Hulde aan Pastoor Hugo Verriest
ZONDAG 24 AUGUSTI 1913
De feesten van 0. L. Vrouw Hanswyck te Mechelen.
Een jubelbaar In het Vrije Onderwijs Gesticht Llnflemans te Opwyck.
Wagen verbeeldende de a.
De Stoet, van Mechelen was dit jaar
zijne wereldfaam overwaard.
De eerste groep reeds deed uit de ont
zaglijk dichte menigte een kreet van
verwondering en verbazing opstijgen.
Nederlandsche pelgrims komen af
voor den eersten wagen. Bijna overal
ai fik diü dekoratie ve doelen wan de s toe
ten te flauw en te dun in vergelijking
met het overige hier nochtans was dit
het geval nietdie deelen waren ook
waarlijk lief en roerend.
Wij moeten er den heer de Wouters
de Bouchout, die ze meest samenstelde,
om gelukwenschen. Deze immers maalt
O. L. Yrouw af, de schippers bescher
mende onder den vorm van eene over-
groote Maagd, een klein bootje vasthou
dende en heel het bootje en den wagen
anbidding der Koningen.
onder de plooien van haren blauwen, zij
den mantel, verbergende.
Daarna kwamen andere pelgrims te
paard rijdende op de kloeke Brabantsche
rossen.
Daarna de praalwagen van M. Tuer-
linck, getrokken door ossen en die de
H. Maagd verbeeldt, de patrones der
velden
Komen dan af de lieden der ambach
ten, der gilden en neringen, vergezeld
van hunne zijden banieren, vlaggen en
wimpels, spelende op hunne fijfers en
trommels. En daar achter verschijnt de
praalwagen de Aanbidding der Konin
gen voorstellende en die door velen als
de schoonste van den stoet wordt aan
schouwd.
De lezers van «De Volksstem» heb
ben door ons dagblad vernomen welke
machtige betooging verleden Zondag te
Ingooigem plaats greep, dien wakkeren
kampioen ter eere.
Zij zouden het ons ten kwade duiden
moesten wij hun eene ellenlange levens
beschrijving opdisschen van hem, wiens
leven en werken tot in de minste bij
zonderheden van 't kleinste Vlaamsche
kind zijn geweten.
Daarom bepalen wij ons bij eenige
bijzonderheden.
Hugo Verriest werd geboren te Deer
lijk in 't jaar 1840, zijn vader heette heer
Petrus en zijne moeder vrouw Karolina
Van Ackere. Hij was een der schitte
rendste leerlingen van onzen grooten
Zanger Guido Gezelle. Hij werd later
leer aar aan Sint-Lodewijkscollege te
Brugge. Van 1870 tot 1877 leeraarde hij
te Roeselare. Thans is hij pastoor te In
gooigem.
In zijn jongen tijd schreef hij eenige
flinke gedichten, maar hij wordt toch
vooral gevierd om zijn sierlijk en gemoe
delijk sprekerstalent en om de fijne
kunst zijner eigenaardige schetsenbun-
dels.
De kunstlievende vader van Hugo Ver
riest, die ook een man was van werkda
dig leven te Deerlijk, poogde geestdrift
voor zingen en dichten in zijne begaafde
kinders op te wekken, daar de liefde
volle moeder in hunne jonge herten be
wondering deed ontstaan voor al wat ei
gen, wat schoon en goed en edel is.
De eer der ouders ligt in hunne kin
ders: Vader Verriest, als man van recht
en plicht, herleefde in den oudsten zoon,
den advokaat Adolf als troostengel
van armen en zieken, herleefde hij in
den beroemden docter van Vlaanderen,
hoogleeraar Gustaaf' als christen
man, die al zijn zielsgenot vond ter ker
ke, leefde hij voort in den gevierden
priester: Hugo.
Toen ten tijde was er nog geen storm
op zee en Vlaanderen lag te sluimeren,
aan 't zondig rusten in vreemde dekens.
De zuiderwind had de rijkste bloesems
verschroeid, de klokken luidden in het
Eransch, en de taal van 't volk was als
eene vervallende, eene onweerdige, eene
onttroonde, waarmede alle kennis moest
afgebroken worden. Onverschillig lag
ons volk te slapen, onverschillig aan ei
gen leven, eigen grootheid, eigen verle
den, eigen beleefdheid, eigen kunst, ei
gen godsdienst, eigen land, eigen vader
land.
Ach hoe deerde 't Verriest, hoe deed
het ontworden van Vlaanderen zijn hart
kwijnen, bloeden, verteeren.
