EENE ENOELSCHE NEDERLAAG IN SOMALILAND M. ADOLF DÜPOÜY SSE22E3 ALLERLEI Hans moet ik op de uitvoering bevelen aandringen, en gebied den af'geen bedelaar meer in mijn ïnnen te laten. Het is voor uwe veiligheid dat ik genoodzaakt L groote strengheid te gebruiken. Lr bij het gedacht des gevaars, an gij 11 gedurende mijne afwezig- loor mijn ambt veroorzaakt, bloot- Bedenk eens, hoe onvoorzichtig werk gaat, die vreemdeling kon en dief zijn, die zijne misdadige eniens onder een bedelaarskleed |U en wie zou hem beletten sleu- Inenien om u des nachts te komen ,}len wanneer hij het goed vond? dat gij weinig geloof hecht aan de .n welke men in de groote steden oet, daar gij de zeiven niet kent. -ens is het niet liefdadig zijn met in straatbedelaar te geven, daar eelal niet weet met wien men te heeft. Zulks is wel mogelijk, zegde Elisa, ik geloof nochtans, dat het slecht i behoeftige niet bij te staan wan- nien zulks vermag. Van heden af, ik, zullen uwe bevelen trouw na- ien worden. bediende komt op liet oogenblik -ap op geloopen, klopt driftig op ur en roept vol angst dat de bede- lezig is met sterven Ach, kom, Edward, ik weet dat kunde hem het leven kan redden, kte zijne vrouw, terwijl zij in aller kamer van haren echtgenoot ver doktor voldeed aan hare dringende en volgde zijne echtgenoote, die er vloog dan liep om den zieke nog -e hulp te kunnen verleenen. Zij en den ongelukkigen man uitge- top het tapijt, geneesheer boog zich over liem en nauwkeurig zijne bleeke doch re- (tige gelaatstrekken, voelde hem en bleef een oogenblik naden- JEdward, och, zeg mij, is hij dood? zijne echtgenoote met zichtbaren Neen, neen, hij ligt slechts in be ning, was het antwoord; de warmte ik de gretigheid, waarmede hij ge- e: le spijzen nuttigde, is eenigszins de akvan zijne ongesteldheid. En zij ■velen van voorzichtigheid verge- voegde bij er bij lij moet in eene kamer zonder n een goed bed gelegd worden, riep de dienstboden, die den ideling in het aangeduide vertrek ten, waar de doktor hem met eigen en de hulpmiddelen toediende wel- n toestand vereisckte. Allengskens de ongelukkige jongeling tot zich doch daar het spreken hem vol- verboden was, viel hij weldra in n diepen slaap. Alles gaat tot hiertoe goed, zegd< ktor, laten wij hem zooveel moge net rust, en indien hij gedurende afwezigheid mocht wakker wor ;eef hem dan wat liclit voedsel en tas thee, dit zal hem volkomen her .debevelen gegeven te hebben, ver- lij met Elisa de kamer. Een uur la- égaven M. May wood en zijne echt- pte zich naar de kerk der H. Drij gheid om er de H. Mis bij te wo- Nauwelijks was dezelve geëindigd s!( ad bet orgel zijne laatste toonen la- looren, of een priester beklom bet gestoelte. Hij nam voor tekst van permoon Vergeet niet de herberg- beid aan vreemdelingen te verlee- pant dikwijls zijn het Engelen die i God gezonden worden. Maywood voelde de schaamteblos wangen kleuren hij herinnerde bet geval hetwelk des morgends had jehad, alsmede zijn verbod van ZÉ erbergzaamheid te verleenen. Het 11 m hem aanvankelijk voor als of de :0ï lelijke hem eene les in het openbaar geven, doch weldra ondervond hij ïijne woorden, dat het enkel zijn irn lldig geweten was hetwelk hem deze >ns Ding bad doen opvatten. ij achten het overbodig hier eene eb iding van het