Servië en Bulgarië De Vergiffenis van den Monnik Sint Antonius en de duivel, De Fransche Vlootoefeningen. Het Speenverken. Het gebed van een kind Peter van Serbie Ferdinand van Bulgarië l)e toekomst schijnt hier, God dank nu toch op te Haren. Lang viel er te vreezen dat die twee landen, na zoo heldhaftig tegen Turkije gestreden te hebben, nu elkaar gingen den duivel aandoen, 't Was vooral dank aan de manhaftige houding van den Czar van Rusland, dat de twee bondgenooten nog niet in het harnas zijn gesprongen. Vo'gers de berichten die wij Dijnsdag avond ontvingen, zouden de bondgenoten nu overeengekomen zijn, al de be sproken grondgebieden onder de bewaking te stellen van gemengde bezettin gen. Zullen zij nu eens blijven en eindelijk toteene v< rstandhouding geraken en hu i toelaten in der minne de vruchten te plukken van hunne lange reeks overwinningen, liever dan nu eindelijk alles te bederven en zelf hun meener- wcik te vernietigen rn in den grond te helpen 22" Vervolg Alonzo poogde verlof te krijgen om i de kamer van do doode te blijven, maar Gaspardo toonde zich onbuig zaam. Ba.-tholomeo en Miguel voerde hunne meester naar het atelier, waar het portret van PhilippilSlV dat hart scheurend tooneel scheen te beheer schen. zoo verschillend van hetgeen hier zoo kort geleden had plaats ge had. Terwijl Alonzo, in het gevoel van zijn smart verloren, daar onbeweeglijk neder zat te midden van zijne zwijgen de leerlingen, zetten Gespnrdo del Roca enJuan Rosales hun onderzoek voort. Men heeft gestolen, dat is zeker, zegde het hoofd der polïcie, do juweel kistjes en het ledige kotter beschou wende. Dat is mogelijk, maar ('we Edel heid zal opmerken dat er geene in braak ie bespeuren is. Wel, zegde Gaspardo de schul dige kende die geheimen van het huis. Zijn die twee vrouwen er nog vroeg Rosales. Op een teeken van het hoofd der policie werden Juana en Jaci otha voor gebracht. Cano is zeker van zijne liedem zegde de rechter, men moet de schul dige elders zoeken. Vijftien wonden,zegde de genees heer, waarvan drie doodelijk De man die met zulk eene woede heeft ge troffen, was niet alleen sterk maar ook gewoon met den dolk om te gaan ik zou zweren. Rosales bukte zich en raapte eenen dolk op, met bloed bevlekt. Het is hiermede dat men haar ge dood heeft, zegde hij. De dokter vergeleek het wapen met de wonde. Gij hebt gelijk, zegde hij dat is zoo. Aan wie behoort de dolk vroeg de rechter. —Ik zie op den hecht een cijfer,maar het is moeilijk er wijs uit worden onder de laag gestold bloed dat het bedekt. Laat dat bloed zegde de rechter levendig, en zetten wij ons onderzoek voort. De dokter die den uitgestrekten arm van de doode oplichte, slaakte een onderdrukte kreet. Wat is er vroeg Gaspardo. Zie hier een teeken, antwoerdde de geneeheer. De armen van Mercedes oplich tende. toonde de dokter tusschen hare krampachtige gewrongen vingeren een-bos roode haren. Het is duidelijk, zegde de dokter in de laatste worsteling heeft zij de haren van den moordenaar vastgegre- dat is ernstig, zeer ernstig zelfs en hiermede zijn wij op weg. Het is wel weinig. Maar het is iets. Alvorens Alonzo te ondervrager, die op het ooge: blik door smart verbijsterd is. zullen wij de instructie dtr zaak ba ginnen dcor de verklariogen der leer lingen te hooren. Een van hen zal ons zonder twijfel eenige inlichtingen geven. Een open deur zonder inbraak. Een haarbos van een vreemde kleu*. Ontbied de leerlingen den eenen na den andere in de naburige kamer. Een oogenblik later trad Miguël bin nen, waar zich senor