ARME ïeiwisselu VERVALLEN GROOTHEID. RECHT VAN' ANTWOORD O EN 7 Ji.l.i 1913 Sint Niklaas,"23 Juni 1913. Den achtbaren Heer Uilgovcr van list dagblad De Volksstem, le Aalst. DS VOLKSSTEM I 0 Langs Brussel en Gent om. wonlt mij uw nummer van 22 en 23 Juni bezorgd, waarin V» Veritas een verslag mededeelt over den g Studiedag van Antwerpen, afdeeling Sociale cjnfi Wei* zekering en. «Veritas»» heeft zijn verslag geheel opgemaakt met liet oog op zijn eigene overtuiging, en vandaar dat de onparlijdig- lioid niet geheel tot baar recht komt. Maar mijn persoonlijk optreden in de bespreking LeeftVeritas onjuist'voorgesteld, en dit is do roden waarom ik Ued. vriendelijk durf "verzoeken, geacht© lieer Uitgever, deze re gelen op te nemen als terechtwijzing. Veritas meent to moeten schrijven, dat ik in mijne aanspraak mijne gezegden vergat te slaven, dat ik niets beters vond dan de wet maar to verdagen d. w. z. le vcrwer- pon; dat ik de verplichting, door mijn goe den vriend De Bruyne zoo flink verdedigd, zelf niet aanraakte, en dat ik verviel in nc- venkweslio's evenals M. X., en dus kcud en warm spuw do uit denzelfden mond, enz. Ik kan; rechtzinnig gesproken, niet be grijpen waar «Veritas» dat alles gehaald heeft. 1 Immers, ziehier lioo ik bet midden opvatte waarin de bespreking der wot op do socialo verzekering plaats bad. Het was een studiedag. Dat beleekent, naar mijne bescheidone meening, een zaak aludeercn. Eon zaak studcercn wil zeggen het voor en togen ovorwegen, rechtzinnig en grondig. Geeno moeiclijkhoJen of opwerpin gen dienen van kant gezel, immers dit lost de moeielijkheden niet op. Vandaar, dat ik gewoonlijk naar zulke studiedagen ga, niet met' een onveranderbare zienswijze, maar wel om mij, door studio, een zienswijze to vermen. I Bij mijn optreden heb ik in het eerste deel mijner aanspraak enkel gesproken over hetgeen mij vóór do verplichting toescheen to pleiten. Dat zal elkeen erkennen dio daar aanwezig was. Veritas schrijft nochtans dat ik de verplichting zelf.niet aanraakte Ik heb getracht de argumenten van vriend Do Bruyno le versterken en le volledig Doch, vriend X. gaf vooral tegenargu menten aan van bot standpunt uit der oppo: tuuileit. Veritas noemt dat wel neven kwesfie's Ik meen hel zoo niet. Argumen ten van opportunitoit kannon soms grooto waarde hebben. Daarom meendo ik dat ze rechtzinnig moesten voorgebracht en onder zocht worden, en dat deed ik in hat tweedo deel mijnt r aanspraak. Ik heb telkens de argumenten van X. en nog andere daarbij in verband gebracht met stavendo bewijzen. Dat zullen weerom al de aanhoorders bekennen. Veritas schrijft nochtans dat ik mijne gezegden vergat te staven Dat is fast en zeker onjuist. Er was hier dus geen kwestie enkel warm ©n koud to spuwen, 't Is soms noodig, Ve ritas het warm en koud voor le brengen, ©m lo zien hoe oen drank best drinkbaar Nog insludoeren, sprak lleyman, schrijftVeritas Dat heb ik, ja, gezegd, cn dat is nog mijne meening. Sedert den sta diedag van Antwerpen, heb ik met het oog op bet Syndicaal Congres lo Brussel veel gestudeerd en overwogen op de wet op do socialo verzekeringen. Elkeen die zulks deed. zal het met mij eer.s zijn óm to zeggen, dat men het voor en tegen, zoo niet mei verslag dood doet. idert bet insludeoren, is mijne overlui- Vergeet uwen revolver niet riep Calu. O Wie ia daar Ik ben hot 1 Wie ik?.. Dubourgneux. .iOvidius Dubourgneux Ik ken u niet... Waar woont go 'i Op den oever... In onze voituur. Op den oever in zijne voituur Komt ge