ARME
ïeiwisselu
VERVALLEN GROOTHEID.
RECHT VAN' ANTWOORD
O EN 7 Ji.l.i 1913
Sint Niklaas,"23 Juni 1913.
Den achtbaren Heer Uilgovcr van list
dagblad De Volksstem, le Aalst.
DS VOLKSSTEM
I 0
Langs Brussel en Gent om. wonlt mij uw
nummer van 22 en 23 Juni bezorgd, waarin
V» Veritas een verslag mededeelt over den g
Studiedag van Antwerpen, afdeeling Sociale cjnfi
Wei* zekering en. «Veritas»» heeft zijn verslag
geheel opgemaakt met liet oog op zijn eigene
overtuiging, en vandaar dat de onparlijdig-
lioid niet geheel tot baar recht komt. Maar
mijn persoonlijk optreden in de bespreking
LeeftVeritas onjuist'voorgesteld, en dit
is do roden waarom ik Ued. vriendelijk durf
"verzoeken, geacht© lieer Uitgever, deze re
gelen op te nemen als terechtwijzing.
Veritas meent to moeten schrijven, dat
ik in mijne aanspraak mijne gezegden vergat
te slaven, dat ik niets beters vond dan de
wet maar to verdagen d. w. z. le vcrwer-
pon; dat ik de verplichting, door mijn goe
den vriend De Bruyne zoo flink verdedigd,
zelf niet aanraakte, en dat ik verviel in nc-
venkweslio's evenals M. X., en dus kcud en
warm spuw do uit denzelfden mond, enz.
Ik kan; rechtzinnig gesproken, niet be
grijpen waar «Veritas» dat alles gehaald
heeft.
1 Immers, ziehier lioo ik bet midden opvatte
waarin de bespreking der wot op do socialo
verzekering plaats bad.
Het was een studiedag. Dat beleekent,
naar mijne bescheidone meening, een zaak
aludeercn. Eon zaak studcercn wil zeggen
het voor en togen ovorwegen, rechtzinnig en
grondig. Geeno moeiclijkhoJen of opwerpin
gen dienen van kant gezel, immers dit lost
de moeielijkheden niet op. Vandaar, dat ik
gewoonlijk naar zulke studiedagen ga, niet
met' een onveranderbare zienswijze, maar
wel om mij, door studio, een zienswijze to
vermen.
I Bij mijn optreden heb ik in het eerste
deel mijner aanspraak enkel gesproken over
hetgeen mij vóór do verplichting toescheen
to pleiten. Dat zal elkeen erkennen dio daar
aanwezig was. Veritas schrijft nochtans
dat ik de verplichting zelf.niet aanraakte
Ik heb getracht de argumenten van vriend
Do Bruyno le versterken en le volledig
Doch, vriend X. gaf vooral tegenargu
menten aan van bot standpunt uit der oppo:
tuuileit. Veritas noemt dat wel neven
kwesfie's Ik meen hel zoo niet. Argumen
ten van opportunitoit kannon soms grooto
waarde hebben. Daarom meendo ik dat ze
rechtzinnig moesten voorgebracht en onder
zocht worden, en dat deed ik in hat tweedo
deel mijnt r aanspraak.
Ik heb telkens de argumenten van X.
en nog andere daarbij in verband gebracht
met stavendo bewijzen. Dat zullen weerom
al de aanhoorders bekennen.
Veritas schrijft nochtans dat ik
mijne gezegden vergat te staven Dat is
fast en zeker onjuist.
Er was hier dus geen kwestie enkel warm
©n koud to spuwen, 't Is soms noodig, Ve
ritas het warm en koud voor le brengen,
©m lo zien hoe oen drank best drinkbaar
Nog insludoeren, sprak lleyman,
schrijftVeritas Dat heb ik, ja, gezegd,
cn dat is nog mijne meening. Sedert den sta
diedag van Antwerpen, heb ik met het
oog op bet Syndicaal Congres lo Brussel
veel gestudeerd en overwogen op de wet op
do socialo verzekeringen. Elkeen die zulks
deed. zal het met mij eer.s zijn óm to zeggen,
dat men het voor en tegen, zoo niet mei
verslag dood doet.
idert bet insludeoren, is mijne overlui-
Vergeet uwen revolver niet riep
Calu.
O
Wie ia daar
Ik ben hot 1
Wie ik?..
