De'onthulling van het Dhanis gedenkteeken DeVergiffenis van den Monnik TEGEN GOUD OPGEWOGEN De heer Stiénon Verdragelijk leven DE BESTE NALATENSG De nieuwe lord=ma m (37#t® Vervolg.) Dicht bij de haven van Crao, in het dorp Las Cabanas... Ik vermoed wat gij wilt doen... Gij denkt altijd nog dat die geheimzinnige persoon Alonzo Cano is... Noch gij, noch ik zijn dienaars der jus- ticie.... O riep Murillo uit, ik zou mij als onteerd beschouwen, als die ongelukki ge gevat werd ten gevolge van de on voorzichtige woorden, die ik mij heb la ten ontglippen. Die woorden zijn in mijn huis ge sproken, hernam Aguidas, en ik zou te kort komen aan den plicht der gastvrij heid, die den Spanjaard zoo heilig is, in dien ik u niet hielp, dengene te bescher men, dien wij aan een ernstig gevaar hebben blootgesteld... Thans begrijp ik zijne afzondering, zijne mensckenvrees. Als hij herkend wordt, is hij verloren Het zal u zoo min als mij gelukken, on der weik voorwendsel ook, de deur van het Gesluten Huis te openen. Len enkel scüepsel te V alencië dringt uoor tot den- gene die zien Riuaito noemtik geloof zelis dat nij tüans ae woning van den scüilder deelt... Iracht Milagro te spre ken, zeg nem uw naam en God helpe u voor het overige. De graaf naaide eene beurs vol goud uit den zak. Spaar niets, zegde hij, een mijner bedienuen zal u tot aan net dorp bege leiden... Gij nebt in elk geval uen ge- keeien nacnt voor u, om maatregelen te nemen... jLorenzo Tarifa zal tot morgen bezig zijn, om een plan samen te stellen, dat nem zal veroorloven zich van den persoon van Alonzo Cano meester te ma ken... Hoe geweldig de justicie ook zij, toch moet zij onmisoare voorzorgen ne men; net aanhouden van een Spanjaard, zonder reden en ten gevolge eener ver gissing, zou tegen den reenter, die zich aan zoo iets nad schuldig gemaakt, een storm doen losbarsten, wiens gevolgen hij zeer zou te duchten hebben... Loren zo Tariia kan niet nalaten zijne ambts broeders te raadplegen en eerst op een zeer gevorderd uur van den morgend zullen de lieden der justicie, zich naar het gevloekte kuis begeven, dat Mila gro s eigendom is... Maar, wierp Murillo op, de poorten der stad zullen gesloten zijn. Gij kebt gelijk, zegde de graaf, wij zullen genoodzaakt zijn te wackten, traenten wij ten minste het in snelkeid op lama te winnen. Ik zal u vergezel len, ten einde u, in geval van nood, te kelpen. Murillo en de graaf Aguidas vertrok ken. He dageraad begon den hemel te kleuren; binnen een uur zouden de poor ten geopend worden. Len oogenblik kwam Aguidas op de gedaente, de kracht van het goud bij den wachter der Zeepoortte beproeven, ten einde deze spoediger te doen openen; maar al koes terde mj ook de hoop, dien man, die an ders zoo nauw niet zag, om te koopen, hij kon zich daarover niet lang meer il- lusiën maken: een tiental soldaten in het gelid schenen het bepaalde uur af te wachten. Up hun gezicht kon Aguidas eene beweging van schrik niet onder drukken; hij vreesde aanstonds dat de aanhouding van Alonzo Cano spoediger kon plaats hebben, dan hij eerst gedacht had, en dat Tarifa zich liever aan over maat van iever zou schuldig maken, dan de vangst van den beschuldigde te mis sen. Eindelijk rolden de deuren op hare hengsels en de soldaten gingen twee en twee de groote laan op, die naar de ha ven Grao voerde. God zij gedankt! zegde Aguidas, er blijft ons nog een redmiddel over. En dat