om broqd Absoluut niet !j Ik kom voor mijne ationeel blijkt te zijn. Dit neemt nochtans niet weg dat wij, vooral als katholieken cn syndicalisten, vele redenen hebben, omver- beteringen to zoeken in de toepassing der wet. Juist door studie komen wij tot een heid en overeenkomst, welke volstrekt nood- .akelijk is. en door eenzijdigheid niet te be komen was. Ik dank UetT voor de opname, geachte lieer Uitgever, en bied Ued. mijne hartelijk ste groeien aan. Hendrik IIEYMAN, ilgemeone Secretaris der Socialo Werken van Waasland, St Niklaas W. t vrouw die erg ziek ligt en dio mij om u ing veel vaster geworden. Wjj komen vast ot do verplichting, omdat het noodig en Ah nu versta ik Nochtans, hij verstond het niet nauwkeu rig, do brave pastoor. Hij kende immers zijne drie honderd parochianen. Maar Du bourgneux Ovidius Ah hah 1 En hij trok de dour open. Wij zijn altijd gelukkig terechtwijzingen te kunnen opnemen, zelfs wanneer de wet daartoe niet verplicht. Des te meer Wanneer het eene allerbelangrijkste zaak betreft, lijk de wet op do sociale verzeke ringen. Spijtig genoeg dat. konfraters niet altijd zoo handelden en allo terechtwijzing in de scheurmand wierpen Het sterkt ons en vergenoegt ons tevens, te vernemen uit den mond van bedaarde, niet vooringenomen mannen, dat zij door eigen studio lot het besluit kwamen, dat de verplichting noodig is en rationeel. Dat is de grondzaak Eens daarover t'ak koord, dan verdwijnt alle moeilijkheid. Want iedereen vraagt dan maar deze /.aak eone mogelijke formuul vinden om die verplich ting best toe te passen. Waar oen wil is, daar is een weg. Waar een goede wil is, daar is d© weg gemakkolijk en breed. Een Christen Sociale Werker 't Was nacht... eon van dio droevö, koude en killigè winternachten. Do brave pastooor ha«l juist een oogje toe gedaan in zijne oüdo en overgroote bedspon de, zoo zwaar als een versleten oorlogschip toen al mot eens do hoesche bel in stille van hof on huis weerklonk. Èon koewachter van 't hof..? mompelde de priester, recht springende. Mijnheer pastoor riep Calu zooveel zij roepen kon van in haro kamer. 't Is wel, ik heb het gehoord Wilt go dal ik ga zion Neen, onnoódig. En binst dio eenige oogenblikken Joodscho stilte, zou men gemeend hebben dat de mu ren der pastorij al hunne ooren rechizetten.. Alsdan weerklonk de hof bel eeno tweedo maal, langzaam., treurig... Dus, 't was ernstig. Opeen, twee, drie was M. de pastoor ge wordt, zonder iemand do koel to verbranden reed... negrooten balsdoek, de dikste kalot, of kolieken te bezmgen. Zondag- mengelwerk. de klompende bolluntaarn. Daar stond nu voor zijn eigen pinkende oogon een soort van eenoogige krab, groot, zwart, met krulhaar, baard, met fiuweelon broek, een rooden sluier rond de lenden... Een van die overgroote, aardige mannen, die men 's avonds niet geerne ontmoet, en zeker nog min rond middernacht, en wel zekerder neg niet voori de gcopendo buiten deur eener eonzamo pastorij. Maar Ovidius scheen weinig rekening te houden van den slechten indruk dio hij maakte. Zio, M. pastoor, ge zoudt moeten uwe II. Olie meenemen en wat doorstappen. Is ze zoo slecht De arme goede vrouw waarlijk ik ben benauwd. Zult ge met mij meegaan Oh natuurlijk.... En dernan sprak die woorden uit met zoo oenen indruk'.atenden toon i.' Twee minuten nadien' zag men Ovidius ne vens de pastoor,de helling, die naar de Seine leidt, afzakken doch vermits het gemeente bestuur verboden had zulke voituren of huis wagons te laten stilhouden of plaats kiezen binnen do grenzen, moest men nog verder gaan langs een met lang gras begroeid baan tje en dat op ee^io kaiïslraat uitkwam waar men eenen langen houten woonwagen kon bespeuren. m Ovidius nam do pastoor bij den arm en sprak Opgelet! Hier is er eene leegte... daar eene dikke koord...Gaat, nu maar door... 