Gaspardo bevond, door zijne schrijver en dokter omri ïgd Hoe beet gij vroeg de rechter. Miguël. Eq hoe la"g zijt gij leerling val. meester Cano Sedert drie jaren. Kunt gij eenige inlichting geven omtrent de misdaad Geene antwoordde de jonge man. Dat ik mij dezen morgend hier bevind, is bij ra een toeval ik behoor sedert twee dagen niet meer tot het atelier. Gij ziet af van het onderwijs van Alonzo Gano Neen senor, het is de meester die mij niet meer wil hebben. Hebt gij hem beleedigd Neen, eer bedroefd. Ik kan mijn fout gerust aan u bekennen, want al is zij ernstig, zij onteert mij niet in het mLst. Eenige dagen geleden rees er twist op tusschen mij en een italiaan sche kopist. Bewoonde hij niet dit huis Ja, senor. En wat was de rede van uw ge schil Eene artistieke kwestie. Ik beken dat de meening van Lello Lelli door een andere voorgestaan, mij zoo wogen hebben, haar te bestrijden met bewijzen in plaats van met den degen. Maar wij allen hier, in het atelier wij haatten Lello instinktmatig. De goedheid die den meester hem bewees, kon onze wrok niet doen ver geten zijn kritische scherpe, boosaar dige geest verbitterde ons telkens. Men noemde hem le pobre den arme. Zonder dat hem handigheid en vaardig heid ontbraken, miste hij toch talent. Eenige boosaardige woorden wekten mijne oude antipathie weer op en voor gister t"t het uiterst gedreven, be scbuldigde ik hem handlanger te zijn geworden van den kleinen Spanjaard te Napels'en voor zijne rekening meer den dolk dan het penseel te hebben gehanteerd. Wat gaf u aanleiding tot deze meening Ik beken het, het was een gevoe len, dat steunde op de ondervinding van een dagelijkschen omgang, maar dat ik toch door geen enkel bewijs kan staven. Gij hebt Lello dus uitgedaagd pen Waarlijk, antwoordde de rechter Heeft de geachte Lezer het verhaal wel eens gehoord, van eenen monnik, die op zekeren dag aan de poort eener groote stad komende, bovon op de poort slechts één duivel zag zitten Toen hij echter de stad binnenging, ontwaardde hij tot zijne verbazing, dat het dak vaneen klooster krioelde van duivels. Daar begreep hij niets van Wacht, zei hij bij zich zelf, ik zal het dien duivel daarop de stadspoort eens gaan vragen. - O l zei Satan, ik kan het alléén met de heele stad gemakkelijk klaar spelen. Over het algemeen kan ik de stadslieden naar mijne pijpen lat°n dansen. Doch die monniken ginder in het klooster geven zoo gemakkelijk de hoop niet op, zoodat vele mijner con fraters er nog zeer druk werk mede hebben. Blijkt hieruit, dat de duivel loert op de ziel van een monnik, dan zal het niet noodig zijn te vertellen, dat de H. Antonius met den duivel nogal dik wijls in den slag is geweest. Doch hij was er niet bang voor Ea als wij bid den H. Antonius, schrik der duive len, bid. voor ons dan getuigt dit ge noeg, dat Antonius groote macht heeft gehad on nog heeft tegen den duivel en zijne bekoringen. A s kind verschijnt de duivel hem aan het altaar; doch Antonius was niet bevreesd. In kinderlijk vertrouwen toekende hij een kruisken op den mar meren trap van het altaar en Satan maakte beenen. Satan beproefde zelfs Antonius het leven te benemen. Op zekeren dag pre dikte Antonius vóór «ene groote me nigte- En ziet, door Gods toelating kreeg de duivel de macht om het preek gestoelte in een te doen storten. Doch Antonius predikte te midden van die IverwarriDg rustig door, terwijl nie mand zijiier hoorders etnig beletsel bekwam. Erger nog, de duivel moest Antonius jehoorzamen, want iD den i aam van Jesus dreef bij meermalen de duivelen