De Koopman
Stiet Antwoord van J$/l. ^^nU-iTn>'
OPFJGiïTIKG
EENER KEK
28 MN 27 OCT. 1013.
- DE VOLKSSTEM
T"ïfeï**?*->,ry»* r~ -
Men weet dat M. do Volksvorlegenwoor-
diger Verhaegen aan den minister van kolo
niën de volgende vraag had gedaan
ïot den minister van koloniën richtte ik
twee vragen (26 Januari en 20 Mei) naar
aanleiding van de beschuldiging van kinder
moord, uitgebracht togen Pater Cambier,
aposloliscLon prefekt in Congo, en van do
wijzen waarop, volgens de beweringen van
Pater Cambier in eon en door de [bladen af-
gekondigden brief, een magistraat der kolo
nie opsporingen zon doen.
Uit een verslag van den procureur gone
raai Duchesne blijkt nu, dat Pater Cambier
ton onrechte werd beschuldigd van builen
gewone erge feiten en dat de eer van den
missionaris en van don [burger in do hoogste
mate verdacht werd en wel zonder het min
ste nut.
De aanklacht van Pater Cambier tegen
een magistraat der kolonie is dus opnieuw
van belang.
Roods op 20 Mei antwoordde do minister
als volgt
- Ik kan thaus geen volledig en stellij
antwoord geveii op de vraag of cr fouten
worden begaan in den loop van het onder
zoek, omdat ik niet allo stukken voorhanden
hob, doch indien er vergrijpen werden go-
pleogd, zullen zij gestraft worden.
Ik ben overtuigd dat de minister zich
mot deze zaak heeft bezig gehouden. De dui
delijke en gebiedende bepalingen der akto
van Berlijn, evenals zijn vaste wil om aan do
missionarissen, binnen do grenzen van hun
nen werkkring, al het mogelijke gomak te
geven om hun bewonderenswaardig werk
van evangelieprediking en van beschaving
ito vervullen, sprekon daarvoor borg.
Hot zou mij genoegen doen, dat dit
openbaar bevestigd werd met genoegen
zou ik levens vernemen welk gevolg werd
gegeven aan de aanklaoht van pater Cam
bier. n
Ziehier het antwoord van den minister
De eerste beschuldiging. Inlichtingen.
Jn antwoord op de vraag van het achtbaar
lid, wensch ik, in korte woorden, in herin-
Boring te brengen boe ik kennis kréég van
de beschuldiging uitgebracht tegen oerw.
(Pater Cambier, en te zoggen op welk oogen
blik en in welke mate ik tusschen beide
kwam.
De beschuldiging werd mij ter konnis ge
bracht door een cijfer telegram op 22 No
vember 1912 ontvangen en luidende als
▼olgt - Lusambo onderzoekt zaak zendo-
•ling Cambier, beschuldigd zijn kind gedood
en begraven te hebben. Denzelfden dag
vroeg ik telegrafisch of hot telegram over
gemaakt was, en ik voegdo er bij Zoo ja,
telegrafeer meer omstandig.
Op 26 November 1912, ontving ik een
telegrafisch antwoord luidende: Procureur
generaal heeft van staatsprocureur Lusambo
volgend telegram ontvangen substituut
Leclerq, op doortocht Bona Makina, heeft
klacht ontvangen tegen Cambier. Deze zou,
vorig jaar, mulat kind gedood hebben dat
hij had van do genaamde Niomba en ver
volgens lijk begraven in zijn huis. Zeer om
standige klacht. Ik heb twee vrouwen aan
gehouden ik neem ze in hechtenis (1) Luebo
voor gezamenlijk verhoor. Cambior niet ver
wittigd. Brief volgt. Luebo. Volgens Le
clerq, heden te Boma afgestapt, zou klacht
voortspruiten uit wraak vrouw Mushudi-
kwabo tegen zonding. Het ware moeilijk
schuld zendeling uit te maken.
Ik wachtte een verslag af van den procu
reur generaal, wanneer, op 21 Januari 1913,
dagbladen den brief bekend maakten op 15
November 1912 door eorw. pater Cambier
lot don hoer Munch Larsen Naur gericht.
