JSEFtflE EDELE W IFt A A K y De Forten van Vlissingen. ALLERLEI n de woning van den edelen graaf Vei, te Carpineto, heerschte op zeke- morgend van het jaar 1822 groote ugde.Joachim het twaalfjarig zoon- die sedert vier jaar in het onder- ggestioht van Viterbo woonde, was r eenige dagen naar nuis gekomen, t scheen dat de heldere zon nog zoo vroolijk lachte om het geluk de edele familie. laehim zat in de kamer hij zijne ider zij hield 2ijne hand in de e en zag met moederlijke Herheid laren lieveling, wiens fijne gelaat- kken de reinheid zijner ziel weer gelden. Joachim, zeg me nu ee s, vroeg noeder, hebt gij in uw gesticht vrienden onder uwe medescho- m Vrienden, moeder? och! zij zijn n mijne vrienden, uilgenomen één. Wie is die ëéne, mijn kind, en n^rom houdl hij van u riet hefct heldere wezen van het kind be tte. Het is Baldomero, antwoordde hij. FiJis tegen mij omdat mijn school- s beter is dan het zijne. En gij, mijn kind, wat hebt gij j)n hem Niets, moeder, ik zou gaarne alles lDS i, om ook met hem vriend te wor- Dan moet gij voor hem biuden. 1 Ik doe het iederen dag, moederj r hij wordt van dag tot dag afkee- r van mij. Wat moet ik nog meer 1 Blijf bidden, lief kind. Ik ook zal voor hem bidden, 't is enkel door de liefde, dat wij onze vijanden kunnen overwinnen. Tien jaren waren verloopon, Joa chim's welbeminde moeder was ge storven, maar de les die zij haren zoon gegeven had, was diep in zijn hart ge print en het richtsnoer van gansch zijn leven geworden. De rector van het collego der Jezuïe ten te Rome, waar de jeugdige Pecci zijn sludien voltrok, zat in zijne kamer toen een licht geklop hem in zijne be zigheid stoorde. Op zijn antwoord, kwam een student binn n.Hij was laDg van gestalte, zijne trekken waren fijn en verstat dig. Bescheiden, bleef hij aan de deur slaan. Wat verlangt gij, vriendje vroeg de rector. Ik kom u vragen om mijn prijs werk te mogen introkken, antwoordde de jongeling eerbiedig. Uw werk intrekken En waarom 't Is het beste, en gij hebt er den eer sten prijs meê verdiend. Juist daarom wil ik het terugne men. Wat gekheid Weet ge wel dat de gevolgen daarvan zich over uwe toe komst zullen uitstrekken Ja. ZQg mij dan uwe reden. Joachim Pecci, want hij wast, zeide Ik zou willen den eersten prijs voor Baldomero laten. En niets anders Voor niets anders. Neen, mijn kind, ik kan of mag u in deze edele daad niet helpen. Dring niet aan, ik kan uw verzoek niet in- willigon. Do jongeling keerde gansch bedroefd naar zijne klas terug Twee dagen nadien had de prijsuit- deeling plaats en de eerste prijs, een prachtig wetenschappelijk werk, werd aan Joachim Pecci toegekend. Baldo mero behaalde do twéede onderschei ding. Na de plechtigheid verlieten de leer lingen de zaal. De meeste jongelingen omringden hunnen geliefden makker Pecci om hem geluk te wenschen, toen Baldomero hen allen ruw ter zijde stootte, op zijnen mededinger toetrad, hem het boek uit de hand rukte en in eenen hoek slingerde. Dan stak hij hem de vuist in 't, ge zicht, en riep Dat zult ge boeten Wee u, zoo ge eens in mijne handen valt. Ik vrwurg u, lafaard De aanval was zoo onverwacht, dat Joachim eenige oogenblikken den woesten Baldomero verbaasd bleef aanstaren. Bij het krenkrnde woord, dat de nijdigaard hem naar het hoofd wierp, werd hij rood van vero: twaar- diging en sprak Baldometo, schaam u Wat gij daar deedt. is laf en gemeen En zonder er nog een woord bij te voegen, ging hij naar 2ijne kamer. Daar gekomen, knielde hij vóór zijn kruisbeeld neder, en getrouw aan de raadgeving zijner moeder zaliger, bad hij voor zijnen beleediger. De pauselijke legaat van Benevento, Joachim Pecci, zat in zijne schrijfka mer, bezig met het nazien van de be richten uit Rome. Plotseling verbleekte hij Baldomero, als aanstoker eener samenzweering tegen Paus Gregoiius XVI, was aangehouden en in de ge vangenis opgesloten. Het ernstig gelaat van den jeugdigen kerkvoogd drukte eene diepe treurig heid uit, en peinzend legde hij het hoofd in de hand. Na eenige minuten stond lfij haastig op en riep zijnen ge heimschrijver. Ik moei onmiddelijk naar Rome voor eene belangrijke zaak, zeide hij. Gregorius