Dubourgneux. .iOvidius Dubourgneux
Ik ken u niet... Waar woont go 'i
Op den oever... In onze voituur.
Op den oever in zijne voituur
Komt ge om broqd
Absoluut niet !j Ik kom voor mijne
ationeel blijkt te zijn. Dit neemt nochtans
niet weg dat wij, vooral als katholieken cn
syndicalisten, vele redenen hebben, omver-
beteringen to zoeken in de toepassing der
wet.
Juist door studie komen wij tot een
heid en overeenkomst, welke volstrekt nood-
.akelijk is. en door eenzijdigheid niet te be
komen was.
Ik dank UetT voor de opname, geachte
lieer Uitgever, en bied Ued. mijne hartelijk
ste groeien aan.
Hendrik IIEYMAN,
ilgemeone Secretaris der Socialo Werken
van Waasland, St Niklaas W.
t vrouw die erg ziek ligt en dio mij om u
ing veel vaster geworden. Wjj komen vast
ot do verplichting, omdat het noodig en Ah nu versta ik
Nochtans, hij verstond het niet nauwkeu
rig, do brave pastoor. Hij kende immers
zijne drie honderd parochianen. Maar Du
bourgneux Ovidius Ah hah 1
En hij trok de dour open.
Wij zijn altijd gelukkig terechtwijzingen
te kunnen opnemen, zelfs wanneer de wet
daartoe niet verplicht. Des te meer
Wanneer het eene allerbelangrijkste zaak
betreft, lijk de wet op do sociale verzeke
ringen.
Spijtig genoeg dat. konfraters niet altijd
zoo handelden en allo terechtwijzing in de
scheurmand wierpen
Het sterkt ons en vergenoegt ons tevens,
te vernemen uit den mond van bedaarde,
niet vooringenomen mannen, dat zij door
eigen studio lot het besluit kwamen, dat de
verplichting noodig is en rationeel.
Dat is de grondzaak Eens daarover t'ak
koord, dan verdwijnt alle moeilijkheid. Want
iedereen vraagt dan maar deze /.aak eone
mogelijke formuul vinden om die verplich
ting best toe te passen.
Waar oen wil is, daar is een weg.
Waar een goede wil is, daar is d© weg
gemakkolijk en breed.
Een Christen Sociale Werker
't Was nacht... eon van dio droevö, koude
en killigè winternachten.
Do brave pastooor ha«l juist een oogje toe
gedaan in zijne oüdo en overgroote bedspon
de, zoo zwaar als een versleten oorlogschip
toen al mot eens do hoesche bel in stille van
hof on huis weerklonk.
Èon koewachter van 't hof..? mompelde
de priester, recht springende.
Mijnheer pastoor riep Calu zooveel
zij roepen kon van in haro kamer.
't Is wel, ik heb het gehoord
Wilt go dal ik ga zion
Neen, onnoódig.
En binst dio eenige oogenblikken Joodscho
stilte, zou men gemeend hebben dat de mu
ren der pastorij al hunne ooren rechizetten..
Alsdan weerklonk de hof bel eeno tweedo
maal, langzaam., treurig...
Dus, 't was ernstig.
Opeen, twee, drie was M. de pastoor ge
wordt, zonder iemand do koel to verbranden reed... negrooten balsdoek, de dikste kalot,
of kolieken te bezmgen.
Zondag- mengelwerk.
de klompende bolluntaarn.
Daar stond nu voor zijn eigen pinkende
oogon een soort van eenoogige krab, groot,
zwart, met krulhaar, baard, met fiuweelon
broek, een rooden sluier rond de lenden...
Een van die overgroote, aardige mannen,
die men 's avonds niet geerne ontmoet, en
zeker nog min rond middernacht, en wel
zekerder neg niet voori de gcopendo buiten
deur eener eonzamo pastorij.
Maar Ovidius scheen weinig rekening te
houden van den slechten indruk dio hij
maakte.
Zio, M. pastoor, ge zoudt moeten uwe
II. Olie meenemen en wat doorstappen.
Is ze zoo slecht
De arme goede vrouw waarlijk ik ben
benauwd.
Zult ge met mij meegaan
Oh natuurlijk.... En dernan sprak die
woorden uit met zoo oenen indruk'.atenden
toon i.'
