tot sprak, viel zacht m slaap, ma verwijderde zich zacht op haar m loopende terwijl zij de deur trok zonder haar te sluiten, vree- li^ i dat het geluid hare j ,nge mees zou doen ontwaken. f. - DE SAMENZWEERDERS. zwarte huis, vol scheuren, hoog 'okken, maar alles waggelde op loude grondvesten, had op iedere iping twee vensters, op ongelij fstand van elkaar geplaatst S|ou gezegd hebben dat zijn bouw- fer eene weddenschap had aan- om op de minst mogelijke ede grootste wanorde te vereeni- 'e poort waggelde op treden die i elkaar voegden en men behoef- chts die groote nagels, het ijze- islag en 't rasterwerk der spreek- aan te zien om zich het krassen ïendels te kunnen voorstellen, (er iemand zou open doen voor Hoeker. ,m0 der geval was het eene verdach- ining goed om eene verzamel- l sj te zijn voor joden, een hol voor 's, eene plaats van bijeenkomst amenzweerders. pa Ier twijfel dankte zij aan de een ia er noodlottig aandenken de ver dei w&arin zij zich bevond, rd( ^dcrt tien jaren ten minste .a i 'ji daar in hare bouwvalligheid 2 finnnrïngen men herinnerde Biet een licht te, hebben zien ken achter hare bestofte ruiten Iw men den bleeken schijn van iat een lamp in die gewoonlijk veriaten kamers had opgemerkt, zou al spoedig de gedachte zijn opgekomen, dat geesten daar eene bijeenkomst hiel den. In den nacht echter van den 15 Juni 1644 zaten een jonge man en een jonge vrouw met kleeren aan die genoeg zaam den slechten staat van hun for tuin aanduidden ineen der half gemeu- beleerde kamers van dat huis. Hef jonge man scheen afgetrokken door eene pijnigende gedachte en zijn gezellin volgde met een onrustigen blik de bewegingen op dat krachtig en fier gelaat, waarop de diepste wan hoop te lezen stond. Inez, zegde hij, gij moet mij in uw hart van eene misdadige onvoor zichtigheid beschuldigen Moest ik u, jong, onervaren, in de woelingen van mijn leven medeslepen Zou ik in mijne teederheid niet krachtige reden genoeg hebben moeten vinden, om niet te dulden dat uw bestaan aan 't mijn verbonden werd. Gij hadt voor u de jeugd en wie jeugd zegt, zegt hoop uw karakter en smaak deden u ver- langen naar rust en kalmte, in eene vreedzame woning tusschen kinderen en een echthenoot, en in plaats hiervan sleep ik u mee in mijn avonturen die gevaren kunnen worden. José, antwoorde jonge vrouw zacht, toen ik uw naam aannam, toen ik voor God trouw en gehoorzaamheid zwoer, aanvaardde ik mijn deel te hebben in uw geluk en ongeluk. Overdrij f niettot hiertoe is het mij zoo hard en moeilijk niet voorgekomen Gij hebt misschien gelijk met te zeg gen, dat ik mij bestemd gevoel voor een vreedzaam leven, maar gij weet, beter dan iemand, hoe slecht dezen wensch van mijn hart is verhoord ge worden. (Wordt voortgezet). Oud-Schepene der Stad Aalst, Geboren te Aelst den 26 Septernb. 1839 Gemeenteraadslid der stad sedert 26 Oct. 1875 Oud-Schepene sedert '23 Dec. 1893 tot 1 Jan. 1912,vereerd met het Kruis der Leopoldsorde met het Burgerlijk eerkruis van 1* klas en de Herinneringsmedalie van Z M. Leopold II. en overleden den .9 Mei 1913Het was een man van loutre zelfopoffering en van buiten gewone rechtvaardigheid. De acht bare heer Schepen De Hert.die hem in naam van 't schepencollege eene laatste hulde bracht heeft zijn be stuurlijk leven meesterlijk samen gevat in de volgende woorden Man van innig plichtbesef;onver biddelijk voor zich zei ven HIJ WIST BETER. Niet lekker