De Vergiffenis van den Monnik
Tegenwoordigheid van geest
Giuseppe Verd
tiug
Voor eene Fransch-Duitsche toenadering
HET LEVEN
Afrekening:
S2ZES3
(27,te Vervolg.)
Hem in zijue armen nemende, droeg
hij hem op een bed. De storm scheen in-
tusschen zijne laatste krachten te heb
ben uitgeput, het rommelen van den
donder stierf langzamerhand weg, de
golven kwamen weer tot bedaren en de
grootste kalmte volgde op de beroering,
waaraan allen ten prooi waren.
Langer dan een uur stelde de artist
alle pogingen in het werk om Milagro
weer bij te brengen. Hij begon ernstig
ongerust te worden, toen hij eindelijk
den grijsaard een diepen zucht hoorde
slaken.
Milagro wierp ontstelde blikken op
hem, daarna zich op zijn elleboog ver
heffende, zegde hij
Ik heb gesproken, ik heb gespro
ken
Een oogenblik dacht Ridalto er aan te
ontkennen, om den grijsaard niet onge
rust te maken, maar de oprechtheid van
zijn karakter verbood hem deze leugen.
Wat beteekenen de afdwalingen
van de door den storm opgewonden her
sens!' .bovendien ik was maar alleen
met u.
Ach, zegde Milagro, met zijne lan
ge handen zijne door den schrik opge
zette haren neêrstrij kende, somtijds
zou ik naar de rechters willen gaan
en hen zeggen Gij hebt mij vrijge
sproken van de beschuldiging welke op
mij drukte, want ik verstond de kunst
om de vermoedens af te wenden. Mijn
sluwe geest was uwe kracht, uw geduld
uw recht te machtig, Gij hebt mij de
vrijheid terug gegeven. Maar ik wil haar
niet meer, neem ze terug, ik wil liever
het presidio met mijne schande, en
de ijzeren ketting aan den hals dan het
leven dat ik leid. De menigte die scher
per ziet dan het gerecht, heeft mij niet
vrijgesproken van de beschuldiging zij
heeft mij verbannen. Op de galeien zou
ik ten minste met boeven kunnen Om
gaan. Hier echter is niemand die mij
de hand drukt, geen kind dat mij groet,
mijne aanraking reeds schijnt eene be
smetting te zijn.
Ongelukkige, ongelukkigezegde
Ridalto.
Ik zegde u dat ik gepoogd heb mij
in handen der justicie over te leveren,
maar op het oogenblik dat ik het zou
doen, ben ik teruggeschrikt. Maar gij
gij zijt vrij, spreek, breng het aan het
licht, ik zal het niet ontkennen ik zal u
bedanken voor dezen dienst.
Blijf dezen nacht in het gesloten
huis, zegde Ridalto met eene bewogen!
stem morgen zullen wij zien wat wij
doen.
Den volgenden dag straalde de hemel,
wiens wolken door den nachtwind wa
ren weggevaagd, in al den luister der
schoonheid.
Ridalto trad de kamers des grijsaards
binnen.
Staat gij niet op? vroeg hij hem
vriendelijk.
Ja, antwoordde Milagro, ik wil Las
Cabanas verlaten.
Dan gaan wij samen, antwoordde
de beeldhouwer.
Te samen, hernam Milagro huive
rend, en waar gaan wij heen
Naar Valencië.
De grijsaard sidderde, maar antwoord
de vervolgens op een toon van berus-
Naar Valencië.
Beiden namen een licht ontbijt, daar
na verlieten zij het gesloten huis en sloe
gen de richting in naar Valencië.
Toen zij een der stadspoorten binnen
traden, zegde Ridalto, de hand op den
schouder van zijn gezel leggende
Gij hebt mij gezegd dat ik er ver
keerd aan had gedaan, San-Salvador
niet te bezoeken wilt gij er mij heen
geleiden
Ja, antwoordde Milagro verrast.
De twee mannen sloegen een doolhof
in van straatjes en stegen, en Milagro,
naar een portaal wijzende, zegde
Dat is San-Salvador.
Laat ons binnentreden, zegde Ri
dalto.
Na eerst geknield en een oogenblik
gebeden te hebben, ving de schilder
beeldhouwer de bouwkundige en analy
tische studie der kerk aan, maar welk
eene belangstelling hij ook schonk aan
de voorwerpen rondom hem, scheen hij
toch door eene andere, hoogere gedachte
te worden bezig gehouden.