uit. Satan bekende eens met woede, dat wanneer Antonius predikte, hij met zijne trawanten gerust kon heengaan Had nu de*H Antonius veel last van den duivel, wij moeten misschien be kennen daarin gelijken wij Antonius want die zwarte gast geeft ons men- schen heel wat harde noten te kraken. Nu vooraf zij ree Is tot uwen troost bemerkt dat het een goed toeken is, als de duivel u lastig valt. Daarom niet evreesd Doch bederkt ook dat Auto nius niet steunde op eigen krachtsn maar op God. die hem versterkte. Door gebed, voorzichtigheid en waakzaam heid, speelde hij met dien klant dade lijk klaar. Van Antonius' strijd met den duivel is voor ons nog wel iets te leeren. Er zijn er, die spelen met den duivel, hem teveel vrijheid geven, ie veel met hem redeneeren, hem niet genoeg op af stand houden, luisteren naar zijne praatjes en dan hapt hij plotseling toe en ze zijn er aan, voor zij het vermoe den. Antonius geeft u ook de wapenen aan gebed, waakzaamheid, voorzich tigheid. betrouwen op God. Blijkt de strijd niettemin zwaar en moeilijk, welnu vergeet nooit, dat Antonius het voor zijne vereerders te gen niemand liever opneemt dan tegen Satan, die zoo dikwijls beproefd heeft hem te doen vallen. Zeker Antonius luistert naar ons, wanneer wij hem aan roepen als patroon van verloren zaken, maar dreigt er gevaar uwe ziel te ver liezen door Satan's listen of is zij bij overrompeling in zijn bezit reeds ge komen, roept dan denH. Antonius aan! Hij zal u helpen, maar er ook dezen raad aan toevoegen Kom voortaan eerder aankloppen en ik zal zorgen met uwe medewerking, dat die indringer buiten blijft. M. Poincaré, Voorzitter der Fransche republiek en M. Etienne, minister van oorlog, begeven zich aan boord van den Jules Miohelet, om de vlootoefeningen bij te wonen. Verleden week hadden voor Toulon de groote oefeningen plaats der Fran sche Vloot der MiddelandscheZee. Een dertigtal oorlogbodems namen aan die oefeningen deel. M. Poincaré, de president der Fransche Republiek en M. Etienne, minister van oorlog, woonden die vlootoefeningen bij. Deze waren recht indrukwek kend, zoo door de aanwezigheid der reusachtigste oorlogstuigen der Fransche loot, als door de verzamelde krachten. Van op eender snelvarendste oorlogsbodems volgden de Voorzitter en M. Etienne al de oefeningen, waarna de schepen welke er aan deelgeromen had den, in slagorde gingen liggen en in oogenschouw genomen werden. Avonds ontving de president op den Jules Michelet de bevelhebbers van alle booten, en drukte hen ziine hooge voldoening uit over de houding der schepen en der bemanning. Een wijf dat pronkt met schoone kleeren. mag dikwijls vergeleken worden met eenen ajuin die nog meer rokken om 'tlijf heeft,en evenwel tr.inea in de oogea perst. Wilt ge geen ziekelijke maag Slokt niet te gauw. maar knauwt zeer traag. Meer zijn er dood gedronken, dan in de zee verdronken. Hij draagt het ongeluk het best, die het best verbergen kan. Ons leven is eene reis naar de eeuwig heid maar voor deze reis geeft mon geene kaartjes heen en weereens ter bestemming, verbrijzelt zich de holende wagen des tijds tegen den on beroerlijken paal der eeuwigheid. Doch nauwe!ijkshoorde men den kreet: De Koning Do Koning of die opeen- •epakte menigte smolt zoodanig ineen, dat er nog plaats genoeg o vet bleef om den Koning met gansch zijnen hofstoet te laten doortrekken. Zoo iets, burge meester, geschiedde u ook in mijne maag bij de aankomst van het speen- V' rken, dat al de aanwezigen, ik ben ervan verzekerd, eene overheerPjke spijs zullen noemen. Wordt