dronkaard kan WAAR GEBEURD ENIEUR A. MAROUSE 2 ZICH BETEREN Marcel Redureau iltoord, dan strijken zij in liet e]d neer en brengen daar, zoo kwaad als liet g'aat, den nacht ikwijls ten offer vallend aan lui- n eii andere wilde katten. Vindt w op zijne vlucht heuvels in de s met hooge hoornen bewassen hij in deze neer en brengt hier rht door. bterdag, 23 Augustus 1913, bij dag. 's morgends rond 11 ure, oiie liberalen hun boonekarap te iu den Saumon op de Gloo it, te Rousselaere. klein liberaal ga zetje 't Volks- i deed zijne intrede, en Pé, de snakte het vast, en las vooren staat zeker vast, en dit is dat wij, 't volk verheffen, verzedelij- ntwikkelen enpatata en pa drieonderbrak daar eene stem. Gust Katholiek die daar tot nu zijn hoekske gezwegen had. En reep een stekske, ontstak de lan- ran zijn velo, en vertrok te wege. tamaar, Gustzei Pé. Wordt g\ Uwen lantaarn ontsteken dag- En is maar, zei Gust, dat ik op p te wege achter uwe liberale en inrichtingen van volksverhef- verzedelijking en ontwikkeling, lantaarn zie ik niets dan katho- nricktingen Zondagscholen, pa- i, vakscholen, huishoudscholen, ringenenzIk zal nu 'ne kee. zoeken met mijnen lantaarn lust was weg. Pé en de vrienden vertrokken zo i reste te lezen. Maar ze dronktn hunnen boonekamp uit, om wat reerder te zijn. jet &g' aanstaande gaat de maat- irei j van oudheidskunde van Char- en 50«c verjaardag harer stichting H ren. ,gf ,863 tot 1909 gaf de maatschap- toekdeelen van dokumenten en is uit, en gaf aan 75 wetenschap- i ti vereenigingen van het land en ^"femde hare uittreksels voort. Die vormen het voornaamste van kenschat die voor het oogenblik 'ken en brochuren telt. ste voorzitter, in 1863 gekozen Harsou, oud-senator, en dan be- kring uit 28 leden. er slechts nog twee leden inleven, 't Zijn de heeren Léon Hijveraar, en Achille Marousé u" ar te Courcelles, wiens portret rbov en weergeven. en J rlin ^kenschap behoort tot de zeven ja? D"ell> omdat zij het beginsel en pong is van vele andere zonden. ondeugd spruiten, als uit eene li e ^ron.' menigvuldige ram enden, die den mensch, welke ^gelukkige gewoonte van drin- |D Uigegeven, zoo voor dit als voor vcf®re leven in weedom dompelt, zoo laag als deze afschuwelijke Jzij vernedert den mensch, dat gg schepsel, onder de gemeenste la> oneindig la$er, want het dier Mfechts voor zijnen dorst te lee- schen is die verzadigd, dan kan men het niet meer doen drinken, al sloeg men het half dood. Zoohaast iemand door den drank beheerscht wordt verliest hij het gebruik der rede liet, verstand verlaat hem en bij vervalt tot, dwaasbeden im mers zooals bet spreekwoord zegt ALS HET HIER IS IN DEN MAN, IS DE WIJSHEID IN DE KAN. Nog erger zijn de gevolgen van sterke dranken, inzonderheid van den gene ver, wiens gebruik hedendaags ongelukkig lijk zoo gemeen geworden is, en die te recht door alle weldenkende lieden als de grootste plaag van steden en dorpen moet gebrandmerkt worden. Helaas welke droevige ongelukken worden da gelijks door liet overtollig gebruik van sterke dranken veroorzaaktHoevele twisten en vechtpartijen, hoevele dood slagen en gruweldaden nemen in dron kenschap hunnen oorsprong De dronkaard dompelt vrouw en kin deren in armoede en schande hij is de oorzaak der oneenigheden en walgelijke tooneelen die in zijn