Een ouden priester ziende, die door
het portaal der kerk kwam, naderde hij
hem
Vader, zegde hij, er is eene ziel te
redden.
De grijsaard zag hem minzaam aan,
en op een biechtstoel wijzende, ant
woordde hij
De redding is nabij
Met heiligen haast nam de priester in
den biechtstoel plaats.
Toen de priester gezeten was en met
het voorhoofd in zijne handen voor een
oogenblik in zich zeiven keerde, om van
den hemel de genade en zalving af te
smeeken, welke hij noodig had om zijne
bediening te vervullen, greep Ridalto
de hand van Milagro, en deze met kracht
drukkende, zegde hij
Gij wilt eene rechtbank om u te
oordeelen, een man om u te hooren P Ga,
de priester is daar om uwe bekentenis
te aanhoort® en u te troosten.
Milagro werd doodsbleek, waggelen
de leunde hij tegen een der kerkkolom-
men, maar zacht door Ridalto voortge
stuwd, viel hij naast den priester op de
knieën neêr, en langen tijd hoorde men
niets dan zuchten en snikken.
Wat Ridalto betreft, het hoofd in zij
ne handen verborgen, bad hij.
Na omtrent een uur gezeten te heb
ben, stond Milagro op.
Eene geheelo verandering had in hem
plaats gegrepen. De schuwheid zijner
blikken had plaats gemaakt voor eene
uitdrukking van nederige berusting. De
kalmte zetelde op zijn voorhoofd. Hij
voerde Ridalto naar de kapel van het
mirakuleuze beeld en hem met kracht
de hand drukkende, zegde hij
Gij hebt mij gered, in deze en in de
andere wereld.
Toen beiden de kerk verlaten hadden,
vroeg Ridalto den grijsaard.
Zult gij thans liet voorstel aanne
men, het gesloten huis te bewonen?
Met u
Met mij
Maar ik ben een paria, een ge
vloekte
Gij zijt de man wiens voorhoofd is
gezuiverd geworden door het bloed van
Jezus-Christus. Gij zijt mijn broeder!
Milagro wischte een traan weg en
volgde den beeldhouwer naar het dorp
Las Cabanas.
XI. HET GEHEIM VERRADEN.
De woning van M. Aguidas was een
der verrukkelijkste van Valencië. Het
in 't midden gelegen patio vormde
een waren bloemkorf, springfonteinen
verspreidden in de lucht eene aangename
frisckheid en konderde buizen, onder de
struiken verborgen, moesten dienen om
eene vochtigheid aan te brengen, die van
tijd tot tijd kleine dampwolken boven
de witte oranjebloesems en de purperen
bloemen der granaatboomen te voor
schijn riep.
Rondom het patio, dat aan den tuin
kant met marnieren kolommen prijkte,
en van binnen versierd was met mozaïe
ken van eene kleursckakeering, die nu
niet meer na te bootsen is, waren ver
schillende voorwerpen van aanzienlijke
waarde verzameld sommigen daarvan
dagteekenden nog van de arabische over-
lieerscking, andere waren met groote
kosten uit Italië gehaald, weer andere
waren afkomstig van die kunstenaars,
welke op dat oogenblik Spanje tot het
vaderland der kunst maakten. Lage
stoelen, divans, met Cordovaansch leder
bekleed, wisselden af met borstbeelden
op kolommen, en voetstukken met groo
te vazen of sierlijke standbeelden be
kroond.
De aanzienlijkste personen van V alen-
cië, de hooggeplaatste vreemdelingen en
reizende kunstenaars verzuimden nooit
het huis van graaf Aguidas te bezoeken.
Hij ontving allen op eene vorstelijke
wijze en zijne feesten waren om hunne
pracht en kwistigheid beroemd.
Zijne echtgenoote was eene schoone en
deftige dame, wier kennelijke liefde tot
opschik geenszins eenen fijnen smaak
uitsloot. Zij had geene kinderen, en daar
zij over een aanzienlijk vermogen kon
beschikken, liad zij er niets tegen, dat
haar gemaal zich beïeverde, het gevoel
voor het schoone in zijn land op te wek
ken, en te Valencië waardig den Spaan-
schen adel te vertegenwoordigen, die
zoowel in Frankrijk als in Vlaanderen
om zijne prachtliefde bekend stond.
Op dien avond verdrong zich eene tal
rijke menigte in de'gaanderij en en zalen.