voortgezet. SPREUKEN. Belooft nooit iets te zullen doen, als gij vooruit weet, dat gij het toch niet doen kunt. Menigeen wil alles ter wereld verbe teren, behalve zichzelf. Rimpels op een oud, braaf wezen zijn glimlachjes die vastgroeien. Den Burgemeester der gemeente X... in de provincie Antwerpen had de leden van zijnen gemeenteraad ter tafel noodigd. Onder hen bevond zich een schepen die als goede eter bij eenieder bekend stond. Aller oogen waren op hem gevestigd; ieder vond vermaak op het zicht a leen van den wonderbaren eetlust van onzen schepen; niet eone der opgedischte spijzen werd gewei gerd; alles ging er even smakelijk binnen. De burgemeester had er waarlijk niet op gezien het eene gerecht ver wachtte het andere niet; het opdienen bleef duren, en alles was onzen eter even welkom... Het duurde te lang, hij moest het opgeven, hij moest de vlag strijken. Wat uitnoodigingen hem ook werden gedaan, hij liet de schotels voorbij gaan en dankte. Het was wel; hij had genoeg. De burgemeester lachte achterduims; nog éen gerecht werd opgedischt, een speenverken; de schepen watertande; men bood er hem een gedeelte van aan, hij aanvaardde en at het smakelijk op zelfs liet hij zich een tweede maal op dienen. Hoe is het mogelijk riep de bur gemeester in de uiterste verbazing uit. dat gij dit nog kunt opeten Hoe hebt gij daar nog plaats voor Datzal ik u eens aanstonds uitleg gen, gaf de schepen heel bedaard tot antwoord Herinnert gij u niet meer, burgemeester, hoe wij bij de plechtige intrede van onzen gevierden Koning, ons op de Meir te Antwerpen bevonden. I)ie plaatswas zoo opgepropt van men- schen, dat men er op de koppen kon gaan; geen mensch kon er nog bij. Op zekeren dag sprak eene arme weduwe, Theresia genaamd, tot hare vijf nog zeer jonge kinderen Ik heb dezen morgend niets voor u te eten, ik heb geen stuk brood, geen kruimel meer in huis..'t Is mij onmo gelijk geweest iets te verdienen bidt God dat Hij ons ter hulpe kome, want Hij is rijk en almachtig en heeft ge zegd Roep mij aan in den nood en ik zalu helpen. De kleine Christiaen, pas zeven jaar oud, ging schreijende van honger naar school. Hij moest eone kerk voorbij die toen juist openstond, hij ging er in en knielde neer voor het autaar. Daar hij niemand in de kerk zag,bad hij luid op Oaze Vader, die in de hemelen zijt, wij arme kinderen lijden zoo een gebrek Onze Moeder heeft niets, geen enkel kruimel brood och geef ons iets te eten, dat wij niet van honger sterven. O, mijn God, kom ons ter hulpe, Gij die zoo rijk en machtig zijt, U kost het niets ons te redden Gij hebt het ons beloofd, en uw belofte is zeker.» Zoo bad de kleine Chris!iaën in een voudigheid des harten en ging vervol- naar de school. Hoe groot was zijne verwondering, toen hij te huis komende een groot brood,eene schotel meel en eene mand vol eieren zag staan God dank roept hij in verruk king uit, mijn gebed is verhoord. Zeg, moeder 't was zeker een Engel die u dit alles docr het venster heeft toegereikt.» Neenantwoordde blijde de moeder, en toch was het God,die onzen nood voorzag. Toen gij voor den Autaar laagt te bidden was de vrouw van den Burgemeesterjuist in de Kerk. Gij kondet haar niet zien. maar zij zag en hoorde u. Deze liefderijke vrouw is ons ter hulpe gekomen zij is de engel die God overzond. Nu lieve kin deren laat ons Hem danken en voor de goede vrouw van den Bergemeester bidden, en gedenken wij altijd wel Dat God zijne kinderen niet vergeet. Voor alle smart een middel weet.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 2