'tis gelijksgronds. Maar al op eons bleef do herder staan. 'k Zit in de val,'ik ben goyangen riop bij. Hoe dat vroeg Oyiuius. Een geblaf, korts daarop tien, twintig, dertig, vijftig blaflenaé honden hoorden zij rond zich. Met stralende oogen, met open staande muilen, met gescherpte tanden zagen zij de uïlgehongerdo dieren in de duisternis dos nachts oprijzen. Zij wierden omringd van ©ene gohcele bende honden. Al de grootten, do rassen, de vormen waren vertegenwoordigd. Pommersche en HaVanasche, King-Char- les en Foxen, Chineesche rattenvangers en witte Doghonden, Deonsch- en straatras, Colleys en Hazewinden. Al dat volkje sprong, huildo, blafte, schreeuwde en bedreigde En de pastoor dacht bij zich zefIk bovond me toch meer, in veiligheid, enkele stonden geleden, wanneer ik rustig was ingeslapen in mijn oorlogschip van een bedde De koelbloedige Ovidius verslond einde lijk het ingeloopen gevaar Ah ze zijn 't zij En dan met eene donderonde stem viel hij in Zwijgen 't Was een tooveralag. Terstond vielen allen stil, zoodanig dat men 't kletsen en het klotsen van 't water kon hooren, on op den overkant van den stroom, weerkaatste het l)08ch Zwijgen Maar dat was Ovidius niet genoeg. Daar moest eerherstelling geschieden. Donder on bliksem trok hij eene tweede maal af. Op dat enkel teelten, gingen al de honden, al3 de soldalen van keizer Freóerik, op liun achterste pooten zitten. De pastoor kwam eindolijk vooruit, immer bevende en schuddende. Waarvan komen al die kerels Ovidius scheen wat gegeneerd Dat zijn honden... die ik "gevonden heb en die ik uit menschlievendheid heb opge nomen. 53' Vervolg. Wy, lieve Amalia, stollen ons een oiiöc- paaiil wedoi keerig vertrouwen tot. wet, tot plicht, to wclon, tot een plicht der liefdo. Voor ons zal het steeds ocne behoefte wezen, onzo harten zonder eenige terughouding voor elkander uit te storten. Amelia's ver/.okeringon, dat zij hot met haren echtgenoot volkomen eens was, moes- ton tot een gelegener tijd uitgostcld worden, want op dit oogenblik trad hein do faktor to gomoet. Hij was «le eerste, 'die zijnen meester ©n diens jonge vrouw op Róstorp verwol- Lomdo. Nadat Borgeustjcrna den heer Berg als lijnen factor aan /.ijno vrouw en schoonou ders voorgesteld had, vroeg hij mot lovendigo belangstelling, of de assessor van niets had IjIoii hooren. O ja, heer patroon, sprak de faktor. Ik hob cenen brief van den lieer assessor ontvan gen, waarin hij mij schrijft, «lat hij morgen hier hoopt to zijn. Do titel, hoer patroon, vond nog al genade In do oogen van don luitenant-kolonel. 'tls in allen gevalle iets! fluisterde hij zijne vrouw jn het oor, on zoo Amalia nog maar oen grein familietrots in baar hart heeft, dan /.al zij ze ker geone zoete woonloir on vrouwenlist .spa ren. ten einde Borgenstjerua daartoe te be wegen, dat hij haar toesta, zich genadige vrouw to laten noemen. Te meer, daar geinuligo vrouw (och boter klinkt dan leerlooiersvrouw, viel me vrouw von Drossen er op in, dio voorliet eerst sedert lang zich woder eeno kleine scherts veroorloofde. Da luitenant-kolonel zog haar met grooto oogen aan, doch hij antwoordde niets, want zij legde hem op hetzelfde oogenblik met do uitdrukking van groote