Ik wist tot dan niets van het bestaan van
dezen brief.
Op 22 Januari telegrafeerde ik naar Boma
Dagbladen vermeldden gisteren brief Cam
bier naar Munch Larsen Naur en gaven
rond der zaak aan. Ben zeer verwonderd
zonder dossier noch verslag te blijven.
Op 27 Januari ontving ik de eerste stuk
ken een brief van den heer Muncli Larsen
Naur, aan den procureur generaal, gedag-
teokend Lusambo, 5 Decemberafschrift
van den proteslatiebrief van den eerw. pa
ter Cambier aan den hoer Munch Larsen
Naur eone nota van den heer Leclerq
(Boma, 25 November) en een verslag van
het parket-generaal over deze stukken.
De brief van den heer Munch Larsen Naur
gaf over de feiten oen anderen uitlog de
eerw. pator Cambier werd niet meer van
kindermoord beticht doch van vruchtafdrij
ving.
De heer Munch verklaarde dat de heer
Leclerq was bijgestaan geweest door een
slechten taalman. Hij kondigde aan dat, ge
zien de houding van den oerw. pater Cam
bier,; hij voorloopig het onderzoek had ge
schorst. Ik was niet in 't bezit van do getui
genis afgelegd voor den heer Leclerq noch
van dezo door den heer Munch ontvangen.
Op 7 Februari schreef ik aan den procu
reur-generaal. Uit mijn brief haal ik het
volgende aan
6® Vervolg
Anna trotseerde den prins, toen hy van den
«aren kwam, door een hardnekkig zwijgen,
waaraan zij den schijn van verstrooidheid
wist te geven.
Daarentegen babbelde ze veel met den
luitenant en liet zich zyne galanteriën
niet zonder kleine aanmoedigingen welge-
vallon. Victor zag daarin meer dan voor
zijne rust goed was, en twijfelde niet aan
toekomstige overwinningen
VI.
De dagen die op deze wandeling volgden,
brachten voor Victor Alm niets damkwellen-
de afwisseling van hoop en wantrouwen, al
naardat Anna's gedrag in licht en schaduwe
Speelde. Als trouwe medegezel by de uit
stapjes, die Mijnheer von Heusenberg onder
nam, vond Victor de gunstigste gelegenheid
Dm met Anna in aanraking te komen.
De gohoimraad dronk des morgends bron
water en liet voorts gedurende den dag niet
©erkon dat hij badgast was. Lichamelijk be
wegelijk tot onrust toe, geestig, levendig en
iltfid goed geluimd, wist hy zijn humeur den
rechten kern, zyne grappige eigenaardighe
den de beminnelykste onschuld te geven.
De dagen volgden elkaar in bijna onafge
broken reeks helder, lieflijk, rein, als ge
schapen voor pleziertochtjes in den schilder-
ftchtigen omtrek op.
't Was eens het hertogelijk slot op zyne
luchtige verhevenheid, waarheep het gezel
schap een uitstapje deed. Op het met zink
bedekte dak, vanwaar men het bewonderens-
Weerdig panorama geheel aanschouwen kan,
gaf Helena met een warm gemoed hare
Verrukking luoht. Doch geen echo beantwoor
de haar.
Mijnheer von Heusenberg toonde de meeste
onverschilligheid, prins Oscar zweeg, Victor
sag door Auna's koketterie verstrooid, meer
In haar donker oog, dan naar het bekoorlijk
uitzicht aan zijne voeten
Ook werd het slot van binnen bezien.
Prins Oscar bemerkte lachend, dat men het
de Hcrsthoornen kon noemen, zoo kwistig
diende het hoofdtooisel van het edel dier hier
overal tot sieraad. Twee groote herten bewa
ken den ingang, hertshoornen op de trappen
bovon de portalen,hertshoornen aan de tafels,
stoelen, ramen, luchters overal hoornen,
waar men heen ziet een waarachtig gehoornd
kasteel
Gij dryft met alles den spot, zegde
Helena wat zou er wel zyn,waarvoor prins
Oscar geen spotternij gereed had J
Wilt gij dat weten 1 hernam hij zacht
en zijn helder oog glinsterde van warmer
geestdrift.
