DeVergiffenis van den Monnik Het middeleeuwsch feestte Doornijk >rzeker Deze la frankrijk Pkko. Me: an de vr Ifgaderin sdgekeu Een der hoofdpersonen uan het feest Hendrik VIII te Doornijk. Op Zondag 13e en Maandag 14e Juli hadden te Doornijk prachtige Middel- eeuwsche feesten plaats. Deze waren de hervoorstelling van een steekspel, zooals deze in de Middeleeu wen plaats hadden. Al wat naam heeft in de hoogere wereld, te Doornijk en omstreken, verleende zijne medewer king aan het feest. Dit was ongemeen prachtig, zoo dooi de schitterende kostumen der personen die aan den voorafgaandelijken optocht deel namen, als door de eigenaardigheid en den geschiedkundigen kant van het feest zelf. Lang voor dat de stoet zich in bewe- 'ging zou zetten, waren alle straten, langswaar de optocht zou geschieden, letterlijk opgepropt, zoowel den Zondag- als den Maandag. Den tweeden dag, was er echter nog een bijnummer, dat niet weinig bijdroeg, om de menigte te been I te brengen. Onze Koninklijke prinsen, Leopold, hertog van Brabant, en Karei, graaf van Vlaanderen, kwamen den Maandag in gezelschap hunner leermeesters naar Doornijk, om het feest bij te wonen. Alhoewel door het weder tegenge werkt, daar het bijna den heelen namid dag regende, behaalde het feest een on- gemeenen bijval en de kleine prinsen volgden met veel belangstelling de ver- schillige tooneelen welke voorgesteld werden door de ruiters. Zoo bij het aankomen, als bij het ver trek, werden de jonge prinsen onophou dend door eene geestdriftige menigte toegejuicht. Onze plaat toont een der hoofdperso- naadjes van het feest Koning Hendrik VIII, zich naar het terrein van het steekspel begevende, in gezelschap van zijne dienaren en volgelingen. Koning Albert In gesprek met eenige Antwerpsche overheden. Antwerpen was Zondag weer eens in feest, ter gelegenheid van den 50e ver jaardag van de vrijmaking der Schelde, het grootsche heldenwerk van baron Lambermont, dat voor Antwerpen en België zulke heilzame gevolgen had. Reeds van Zaterdag avond werden de feesten geopend, met een taptoe waar aan, benevens de krijgsmuzieken, de beste gekende Antwerpsche muziek korpsen deel namen. Het was een licht- stoet, doch 't leek wel een ware triomf stoet, daar duizenden en nog duizenden liefhebbers achter de muzieken mee trokken. Zondag morgend had in de Beurze eene feestzitting plaats, welke bijge woond werd door Z. E. Kardinaal Mer- cier en verder al de militaire en burger lijke overheden. Redevoeringen, waarin België's han delsgeest bijzonder geloofd werd, wer den er uitgesproken, door MM. Corty, voorzitter der Antwerpsche Handelska mer; de Broqueville, kabinetsoverste, en Cecil Herstiet, konsul van Engeland, 's Namiddags kwam koning Albert per auto te Antwerpen aan en op de Meir was eene eerëtribuun opgericht, waar onze vorst de Jubelstoet van het Schel- devrij in oogenschouw nam. Deze stoet, was wellicht niet zoo grootsch en in drukwekkend als de Consciencestoet, doch niettemin zeer belangrijk en leer zaam. Achtereenvolgens werden weer gegeven, Antwerpen's ontstaan, handel en scheepvaart; de Italianen te Antwer pen; Koning Edward III te Antwerpen en bloei van den wolhandel in 1338- 1340 Antwerpen als Hanzestad Ant werpen in de XVI" eeuw; Antwerpen stad der Kunsten; Het beleg van Ant werpen de Overgave van Antwerpen het Verdrag van Munster de Verlos sing van Antwerjien de Vrijmaking der Schelde, enz... Al deze groepeeringen waren smaak vol, prachtig bestudeerd en diensvol gens in juisten zin weergegeven. Ook ontbrak het aan geene toejui chingen en Koning Albert gaf er zelf herhaalde malen het voorbeeld van. Na den doortocht van den stoet bleef de Koning zich nog wat onderhouden met de aanwezige overheden, Avaarna hij per auto naar de statie reed, ,om naar Oostende te vertrekken. 