hartelijkheid, do hand op don arm, op het fraaie woonhuis wijzend, do toekomstige verblijfplaats van hun kind. Het voorkomen daarvan bevredigde de ijdclheid van den luitenant-kolonel, dio zich door niets ter wereld uit het veld liet slaan. Dat is, bij mijne ziel, (corame il faut), Sophie sprak hij, en richtte zich tier in «ie hoogte, terwijl hij liet huis van onder tot boven bekeek, waarbij in do oersto plaats de fraaio venstergordijnen zyne aandacht boei don. Zio eens Fietjo vervolgde hij maclitij teer tot zijne vrouw, zio eens Roode, groene en blauwe gordijnen. Prachtige randen, rijke kwispels en fraaie ringen Zonderling dat een man die zoo voel kunstsmaak bezit, geen smaak voor een titel hooft Doch ieder mensch heeft zijne eigenheden, en Borgons- tjerna is een zonderling, hoewol een braaf en een eerlijk man. Ziet gij het balkon voo^ dat bovenraam en liet daaropgcplaatste tafol- fjo Dat lokt tot genot en rust uit Op het tafoltjo dat do luitenant-kolonel zoo ongemeen bekoorde stonden verscheidene wijnflesschen cn golazen benevens een paar schaaltjes met uitgezochte lekkernijen, alles door «Ion factor, dio medo eenige» kunst- 'smaak bezat, op het bovalligst gerangschikt. Wat is dat voor eeno kamer met dio ropdo gordijnen i vroeg Amalia, met zoete nieuwsgierigheid, en zog naar dé hoogo vensters op. Ons woonvertrek,hernam BojSfensfjerna Weinige stonden nadien, hoorde do pries ter in den woonwagen de biecht van eene versleten© arme vrouw, en dio op hem scheen gewacht le hebben om met dat ellen dig leven af te breken. Do dood naderde met rasse schreden, doch de pastoor wilde nog rapper te werk gaan. Hij zette het op een loopen naar de kerk, nam oene geconsacreerde II. Hostie mede en Jew am spoedig terug. Nogmaals spoelden de honden op hunnen poot en blaften dat 'hooren en zien verging Doch twee aan do vorige gelijkende bevelen Weerklonken. Zelfde gehoorzaamheid en nog wat meer, stukken tapijt, lappen, vod. den en klatergoud, in een woord alles wat in een dorpscirkjo kan bijval bijzetten, lag op hef bevrozea gras ronögespreid. De weg wiwr ons Heer ging voorbij komen moest immers betamelijk zijn. Op eene kleine tafel in d'opene lucht stonden er twee lampen met welriekende olie gevuld to branden Ovidius en zijn binders blootshoofd, volgden mot aandacht do plechtigheid. De hemel en do aarde waren do kerk; de woonwagen het heiligdom of Jtoor en de arme Boheemsche vrouw, de oogen gesloten, do armen gekruist, was het tabernakel of do woonplaats geworden van Dezen die eens vervolgd door velen,gelijk zij ronddwaalden langs wegen en stralen. En, toen de oude pastoor de stille huizen van zijn dorp, waar zijno echte parochianen zoo rustig ingeslapen waren, voorbijtrok viel hem dezelfde gedachte van zijnen god- dolijlten Meester, wanneer hij met do Sama ritanen le doen had. le binnen Nooit ontmoette ih zulh geloof in Israël Noen, zelfs niet bij den landbouwer zelfs niet bij dien katholieken, een brave man nochtans.... maar niets meer. Des anderendaags stond de Pastoor niet weinig verbaasd te kijken, toen hij den over- grooten barakkeman weeral aan zijno deur vond. Dat wierd vervelend. Toch liet bij hem binnen huis, want hij droeg in zijnen arm een wonder bevallig langharig hondje, (men zou het gestolen hebben), en zoo een beestje in een mandje onder tafel in de eetplaats, zou zeker wel den pastoor aangestaan hebben. Ziedaar, beer Pastoor, een arme loe- loe.... Ik zie goed en wel... en ik heb be merkt dat Mr Pastoor nog al houdt van hon den. Ik wist niet hoe u mijne dankbaarheid betoonen; gold bezit ik niet, honden heb ik in overvloed. Ik zegde bij mijn oigen Ik zal den schoonsten uitkiezen Inderdaad, 't was puik. Zulk beest zou men wel twee honderd franken betaald heb ben. Oh! 