XVI ontving hem heel vriendelijk. Welnu, mijn zoon, wat brengt u naar Rome vroeg de H. Vader. Heilige Vader, ik viang ge'adn voor Baldomero. Woel gij wat hij misdaan heeft I Ik weet het, hij heeft cenosamou- zwering tegen uwe Heiligheid aange stookt. Waarom vraagt gij dan genade voor hem Is hij uw vriend Neen, Heilige Vader, hij is mijn vijand. De Paus was aangedaan, en met zach- ten toon sprak hij tot don gekmelden legaat Wij staan uw verzoek toe Ga naar den staalssecretaris, hij zal u de noo- dige papieren afleveren. Vol liefde en dankbaarheid, kuste Joachim Pccci de voeten van den H. Vader. Somber nadenkend zat Baldomero in de gevangenis, wanneer de bewaker de deur opende. Joachim Pecci trad de kerker binnen. Wat wilt gij riep de gevangene woedend. Zijt gij tot hier gekomen c m met mij te spotten Ik breng u uwe genade en de mid delen om buiten het land een nieuw leven te beginnen, want gij moet van daag nog de Kerkelijke Staten ver laten I Gij brengt mij de vrijheid? 'tls aan u dat ik die gur.st verschuldigd ben snikte de gevangene, en hij viel op zijne knieén Ach vergiffenis - Zegenend stak de lpgaat zijne hand over hem uit en een traan rolde langs zijno wangen Hij dacht aan zijne moeder ids twee jaar werd erin Holland veel gewag gemaakt van de forten van ,d ingen. Men beweerde toen dat Duitschland de aandacht had ingeroepen lolland op zijnen plicht die stad derwijze le versterken dat een gebeur- aantocht van de Engelsche vloot langs de Schelde op Antwerpen zou er ^gelijk gemaakt worden. Zelfs haalde men brieven aan van den keizer rbi lollandsche Staatslieden. i lert dien is het ontwerp terug ingesluimerd maar nu komt men er weder voor den dag. Talrijke internationale vraagstukken zijn aan die kwestie iht.Heeft Holland het recht op de Schelde eene versterkte stad te bouwen ijze dat alle verkeer op de Schelde onmogelijk wordt ijdt zulks niet met de onzijdigheid der Schelde Kan Holland zoo op een ,r ren oogenblik den doodsteek niet geven aan onze handelsmetropool? Is us geen hoogst gevaarlijke toestand voor België daar al vraagpunten die ons ten zeerste moeten bekommeren. VERRADEN ledde gij dat geschenk van uwe gekregen Wel, wel, dat is Uw mama heeft toch een i hart. vef li niet meer... Ze heeft hetgiste- wef den Berg gezet. GOED KARAKTER. Boer Mijnheer, ik zou nen bril willen voor mijn vrouw. Brillenmarchand Ziet ze dan zoo slecht Boer Ja. Eiken keer als ze iets naar mijnen kop smijt, goeit ze er nevens. —o 'ZIJN STEM —Mijn stem,zei I.owiepp de meeting mijn stem klinkt van Noord lot Zuid, van Amsterdam tot Oostende, van Parijs tot Hanau... Wat harderriep een foksken achter in de zaal. Wij hooren hier niets. —o LEEFREGEL Een Indiaansche spreuk zegt Kind als gij ter wereld komt, weent gij en lacht alles rondom u zorgt dat wanneer gij van het leven scheidt allen weenen en gij alleen lachen kunt. —o HET EERSTE Madame Pekelharing was in bezwij ming gevallen. Zij bleef twee dagen lang bewusteloos en het eerste dat zij zegde toen zij weer 'bijkwam, was Wat is nu de mode voor de hoeden o— DROOM VAN JAN TOEBAK De doktoor van Bommers had voor gewoonte de boeren uit te maken voor domme loeders, beesten, enz. enz. Dat begon pachter Jan Toebak te verdrie ten, en een Zondag alszijnade Vespers in de herberg zaten, sprak hij Doktoor, 'k heb dezen nacht vreemd gedroomd. "c Zal weer wat zijn zeide dok tor. Ja, zei Jan. Ik droomde dat ik ziek werd, en mijne vrouw ging u halen en ik was subiet naar den ande re wereld... Ik kom bij Sinte Peeter, en ik zeg... Groote heilige Petrus, hier ben ekik, boer Jan Toebak van Bommers. Wat komt gij hier doen Zei Sint Peeter. Gij staat niet op mijn boekske... Ge moet eens naar de hel gaan zien, bij Lucifer. Ik ga naar de hel en zeg aan den duivel Duiveltje lief, hier ben ekik, boer Jan van Bommers. 't Is spijt, zei de duivel, maar daar staat geen Jan Toebak op mijn boeks ke anders zou ik u met plezier in mijnen ketel steken... Ge moet maar eens terug gaan naar Sinte Peeter. Ik ga terug, en Sinte Peater begon in zijn boeksken te snuffelen en zegt op den duur. Wel ja, boer Jan Toebak, hier staat gij... Maar gij komt veel te vneg... 