Twee minuten nadien' zag men Ovidius ne
vens de pastoor,de helling, die naar de Seine
leidt, afzakken doch vermits het gemeente
bestuur verboden had zulke voituren of huis
wagons te laten stilhouden of plaats kiezen
binnen do grenzen, moest men nog verder
gaan langs een met lang gras begroeid baan
tje en dat op ee^io kaiïslraat uitkwam waar
men eenen langen houten woonwagen kon
bespeuren. m
Ovidius nam do pastoor bij den arm en
sprak
Opgelet! Hier is er eene leegte... daar
eene dikke koord...Gaat, nu maar door... 'tis
gelijksgronds.
Maar al op eons bleef do herder staan.
'k Zit in de val,'ik ben goyangen
riop bij.
Hoe dat vroeg Oyiuius.
Een geblaf, korts daarop tien, twintig,
dertig, vijftig blaflenaé honden hoorden zij
rond zich. Met stralende oogen, met open
staande muilen, met gescherpte tanden zagen
zij de uïlgehongerdo dieren in de duisternis
dos nachts oprijzen.
Zij wierden omringd van ©ene gohcele
bende honden. Al de grootten, do rassen,
de vormen waren vertegenwoordigd.
Pommersche en HaVanasche, King-Char-
les en Foxen, Chineesche rattenvangers en
witte Doghonden, Deonsch- en straatras,
Colleys en Hazewinden. Al dat volkje
sprong, huildo, blafte, schreeuwde en
bedreigde
En de pastoor dacht bij zich zefIk
bovond me toch meer, in veiligheid, enkele
stonden geleden, wanneer ik rustig was
ingeslapen in mijn oorlogschip van een
bedde
De koelbloedige Ovidius verslond einde
lijk het ingeloopen gevaar
Ah ze zijn 't zij
En dan met eene donderonde stem viel
hij in
Zwijgen
't Was een tooveralag. Terstond vielen
allen stil, zoodanig dat men 't kletsen en het
klotsen van 't water kon hooren, on op den
overkant van den stroom, weerkaatste het
l)08ch Zwijgen
Maar dat was Ovidius niet genoeg.
Daar moest eerherstelling geschieden.
Donder on bliksem trok hij eene
tweede maal af.
Op dat enkel teelten, gingen al de honden,
al3 de soldalen van keizer Freóerik, op liun
achterste pooten zitten.
De pastoor kwam eindolijk vooruit,
immer bevende en schuddende.
Waarvan komen al die kerels
Ovidius scheen wat gegeneerd
Dat zijn honden... die ik "gevonden heb
en die ik uit menschlievendheid heb opge
nomen.
53' Vervolg.
Wy, lieve Amalia, stollen ons een oiiöc-
paaiil wedoi keerig vertrouwen tot. wet, tot
plicht, to wclon, tot een plicht der liefdo.
Voor ons zal het steeds ocne behoefte wezen,
onzo harten zonder eenige terughouding voor
elkander uit te storten.
Amelia's ver/.okeringon, dat zij hot met
haren echtgenoot volkomen eens was, moes-
ton tot een gelegener tijd uitgostcld worden,
want op dit oogenblik trad hein do faktor to
gomoet. Hij was «le eerste, 'die zijnen meester
©n diens jonge vrouw op Róstorp verwol-
Lomdo.
Nadat Borgeustjcrna den heer Berg als
lijnen factor aan /.ijno vrouw en schoonou
ders voorgesteld had, vroeg hij mot lovendigo
belangstelling, of de assessor van niets had
IjIoii hooren.
O ja, heer patroon, sprak de faktor. Ik
hob cenen brief van den lieer assessor ontvan
gen, waarin hij mij schrijft, «lat hij morgen
hier hoopt to zijn.
Do titel, hoer patroon, vond nog al genade
In do oogen van don luitenant-kolonel. 'tls
in allen gevalle iets! fluisterde hij zijne vrouw
jn het oor, on zoo Amalia nog maar oen grein
familietrots in baar hart heeft, dan /.al zij ze
ker geone zoete woonloir on vrouwenlist .spa
ren. ten einde Borgenstjerua daartoe te be
wegen, dat hij haar toesta, zich genadige
vrouw to laten noemen.
Te meer, daar geinuligo vrouw (och
boter klinkt dan leerlooiersvrouw, viel me
vrouw von Drossen er op in, dio voorliet
eerst sedert lang zich woder eeno kleine
scherts veroorloofde.