'tmooie heestriep Mr Pastoep uit. Niet waar Hev/ol, 't is voor u ]..t Het heet Djinn. Thans begon eene ware belogering. Ovidius zette Djinn op den pastoor zijnen arm; Calu, do meid, stond verrukt te gapen; en het hondje, dankbaar en uiterst zacht moedig, misschien wel de pastoorstoog her- kerinendo, die het in den tijd nog in 't een of 't ander huis ontmoette, was er nog te gewilliger en te streelender om... Waarlijk het scheen af to smeeken ón zijn onderhoud in de pastorij, èn zijne verwijdering van't armtierig baraksken, waar het zooveel hon ger had uitgestaan.... Neen, mijn vriend, sprak de pastoor vastbesloten, ik kan nwe gift niet aanveor- den... En waarom niet Ge moot dat begrijpen f Maar dat hondje was waarlijk verlo ren... 't Is mogelijk Maar toch kan ik niet. Is dat uw laatste woord Ja, mijn allerlaatste Op dit oogenblik kwam eene scherp© en overheerschende slem er tusschon, Maar, M. Pastoor toch Zwijg, Calu, zwijg mensch En Ovidius trok er van onder, diep ge troffen en verwonderd; 't hondje, wederom ragen in do ruwe handen van den barak keman, weende en piepte bitterlijk. Maar, almeteens kwam Ovidius op zijn© stappen terug, en het lieve-korfje rond zwaaiende En het mandje Daar is toch geen be drog omtrent Ik heb. het zelf verveerdigd, mot dees ruwe pooten Dal is wat anders, vriendje-lief 1 Ah 't is toch iets zei Ovidius, en hij ademde weer vrijer en levendiger. Dat zult ge bewaren tot gedachtenis van Qyidius Dubourgucux 1 zelf ingenomen niet de onverholen aan den dag gelegde vreugd zijnor jonge vrouw. En dat met de groene, lieve Ivar Onze slaapkamer zij komen volmaakt overeen mot do gord ij nep van do bedden. O, hoe fraai riep Amalia terwijl z'y van genoegen in do handen {flapte. Maar wat zijt gij in dat alles ruim te werk gegaan, lieve Ik ben zulke pracht volstrekt niet gewoon. Doch nu moet gij mij toch nog eens zeggen,wat dat voor eene kamer, met dio blauwo gordijnen is ik breek er mij het hoofd over zonder het te kunnen radon. Dat is oen klein kabinet, dat vroeger de kinderkamer van Alfred placht te zijn. Ik heb liet opnieuw laten opschilderen cn naar mijn best weten gemeubeleerü, liet zal uw werkkamertje zijn lieve Amalia, en vlak er naast ligt de mijne. Ach, Ivar, hoe kan ik u genoeg voor dat alles danken Ik zal hot althans niet met woorden beproeven. Gij hebt u zeiven, naar ik zio. alle fraaio meubelen, ontzegd, om er mijne kamer medo te versieren. Ik rook in mijne kamer on laat er allo knechts on leergasten binnenkomen, die rnij wcnschen to spreken buitendien vind ik allo kostbare mcubolcivin liet schrijfvertrek van eenen heer verkeerd geplaatst. Donk echter daarom niot, dat'ik er gansch onver schillig voor ben wil ik mij echter in hun bezit verlustigen, dan iloo ik liet met u in uwe kamer. Ik hoop er u dikwijls in te zien. Wees verzekerd, dat ik alles in do beste orde zal houden en, als gij biliiiontreedt, aan uwe oogen zal weten te zien, of ik stil aan mijn werk moot blijven zitten, of opspringen en u in do armen vliegen kan. Laten wij nu echter tok eens naar iets 't Is daarom, indien go ooit, gelijk ik, bij' den ouden pastoor vanGuiehe, eenige eieren voor uwe arme zieken gaat afbedelen, gij niet verwonderd moet kijken naar liet over- prachtige wilgtwijgen