is? De soldaten trekken in rechte lijn laat ons de kromme lijn nemen. En de graaf strekte de hand naar een steenigen weg uit. Beiden sloegen hem in. Aan de eene zijde van dien weg strek ten zich maïsvelden uit, die door de hoogte van het graan een waren muur vormden aan den anderen kant bood eene olijvenbeplanting in geval van nood eene schuilplaats aan. Beiden verhaastten den stap, zich ang stig afvragend, of het hun mogelijk zou zijn in den tuin van Milagro te komen, alvorens de soldaten dóór de deur bin nenkwamen of geweld gebruikten, als men hun den toegang tot het huis wei gerde. Zij durfden elkander niet toe spreken zij zouden elkander slechts hunne vrees en hunnen angst mede te deelen gehad hebben, en ieder van hen had al zijn moed noodig. De graaf zegde slechts tot den schil der Binnen een half uur zullen drie f«aarden ons op eenige schreden van de aan wachten. Eindelijk bevonden zij zich voor den tuin van Milagro. Geen enkele uitgang kwam in het veld uit. De twee mannen zagen tegen den tamelijk hoogen, maar door den tijd vervallen muur op. Wij moeten er overklimmen, zegde Murillo bedaard, en daar belast ik mij mede. Heer graaf', in dit geval moeten wij de rollen verdeelen. Gij zult wel zoo goed zijn hier op Alonzq te wachten en hem naar de plaats te brengen waar de paarden staan. Ik voor mij heb mijn plan reeds gemaakt. Ik ben jong en vlug, niets schijnt mij gemakkelijker dan boven op dien muur te komen. Blijf op deze zelfde plaats. Binnen twee mi nuten zal mijn vriend bij u zijn. Murillo zette zijne voeten in de gaten, die door het uitvallen van eenige stee- nen ontstaan waren, en bereikte weldra den rand van den muur. Daar gekomen zag hij naar beneden en liet een kreet van vreugde hooren eenig hekwerk, waartegen boomp'jes opgeleid waren, vergemakkelijkte het afklimmen zeer, en ofschoon het in slechten staat was, bediende hij er zich gelukkig genoeg van, om spoedig in den tuin te zijn. Vervolgens naar de deur gaande, opende hij ze snel, en stond opeens vlak tegenover José, die zijne werkzaamhe den in huis begon. De bediende van Milagro wilde het binnentreden van den jongen man belet ten, doch deze zegde met eene uitdruk king van waarheid, die geen twijfel meer overliet Het geldt het leven van uw mees ter José boog en wees de kamer aan van den beeldhouwer-schilder, die in Valen- cië onder den naam van Ridalto bekend was. Zonder te aarzelen, zonder te beden ken welken indruk van schrik zijne komst op zijn ouden kunstbroeder moest maken, stortte Murillo zich in het ver trek. De kamer was ledig, maar in liet aangrenzende vertrek, welks venster op de zee uitzagen, zat een man voor een schilderezel en schilderde met het vuur der begeestering. Murillo ijlde naar dén kunstenaar en klemde hem in zijne armen. Alonzo riep hij uit, Alonzo Toen de gast van Milagro zich aldus hoorde noemen, werd hij plotselings doodsbleek. Zwijg zegde hij, zwijg Vervolgens met een wantrouwend oog rond zich ziende, zegd hij Hoe zijt gij hier binnen gekomen. Door den hof ik ben den muur overgeklommen Gij kunt geen verrader zijn gij moet dus een redder wezen. Inderdaad, zegde Murillo, ik kom 11 aan het gevaar ontrukken, dat u be dreigt Wie heeft mij dan verkocht Wie vroeg Cano op wanhopigen toon. Gij zelf, ongelukkige... Gij hebt kunnen gelooven, gij hebt moeten ge- looven, dat uw talent het geheim van uw naam niet zou openbaren... Maar dat was dwaasheid Of