huisgezin plaats grijpen hij verwaarloost de opvoeding zijner kinderen, die hij in de vrees des Heeren moest opbrengen in plaats van hen met goede voorbeelden op den weg des hemels voor te gaan, voert hij hen op de breede baan des verderfs voorze ker verdient liij den geheiligden naam van VADER nietneen, hij is geen VADER zijner kinderen hij is de laffe MOORDENAAR hunner schuldelooze zielen. De dronkaard berokkent zich een vroeg en rampzalig einde hij verkort werkelijk zijn leven. MEER ZIJN ER DOOD GEDRONKEN DAN IN DE ZEE VERZONKEN. Moest ik al de slechte gevolgen der dronkenschap opsommen, dan had ik met geen groot boek gedaan. Eene be merking, die voorzeker alle dronkaards zou treffen, indien zij slechts een oogen blik wilden nadenken en rede gebrui ken, zou het beschouwen zijn van de me nigvuldige onheilen, waarvan de dron- kensiiap de corzaak is. Uit eene nauw- keuiigf ambtelijke opgave blijkt dat de drenken .chap ALLE JAREN in Enge land VIJFTIG DUIZEND menschen loet ten grave dalen zij brengt de HELFT der zinneloozen in de godshui- ,en en de PRIE VIERDEN der misda- ligers in de gevangenis. De TWEE l)ERDEN der bekoeftigen, het VIER- l)E dergenen die schielijk sterven en iet ZESDE der zelfmoordenaars hebben m voornoemd land hun ongeluk aan de ircnkenschap te wijten. Ofschoon de gewoonte van dronken schap moeilijk is om af te breken, zal de man van GOEDEN WIL die wel te bo- en komen. Die WIL, KAN. Indien hij .naar edelmoedig een vast voornemen maakt van zich niet meer te buiten te gaan indien hij zijn besluit met krach tige hand doorwerkt indien hij op zich selven waakt indien hij vooral GE VAARLIJKE GEZELSCHAPPEN en PLAATSEN vermijdt, beloof ik hem jenè zekere overwinning. En het over winnen van zijne driften is de schoonste zegepraal HIJ IS EEN STERKE MAN, DIE STEDEN WINNEN KAN; MAAR DIE ZIJN LUSTEN NEDERVELT IS WEL DE KLOEKSTE HELD. Voeg daarbij dat God, die zijn beha gen schept in edelmoedige zielen, hen niet zal verlaten in den strijd, dien hij zickzelven moet aandoen. Uitstekende voorbeelden van rijken en armen ont breken niet, dat de mensch, die zich op recht van de dronkenschap wil beteren, hierin ten volle gelukt is. Ik wil er hier een laten volgen. Karei XII, Koning van Zweden, als een stoutmoedige krijgsheld beroemd, vergat zich somtijds in den drank. Eens gebeurde het, bij eenen grooten maal tijd, waartoe hij de aanzienlijkste per sonen der hoofdstad had genoodigd, dat hij, door den wijn verhit, eenige belee- digende woorden sprak tot zijne moeder, die daarop aanstonds het feestmaal ver liet en zich vol droefheid in hare kamer opsloot. De koning, van zijne rede be roofd, trok liet zich niet aan en ging tot iaat in den nacht in zijne braspartij voort. Doch, 's anderendaags, toen de lampen van den wijn waren opgetrok ken, vernam hij eerst recht wat, er ge beurd was aanstonds gevoelde hij eene groote droefheid en drukte op alle wij zen zijn innig spijt uit. Hij begaf zich naar de kamer zijner moeder met eenen beker wijn in de hand, maakte voor liaar eene nederige buiging en sprak diep aangedaan Mijne lieve moederdie ik altijd wil eeren, liet. smart mij groo telij ks dat ik gisteren, onder de bedwel ming van den drank, mij woorden heb laten ontvallen, die u beleedigd hebben. Om u te toonen, hoe zeer het gebeurde