Mijnheer vroeg de drogist. Heelemaal in de put Een op- knapperdje noodig he De man met het bleeke gezicht knik te. Wel, dan hob ik juist iets vooru! Backer's Goed voor alles». Drie pillen per dag en meer indien noodig. Een gulden de doos. Neen, daDk u, zei de patient met de vale gelaatskleur. Maar, waarde heer, men loopt er de deur om plat. Iedereen is aan het Backer'en kan men wel zeggen. Backer's Goedwoor-alles is het succes van den dag. —Ja wel,maar ik geloof, dat ik liever wat anders zal probeeren, als ge er niets tegen hebt zei de klant. Onzin, sprak de drogist met aan drang Ik zeg u, Backer's Goed voor alles zal in een enkele dag meer goed doen dan ieder ander middel in een maand. Het geneest radikaal van kinkhoest tot eksteroogen, Wat hebt gij er toch op tegen Wel dit, antwoordde de man met eenige aarzeling... ik ben Backer zelf- o ROERENDE VERKLEEFDHEID Mijnheer hield veel van Cognac en vreezende dat Jan, zijn knecht dien zelfden smaak met hem gemeen had, plakte op de flesschen een papiertje met het opschriftVergift. Toch be trapte hij Jan eens, toen deze eene flinken teug uit een der flesschen nam. Kerel, riep hij, ziet ge niet dat het vergif is Jawel, mijnheer, klonk het antwoord, maar ik heb er u zien van drinken en ik wil u niet overleven o VERSTAAT DAN ELKANDER Trien Zeg nu eens, Jan, spreek nu uw hart eens rechuit. Als ik kwam te sterven,zoudt ge dan nog trouwen Jan Neen, Trien I Nooit van mijn leven meer I Trien 'k Heb het gedacht Gij leelijken treiter L. Trouwen is niet plezant zeker. Ge hebt spijt dat ge getrouwd zijt niet waar Jan Och, Trien, 't was om te lachen. Ik zou zeker trouwen. Trien Gij Judas Gij zoudt wat gauw trouwen, hé Ge zoudt wel wil len dat ik al uit uwen weg was, hé Ik moet maar algauw sterven, hé? Lummel I Deugniet o— ECHT VROUWLIJK Zoudt gij geene prinses willen zijn Emma Neen, zulle, dan zetten ze alle jaren uwen ouderdom in den almanak. EEN KLEINE MAaR SLIMME DIEF. Een boer, die zijn koren op de markt verkocht had, ging op een bank in het plantsoen, waar het stiller was dan in de stad, zitten, teneinde zijn geld na te tellen. Een knaap van circa acht negenjaarliepalspelendeom hem heen en klopte met een hamertje gedurig op de bank waarop de boer gezeten was. Jongen, wat doet ge toch hier? vroeg de boer. Wel baas, ik doe immers geen kwaad, was het antwoord. De boer bemoeide zich dan ook niet verder met hem, en ging voort met geld te tellen, terwijl de knaap, zonder dat de boer het bemerkte, de slippen van diens jas op de bank vastspijkerde. Nu plaatste hij zich voor den boer, en zien de dat het geld voor hem lag streek hij het voor zijn neus weg en verwijderde zich snel. De boer wilde hem natuurlijk naloopen, doch nu bemerkende dat hij aan de bank was vastgespijkerd, riep hij zoo hard hij kon: grijpt den dief maar nu riep de knaap nog veel harder, «grijpt den dief», zoodat de menschen niet wisten, wien zij grijpen moesten, en den kleinen schurk ongehinderd zijn weg lieten vervolgen. 'T WAS HEM AL GELIJK. Spiegels ging bij Miele den Scheer der om zijn haar te laten korien. Als 't geknipt en gekamd was kwam er in den winkel een schoon hondje met lang krul haar on wreef tegen Spiegel's beenen. Spiegels, zei de barbier, gij hebt daar een schoon hondje. 't Gaat nog alzei Spiegels. Gij zoudt het eens moeten laten scheren. 