ge als schilder, of' als beeldhouwer arbeidt, gij blijft altijd Alonzo Cano. Het was gisteren in de kunstverzameling van den graaf Agui das... daar is uw naam genoemd... In tegenwoordigheid van edellieden ware dit misschien niets geweest, men kon hun verzocht hebben te zwijgen maar de rechter Tarifa was daar, en Tarifa zal zich verdienstelijk willen maken.... Voor twaalven zult gij gevat zijn... mis schien reeds binnen één uur. Binnen één uurherhaalde Cano met schrik. Murillo opende het venster en boog zich er uit. Opeens bemerkte hij de sol daten en schielijk de hand van Alonzo vattende, zegde hij Vluchtzonder omzien, zonder een minuut te verliezen. Aan den anderep kant van den muur wacht u graaf Agui das hij heeft paarden besteld, die u op geringen afstand zullen wachten. Maar gij vroeg Cano. Ik Ik blijf. Dierbare en edelmoedige vriend, ze^de Alonzo, uw gedrag bewijst mij voldoende, dat gij mij niet schuldig ge looft Ik geloof u den edelsten en onge- lukkigsten der menschen. Murillo strekte zijne armen uit en drukte Cano aan zijne borst. Op hetzelfde oogenblik deed het ge luid van een afgemeten tred zich hooren voor het smalle bloemperk, dat de plaats van het huis scheidde. Een gebiedend teeken van Murillo, een smeekende blik overwonnen de laat ste tegenbedenkingen van Cano hij snelde de werkplaats uit terwijl het hoofd van het gevolg den zwaren klop per op de deur liet vallen. Het verschrikt gelaat van José ver toonde zich tusschen de plooien van de gordijn, die den ingang sloot. Doe open, zegde Murillo bedaard. En terwijl de knecht al bevende aan dit bevel gehoorzaamde, vatte de leer ling van Pacheco het palet met de kleu ren op, zette zich voor den ezel en begon met de zekerheid en vaardigheid, die hem gewoon waren geworden, de figuur af te werken, die Alonzo Cano geschetst had. Het hoofd van het gevolg opende snel de werkplaats en trad naar den kunste naar toe. Ik neem u gevangen, zegde hij, terwijl hij de hand op diens schouder legde. Murillo wendde zich om naar den sol daat en antwoordde met een glimlach Dat zie ik welIk wenschte slechts te weten waarom. Die voldoening zal u spoedig ver schaft worden. Brengt gij mij dan aanstonds naar de gevangenis? hernam Murillo. AVij zullen hier senor Tarifa af wachten. Heel goed zegde Murillo ik kan dus met schilderen voortgaan Zooals gij wilt. Eene buiging van Murillo dankte den soldaat, de kunstenaar ging voort met aan het begonnen doek te arbeiden. Het was een «Gestorven Christus», met eene uitdrukking vol smart en waar heid. (Wordt voortgezet.) Zondag laatst werd te Antwerpen het Dhanis-gedenkteeken onthuld, midden een overgrooten volkstoeloop vrienden, kennissen, bewonderaars, oud-Congo- ambtenaren, hadden er aan gehouden talrijk de onthulling van het gedenktee ken, opgericht ter eere van den baanbre- ker, bij te wonen. Onze photo beeldt M. Corty, voorzit ter der Antwerpsclie Handelskamer, ter wijl hij eene redevoering houdt. In de tribuun ziet men de ministers -Renkin en Segers en staatsminister Cooremans. Op het voorplan, links, de beeldhouwer van het gedenkteeken, M. Frans Joris. De heer BischoÖ', en welstellend koop man in New-York, had eene allerliefste dochter van zeventien jaar, met naam Ida, en een bediende, John Brown, die den benijdenswaardigen leeftijd van vier-en-twintig jaren had bereikt. Zoo als in zulke gevallen wel meer gebeurt, kregen de jongelui malkander