mij leed is, ga ik dit glas wiin op uwe gezondheid drinken en het zal het laat- ste zijn, dat over mijne lippen vloeien zal. De koning hield LETTERLIJK zijn woord; nooit konden zijne hovelingen en vrienden hem bewegen zelfs eenen vin gerhoed wijn te proeven ook meed hij zich zorgvuldig voor eiken anderen drank en leefde voortaan zeer matig. Deze daad strekt dien vorst tot grootere eer dan al zijne heldendaden. VRAAGSTUK Jongen, weet gij hoeveel kwade wijven er in onze straat wonen? vroeg een kleermaker aan zijnen gast. Vier, baas, als gij de bazin meê rekent, zei de jongen. De kleermaker gaf den jongen eene oorveeg. Daar, schelm, sprak hij, zeg het nu nog eens als gij durft. Ehwel, hoeveel kwade wijven zijn er in de straat En de jongen al schreeuwende ant woordt Er zijn er maar drie baas, als gij de bazin niet meê rekent. x DAT IS WAT ANDERS De stedelijke overheid gebiedt aan de nachtwakers al de personen aan te hou den die gedruisch maken bij het naar huis gaan. Tist gaat over de straat en zingt luid keels. Hij ontmoet een waker Niet meer te zingen, zulle, of den bak in. Waarom dat? Omdat het verboden is te zingen bij het naar huis gaan. Ja, maar ik ga nog niet naar huis. Dat is wat anders. x OOK EEN BRIEF Een beenhouwersjongen schreef aan zijnen vader deze briefkaart Weerde Vader, Ik laat u weten dat het mij hier goed gaat. De baas laat mij nu het vel al af trekken, en als ik goed oppas, laat hij mij met kermis slachten. Uw liefhebbende zoon. x 'TWAS TE VER Te Antwerpen lag een dronkaard in het slijk. Twee drinkebroers, die daar voorbij kwamen, hadden medelijden met den man en zegden tot elkander Laat ons dien kameraad helpen.... Zij namen hem op en vroegen Vriend, waar woont gij? Wij zul len u naar buis brengen. Te Brussel, stamelde de dronk aard. x Jan, ik ben voor niemand thuis, hoort ge? zegde een heer tot zijnen knecht, terwijl hij zich in zijne studeer kamer ging opsluiten om te werken. Een kwartier later belt de heer. Geen antwoord. Hij belt nog eens. Nog geen antwoord. Woedend doet hij de deur open en roept den knecht toe Hebt gij mij niet hooren bellen? lomperik Ja wel, mijnheer, maar gij hadt mij gezegd dat gij niet thuis waart en ik moest u toch meer gelooven dan de bel. BIJ DEN ADVOKAAT Een boor moest bij eenen advokaat zijn. Hij belde en vroeg aan den knecht die kwam opendoen of mijnheer te spre ken was. Mijnheer is belet, antwoordde de knecht, hij is met Madame aan 't vech ten IN DEN OPROER Een Engelsch luitenant pochte dat hij in Oost-Indië, in eenen gevaarlijken op stand, zes vijanden met eigen hand ge dood had. Dat is eene prulle van niet, zegde een Ierlander, mijne matras is gevuld met de knevels der oproerlingen die ik doorstoken heb. x Een knaapje had in de school moeten blijven en thuis komende begon het kind te weenen. Waarom weent gij zoo? vroeg de moeder. Wel, moeder, mijn meester heeft gezegd dat ik voor mijne straf zeven Vaderonzen moet lezen en ik ken er maar éénen. x Zeg eens, vrouwke, is dit uwe koe Ja, mijnheer. En hoeveel melk geeft ze wel per dag? Ongeveer 10 kan. En hoeveel verkoopt gij daarvan Eiken morgen ruim 15 kan in de stad, mijnheer. HOE TALRIJK De schoolmeester van Bommerskon- ten begaf zich bij den burgemeester om zijne ondersteuning om wat opslag te bekomen. Hoe lang vervult gij uw ambt, en boe lang zijt gij getrouwd? vroeg hem de burgemeester. Reeds zes jaren ben ik onderwijzer en sinds twee jaren ben ik getrouwd. En hoeveel kinderen hebt gij Sinds gisteren zeven-en-dertig. x GEVONDEN GOED Juge. Betichte, gij hebt eenen por- te-monnaie gevonden met 25 frank in. Waarom hebt gij hem niet dadelijk op liet polieiebureel afgegeven Betichte. 