treffend sermoon def jdigen priesters te geven, wij ge in dat het genoeg zal zijn te zeggen iet eene gunstige uitwerking ojp de jke geloovigen teweeg brachtook ïktor was er door getroffen, en bij erugkeeren uit de kerk ging hij re- «bt tot, de kamer des bedelaars om tteer oplettendheid zijnen toestand |r te nemen. en het goede voedsel hadden jongeling volkomen hersteld. Met «de stem en tranen in de oogen be kte bij den doktor voor de goedheid ^aderlijke zorgen waarmede bij be leid was geweest en die hem aan hi gewissen dood ontrukt hadden. Eens zal ik, sprak hij, u voor uwe bhlievende en edelmoedige daad be- want mijn staat is niet zoo ge- on armmoedig als mijn uiterlijk tontoont. Ik heb schipbreuk gele bij mijnen doortocht uit Indië, in Weren van den Oceaan, en daarom aarschijnlijk mijn naam zich op den der omgekomen bevinden, daar ik Por een wonder Gods aan de golven lapt ben. Ik poogde te New-York •raken, waar er zoo veel geld als ik W mijner beschikking is, en zonder kuip en die uwer liefdadige echt- j. j°te ware ik gewis van honger en je omgekomen. Gedurende tien ja- le tyn zijn vaderland verwijderd zijn, gei blootgesteld aan de gevaren eener woes te en onstuimige zee, en na aan de woede Ier baren ontsnapt te zijn, op zijnen ge boortegrond, in eene christelijke stad, gebrek en koude op straat moeten tenen, kunt gij wel iets medelijdens- aardiger bedenken? Doch uwe engel achtige wederhelft heeft mij liefdadig ipgenomen, mij voedsel verschaft, ter- vijl gij mij de noodige geneesmiddelen toegediend, in één woord, gered hebt. Nog eens, ontvang mijnen innigen dank breng ook denzelven in mijnen aam aan uwe echtgenoote over, en zeg laar dat ik eeuwig hare weldaad zal ge denken en den hemel steeds voor haar elzijn bidden zal. Mag ik uwen naam weten? vroeg M. Maywood den vreemdeling'. Ik heet Arthur Willet, was het ant- oord. Arthur Willet, zegde de doktor verwonderd, maar dat is de- familienaam mijner vrouw, nu zal zij dubbel geluk kig zijn uwe herstelling te vernemen. In welke stad is zij geboren vroeg Authur, bevende van aandoening. Ik heb haar gehuwd in de stad B... h^re geboorteplaats. Op dit oogenblik trad mevrouw May wood, verwonderd over het lang weg blijven van haren man, de kamer bin nen. Arthur aanschouwde haar geduren de eenige stonden aandachtig en mom pelde in zichzelven Neen, zulks is niet mogelijk, neen, het is niet mogelijk het is zelfs uitzin- g er aan te denken Mevrouw Maywood bezag den jonge ling ook aandachtig en bleef stil staan, zonder een enkel woord te kunnen uiten. Maar wat beteekent dat droef ge heim, zegde de doktor zich tot zijne vrouw wendende, die toen eerst het zon derlinge van hare houding begreep. Olidaar is gëen geheim in gelegen sprak zij met eenen diepen zucht, die vreemdeling is het levend beeld mijns broeders Arthur, welke reeds sedert lang verloren is. En bij deze woorden wilde zij, door eene hevige ontroering overmeesterd, de kamer verlaten. Blijf nog een oogenblik, zegde de ongelukkige, terwijl hij een klein doosje te voorschijn haalde waaruit bij cenen gouden rin«- nam, haar denzelven over handigde er bij voegende Kent gij dezen ring, dezen zoo dier baren pand? Hemelriep Elisa uit, liet is de ring mijner moeder de eerste letteren van haren naam en 't ingevlochten