ra KATHOLIEKEN WERKMANSKRING VAN AALST. jjaring der I8e verschijning van ve .Vr. ONBEVLEKT ONTVANGENIS aan Bernadetta ALLERLEI M. FILIPESO, minister van Oorlog in Bulgarië E. H. Gustaaf Van Ongeval nieuwe Bestuurder van den )nj,E. H. G. Van Ongeval in Deftinge Iboren den 2 Februari-1878, deed de zahitterendste studiën in 'tBisschop- r,Jijk kollege van Gcêraardsbergen, Jn ,'t kleinseminarie van St. Niklaas, ierl £root Seminarie van Gent en ^Jideiijk in de Katholieke Hoogeschool ntijn Leuven, waar bij het diploma van pcalaureusin godsgeleordheid ver- ierf. Hij wierd onmiddelijk daarna derpastoor benoemd in Beveren- rn^as, schoone en belangrijke gemeen- jvan 11 duizend zielen, waar hij 15 vroren doorbracht. Daar wijdde hij zich isR degrootste zelfoppofiering en ken- tai van zaken aan het sociaal vraag- heilk, bestuurde er verschillige Bonden is'Vakvereenigingen, waaronder den wopd der Werklieden. Het ministerie van arbeid erkende ,aaf gro°t0 diensten bewezen aan .(j.Jverkvolk met aan den E. H G. Van !gojgeval het eereteken van mutualiteit .e|-,i te kennen. pnderpastoor van Sint Ma.-tenskerk, gjj'Aalst in 1910, had hij weldra in 0pte stad dezelfde genegenheid ver- irven welke hij in Beveren-Waas bij ild<'Ot en klein had genoten. toe Iet vol betrouwen mogen wij dus de pjj ito vruchten verwachten van zijne n rkzaamheid in den Katholieken irkmanskring, waar hij het werk oc] ter waardige voorzaten de E.E. H.H n jhnet, Rombaut, Noterman, en Van zal voortzetten. aa] 'en 16 Juli, feest van Onze Lieve Vrouw den berg Carmelus,voelt zich Bernadetta pepen, niet meer naar do Grot, alsdan loten en door de policie bewaakt, maar I op den recliteroever der rivier in de wei waar het volk komt bidden, en van r men de grot zeer wel zien kan. jernadetta bidt haren rozenkrans, en aan- ids verschijnt baar de heilige maagd, ilachendemet veel teederbeid, tot beves- van het verleden en steun voor de omst de Moeder Gods buigt bet hoofd het kind, als wilde Zij een laatste vaar- zeggen. Eindelijk verdwijnt de heilige gd en komt niet meer weder, at moeten of kunnen wij uit deze iaat- erschijning trekken en eerste de bevestiging van het ver is wel de liefde van Maria dewelke [en mensch toedraagt, it liefde tol don mensch is Maria ver- nen, om hem aan te wakkeren boelveer- eid te doen en niet gestraft te worden de rechtveerdigheid van haren Godde- n Zoon. Niets als liefde, bezielt onze Moeder,en zij roemt zich daarom eene der van liefde te zijn. aangezien Zij niet irs is dan liefde voor ons, die Zij voor kinderen heeft aangenomen, ie kan de liefde uitleggen die Maria ons heeft, ellendigen als wij zijn De Ambrosius zegt, dat Maria, haren ielijken Zoon op het kruis ziende ster- ven, haar leven aan de beulen opofferde om hetzelve voor ons te geven. Welke liefde mag dus vergeleken worden aan de liefde onzer Goddelijke Moeder Maria Onder al de gelukzalige geesten niet eenen is er die God meer bemint dan Maria er is ook niet eenen en er zou niet eeneu kunnen zijn, die ons naast God meer bemint dan die teedere moeder Neemt te zamen al de liefde die de moe ders hebben voor hunne kinderen, die de bruidegoms hebben voor hunne bruiden, die de heiligen en de 6ngelen hebben voor die hun eeren, en deze liefde zal zoo groot niet zijn gelijk die welke Maria heeft voor eene ziel alléén. Jezus onze godlijke Zaligma ker, haren welbeminden Zoon. heeft ons aan Haar bevolen, als Hij tol zijne Godlijke Moe der zegde Muiier, ecce filius tuus Moeder, zie daar uwen Zoon in den persoon van den heiligen Joannes allo menschen beteeke nende. Het waren de laatste woorden die haar godlijke Zoon tot Haar sprak en de laatste gevoelens die eenen beminden persoon te kennen geeft in de uur van zijnen dood. doen te veel indruk om ooit vergelen te worden. Wij, die