Da luitenant-kolonel zog haar met grooto
oogen aan, doch hij antwoordde niets, want
zij legde hem op hetzelfde oogenblik met do
uitdrukking van groote hartelijkheid, do hand
op don arm, op het fraaie woonhuis wijzend,
do toekomstige verblijfplaats van hun kind.
Het voorkomen daarvan bevredigde de
ijdclheid van den luitenant-kolonel, dio zich
door niets ter wereld uit het veld liet slaan.
Dat is, bij mijne ziel, (corame il faut),
Sophie sprak hij, en richtte zich tier in «ie
hoogte, terwijl hij liet huis van onder tot
boven bekeek, waarbij in do oersto plaats de
fraaio venstergordijnen zyne aandacht boei
don. Zio eens Fietjo vervolgde hij maclitij
teer tot zijne vrouw, zio eens Roode, groene
en blauwe gordijnen. Prachtige randen, rijke
kwispels en fraaie ringen Zonderling dat
een man die zoo voel kunstsmaak bezit, geen
smaak voor een titel hooft Doch ieder
mensch heeft zijne eigenheden, en Borgons-
tjerna is een zonderling, hoewol een braaf
en een eerlijk man. Ziet gij het balkon voo^
dat bovenraam en liet daaropgcplaatste tafol-
fjo Dat lokt tot genot en rust uit
Op het tafoltjo dat do luitenant-kolonel zoo
ongemeen bekoorde stonden verscheidene
wijnflesschen cn golazen benevens een paar
schaaltjes met uitgezochte lekkernijen, alles
door «Ion factor, dio medo eenige» kunst-
'smaak bezat, op het bovalligst gerangschikt.
Wat is dat voor eeno kamer met dio
ropdo gordijnen i vroeg Amalia, met zoete
nieuwsgierigheid, en zog naar dé hoogo
vensters op.
Ons woonvertrek,hernam BojSfensfjerna
Weinige stonden nadien, hoorde do pries
ter in den woonwagen de biecht van eene
versleten© arme vrouw, en dio op hem
scheen gewacht le hebben om met dat ellen
dig leven af te breken.
Do dood naderde met rasse schreden, doch
de pastoor wilde nog rapper te werk gaan.
Hij zette het op een loopen naar de kerk,
nam oene geconsacreerde II. Hostie mede en
Jew am spoedig terug.
Nogmaals spoelden de honden op hunnen
poot en blaften dat 'hooren en zien verging
Doch twee aan do vorige gelijkende bevelen
Weerklonken. Zelfde gehoorzaamheid en
nog wat meer, stukken tapijt, lappen, vod.
den en klatergoud, in een woord alles wat in
een dorpscirkjo kan bijval bijzetten, lag op
hef bevrozea gras ronögespreid. De weg
wiwr ons Heer ging voorbij komen moest
immers betamelijk zijn.
Op eene kleine tafel in d'opene lucht
stonden er twee lampen met welriekende
olie gevuld to branden Ovidius en zijn
binders blootshoofd, volgden mot aandacht
do plechtigheid.
De hemel en do aarde waren do kerk; de
woonwagen het heiligdom of Jtoor en de
arme Boheemsche vrouw, de oogen gesloten,
do armen gekruist, was het tabernakel of do
woonplaats geworden van Dezen die eens
vervolgd door velen,gelijk zij ronddwaalden
langs wegen en stralen.
En, toen de oude pastoor de stille huizen
van zijn dorp, waar zijno echte parochianen
zoo rustig ingeslapen waren, voorbijtrok
viel hem dezelfde gedachte van zijnen god-
dolijlten Meester, wanneer hij met do Sama
ritanen le doen had. le binnen
Nooit ontmoette ih zulh geloof in Israël
Noen, zelfs niet bij den landbouwer
zelfs niet bij dien katholieken, een brave
man nochtans.... maar niets meer.
Des anderendaags stond de Pastoor niet
weinig verbaasd te kijken, toen hij den over-
grooten barakkeman weeral aan zijno deur
vond.
Dat wierd vervelend.
Toch liet bij hem binnen huis, want hij
droeg in zijnen arm een wonder bevallig
langharig hondje, (men zou het gestolen
hebben), en zoo een beestje in een mandje
onder tafel in de eetplaats, zou zeker wel den
pastoor aangestaan hebben.