haar doen hem mij kennen. En gij, vie zijt y Ëene groep Somali's. Dat Engeland, met zijne talrijke koloniën, soms ook wel eens gewapender hand moet optreden, om de inboorlingen te kalmeeren, is licht te begrijpen. Onlangs zelfs, werd een Engelsch expeditiekorps in Somaliland, door eene sterke bende inboorlingen verslagen. Bovenstaande photo geeft eene groep dezer strijdlustige Somali's weer. gij Haar zoon-, Arthur Willet, en uw broeder Zie bier, ging hij voort, onder het opstroópen zijner mouw, ziehier een lidteeken, dat gij mij eens onder liet spelen toebracht, dit zal u nog verder overtuigen Mijn broederriep zij uit, terwijl .ij zich in zijne armen wierp van vreug de en aandoening weenende. Wees ge dankt, o goddelijke Voorzienigheid, voegde zij er bij, Gij geeft mij eenen broeder weder welke ik zoo innig be minde en voor altijd verloren dacht M. Maywood, op dit onverwacht we- dervinden ten hoogste verbaasd en ge troffen, mengde zijne tranen met die zij ner vrouw en baars broeders en sprak De achtbare geestelijke had gelijk toen hij dezen morgend zegde: Vergeet nooit de herbergzaamheid aan vreemde lingen te verleenen, want dikwijls zijn het Engelen die van God gezonden wor den. Toen vielen zij knielend ten gronde, dankten de goddelijke Bermliertiglieid voor dit heilvol wederzien, en namen het vast besluit altoos den arme in zijne el lende bij te staan en zijne pijnen te ver zachten VAN WAAR KOMT HET ONWEDER De bliksem sloeg eens op den toren van een dorp. De schoolmeester nam die gelegen heid waar, om aan zijne leerlingen te vragen vaii waar het onweder kwam. Ik, meester, riep een snelle knaap die zijnen vinger opstak. Eliwel, Kobe, hernam de meester, zeg ons dan eens van waar het onweder komt Uit de beenen van ons grootmoe der want, als het dondert, zegt zij al tijd Dat heeft.mij al drie dagen in de beenen gezeten. Een vader had eenen zoon, nog al grooten deugniet. Op zekeren dag dat deze wederom iets misdaan had, zegde hem zijn vader in gramschap Ga naar uwe kamer, leg u te bed en breng mij den sleutel terug. x UITERSTE TEERGEVOELIGHEID Eene dame dreef de liefde tot de die ren tot het uiterste. Eens was zij aan 't schrijven en daar het gegons eener groote vlieg haar in hare gedachten stoorde, belt zij hare dienstmeid en beveelt baar het vervelend dier weg te jagen. Zonder het kwaad te doen, voegde zij er bij. De meid pakte voorzichtig bet dier en vroeg wat zij er moest meê doen. Doet het venster open en werp de vlieg buiten. De meid gehoorzaamde maar lialf. Waarom aarzelt gij? vroeg de dame. Omdat liet zoo bard regent, ma dame. Het is waar, hernam de goede dame. Welnu, zet de vlieg dan in de kamer hier nevens. x Slimmeken, soldaat zijnde, schreef eenen brief aan zijnen overste, die voor eenigen tijd met verlof zijn regiment verlaten had. Slimmeken eindigde zijnen brief aldus Wees zoo goed, heer overste, dezen brief op den post te laten afhalen, want ik weet uw adres niet. DE OUDERDOM VAN HET PEERD Iemand, die een peerd wilde koopen, vroeg aan een zijner vrienden, waaraan men den ouderdom der peerden erkende. -Aan de tanden, antwoordde de vriend 's Anderendaags ging hij naar den peerdenkoopman, die hem een prachtig veulen voorstelde. Hij opende het den muil en verstootte het zeggende Ik wil uw peerd