't Was zoo laat in den avond, mijnheer de juge. Juge. En 's anderendaags 's mor gends Betichte. Dan was er niets meer in. x COED CEBLUSCHT Een lid van de natte gemeente ligt in 't gasthuis ziek. 't Ziet er slecht uit met u, goede vriend, zegt de dokter, ge zijt inwendig totaal verbrand. Dat is vast mijne schuld ni jt, was het antwoord van den zieke, dat moet 's nachts geschied zijn, terwijl ik sliep, over dag heb ik altijd goed gebluscht. x LENTEBODEN Piet, zei madam Spits tot haren hovenier, t gaat goed weer worden het is warmer vandaag. Ja, madam, zei Piet, ge hebt ge lijk, madam. Dat wist ik al van dezen nacht, madam. Hebt gij dan eenen barometer in uwe kamer, Piet? Neen, madam, maar zoolang het koud is, bijten de vlooien niet maar dezen nacht hebben die verduivelde beesten mij geenen oogenblik gerust j lat n. x WAT HART Spiegels, die pas getrouwd is met een meisje, die beter piano kan spelen dan koken -Verdikke, Marieke, daar ligt eene spinnekob in mijne soep. Och arme, dat beestje x OP DE VISCHMARKT Juffer (tot visch'vrouw). Zijn deze tongen versch, vrouwtje Vischvrouw. Maar, mensch lief, ze bewegen zich nog, of wilt ge hebben dat ze dag mejuffer tegen u zeggen OP 'T TRIBUNAAL Madame Pif. Wat ziet de beschul digde cr een leelijke deugniet uit!... Zoc i echte bandietenkop Mijnheer Poep. Stilaan 't Is de beschuldigde niet.... 't Is de advokaat! IN 'T WATER Een kind van 7 jaren was in eenen vij ver gevallen. Een schoenmaker, die het kind had hooren schreeuwen, snelde er naar toe, sprong in het water en, den jongen bij het haar grijpende, redde hij hem van eene gewisse dood. Toen het kind van zijnen schrik be komen was, zegde de schoenmaker Jongen, ik heb u eenen raad te ge ven. In 't vervolg moet gij uw haar zoo kort niet meer laten scheren want gij hebt gezien wat moeite ik gehad heb om u daarmede vast te krijgen en te hou den. x OP DE RECHTBANK Voorzitter eener rechtbank. Be schuldigde, gij schijnt mij eene oude kennis. Dief. 'k Geloof het wel, mijnheer, ik heb u met nieuwjaar nog een visiet- kaartje gezonden. Tist, zegde eene vrouw tot haren man, gij zijt weeral bedronken het is wraakroepend. Indien gij maar één druppeltje paktet, daar zou ik niet op spreken, maar zooveel Wel, vrouw, antwoordde Tist, ik neem nooit meer dan één druppeltje maar zie, als ik één borreltje gepakt heb, dan ben ik een geheel andere mensch en ik denk dat die andere mensch er ook wel eentje mag hebben. x Keizer Karei ontmoette eens te Gent eenen ouden wever met grijs haar en eenen pekzwarten baard. De keizer vroeg hem al lachende Hoe komt het toch dat uwe haren van twee zoo verschillende kleuren zijn Dat is heel eenvoudig, antwoordde de wever het haar van mijn hoofd is ten minste 20 jaar ouder dan dat van mijnen baard. x ONTEVREDEN Een geneesheer wandelde met eenen zijner vrienden en zegde eensklaps Laat ons terugkeeren, want ginder komt eene jonge dame aan, die mij al