'k En ben daar niet tegen', ant woordt Spiegels. Heel 't lijf zou moeten geschoren zijn. t Ware niet slecht, schijnt mij. En de scheerder schoor het hondje al het haar van 't lijf. En nu zei Miele, de pootjes met een moffeltje op 't einde 't Is mijn gedacht, zij Spiegels. En de barbier schoor met zorg de vier pootjes. En nu, zei de scheerder, hoe be geert gij dat ik 'tsteertje schikke Met een kwispeltje op 't einde Dat is mij al gelijk, zei Spiegels. Hoe, 't is u al gelijk Bij, ja, zei Spiegels al lachend, dat en is mijn hondje niet o— KALFVLEESCH ZONDER APPETIJT Een geneesheer bezocht zijne patient die aan de betere hand was. «Hoegaat het vroeg dokter, hebt gij al iets gegeten «O ja,antwoordde de zieke, «ik heb dezen middag eenig kalfvleesch genuttigd. En met appetijt? her nam de docter. Neen met saus, antwoordde de patient. o— EEN HAASTIGE. Overtijd was Marten Schoksel bezig met het lijk van zijne vrouw, die den vorigen dag gestorven was, gedurig te overblazen. Wat doet gij daar vroeg hem een vriend Weet gij dan niet, sprak Marten dat het spreekwoord zegt dat men niet hertrouwen mag, zoolang zijne eerste vrouw nog warm is. NAÏEF ANTWOORD. Een geneesheer wiens hond ziek was lietjeen hondendoktoor komen en vroeg hem, toen hij den hond genezen had, de kosten van zijn visites,waarop deze zeer naïef antwoordde Collega's betalen elkander niet. WAAROM LACHT GIJ NIET. De patroon vertelt op het bedienden kantoor eene grap van de vijf bedien den lachen er vier. De patroon vraagt dan aan de vijfde: Waarom lacht gij niet Rendet gij reeds die grap Neen, meneer, maar ik ga de vol gende week toch weg, en houd op van u de mouw te vagen o VERMANING Och, mama... als wij getrouwd zijn, ga ik met mijnen Rik naar Egypte, naar 't land van de pyramie- den en hieroglyphen I —Pas maar op dat gij er geene mede naar huis breDgt o— NIET SCHADELIJK Een zeker iemand vroeg aan een geestig arts of snuiven schadelijk is voor de hersenen. Neen was het antwoord, want al de. menschen die hersenen hebben snuiven niet.» o— ONDANKBAAR Professor (voor de apenkooi tot een aap,die hem zijn hoed afgerukt heeft) Ondankbare beest, zoo behandelt gij mij, die tien dikke boeken heb ge schreven om te bewijzen, dat wij van ulliè afstammen I o— EEN MODEZOT zegde aan zijnen kleermaker: «Ik wenschte een paar broeken te hebben naar den laatste smaak, doch zeer nauw als ik er in kan neem ik ze niet o— 'T WAS OOK LIEFDE! Zij Mijnheer hier is onze verlo vingsring terug. Ik kan met u niet trouwen. Ik bemin iemand anders. Hu Zoo Waar woont hij 1 Zij Wilt gij hem vermoorden Hij Bijlange niet... Ik zou hem dezen ring willen verkoopen. o— OF HIJ ZE GAARNE ZAG Zij Mag mama niet bij ons komen als wij getrouwd zijn Hu, jonge doktor Zeker, met ple zier. Zij Dat is braaf van u. Hij—Ja. Ze is dikwijls ziek en ik moet iemand hebben om mijn medecij- nen op te probeeren. o— Hij Mejuffer Emma... als ge mij niet wilt beminnen,schiet ik mij dood. Zij —Och ja, als 't u belieft, doe dat I Dan zien al mijne vriendinnen groen van afgunst o— DE SCHERPZINNIGE POLICIEAGENT Een agent heeft een losloopenden hond opgepakt en brengt die op het bureel. Halsband en penning ontbre ken en de schrandere dienaar be weert evenwel met nadruk, dat de hond aan eene dame toebehoort. Ver wonderd vraagt de kommissaris Waarom denkt gij dat hij juist aan eene dame is ontloopen. Ik ben verscheidene straten met hem doorgegaan en voor iederen modewinkel bleef hij stilstaan.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3