niet het is 32 ja ren oud. Hij had de tanden geteld. x Iemand viel Hes winters in eene door den ijzel gladdige straat. Hij deed eenen doktor roepen en vertelde hem zijn on geluk. Is liet aan den ruggraat dat gij u leed hebt gedaan? vroeg deze. Neen, aan bet stadhuis. VEELBELOVEND Louike heeft al eenige maanden de school bezocht, maar meer gespeeld dan 'geleerd. Ook in plaats van thuis goed zijne les voor 's anderendaags te leeren doet het niet anders dan kwade toeren Vader, die dat spel moede is, zegt Louike, kom eens hier, nu zullen we eens kijken wat gij zoo al geleerd hebt. Goed, vader, zegt de kleine guit dan zullen wij spoedig uitgekeken zijn x Meid. Madame, ik heb geboord dat gij eene meid noodig hebtik kom u mijne diensten aanbieden. Madame. Hebt gij nog gediend? Meid. Ja, madame, bij eenen blin den beer. Madame. Waarom zijt gij daar weggegaan Meid. Omdat hij te nauw zag, ma dame. x Huisvrouw. Trezeken, hoe komt het dat uw melk zoo warm is 't is noch tans bijtend koud en 't vriest. Boerin. Wel, madame, ik heb er warm water in gegoten in plaats van koud. x Trien, ga 'nen keer zien of de been houwer kalf'spooten heeft. Trien gaat en als ze terug komt zeg' Madame, ik weet het niet, ik heb het niet'kunnen zien. Maar, kind toch, wat is dat nu Neen, madame, ik heb niet kunnen zien of hij kalfspooten had hij had zij ne schoenen aan. x EEN ZORGVULDIGE VADER Mijnheer Pleks komt wat later dan gewoonte uit de herberg. Opdat zijne vrouw er niets van merken zou, trekt hij zijne schoenen uit en sluipt op zijm kousen in de kamer. Maar... zijne vrouw wordt toch wakker. Slim als mijnkee: Pleks echter is, gaat hij naar de wieg van zijnen eerstgeborene, begint te wie gen en zingt een slaapliedje. Wat doet ge, Karei? vraagt zijne vrouw. Och, zegt Karei, ik zit al twee ure bij de wieg de jongen wil maar ni slapen. Slimmerik, zegt liet vrouwtje maar liet kind ligt bij mij in bed. EENE WEDDINGSCHAP Sergeant Knobbel ging met soldaat Pierot eene vyedding aan Ik wed, zei sergeant Knobbel, dat ge mij geen drie woorden letterlijk kunt nazeggen. Waarom gewed? vroeg Pierot. Om vier flesschen Iambic. Aangenomen. Maar duidelijk woord voor woord nazeggen, niet waar? Ja. - Morgenster, zegt Knobbel. -— Morgenster, antwoordt Pierot. Nachtlicht, zegt de eerste. Nachtlicht, spreekt de tweede. Mis, roept Knobbel. Wat, zegt Pierot, lieb ik liet niet duidelijk nagezegd? Neen, is liet antwoordt, gij hadt mis moeten zeggen. NA EEN KLEIN ONWEDER Kalkman (tot eenen koetsier, nadat j kort te voren met zijne vrouw in ru- e had gelegen en haar gez'eid, dat zij iets waard is) Hola, koetsier, wat 09t het voor mij en mijne vrouw naar de statie te voeren Koetsier. Vijf - en - zeventig cents, mijnheer. Kalkman. En voor mij alleen Koetsier. Ook vijf-en-zeventig cents Kalkman. Nu kunt ge nagaan, vrouw, hoeveel gij waard zijt. x EEN SLIM BOERKEN i'ist Blomme ging naar de stad bij Niijnheer Stekke om zijne pacht te be telen. Mevrouw Stekke deed hem boterham men met Hollandsche kaas opdienen. Tist weigerde niet, nam een goeden bo terham en een dik stuk kaas. Maar mensch liefriep plots me- rouw, zijt toch voorzichtig met dien kaasWant eet ge er te veel van, dan verliest ge de spraak. 