tijd met verontwaardiging van kop tot teen beziet, ik ben doktor van haren man Ik begrijp u al, antwoordde de vriend, gij hebt het ongeluk gehad hem naar de eeuwigheid te zenden Neen, mijn beste, ik heb hem ge nezen Twee dieven braken in bij eenen ar men daglooner. Terwijl zij alle hoeken en kanten doorsnuffelden, werd de werk man wakker en zegde heel gerust Gij zoudt zeer slim moeten zijn, zoo gij in het donker bij mij geld vond ik zoek het in den klaren dag en vind het nog niet. x Een heer had twee knechten waarvan de eene, het leven moede zijnde, zich op zekeren dag wilde gaan verdrinken. Men trok hem nog levend uit bet water en men bracht hem naar huis. De heer gelastte zijnen anderen die naar O]) hem te waken, opdat hij zich niet opnieuw het leven zou benemen. De heer ging uit, kwam na eenige uren we der te huis en vond zijnen knecht aan eenen balk op den zolder verhangen. -Weihoe kerel, zegde hij tot zij nen anderen knecht, heb ik u niet ge last op hem te waken Ja wel, mijnbeer, antwoordde deze, maar dewijl zijne kleederen nog wat nat waren, dacht ik dat bij zich daar gehangen had om wat te droogen. x Een zekere heer ging over eenen.ak- ker waar een boer bezig was met aardap pelen te planten. Welke soort hebt gij daar? vroeg de heer. Ongekookte, was het antwoord. Een advokaat ontmoette eenen voer man met drie peerden en vroeg hem waarom het eene peerd zoo vet was en Ie twee andere zoo mager. Mijnheer, antwoordde de voerman, het vetste is een advokaat en de twee andere zijn zijne kliëriten. x Bij de kroning van keizer Maximi- liaan I, werd hem door de Joden eene groote zilveren mand vol gouden eieren aangeboden. Hij nam dit kostbaar ge schenk aan en liet de overbrengers, die hem tevens over zijne troonbeklimming hadden geluk gewenscht, gevangen ne men. De arme Israëlieten baden dringend de oorzaak hunner inhechtenisneming te mogen weten. De keizer liet hun ant woorden Het zou niet verstandig zijn wan neer men hoenders, die zulke schoone eieren leggen, hunnen vrijen loop liet dergelijke schatten moet men zorgvul dig bewaren. Een koetsier kwam 's avonds rond 10 ure door de stad gereden zonder de lan- teern van zijn rijtuig aangestoken te hebben. Haltriep op eens een policie- agent. Gij zijt in de boet. Ja En waarom vroeg de koetsier. Uw lanteern brandt niet. Waarvoor zou ik hem aansteken? Ik rijd met een blind paard. Moeder, oh zie toch eens hoe die arme kiekens daar koude zitten te lij den? Was het niet beter van ze te bra den De vijftienjarige moordenaar van Landreau. Over enkele dagen deelden de dagbla den de ijselijke uitmoording eener fa milie in Frankrijk mede. De droeve held dezer zevenvoudige moord, verklaarde aan den onderzoeks rechter dat hij gehandeld heeft om zich te wreken. Wanneer ik den patroon afmaakte, zoo verklaarde hij onder meer, wilde ik vluchten. Vreezende de moord ontdekt te zien, drong ik met een druivenhak- mes de keuken binnen en doodde er de vrouw van mijnen patroon. De grootmoeder die op het gerucht opgestaan was, viel insgelijks onder zij ne moorddadige hand. Twee meisjes en een knaapje der echt- genooten werden ook van het leven be roofd. Slechts een knaapje, die onder zijne dekens te slapen lag, ontsnapte aan de ijselijke slachting.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3