's Avonds was het in de Kuip der stad Algemeene Verlichting. Men kon er let terlijk op de koppen loopen, daar eene ontelbare menigte er zich verdrong, om de prachtig verlichte gevels te bewon deren. In korte woorden gezegd, 't was een prachtig feest van hulde en erkente lijkheid aan den vooruitzien den geest van wijlen baron Lambermont, door wiens toedoen Antwerpen en België thans op handelsgebied zulke schitte rende plaats bekleeden onder 's werelds mogendheden. 25® Vervolg Ik wil dergelijke angsten en folterin gen niet te lijden hebben. Ik zoek over al de waarheid, zonder aarzelen, zonder mededoogen, maar ook alleen de waar heid; ik wil haar niet vermoorden, zij moet mij toelichten maar niet verblin den. Wees gerust, zegde Rosales, het licht zal dagen. Dit laatste gedeelte van het onder- hrnul had plaats in een hoek van het ver trek, en beiden hadden zacht gesproken, opdat het de hulpschrijvers onmogelij'c zoude zijn, hunne woorden te verstaan. Wat zij opmerkten was de doodelijke bleekheid van Gaspardo del Roca en de stralende en zegevierende uitdrukking van het gelaat van Rosales. Deze naderde de tafel, zette zich neer en vroeg op een kouden toon aan Gas pardo Gelooft gij niet dat het tijd zou zijn Alonzo Cano te onder Awagen Ja, antwoordde Gaspardo, het wordt tijd. Zich naar den jongste der sekretaris- sen wendende, zegde hij Verzoek Alonzo Cano hier te ko men. Een oogenblik later trad de artist bin nen. Hij kon zich nauwelijks staande hou den, de uiterste afgematheid was in zijne trekken te lezen; in een uur had de smart dat schoone en edele gelaat verwoest, de oogen waren opgezwollen en rood van tranen, en de lippen bewo gen zich met zenuwachtige trillingen Neen, dat was geen misdadiger, zoo- als de rechter verzekerde en de eerste beweging van Gaspardo zou geweest zijn hem in zijne armen te sluiten als een broeder en te trachten hem te troos ten, om zijne wanhoop tot bedaren te brengen, indien de tegenwoordigheid van Rosales en de herinnering aan het mandaat, dat hij vervulde, het hem niet belet hadden. Alonzo zag nu eens Rosales dan Gas pardo aan. Welnu, vroeg hij hen, zijt gij op het spoor van den schuldige Wij zoeken, antwoordde Gaspardo met een bewogen stem, verzamelt al uwe koelbloedigheid, vergeet, indien gij kunt, gedurende een uur het ongeluk dat u getroffen heeft en kom ons ter hulp. Wat zal ik zeggen? riep Alonzo, ik heb de zinnen verloren en mijn hart is gebroken. Rosales nam den dolk van de tafel die tot werktuig van den moord gediend had. iieiit gij dit AA'apen? vroeg hij. Alonzo beschouwde het met een zicht baren weêrzien; het zien van het bloed van Mercedes bracht hem het ongeluk kige schepsel te binnen. Maar dit wapen behoort mij, riep Alonzo met schrik uit. Deze dolk werd geciseleerd door Balthazar Gonzalvez... Hoe komt hij hier hoe heeft de moor denaar hem gevonden? Deze dolk lag geAvoonlijk op de tafel in het atelier. Zijt gij zeker, vroeg Gaspardo, hem met verlegd te hebben Zeer zeker. Dit Avapen heeft eene uitmuntende snede, hernam Rosales, de alguazils ge ven nog aan elk de gelegenheid om een weinig policie te spelen of ten minste op zijne hoede ie zijn. Watheef't het dus wonderbaars, dat gij, gister uitgaande om eene lange Avandeling te maken, de zen dolk in uwen gordel gestoken hebt. Ik beschouwde dat Avapen, een ju weel A*an snijkunst, als een kunstvoor- worp, niet als een middel ter verdedi- ging; wanneer ik de A-oorzorgen moest fiemen, die gij zegt, senor rechter, zou ik een ander wapen gebruiken dat beter voor de hand past. Gaspaïdo hernam vriendelijk: Zijt gij gister al vroeg uitgegaan r Tegen den avond. En, ging de rechter voort, ik vraag u vergiffenis dat ik mij een wei nig ongerust maak over sommige bij zonderheden van uw bijzonder leven, maar het gerecht is langzaam in zijn werken ipag niets versmaden, hebt gij senora Mercedes gewaarschuwd dat uwe afwezigheid lang zou duren Arm kind, zegde hij, arm dierbaar kind, het is niet alleen haar dood die mij de ziel