ellendige kinderen van de ongelukkige Eva zijn, die door hare schuld plichtig zijn voor God, en tot dezelfde straf veroordéeld, wij dolen in dit dal van tranen, en, uit ons Vaderland gebannen, wij liewee- nen de ellenden die ons lichaam bezwaren en onzen geest bedroeven. Maar gelukkig is deze die zich in zijn ongeluk dikwijls keert tot de machtige Moeder Gods, die de troosteres der wereld is, om Haar te aan roepen en met godvruchtigheid te smeeken. Ten tweede, den steun voor de toekomst, is ook wel de bermhertigheid onzer dierbare Moeder. De menigte onzer zonden moet niet ver minderen het betrouwen dat wij bobben van door Maria verhoord te worden, als wij ons voor hare voeten vernederen. Die Moeder van liefde in 't verleden is eene Moeder vnn bermhertigheid in de toe komst, en hoe zou Zij hare bermhertigheid kunnen gebruiken, indien er geen zondaars waren.? Golijk eene goede moeder geenszins nalaat haren zoon op te passen, die met me laatsheid geslagen is, niettegenstaande de walging en de moeielijkheden die deze ziekte medebrengt, alzoo verlaat Maria ons ook niet, als wij onzen toevlucht tot Haar nemen, hoe bovenmatig het getal onzor zonden zij, welke Zij onderneemt te genezen. Ik sta toe, de H. Bernardus, dat men nooit van uwe bermhertigheid meer spreke, en dat men de zelve nooit meer love, o heilige Maagd Indien er eenen mensch is die kan zeggen dat hij U in zijnen nood aangeroepen heeft, en dat Gij hem alsdan verlaten hebt. Den hemel en de aarde zullen eerder in hun- non niet veranderen, dan dat Maria haren bijstand zal weigeren aan dengene, die Haar met eene oprechte meening aanroept, en op Haar zijn betrouwen stelt. Om ons betrouwen nog meer op te wek ken, zegt de H. Anselmus, dat wij onzen toevlucht.nemende tot die godlijke Moeder, niet alleen van hare bescherming moeten verzekerd zijn. maar dat wij eerder zullen verboord worden als wij den heiligen naam van Maria, dan als wij dezen van onzen Zaligmaker Jezus-Christus zelf aanroepen. Wanneer de heilige Anselmus ons ver zekert dat wij gemakkelijker zullen zalig worden met ons tót Maria te begeven, dan met onmiddelijk onzen toevlucht te nemen tot haren Zoon, dit bediedt daarom geenszins dat Maria meer vermogen heeft dan Jezus om onze zaligheid te bewerken: want wij weten dat Jezus-Christus alleen onze Zalig maker is; maar dat wij onzen toevlucht nemende tot Jezus in Hem onzen rechter herkennende, die onze ondankbaarheid straf fen moet, dikwijls het noodig betrouwen niet zouden hebben om verhoord te kunnen worden; daar wij integendeel ons begevende tot Maria, die, als Moeder van bermhertig heid, geen ander ambt bekleedt dan dit van met onze kwellingen modelijden te hebben, als onze voorspreekster, van ons te verdedigen, op Haar een veel vaster be trouwen zullen hebben, omdat wij van haar niet» moeten vreezen. Waarbij komt hel dat wij zoo dikwijls van Jezus iets verzoeken, zonder verhoord te worden, en dat wij, dit aan Maria vragende, helzelvu verkrijgen Dit gebeurt niet omdat Maria machtiger is dan God, maar omdat God dit alzoo besloten heeft, ten einde Zijne Heilige Moeder te eeren. Laat ons dan met betrouwen die Moeder van liefde en Koningin van bermhertigheid ten allen tijde aanroepen. Bidden wij een vurige Rozenkrans. Vragen wij aan onze Goddelijke Moeder al wat wij noodig heb ben voor ons lichamelijk als geoslelijk wel zijn, en Zij zal ons voorzeker niet ongetroost laten heengaan, indien wij Haar vragen met betrouwen. Kinderen van Maria, richt u tot uwe Moe der. Wees gegroet. HIJ Ia eene stad van Vlaanderen kon men over tijd op de muren groote reepels papier geplakt zieD. waarop in rojde letters te lezen stond hij komt Wie die hij was, of van waar hij kwam, stond er Diet bij. Eenige dagen later was er aangeplakt hij is hier I en in