Een gedeelte der genoodigden in het
patio samen gekomen, luisterden naar
een muziekant, die' met vuur eene anda-
lusische aria voordroeg anderen, in de
zalen verspreid, bewonderden de rijk
dommen van den graaf of verlustigden
zich in een vroolijk gesprek.
Maar, vroeg een jongmensch, zich
tot den heer des huizes wendende, gij
hebt ons voor dezen avond eene verras
sing beloofd
Heb ik ooit mijne belofte verbro
ken?
Neen, nooit
Wees er dan zeker van, dat ik deze
belofte zoo goed zal houden als de an
dere.
Maar kunt gij ten minste niet zeg
gen wat het zijn zal
Dat kan ik wel.
Nu, zeg het dan zeg het dan rie
pen wel twintig stemmen.
Ik heb eenvoudig een groot man
ontdekt.
Te Valencië? vroeg de markies
J uares
Te Valenciëof liever in het dorp
Las Cabanas.
En wie is die groote man.
De eerste kunstenaar van Spanje.
Een ongeloovig gemompel ging nu uit
de menigte op. Dit deed den graaf Agui
das glimlachen en hij herhaalde op een
toon van overtuiging
Ik neem niets terug van hetgeen
ik zoo even bevestigd heb die man is
de grootste kunstenaar van Spanje.
Weet ge wel, graaf, hernam Jua-
res, dat zulk eene uitdrukking van u,
iemand tot een genie maakt
Gelijk allen, die eene gewichtige
ontdekking gedaan hebben, heb ik eerst
geaarzeld, alvorens mijzelven te geloo-
ven. In een man, die zoo bescheiden is,
dat hij zelfs vreest zijn naam met lof te
hooren vermelden, de wetenschap met de
vurigste bezieling vereenigd te vinden,
is iets zoo wonderbaars, dat ik het mis
schien nog nooit elders heb aangetrof
fen....
Straks zal ik u verzoeken, of mijn
oordeel te bekrachtigen, of het te ver
werpen, zoo gij meent dat ik de bedro
gene mijner bewondering ben...
En die man heet
Ridalto
Een naam, die ieder onbekend is...
En hij woont Voegde de markies
er bij.
In de eenige woning, die elk inwo
ner van Valencië zou weigeren te bewo
nen Het Gesloten Huis
Eene rilling doorliep den kring van
mannen en vrouwen, die den graaf Agui
das omringde. Iedereen herinnerde zich
t ontzettend drama, dat er vroeger was
voorgevallen.
Het is waarschijnlijk, dat die Ri
dalto niet weet van welke gebeurtenis
sen het Gesloten Huis het tooneel is ge
weest.
Te meer, daar men zegt dat hij in
betrekking staat met Milagro...
Maar, vroeg de Markies, gij ver
haalt ons niet, hoe gij dien wonderlijken
man ontdekt hebt.
Ik ging voorbij den winkel van
Abraham, en hoewel ik er niet geerne
den dorpel van overschrijd, daar ik den
uitdrager sterk verdenk, dat hij in den
grond van zijn hart aan den godsdienst
zijner vaderen getrouw gebleven is, en
hem slechts heeft afgezworen om zijn
leven te redden, beschouwde ik een oud
versiersel van Arabische afkomst, dat
yoor het venster stond, toen juist een
houten beeldje mijne aandacht trok. Het
was op eene uiterst bevallige wijze ge
sneden, met eene zeldzame volkomen
heid beschilderd, en vereenigde inder
daad in dezelfde mate volmaaktheid van
vorm, met schoonheid van gedachte.
Het was klein en droeg niettemin
den stempel der hoogere kunst. Ik was
er zoo over verrukt, dat ik den winkel
binnentrad en het zonder afdingen van
Abraham kocht, terwijl ik den ouden
jood naar den naam van den verveerdi
ger vroeg*. Hij wees mij op het voetstuk
den naam van Ridalto en verklaarde, dat
hij er niet meer van wist echter voegde
hij er bij, dat, indien ik er belang ii
stelde, hij naar de woning van den Jvun
stenaar zou vernemen.
(Wordt voortgezet.)
De opperdokter van het krankzinnig
huis te Glasgow, in Schotland, was een
bekwaam man die met hart" en ziel zijne
zieken toegenegen was.
Het was hem niet genoeg hun zijne
dagelijksche bezoeken toe te brengen,
zijn grootste vermaak bestond in lang
durige gesprekken met degenen, die hij
dacht in het kort tot hun verstand terug-
te brengen.