lief, zoo- dat de jonge Brown eindelijk, op zeke ren dag, zijne stoute schoenen aantrok en bij den vader de hand van zijne lieve dochter kwam vragen. De oude heer gaf hierop echter een barsch bescheid, en zei, van goeder hand te weten, dat Brown nog maar pas een paar honderd dollars van zijn maandgeld gespaard had, en verklaarde in tegenwoordigheid van getuigen,: Ik geef u mijne dochter eerst, als gij in staat zijt, haar met goud op te wegen. Brown nam hem bij zijn woord en ver langde die toezegging schriftelijk. In de overtuiging, dat de jongman nooit zooveel geld bijeen zou kunnen krijgen, werd die toezegging schriftelijk ver leend en door twee getuigen ondertee kend, en zoodra Brown haar in zijn zak had, ging hij naar het goudland op reis, om goudgraver te worden. Verscheidene maanden achtereen ar beidde hij zeer ongelukkig maar toch bleef hij met Ida in bestendige brief wisseling en verzekerde haar heilig en plechtig, niet te zullen rusten, voor hij m staat was, haar met goud te wegen. Het meisje liet zich in het geheim we gen en zond hem de cijfers van hare zwaarte toe. Tot tegenwicht daarvan in goud werden 36,DUO dollars gevorderd. Up een gelukkigen dag deed Brown daar eene vondst ter waarde van 20.000 dollars, waarbij hij kort daarna nog 3,000 dollars met het spel won. Nadat hij van dit laatste geld weer 2,000 dol lars verloren had, nam hij het besluit, nooit meer te spelen, en hij heeft woord gehouden maar zich alleen bij het graven te bepalen. Toen Ida's vader vernam dat Brown reeds eene aanzienlijke som had bijeen gebracht, zei hij Hm Mijn woord blijf ik gestand, maar ik laat mij ook geen enkele cent afdingen. Nu begon het meisje, om ook van ha ren kant mede te helpen, zich een aller strengst diëet op te leggen, om haar ge wicht te verminderen, zoodat zij na kor ten tijd aan haren beminden schrijven kon, dat hij al 2,000 dollars minder op de schaal had te leggen. Zijn antwoord hierop waren de ernstigste smeekgebe den, dat zij die vermageringskuur toch vooral niet voortzetten mocht, en einde lijk kwam hij gelfs onverwachts met 40,000 dollars in New-York aan. Het meisje werd nu tegen goud op gewogen en bleek, op de schaal-niet meer dan 30,000 dollars te halen. Bij dit geld voegde de oude heer nu van zijnen kant 30,000 dollars tot uit zet, en de verliefden werden tot een echt paar vereenigd. Walgend voor de dwingelandij der Brusselsche gasthuizen geeft de Heer Stiénon zijn ontslag als geneesheer der hospitalen. Na dokter Delcourt, is het de beurt aan dokter Thoelen. Na dokter Thoelen is het deze van dokter Stiénon om zich terug te trekken. M. Delcourt, ofschoon een oud-leer ling der Universiteit van Brussel zijnde, werd van kant gezet. M. Thoelen, die ook moeilijk voor een klerikaal zou door gaan is a mishandeld geworden. M. Stiénon trekt er uit. Hij heeft genoeg van de dwingelandij en het Jacobijnism van den raad der gasthuizen. Wij verne men dat zijn ontslag als dokter der hos pitalen reeds een voltrokken feit is. Ziedaar dus duidelijk de denkwijze door Dr Delcourt, op raad der Brussel sche gasthuizen medegedeeld, bevestigd. Wee hem, die weigert het hoofd te buk ken. Noch de ouderdom, noch de dien sten, noch de beroemdheid tellen in de oogen dier Jacobijnen. Zij moeten, als geneesheeren, politieke agenten, een soort van gediplomeerde knechten heb ben. En terwijl die heeren al de genees heeren der Brusselsche gasthuizen bui