alle gazetten stond, dat 't scheen dat hij een geheimzinnig wonder was, dat, mits twee frank inkomgeld eene voorstelling zou geven. Er kwam schrikkelijk veel volk naar het aangeduide lokaal men vocht om de plaatsen. Toen 't uur aanbrak, klonk eene bel, de gordijn ging naar omhoog en op 't tooneel hing een groot plakkaat... Daarop stond hij is weg o— AARDIG Een straatjongen stak zijn hand in den muil van een paard om zijne tanden te tellen. Het paard doet zijne muil toe en de jongen zegt ik wilde de tanden telleD van het paard, maar het paard telt mijne vingers. VEELZEGGEND Is de vriend Piet terug van zijn huwelijksreis Ja... Sedert gisteren... Hij is mij komen bezoeken, en heeft mij al wee- nende geluk gewenscht. omdat ik nog jonkman ben. RIEKEN EN RUIKEN- Hé hoe leelijk ruikt die sigaar. De sigaar ruikt niet, beste vriend Nu. wat dan Uw neus ruikt. TUSSCHEN VRIENDINNEN. Mieke. Ehwel, Fina, gij gaat die kerel met die rosse hare trouwen Fina. Och I wat doet mij dat Ik zal wel zorgen dat hij binnen drie jaren geen meer heeft. SPRUITEN EN BLUSSCHEN Bij eenzwaren brand te Parijs had den zich eenige spuitgasten stil ver wijderd, om in de nabijgelegen her berg een hartversterkend middeltje te gebruiken. Een policie-commissaris trad er binnen, juist toen zij bezig wa ren met klinken. Zoo, zeide hijis dat spruiten Neen,mijaheer, antwoordde er een, - maar het is toch blusschen. BELEEOIGING Hoor 66DS man, gij hebt mijne mama danig beleedigd Hoe zoo Wel, gij hebt haar aan de statie afgehaald met een vigilant, en haar met een auto teruggebracht. DIE MODE TOCH I Dienstmeisje. Mevrouw, mevrouw, mijnheer ligt bewusteloos in de voor kamer. mi t een groote doos naast zich en een papier in de hand. Mevrouw. O, 't is dat mijn nieuw kostuum gekomen is, met de rekening erbij I EENE VERGISSING. Vt ome. De poelenier heeft twee hazen naar hier gestuurd; weet ge daar iets van, man-lief Man. O die stommerik het is im mers maar mo'-gen dat ik op jacht ga. SAMENSPRAAK l.N 1912 Oom. Wel, wel, nichtje, wat zijt gij gegroeid. Ik had u waarlijk niet herkend. Hoe oud zijt gij nu al Nicht.Twi itig zomers. Mama. Een en twintig, kind lief Nicht. Wel, neen. want van 'tjaar hebben wij geen zomer gehad. EEN VREEMD VERSCHIJNSEL Een oude zotte muts, te leelijk om helpen te donderen, dioee renen hoed met een zeer groot aantal schreeu wende rozen er op. Een schoenmakersjongen, die haar ontmoette, b'eef haar verbaasd s'aan Een knaap (diezijn oom zijne pruik 'aankijken. EENE VERDUISTERING Kapitein tegen den (sergeant-ma joor). Zooals ge weet is er morgen een zonsverduistering. Laat de man schappen morgen vroeg om 5 uron in marschtenue op het exercitieplein ko men, dan kunnen zij dat zeldzame na tuurverschijnsel ook zien. De kolonel zal denoodige verklaringen geven. Bij regenachtig weer is er natuurlijk niets te zien en laat gij de manschappen in de kazerne blijven. Sergeant-majoor (tegen do onder officieren): op last van den kapitein zal morgen op het exercitieplein een zons verduistering plaats hebben in marsch tenue met verklaringen van den kolo nel. Bij regenachtig weêr is buiten niets te zien. De zonsverduistering zal dan in de kazerne plaats hebben. heeft zien afdoen) Ik geloof dat oom eenen tegenslag moet gehad heb ben. En waarom dat? Omdat ik gezien heb, dat hij zich al de haren heeft uit het hoofd gerukt Een man tot zijne beminnelijke we derhelft Zoo'n duren hoed als die dame heeft,kan ik unietkoopen, maar ik zal in de gazet laten zetten, dat ge een diamanten broche hebt verloren KOOPMAN AAN DE DEUR. Rijgnestels, nestels, menheer. Ik draag geen rijgschoenen. Stekskes dan, of een pijpenkui scher Dank u, ik rook niet. 