Rekenend op den invloed die men ge
woonlijk op die ongelukkige wezens uit
oefent, wanneer men zich ten hunnen
opzichte streng- en tevens zachtmoedig
gedraagt, verwaarloosde hij alle omzich
tigheden.
Die onvoorzichtigheid was hem op ze
keren dag bijna noodlottig. Eenige gek
ken deden hem eens hunne klachten over
de slechte hoedanigheid der soep. Om er
zich van te overtuigen trad hij met hen
de keuken binnen, waar eene groote ke
tel aan het koken was.
Eensklaps nadert hem een sterk ge
spierde krankzinnige en hem met ver
wilderd e*-oogen beziende
Doktor, zegde hij hem, gij ziet er
nog al dik en malsch uit, van u zou men
eene voortreffelijke soep kunnen maken,
laat ons dit eens beproeven.
De overigen juichen toe en maken zich
gereed om den doktor vast te grijpen en
hem in het kokend nat te werpen maar
deze zijne tegenwoordigheid van geest
niet verliezende, antwoordde hun koel
bloedig
Houdt op, uw gedacht is voortreffe
lijk, maar ziet gij niet dat mijne klee
deren de soep zouden bederven Ik moet
mij eerst omkleeden.
Dit gezegde stond de gekken aan en
ze lieten den doktor de keuken verlaten.
Onnoodig te zeggen, dat de doktor
niet terug verscheen en zich liet wachten
om tot vleeschsoep te dienen.
De dagbladschrijvers die aan de conferencie deelnamen.
De conferencie van 27 September te Gent, heeft besloten voor 1914 een
groot congres van dagbladschrijvers der twee landen te Brussel samen te roe
pen, ten einde eene toenadering te bewerken tusschen de beide landen.
Onze photo geeft de dagbladschrijvers die aan deze conferencie deelnamen.
In het midden Marguerite Durand aan hare rechterzijde Jolm Grand-Car-
teren, voorzitter, en Mercereau, secretaris aan hare linkerzijde Roetsclie,
afgevaardigde van het Syndikaat der Duitschepers; Max Hochdorf «Berliner
Tageblatt» Prévöt, lid van het inrichtend comiteit en Guilbeaux, algemeene
secretaris van het werk Om zich beter
Boven Marguerite Durand, ziet men M
te leeren kennen
Barry, lid van 't Belgisch komiteit.
De groote kwestie is hedendaags bij
te vele menschen die zich den naam van
christen toeëigenen en het misschien wel
een beetje zijn «Wij moeten toch le
ven Zeker, moet ge leven, antwoordt
de wijze man, maar ge moet ook sterven
en 't is toch zoolang dood te zijn.
Dat zulke personen eens goed overwe
gen wat enkele weken geleden de zoo
belangrijke «Revue Fran^aise» voor
hield. 't. Zijn daar oude en nieuwe bepa
lingen bijKiest ze maar uit
Het leven is maar eene brug om van
de eene naar de andere eeuwigheid over
te gaan dat komt van den zaligen Pas
toor van Ars.
Het leven is een nacht die wij in
eene ongeriefelijke herberg moeten over
brengen», zoo schreef de H. Theresia.
Het leven is de laatste gewoonte,
die men aflegt, omdat het de eerste was,
die men aannam». De slechte schrijver
Alexander Dumas, zoon, bracht dat op
't papier.
Het leven is een gastmaal gelijk, en
het is van noode dat men met de ellebo
gen werkt om aan de beste plaatskens
te geraken», dat zei Fr. Saruy.
Het leven is een middelmatig blij
spel dat men geerne zou uitlachen en uit
maken, indien men er zelf geene rol ver
vulde», dat komt van Caillayet.
Het leven is een draad die door God
aan de twee einden wordt vastgehouden,
maar waarin de duivel knoopen legt
Dat beweerde Dancourt.
Laat er ons bijvoegen dat 't leven eene
bereiding is tot de eeuwigheid. Die wel
doet, zal wel hebben.
Marc.
Hussier Jan zond zijn' klerk
Bij Jaak, om gaan te halen
Het loon van schrift en werk
Dat deze moest betalen.
De klerk die kwam doch weêr
Gelijk hij was vertrokken
Want, duiten voor zijn' heer
Had hij niet één getrokken.
Die tijding viel niet goed
D'hussier begon te klagen,
En lastig, gram, met spoed
Zijn' klerk te ondervragen.