verscheurt maar de gesteld heid van hart en gemoed, waarin zich Mercedes bevond, toen de moordenaar haar trof; op dat bed, nog met bloed bevlekt, heeft men een zakdoek gevon den, nog nat van tranen. Niet meer kunnende spreken, verborg Alonzo door wanhoop overstelpt, zijn gelaat in zijne beide handen. Ik zie het aan voor een bewijs van uwe droefheid, zegde Gaspardo, gij hadr, uwe vrouw wel lief. God weet hoe ik haar beminde, het was onze eerste twist en dat om eene zoo geringe zaak. Intusschen vouwde en plooide Rosales den brief dien hij in de kamer van de jonge vrouw gevonden had, tusschen zijne vingers. Hij legde hem open op tafel, onder de oogen van Alonzo en zij ne scherpe blikken op hem richtende, zegde hij: De oneenigheid waarvan gij spreekt, had voor aanleiding de ont vangst van dit schrijven Met een enkelen oogopslag herkende Alonzo den brief, door de zuster van Se- bastiaan geschreven. In waarheid, zegde hij met eene smartvolle maar kalme stem, het gold dezen brief. Hij noodzaakte u uw huis te ver laten, ging Rosales voort, uwe jonge vrouw bad u, bij haar te blijven daar haar angst, hare tranen. Ja, maar dezen morgend zou ik ze gedi ogd hebben. Dus zijt gij den geheimzinnigen bode gevolgd, die u op eenige schreden van uav huis wachtte. --Ik heb hem gevolgd. Waar bracht hij u heen? k' i 1 gezicht A~an Alonzo werd purpei kL"i!g en hij antAvoordde aarzelend: Ik kan het. u niet zeggen. Ik bid u, zegde Gaspardo ernstig geene terughoudendheid, geene vrees geene aarzeling, het uur is plechtig ,i de vragen zijn duidelijk gesteld, gij moet er openhartig op antwoorden. Spreek, spreek Alonzo, waar waart gij dezen nacht. - Nog eens, antwoordde de artist, ik kan en mag het niet openbaren, een eed, een heilige eed sluit mijne lippen, en Avanneer het mij gold... Het geldt uwe eer, zegde Gaspaidc opstaande. Het geldt uw leven, voegde Rosa les er bij. De ongelukkige artist sloeg zijne bei de handen krampachtig aan den stoel Avaarop hij zat, en met trillende lippen, het gezicht met een lijkkleur bedekt, het oog met bloed beschoten, vroeg hij op den toon van een naamloozen angst Ik heb slecht gehoord, ik heb ver keerd begrepen, is het niet? Het geldt mijne eer, 't. geldt mijn leA7en Wat wilt gij zeggen, Avat durft gij vermoeden Omdat ik u geene inlichtingen kan ge ven over 't geen ik dezen nacht gedaan heb, besluit gij dat ik schuldig ben Ik zwijg omdat twee leA7ens aan mijn stil zwijgen verbonden zijn. Ik heb den eed gedaan het geheim te bewaren en ik zal het bew aren. Ik heb gezworen, ook wan neer het mij foltering en dood zouden kosten, en nooit, nooit heb ik mijn AA-oord gebroken. De meineed zou mijne schande zijn en ik zal nooit meineedig Avorden Maar, ongelukkige, riep Gaspar do, begrijpt gij niet dat uw stilzwijgen u zc-.i beschuldigen? -- Waarvan? vroeg Alonzo bijna kalm. De rechter wendde het hoofd om en had den moed niet te antwoorden. Ro sales nam voor hem het Avoord op, en op ieder woord klem leggende zegde hij Er i« een ding, 't welk gij vergat te zeggen, senor, het is dat gij om half drie in den morgend zijt thuis gekomen. Ik, ik dat is niet waar, ik heb u gezegd, dezen nacht heb ik een moeilij ken en heiligen plicht A7ervuld. En Avaa- rom zou ik terug gekomen zijn... en op dat uur juist Of waarom zou ik op nieuAV zijn uitgegaan, wanneer ik een maal was teruggekeerd Rosales ging A-oort, den brief tus schen zijne vingers plooiende: Gij zijt teruggekomen, omdat gij dona Mercedes wildet geruststellen, die gij,- naar gij zelf gezegd hebt, in de grootste opgeAvondenheid achterliet, en die er zelfs A7an sprak en toebereidselen maakte om uw huis te verlaten. De ver klaring die gij deedt, in plaats van haar tot U-dar on te brengen, Averd dus de aanleiding tot een geweldig tooneel, gij waart gewapend met dezen zelfden dolk, en... Zwvjg, zAvijg, riep Alonzo Cano met eene woeste stem, gij Avilt zeggen, ellendeling, dat