tenkegelen, beschuldigt een oud-leerling van St-Louis, in de Kamer het gouver nement, zijne tegenstrevers te verdruk ken en den burgeroorlog voor te berei den. Yele menschen meenen en zeggen dat het leven niet al te verdragelijk is, ten minste zoo spreken zij die tal van tegen kantingen op den levensweg ontmoeten. Wanneer men den vrede des herten be zit is men zeker verduldiger, want de wroeging van 't geweten is eene onver- dragelijke en allerlastige foltering. Ge lukkig dan nog dat men ze gevoele, want ongelukkiglijk zijn er menschen die de stem van hun geweten of van hunne consciëntie uitgedoofd hebben en dus niet meer hooren. Om een verdragelij ker leven te leiden laat ons een a beetje meer geduld en toegevendheid bezigen om dezen of dien persoon te verdragen, dien we nochtans niet al te veel genegen zijn, en met. wien we moetf n kost kost omgaan. Een weinig meer standvastig]^ om aan een werk te blijven, hetwéj ons moeilijker voorstellen, dan het kelijk is, zal ons zeker van geen komen Een beeije meer sterkte om te blijven als er iets voorvalI, w ruste of vrede ^stoort is er cok i noodig. Een beetje meer lieftalligheid, k nelijkheid en zelfbeheerschir. terstond en altijd te doen opmerk we gestoord zijn, moet ook van! tand zijn. Een beetje meer blijmoedig! om de goede en lichte zijde van al! zien en alles zoo zwaar en i.'roevij op te nemen, zal ook weer 't zijj lragen om 't leven verdragelijk ti ken. Boven alles een weinig «neer ?n wat meer naderen tot de IfH. 1 inenten tot zuivering van 't en versterking van den wil en tot winning van alle moeilijkheden, ook aangepakt en vervuld wo:dm. Denkt toch na, dat we allen mem VOc mdereen zijn en dat we met gten ten te doen hebben zeker, latiri Seniel zal de vrede eeuwig duren. VW ids Dl «4 Er was over eenige dagen in buurte eene burgerlijke begrafeai een nog jongen man. 't Moest er van komen, zegd icho gebuur zulk leven, zulke dood Zijne moeder had in haar w een schoon spaarpotje gewonnen, een ander, maar om de opleiding haren jongen heeft zij zich nooit kommerd Ja Hij was in slechte handt vallen, dat is zeker maar de heeft nooit eene school gehad wj van God of zijn gebod gehoord dat is eene groote leemte in de opvo van een kind. Yeel geld of goed zal ik niifveie mijne kinderen kunnen nalaten, een, maar ik mag gerust zeggen hun eene goede opvoeding bezoigi en dat ik hen altijd naar gods liei scholen heb gestuurd, hoewel iiiei en meer dan eens, er andere is voorstellen. Inderdaad, de belangen van derziel moeten evengoed, of nog verzorgd worden dan de rest. 0( ren 1 grijpen wij niet dat sommige goede vruchten verwachten van den boom, en handelen alsof 1 geene ziel heeft. In eene groote stad als de het reeds zoo moeilijk zijne kil Dlel. braaf en goed op te voeden, dut ders ten zeerste moeten letten opii der scholen. Wie de school zonde En v kiest, moet later niet klagen, dal wgl- kinderen buiten God en zijne leven en sterven. Zoo is 't. Alle ouders beminnen hunne ren, doch velen verwaarloozen dei ue kinderziel Ondertusschen reed de lijk wag y pot en vod, zonder kruis weg, d< wegvoerende, wiens leven waar [aan lijk heel anders ware geweest, in zijne jeugd eene christelijke bezocht. VAN LONDEN ijk ube ige. met len n, 1' eeke pen ar o n st nhe iom< lat nad chta schoi la n leken Rekt k I laar i t k snn we et jon, 'an eel 1 Nu, >n ooj Gaat

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 2