Ziedaar, beer Pastoor, een arme loe-
loe.... Ik zie goed en wel... en ik heb be
merkt dat Mr Pastoor nog al houdt van hon
den. Ik wist niet hoe u mijne dankbaarheid
betoonen; gold bezit ik niet, honden heb ik
in overvloed. Ik zegde bij mijn oigen Ik
zal den schoonsten uitkiezen
Inderdaad, 't was puik. Zulk beest zou
men wel twee honderd franken betaald heb
ben.
Oh! 'tmooie heestriep Mr Pastoep
uit.
Niet waar Hev/ol, 't is voor u ]..t
Het heet Djinn.
Thans begon eene ware belogering.
Ovidius zette Djinn op den pastoor zijnen
arm; Calu, do meid, stond verrukt te gapen;
en het hondje, dankbaar en uiterst zacht
moedig, misschien wel de pastoorstoog her-
kerinendo, die het in den tijd nog in 't een of
't ander huis ontmoette, was er nog te
gewilliger en te streelender om... Waarlijk
het scheen af to smeeken ón zijn onderhoud
in de pastorij, èn zijne verwijdering van't
armtierig baraksken, waar het zooveel hon
ger had uitgestaan....
Neen, mijn vriend, sprak de pastoor
vastbesloten, ik kan nwe gift niet aanveor-
den...
En waarom niet
Ge moot dat begrijpen f
Maar dat hondje was waarlijk verlo
ren...
't Is mogelijk Maar toch kan ik niet.
Is dat uw laatste woord
Ja, mijn allerlaatste
Op dit oogenblik kwam eene scherp© en
overheerschende slem er tusschon,
Maar, M. Pastoor toch
Zwijg, Calu, zwijg mensch
En Ovidius trok er van onder, diep ge
troffen en verwonderd; 't hondje, wederom
ragen in do ruwe handen van den barak
keman, weende en piepte bitterlijk.
Maar, almeteens kwam Ovidius op zijn©
stappen terug, en het lieve-korfje rond
zwaaiende
En het mandje Daar is toch geen be
drog omtrent Ik heb. het zelf verveerdigd,
mot dees ruwe pooten
Dal is wat anders, vriendje-lief 1
Ah 't is toch iets zei Ovidius,
en hij ademde weer vrijer en levendiger. Dat
zult ge bewaren tot gedachtenis van Qyidius
Dubourgucux 1
zelf ingenomen niet de onverholen aan den
dag gelegde vreugd zijnor jonge vrouw.
En dat met de groene, lieve Ivar
Onze slaapkamer zij komen volmaakt
overeen mot do gord ij nep van do bedden.
O, hoe fraai riep Amalia terwijl z'y van
genoegen in do handen {flapte. Maar wat zijt
gij in dat alles ruim te werk gegaan, lieve Ik
ben zulke pracht volstrekt niet gewoon. Doch
nu moet gij mij toch nog eens zeggen,wat dat
voor eene kamer, met dio blauwo gordijnen
is ik breek er mij het hoofd over zonder
het te kunnen radon.
Dat is oen klein kabinet, dat vroeger de
kinderkamer van Alfred placht te zijn. Ik
heb liet opnieuw laten opschilderen cn naar
mijn best weten gemeubeleerü, liet zal uw
werkkamertje zijn lieve Amalia, en vlak er
naast ligt de mijne.
Ach, Ivar, hoe kan ik u genoeg voor dat
alles danken Ik zal hot althans niet met
woorden beproeven. Gij hebt u zeiven, naar
ik zio. alle fraaio meubelen, ontzegd, om er
mijne kamer medo te versieren.
Ik rook in mijne kamer on laat er allo
knechts on leergasten binnenkomen, die rnij
wcnschen to spreken buitendien vind ik
allo kostbare mcubolcivin liet schrijfvertrek
van eenen heer verkeerd geplaatst. Donk
echter daarom niot, dat'ik er gansch onver
schillig voor ben wil ik mij echter in hun
bezit verlustigen, dan iloo ik liet met u in
uwe kamer.
Ik hoop er u dikwijls in te zien. Wees
verzekerd, dat ik alles in do beste orde zal
houden en, als gij biliiiontreedt, aan uwe
oogen zal weten te zien, of ik stil aan mijn
werk moot blijven zitten, of opspringen en u
in do armen vliegen kan.