't Was. eerst binnen twintig jaar dat het uwen toer was...Wat voor nen ezel van doktoor hebt gijlie tegen woordig te Bommers o— VOORBEREIDENDE MAATREGELEN Heer des huizes. Is alles nu in orde om den beroemden schrijver waardig te ontvangen Zijne echtgenoote. - Ja, zeker. Zoo even heb ik zijn werken opengesneden. o— AFWISSELING Zij Wat gaan we geven met ons gouden bruiloft,Jan Kip met salaad I Hij Dat hebben we al gehad met ons zilveren jubilé. Ge moogt de menschen niet altijd hetzelfde geven. —o - EEN ADVERTENTIE Een kruidenier adverteerde Ham men en Sigaren, gerookt en ongerookt zijn bij voortduring verkrijgbaar bij J. J. Sanders NIET NOODIG Overtijd zag Karei een heenhouwer met een mes achter eenen hond loopen die zich zoo rap mogelijk uit de voeten maakte. Dat beest van hond, riep ie been houwer,hij steelt eene reesem worsten Och, sprak Karei, gij moet hem geen mes achterna dragen, hij zal ze wel vaneen bijten. —o - HOE MEN UIT WATER HUIZEN BOUWT. Onderwijzer. Wie kan mij eens zeggen, hoe men uit water huizen bouwt Sluiswachterszoontje.—Ikmijnheer! Ik laat het water bevriezen, dat het ijs wordt, zoo hard als steen. Dan snijd ik het in stukken en bouw daar het huis van. Molenaarsjongen. En als 't dan Zomer wordt Onderwijzer. Wel, hoe zoudt gi; het dan doen Molonaarszoontje. Wel ik leid het water naar het molenrad en maal net zoo lang koren, tot ik rijk ben. En dan bouw ik voor dat geld een huis. Zoontje van den herbergier. Maar dat is niet van water Onderwijzer. Kunt gij het dan he ter? Herbergierszoon. ZekerIk giet water bij den jenever, en verkoop hem voor echten jenever. En van al, wat ik daarmee verdien, koop ik een huis. o OORZAAK. Papa, waarom zingt onze kana rievogel niet Hij ruift... Hij ktijgt een nieuw kleed. Dan zou hij toch eerst voor goed moeten zingen o— ZE MOEST NIETS HEBBEN. M. Geldzak komt te nuis. Onver wachts vliegt zijne 20 jarige dochter hem om den hals en begint hem te be stormen met lieven pa en zie de me geerne en andere dingen met vo- gelenteer. Wat is er? vroeg Geldzak. Moet gij een nieuw kleed hebben Neen. Acb, dat is goed. Een nieuwen hoed Neen. Zooveel te beter. Hedde weer geen bottinnen noodig Ook niet, pa. Maar verdraaid, wat moet ge dan hebben Ik moet niets hebben, pa, maar Franske van den brouwer zou mij wil len hebben. DE OUDSTE. Een advokaat twiste onlangs met een dokter over de vraag, welke van bei den de oudste was, of de rechtsgeleerd heid of de heelkunde. Het is de rechtsgeleerdheid ze' de advokaat, want toen Cain zijn broeder Abel doodsloeg, dan ontstond het eerste krimineel proces. - Dat is wel waar antwoordde de dokter, maar toen God eene lib uit Adam's lijf sneed, om er eene vrouw van te maken, dan had de oerste heel kundig! bewerking plaatsdus de heelkunde is ouder. o OP VOORWAARDE De eigenaar van een beestenspel in Holland loofde 100 gulden uit aan hem die in de kool der leeuwen zou gaan. Een boer nam de weddingschap aan doch voegde er hij Eerst de leeuwen er uil.» o— VERWISSELEN Een rijke bankier Hauermann had een nieuwen knecht gekregen, een jongen van het platteland, waaraan nog heel wat te schaven viel. Zekeren dag gaf Hauermann een groot middagmaal. Na het eoiste ge recht fluistorde de gastheer den onbe holpen Jan in het oorBorden verwisselen Jawel Mijnheer zeide Jan, en met de grootste gemoedelijkheid gaf hij iederen gast de gebruikte teljoor van zijn gebuur. EEN FIJNE Een Ier ging naar Engeland om werk te zoeken, en toen m«n hem in zijn kosthu:s zijn kamer wees, merkte zijn hospita op Hier is 't bed, maar er moeten er □og twee bij u slapen, doch maak u niet ongerust, zij komen eerst laat te huis. Ze zijn wdkom, antwoordde de Ier. Voor hij evenwel naar bod ging,deed hij zijne kamerdeur op slot. 's Nach's werd hij gewekt door hard kloppen op de deur. Wat is er vroeg de Ier. Wij zijn de kostgangers, doe maar open. Er is geen plaits voor u, ant woordde de Ier. Met hoevelen zijt gij dan wel was de vra ig. Met meer dan genoeg, sprak de Ier. Ik Paddy Murpy, een man uit Ierland gekomen, een man die werk zoekt, een man met vrouw en zes kin deren I

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3