ik mijne awouav ver moord he''. De ar st liirie krampachtig, zijn oo gen namen de uitdrukking aan van den Avaaazin, zijn mond was A'eiwrongen en zijn gezicht trok op eene afsclnnvelijke wijze samen. Merk op, zegde Rosales op een kouden toon, dat gij het eerst dit woord hebt uitgesproken. Het is dan waar, het is dan waar, riep Alonzo Cano, men beschuldigt mij, men beschuldigt mij Gaspardo greep zijne beide handen. Verdedig u, zegde hij, verdedig u, ik smeek er u om. Mij verdedigen, een misdaad be gaan te hebben, een moordenaar te zijn. Neen, neen, God ziet, God oordeelt. Maar indien de menschen schuldigen Dit zegde Alonzo, is de zaak hun geweten. God Aveet het, zegde Gaspardö Aroor mij, geloof aan uwe onschuld, zij moet zichtbaar zijn voor allen. Avat gij gedaan hebt, van af dat huis verliet, totdat gij gij zijt gered. Dan ben ik verloren, senor pardo, Avant dat is onmogelijk. Niets is onmogelijk in zulk oogenblik. Men belooft sti beid; in gewone gevallen is het een an eer zijn eed te houden, maar. het eeue verschrikkelijke besc iliging, verzAvaard door het vermoei dat uit uwe weigering om te antAvi den voortkwam, dat misschien... Hier hield Gaspardo nogmaals op, moed ontbrak hem er liet overige bi voegen. Het was Alonzo Cano die gedachte uitsprak: Bevestiging erlangt dooi brief, onderteekend Inez, door den d Ja, zegde Rosales. Maar, zegde Alonzo, men heel dii buis niet allen gemoord maar storen. F'ozales wees met den A'inger naar gel in den brief. En niet alleen dus ben ik in geweest Mercedes te vermoorden, i ook om bare diamanten te stelen, oi te geATen... Gaat door, zegde Gaspardo, handen van den artist grijpende door. Dew hief' het hoofd op. Men zag t op dcit edele en schoone gelaat, sle ^eene heldere en kalme uitdrukking ongelukkige had zich verheven tol hoogte van een martelaar. Wat gaat gij met mij doen hij. Gaspardo antAvoordde zacht. tI1, Daar onze plicht vervuld is, z>hrne wil u OA'ergeven aan het oppe.-ste rechtshof. Maar tot zoolang? Geef ons uav woord A7an eei d; dit huis niet zult. verlaten. - Ik geef het u. Blijf' dus, Alonzo Cano. De rechters en de schrijvers sto; op, en de artist richtte zicli met esn ten stap naar de kamer van Merced^ t Eene groote kalmte Avas thauslcher volgd op zijne verslagenheid, zijne L ye hoop. De grootheid van het dubbel! geluk dat hem trof, schonk hem, zf dat dikwijls voorvalt in dergelijke!011 sissen des levens, eene diepe kalmlel Maa had den kelk, het offer dat van heiiindt d vergd werd, aangenomen en dachtL WOT, Sebasiiasn Llano v Yaldez. tt.. Bic idschuld wordt niet zoo spa uitgewischt, dacht hij, het is de )|e£ nj vaardigheid des hemels die mij frans treft; ik Arerneder mij, ik neem het Hij trad de sterfkamer binnen, een veroordeelde eene kapel zou i den. Hij knielde neer bij het dooi en na lang gebeden te hebben, stoi op en opende de deur. Op dat ooge] bemerkte hij Miguël. .Gij verlaat mij niet vroei lwm. Noch ik, noch de anderen, me Hoe grooter uw ongeluk is, hoe Avii u trouw zullen zijn. - Miguël, ga naar het Averil haa' ui ij een schilderezel, een do< •p? fdoos. Wat wilt gij dan doen, me Het portret maken van Mer antwoordde Alonzo. De jonge p?an zag zijn meester zins verbaasd aan. Ga, antwoordde deze, ga A'lug. weet of ik nog den tijd zal heb het te A7oltooien Miguël liep snel, nam de door 1 gevraagde voonverpen en bracht de kamer. Terwijl hij wachtte, lij artist de vensters geopend en lie volle Jicht in de rouAv- en lijkkame nenstroomen. Een straal langs he glijdende, rustte op het mishandel gekorven lichaam van Mercedes e; eene vrome illusie kwam het 1 voor, alsof de uitdrukking op hr laat van de doode daardoor kalm vreedzamer werd. (Wordt vervi BALKANEN ii^r DE A :s i i gouden En zulk de Er niet me aanleic Het paleis van Belgrado waar de betoogers zich vereenigden, doortocht der gevangenen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 2