Een volk moet eigen zijn, moet eigen
wezen dragen. Sedert het jaar 1870,
Duitschland is Duitsch op alle terrein en
zijn volk wordt een groot volk. Zoo
herhaalde en zuchtte hij bij zijne stu
denten en deed ze hunkeren op eigen we
zen, Vlaamsch wezen hij deed ze ont
waken begeesterd op al wat schoon, wat
groot cn edel heet. Voorwaar, daartoe
was Verriest the right man zijn
woord was streelend lief, betooverend
schoon, zijn ziel was als een vuur, dat
warme stralen deed spletteren rondom,
't was eene kunstenaarsziel.
Langen tijd predikte hij in de woes
tijn, zonder weergalm: onderwijs en op
voeding lagen nagelvaste in de overleve
ring, de boeken waren gekozen in den
praalvorm der Latijnen en der Fran-
schen, om er de jonge geesten stijf en
stram naar te gieten, allen gelijk zon
der persoonlijkheid.
Dat ook gaf deernisse aan leeraar Ver
riest, dat griefde en pijnigde zijn vrije,
zijn edele natuur. Hoogmoedig, zegde
hij, is de ontwikkeling wan hert en geest
en wil, door het toenaderen van al wat
in kunst en letteren groot en schoon ligt
geschapen en geborgen. Aan die
schoonheden leerde hij nadenken, hij
leerde ze kennen en genieten bij volle
teugen. Hij was een voeler, een denker,
een leider, en Rodenbach, met vele an
deren, luisterden in verrukking naar die
gedachten, die gevoelens, die woorden,
die klanken zoo zuiver, zoo stralend, zoo
edel uit zijne ziel geborreld...
Zoo was hij leeraar, zoo was hij colle
geoverste, zoo was hij Pastoor, Pastoor
van te lande
In verkeer met het werkend volk van
te lande, wendde hij zijn leven waar el
lenden woonden, overal waar hij balsem
moest leggen op gekwetste herten, waar
hij Vlaamsch familieleven mocht doen
herworden. O zijn volk van te lande zag
Verriest zoo geern, en met zooveel hert
en eerbied heeft hij het verheerlijkt en
bezongen. Wie hoorde 't niet zijn leven
van te lande Zoo sprak hij, zoo zong
hij, zoo betooverde hij als echte kunst
schilder, èn Vlaanderen èn Nederland
Zuid en Noord bewonderen den boeien-
den, den beeldrijken, den medeslepen-
den, den fijngevooisden volksspreker en
kunstenaar.
Met onuitputbaren rijkdom van beel
den beschrijft hij de natuur in de Vlaam
sche vélden, in de Vlaamsche buitenlie
den, juist gelijk ze voor hem stonden
sterk en heusch, rondborstig en recht
schapen, trotsch zonder valschheid, be
leefd zonder gebaren, eenvoudig. Het
ideaal van zijn leven straalt en tintelt
dan in zijne gloedvolle en dichterlijke
taal, zijne taal; zijn zoekend oog ziet en
zaait er op den Vlaamschen velde, zijne
trillende penne maalt en beeldt bij fijne
grepe de jongens zijner school de
Vlaamsche koppen.
Vlaamsch leven, Vlaamsche kunst, dat
zingt Verriest zoo geern en zoo lief in
zijne Verriesttaal, vol beelden en vol
melodie dat kleedt hij in den konings
mantel zijner inbeeldingsscheppende
krachten, vol leven, vol waarheid, vol
zwier, zoo too verend schoon.
Het. gesticht Lindemans van Opwijck,
werd opgericht ten jare 1713. Op 12 Au
gust! laatstleden had er de plechtigheid
plaats van den tweehonderdsten verjaar
dag van zijne stichting. Die feesten wer
den voorgezeten door Mgr Legraive,
hulpbisschop van Mechelen.
Onze drukplaat geeft de beeltenis le
van M. Lodewijk Lindemans, provincia
len raadsheer, tegenwoordigen bestuur
der van het gesticht.
Sedert 1713 hebben de mannelijke af
stammelingen van de familie Lindemans
ran vader tot zoon het bestuur van dat
gesticht in handen genomen. Het was
dus ook niet te verwonderen dat de oud
leerlingen dat jubeljaar op eene schitte
rende wijze vieren wilden, des te meer
daar wellicht geen enkele inrichting van
onderwijs op dergelijk jubilé roemen
"inocht.
2® M. -Tan Lindemans, dokter in wijs
geer en in letteren, leeraar aan het ge
sticht.
3® M. Paul Lindemans, landbouwinge
nieur, bestuurder van de landbouwafdee-
ling, aan het gesticht gehecht.