Wat heeft die vent gezegd
Wat moest die schurk vertellen,
Die durft een man van 't recht
Zoo maar ter leure stellen?
Uw baas, zei hij, zend mij
Zeer slecht papier met hoopen
Gij kunt, geloof me vrij,
Tot bij den duivel loopen
Wie heeft het ooit gehoord
Tot bij den duivel loopen
Gij hebt hem toch dat woord
Voorzeker doen bekoopen?
Ik heb op staanden voet
Een goed besluit genomen,
Ik ben met grooten spoed,
Terug BIJ U gekomen.
Op eenen Zondag morgend n
cember 1837, klopte een manijj
koetspoort van een prachtig k
stad Lrooklijn (Vereenigde-btalt je
danks de bitsige koude droeg hij
eene verscheurde broek en irak,
men op zijn aangezicht kon lezen
veel ontberingen had moeten vei
Echter kon een fijne waarnemei
die armoedige kleeding en op de
gelaatstrekken, aanstonds ont 1
dat hij niet tot den rang behoord fdf
genen, welke men gewoonlijk a dei
om eene aalmoes af te smeeken, !n
Hij trad de koetspoort binnc: lu,
eenige stappen verder en kwa
eene halt geopende deur, door wti
en rijk versierde zaal bemerkte,
voor het haardsteenvuur op et:1
een heerlijk ontbijt stond opn
Aan hetzelve was een man gezt 'kt
den ouderdpm van omtrent deitif110
kou bereikt hebben. In eenen
Kamerrok gewikkeld scheen hij
tend zijne briefwisseling te
Zijne vrouw was aan de
nog niet verschenen en hield zit .F
mg met de bevelen voor den dag UJ
dienstboden te geven. ,e°
Op het oogenblik dat zij daan ,e
zig was, wendde zij het hoofd on L'
den armoedig gekleeden man,
lend van koude, aan de deur
geDood aanstonds hem binnen I
gen doch haar man, die deze l *rj
gehoord had, zegde dat dit onvoc i j
was, daar de bedelaars, welke
deuren aalmoezen atsmeeken, t n
.i- j- j„„„ 'i Qb
dieven zijn, die op deze wijze
Komen afspieden.
Dit tegenbevel was niet
de man werd binnen gelaten.
Kom bij het vuur zitten, U er^
vrouw May wood, op beleefden i
warm u, want gij beeft van kot ie}j
De vreemdeling, zonder verwt
over deze zoo vriendelijke bel) ziji
te toonen trad langzaam bin: Idif
dreigde eiken oogenblik in out linj
zullen vallen. ij
Op het gezicht van den bedeL idip
de M. Ma3rwood zich eenigszim adij
nam zijne papieren op en verliet en
Zijne liefdadige echtgenoote
zeli den ongelukhige, die bijna ke
de versteven was bij het vuur pt
hem een goed morgendmaal v» pu
Doch toen zij de plotselingeec'11
ring van haren man opmerkte,' F61
droefgeestig de zaal, gaf den1 rte
den bevel bij den ongelukkige! hl;
ven, tot dat hij gansch hersteld jon
zou verlaten. .J Ni
Daarna klom zij eenen br# n
op en hield stil voor de deure a'k
diekamer, welke door haren e« P*
alleen betrokken werd, daar fc
en scheikundige was. Zonder Ee
kloppen, opende zij de deuren fchl
nen. j P*
M. May wood was aan eeneti en
ten, hij hield het hoofd in de b
den en scheen in diepe gedafll
zonken te zijn.
Edward, zegde de jonge
hem zacht bij den arm gegrept
ben, ik vrees door hetgene ik1
deed, u mishaagd te hebben;!
geef het mij, die man kwam nu," ej,
ongelukkig voor, dat ik niet'
kon hem hulp te verleenen.
Elisa, antwoordde de
weet dat uw goed, medelijden
leen de oorzaak uwer ongehoot
De Italiaansche toondichter,
Giuseppe Verdi, wier laatstek>
wij hier weergeven, werd te Rol «kt
1813 geboren. Hij schreef talrijk i1
rastukken waaronder Ernani, d
viata, Trouvère, Don Carlos, Eilldi
Aïda, Falstaff. Het was een uiti ei
dramatisch en bijzonderlijk thi r
muzikant.
G. Verdi stierf in 1901.
Italië maakt zich gereed om de
derdsten verjaardag van den
kunstenaar le vieren.