'Ne schoone stoppentrekker, mis schien Drinken doe ik ook niet I 'n Instrumentje om bloemen in uw knopgat te vestigen S Bloemen draag ik nooit Koopman (verachtelijk) Dan moet ik u maar geen hemdsknopjes aanbie den, want een hemd zult ge dan voor zeker ook niet dragen, gierige oude aap De geest der menschen noemt de waarheid op, gelijk het lichamelijk oog het licht. EERLIJK. Een Ier had het ongeluk, te Londen een spiegelruit van een magazijn te breken. Rap als de wind maakte hij zich uit de voeten, maar de eigenaar die hem kort op de hielen zat, greep hem bij de kraag en zegde Hela kerel, ge weet wel dat ge bij mij eene ruit gebroken hebt, niet waar Zekerlijk weet ik het; maar ziet ge dan niet, dat ik haastig naar huis loop, om het geld te halen en u te be talen OOK EEN RAAD. Wat scheelt er u, Willem Och, Fientje, mijn hand verbrandt in dat heete water. Domme jongen, waarom voelt ge eerst niet of het water niet te heet is, vooraleer uw hand er in te steken EEN KLEIN ONDERSCHEID. Tist, de zoon van boer Pummels moest soldaat worden. Hij werd te Gent in garnizoen gelegd. Den eersten Zon dag ging hij in de stad wandelen en zag daar een papegaai zitten in eene schoone muit. Daar hij nog nooit zoo'n vogel gezien had, bleef hij hem verwonderd aankij ken. Eensklaps riep de papegaai Goeden dag I Verschrikt nam de rekruut zijn po liciemuts af en zei Excuseer, menheer, ik dacht dat gij 'ne vogel waart. O DIE KINDEREN Jefken, hoeveel dagen heeft de week Zeven, meester I Goed, en wanneer is 't Zondag 1 Als vader zat naar huis komt en moeder pandoer krijgt. SLIMME SPANJAARD Een Spanjaard in Rusland reizende zag een groote hond op zich afkomen. Hij bukt zich om een steen op te rapen. Het vroos hard en de steen zat vast. Is dit hier een beroerd land, ze laten de honden los en de steenen vast, was zijn uitroep. VERKEERD Wat laat gij uwen zooif studee- ren Alles... maar hij studeert niets. Waarom kijkt gij mij zoo vreemd aan vroeg de dame. Wel, antwoordde de schelm, het verbaast me, dat er aan zoo'n ouden slok nog zooveel prachtige rozen kun nen groeien. Trots kost oris dorst en koude. meer dan honger, GELUKKIG Een predikant in Kentucky, sprak na de predikatie tot een zijner zwarte toehoorders Wel broeder Dick het doet mij genoegen u hier te zien. Gij schijnt u verbeterd te hebben. Hebt gij deze week geen kippen gestolen Neen, mijnheer Ook geen ganzen Heusch niet, eerwaarde De predikant drukte zijn tevreden heid uit en ging heen. Lachend zeide Dick tot zijn vriend Tom Gelukkig dat hij niet over eenden sprak. Wie had voor een jaar durveD voor zeggen welken grooten rol Bulgarië in den Balkanoorlog ging spelen Maar wie ook hadde voor drie maand wanneer de wapenstilstand een einde bracht aan dien bloedigen krijg, wie hadde dan durven voorzien dat diezelf de heldhaftige Bulgaren laDgs alle kanten zouden omringd zijn van vijan den en dat het machteloos het medelij den zou moeten afsmeeken van zijne vroegere bondgenooten op gevaar na zelf van de kaart van Europa te ver dwijnen De Tarpeische rots is dicht bij het Kapitolium zegt het spreekwoord. Bulgarië ondervindt het nu ook. Nooit kende het glorierijker en roem rijker dagen dan deze laatste tijden. Maar zijne glorie, zijn roem, zijne macht was van korten duur. Ware het niet dat de Europeesche mogendheden klaar hunnen wil hebben uitgedrukt, dat ze niet zullen dulden, dat men Bulgarië verminke, dan zou dit land al gauw ondervinden hoe gevaarlijk het is voor eene nationaliteit, van zijne macht misbruik te willen maken, om zijnen wil aan al de naburen op te dringen. Gevaarlijk dan vooral, wanneer al die naburen er slechts op uit zijn, aanzienlijke gronduitbreidingen te be komen en zulks alleen beoogen. Heel de schuld van den netteligen toestand waarin Bulgaiie nu te sparte len ligt, word geschoven op M.Filipeso minster van Oorlog.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3