't Boerken zei niets, at dapper voort als hij eindelijk zijn buiksken vol had, haalde hij zijn grooten zakdoek uit en rolde er lieel den bol kaas in. Pachter, pachter, schreeuwde me- touw, wat krijgt ge nu? Wel, mevrouw, hebt ge niet ge- gd, dat die kaas de kracht bezit om emand de tong in te korten Zie, dat komt juist goed ons Trien is op hare tong niet gevallen, en om dat te beteren, a ik haar van dat bolleken eens laten Algemeen konsul van Venezuela In België. GOED VOORBEELD Een rijke heer had eenen bediende die zelden nuchter was. Op zekeren mor gend zag hij hem zijne kamer binnen stuiven, zoo zat als een Pool. Schobbejak, zoi de heer, zijt ge reeds zoo vroeg in den morgend dron- ken Ik vraag verschooning, mijnheer, zei de knecht, ik ben het nog van giste ren avond. RAAK. Student (tot een bejaarden boer, die wat gebukt gaat). Zeg eens, boerken, waarom houdt ge uw hoofd niet wat meer in de hooffte zooals ik? Boer. Zeg eens, baasje, kijk naar dat korenveld al die kostbare halmen zijn gebogen, de leege alleen staan over eind. Zoo is het ook met u Bezat uw hoofd meer graan, het zou zoo hoog niet OP DEN TREIN Er zat een priester in den trein en ne vens hem een spottend heerken dat veel taterde, veel lachte, maar nooit geen antwoord kreeg. Eerwaarde, zegt het al met eens, weet ge dat men vroeger te Parijs, nooit eenen pastoor aan de galg hing zonder nevens hem eenen ezel te hangen Zoo antwoordt de .priester. In dat geval, mijnheer, moogt gij blij zijn, dat ge met mij in Parijs niet woont. MM DUIDELIJK BEWIJS Meester Bruinooghe spaart geene tnoeite 0111 met allerhande bewijzen en voorbeelden de natuurkunde aan zijne scholieren te leeren. Zekeren dag, dat bij zich wederom fel had ingespannen om het in klare woorden uiteen te doen, zeide hij Ik heb u nu goed genoeg bewe en, jongens, dat het een bekend na- uurverschijnsel is, dat de warmte uit- et, en de koude inkrimpt. Kunt ge daar )u eens een duidelijk voorbeeld van ge ven, Pieter Krake? Pieter, na een weinig nadenken Jawel, meester, in den Zomer duurt ie vacantie zeven weken en met Kerst mis maar acht dagen. ALTIJD BEDAARD. De vrouw van eenen telegrafist deed haren man scherpe en bittere verwijtin gen, toen hij wat laat thuis kwam. De man antwoordde niet en de vrouw hield, bevreemd door dat zwijgen, ten slotte op met tieren en vroeg woedend Hoe is »'t, hebt ge niets te zeggen? Mijnheer dacht een oogenblik na en zeide toen Jawel, als ge alles, wat ge daar verteld hebt, naar Antwerpen had gete legrafeerd dan zou mij dat zeven-en tachtig frank vijf-en-zeventig centie men gekost hebben EDELMOEDIG Vader. Ja, Jef'ke, die arme kinde en zijn weezen. Zij hebben geenen va der, geene moeder, geene tante Mie zoo als gij. ■lefke (die niet veel van tante Mie noet hebben). Arme kinderen! Va ler, mag ik hun tante Mie cadeau ge- -en x STRAFBAAR VOOR DE WET Vrouw Peeters. Is mijn man straf baar, omdat hij mij eenen slag in 't ge zicht gegeven heeft? Hechter. Zeker, dat is eene mis handeling'. Vrouw. Nu, dan zal ik binnen eene maand eene aanklacht tegen hem indie nen. Rechter. Waarom niet dadelijk? Vrouw. Ja, toen hij mij eenen klap bad gegeven, heb ik bem met de pook op 't hoofd geslagen en nu ligt hij in 't hospitaal en de dokter zegt, dat hij oog wel een maand het bed zal moeten houden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3