mandje, waaruit hij ze zal nemen, alhoewel het maar al te veel afsteekt met al het overige, tot op den draad verslotene, wat zijne pastorij bemeubelt. En indien gij hem de vraag stelt Heer Pas toor, welko parochiaan schonk u dit meu bel hij u terstond de geschiedenis die' ik u kom te vertellen, zal aanhalen. (Naar P. L'E.) anders /.ion, dan naar de venstergordijnen, riep de luitenant-kolonel eenigzins ongedul dig. liet tafeltje «laar op den balkon wenkt ions zoo vrio.ndolijk, dat ik hot niet over mijn •hart kan krijgen, het langer vruchteloos lo laten wachten. Mevrouw ven Drossen, die zich minder aan gordijnen en uiterlijke praal liot gelegen lig gen had intusscher. den tijd waargenomen cm in den tuin rond to zien en zij was niot weinig verrast toen haro keurigo kenners blik overal de hoogste orde bcspcurdo. Ook aan het bon to pluimgedierte op do plaats voor het huis was met zorg de hand gehouden en de volle melkemmers dio uit de koestal naar de melkbamer gedragen werden overtuigden haar dat liet ook aan overvloed vaji vee niet ontbrak. In eene zeer opgeruimde stemming betrad bet gezelschap eindelijk het huis, waarvan do fraaie vertrekken tot de ontvangst van liet jonge paar in gereedheid waren gebracht. Bijna alle deuren stonden open, en voor alle vensters zag monbloemen, want daar was Borgenstjerua oen hartstochtelijke liefhebber van do kamers geleken naar een doorloo- pondo oranjerie. Hior sprak Borgenstjerua terwijl hij zijno vrouw in zijne armen sloot, nadat zij Alfreds voormalige kamer binnen getreden waren, hier is uwe toekomstige woning, liovo Amalia De hamel geve, dat ik in slaat moge zijn, haar uzoo aangenaam to maken als ik liet wen sell, O, daar is geeno vrees voor, sprak do luitenant-kolonel, terwijl zijne oogen van trots en vergenoegen schitterden. In een huis dat zoo is ingericht en gestoffeerd als dit aan do zijdo van cenen goeden echtgenoot, moet eene vrouw wol tevreden zijn. Wat dunkt u So el D rommols op Larkbolm bij mijne tante, do gravin T. zag hel er niet voornamer uit. Doch laten wij nu ook eens kennis maken met het balkon. Borgcnsljerna ontving een krachtige» handslag van zijnen schoonvader en eeno hartelijke omhelzing van zijne schoonmoeder en daarop zette men zich aan liet tafeltje, dat de luitenant-kolonel reeds uit de verte zoo aanminnig toegelachon had. Do wijn smaak-' to om liet best on opliet welzijn van liet jonge paar werd met zooveel warmte en geestdrift gedronken on geklonken, als van zulke ge legenheden onafscheidelijk is. Toen de luitcnant-kolonol zich laat in den avond in-do keurige ingoriclito logeerkamer to bed legde, richtte hij aan zijne vroaw met groote zelfbehagen de volgende "aanspraak: 'tls waarlijk geen kleinigheid, con meisje goed uit te trouwen on zorgcloozo vaders, die tegen de mocito opzien, blij von ook hun leven lang met hunne dochter opge scheept. Ilad ik niet in spijt van uwe tegon- bedenkingen liet plan tot do badreis doorge zet, dan zat Amalia zeker nog hoog en droog op TurneforSjCii kon daar zuurkool inleggen. Maar, God dank ons geld is op geenen onvruelitbaren akker govallon, maar heeft goede renten gedragen. Ik ben ook voorne mens eerstdaags onzen schoonzoon een voor schoot to verzoeken, ten einde de schulden af te lossen die op ons goed ruston. Het zal hom aangenaam zijn mij dezen kleine».dienst te doen cn wat ik aan den kamerjonker schuldig ben betaalt by bovendien gaarne uit zuivere verrukking. Wordt voortgezet.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 6