Laten wij nu echter tok eens naar iets
't Is daarom, indien go ooit, gelijk ik, bij'
den ouden pastoor vanGuiehe, eenige eieren
voor uwe arme zieken gaat afbedelen, gij
niet verwonderd moet kijken naar liet over-
prachtige wilgtwijgen mandje, waaruit hij
ze zal nemen, alhoewel het maar al te veel
afsteekt met al het overige, tot op den draad
verslotene, wat zijne pastorij bemeubelt. En
indien gij hem de vraag stelt Heer Pas
toor, welko parochiaan schonk u dit meu
bel hij u terstond de geschiedenis die' ik
u kom te vertellen, zal aanhalen.
(Naar P. L'E.)
anders /.ion, dan naar de venstergordijnen,
riep de luitenant-kolonel eenigzins ongedul
dig. liet tafeltje «laar op den balkon wenkt
ions zoo vrio.ndolijk, dat ik hot niet over mijn
•hart kan krijgen, het langer vruchteloos lo
laten wachten.
Mevrouw ven Drossen, die zich minder aan
gordijnen en uiterlijke praal liot gelegen lig
gen had intusscher. den tijd waargenomen
cm in den tuin rond to zien en zij was niot
weinig verrast toen haro keurigo kenners
blik overal de hoogste orde bcspcurdo.
Ook aan het bon to pluimgedierte op do
plaats voor het huis was met zorg de hand
gehouden en de volle melkemmers dio uit de
koestal naar de melkbamer gedragen werden
overtuigden haar dat liet ook aan overvloed
vaji vee niet ontbrak.
In eene zeer opgeruimde stemming betrad
bet gezelschap eindelijk het huis, waarvan
do fraaie vertrekken tot de ontvangst van
liet jonge paar in gereedheid waren gebracht.
Bijna alle deuren stonden open, en voor alle
vensters zag monbloemen, want daar was
Borgenstjerua oen hartstochtelijke liefhebber
van do kamers geleken naar een doorloo-
pondo oranjerie.
Hior sprak Borgenstjerua terwijl hij zijno
vrouw in zijne armen sloot, nadat zij Alfreds
voormalige kamer binnen getreden waren,
hier is uwe toekomstige woning, liovo
Amalia De hamel geve, dat ik in slaat moge
zijn, haar uzoo aangenaam to maken als ik
liet wen sell,
O, daar is geeno vrees voor, sprak do
luitenant-kolonel, terwijl zijne oogen van
trots en vergenoegen schitterden. In een huis
dat zoo is ingericht en gestoffeerd als dit
aan do zijdo van cenen goeden echtgenoot,
moet eene vrouw wol tevreden zijn.
Wat dunkt u So el D rommols op Larkbolm
bij mijne tante, do gravin T. zag hel er niet
voornamer uit. Doch laten wij nu ook eens
kennis maken met het balkon.
Borgcnsljerna ontving een krachtige»
handslag van zijnen schoonvader en eeno
hartelijke omhelzing van zijne schoonmoeder
en daarop zette men zich aan liet tafeltje, dat
de luitenant-kolonel reeds uit de verte zoo
aanminnig toegelachon had. Do wijn smaak-'
to om liet best on opliet welzijn van liet jonge
paar werd met zooveel warmte en geestdrift
gedronken on geklonken, als van zulke ge
legenheden onafscheidelijk is.
Toen de luitcnant-kolonol zich laat in den
avond in-do keurige ingoriclito logeerkamer
to bed legde, richtte hij aan zijne vroaw met
groote zelfbehagen de volgende "aanspraak:
'tls waarlijk geen kleinigheid, con
meisje goed uit te trouwen on zorgcloozo
vaders, die tegen de mocito opzien, blij von
ook hun leven lang met hunne dochter opge
scheept. Ilad ik niet in spijt van uwe tegon-
bedenkingen liet plan tot do badreis doorge
zet, dan zat Amalia zeker nog hoog en droog
op TurneforSjCii kon daar zuurkool inleggen.
Maar, God dank ons geld is op geenen
onvruelitbaren akker govallon, maar heeft
goede renten gedragen. Ik ben ook voorne
mens eerstdaags onzen schoonzoon een voor
schoot to verzoeken, ten einde de schulden
af te lossen die op ons goed ruston. Het zal
hom aangenaam zijn mij dezen kleine».dienst
te doen cn wat ik aan den kamerjonker
schuldig ben betaalt by bovendien gaarne uit
zuivere verrukking.
Wordt voortgezet.