Helena zweeg. Ze veranderde plotselings
van kleur.
Mag ik u het eenige op aarde 'noemen,
dat mij met diep gevoel, met godsvrucht, met
hortstochtel ijken gloed vervult en bezielt
Gij zelf z'ijt het, Helena
Helena trachtte stil over die plotselinge
bekentenis te lachen. Doch de prins was be
sloten om van dit oogenblik gebruik te ma
ken.
Hoe moot ik dat stilzwijgen opvatten
vroeg hy fluisterend.
Prins, zegde Helena, zeer ernstig, ik
smeek u, dring niet verder bij mij aan. Reeds
eenmaal was ik genoodzaakt, u ontwykend
te antwoorden, omdat ik het niet onbewim
peld wilde doen. De open waarheid dus Ik
kan uwe genegenheid niot beantwoorden
Het woord is misschien hard, maar gy
dwingt er mij toe.
Hot is hard, antwoordde bij met eene
gesmoorde stem.
Daarop trad hij achteruit en herkreeg
na een kort stilzwygen zijn gewoonen toon
weder.
Sedert werd hij nog scherper in zijne op
merkingen dikwijls scheen hij somber,
zwijgend, behalve jegens Anna, die hij blijk
baar zocht te boeien. Was dit een bloote
taktiek van den afgewezen minnaar, of oefen
de de schitterende Anna werkelijk nu invloed
op hem uit?
Op een anderen dag trok het troepje des
Meer licht.
Ik keur ten volle goed dat de hoer pro
cureur-generaal aan den hoer Munch Larsen
Naur opgolegd hoeft hot begonnen onder
zoek voort te zetten.
Te geenen prijzé mag men ovor eene zaak
van zulk gewicht een twijfel laten beslaan.
Zoo er pliebtigen zijn, moeten zij ge
straft worden, doch indien de personen,
welke door de overdraagster werden be
licht, onschuldig zijn, moet evenzeer hunne
onschuld lange rechtswege worden vastgo-
sleld.
Ik dring op deze laatste bemerking aan.
In de veronderstelling van niet schul
digheid, verlang, ik dat het onderzoek niet
gesloten worde vanaf het oogenblik dat de
onderzoeksmagistraat de zekerheid zou heb
ben dat de vervolgingen moeien ophouden
ik wil dat het onderzqek tol het einde toe
worde voortgezet en geen bewijs ter ontlas
ting verwaarlooze, al kan het overtollig
schijnen.
Zonder uitspraak te doen over den grond
der zaak, waarover moest oordeel geveld
worden door de wettelijk aangestelde rechts
machten, deed ik uitschijnen hoe zonderling
het mij voorkwam, om geen erger woord
te bezigen, debeschadiging zooals de heer
Munch die samonvaUe, hoeveel wantrouwen
de aanklaagster moest inboezemen en wij-*
zende op de strijdigheden tuaschen de eerste
telegrammen en dé nieuwe beschuldiging,
bevool ik de heeren Munch en Leclerq zeker
getal vragen te stollen.
Ik voegde erbij - Ik druk .nogmaals mijn
innigen wensch uit op do hoogte gesteld te
worden van al de Omstandigheden van die
zaak en ik herhaal de onderrichtingen ver
vat in mijn schrijven van 22 Janiiari;
Op 1 April 1913 ontving ik do verklaring
afgelegd door den eorw. pater Cambier voor
den heer Duchesne, Boma.
De nauwgezetheid van die verklaring was
indrukwekkend.
Opdat oogenblik had ik geen enkel der
stukken van de beschuldiging onder oogen
ik bezat van deze laatste in telegrammen en
in verslagen twee onvolledige en tegenstrij
dige opstellen.
De uitleggingen van den eerw. pater Cam
bier waren nochtans zoodanig overtuigend
dat ik, op die enkele, verklaringen, mij ge
rechtigd achtte te zeggen op 20 Mei 1913 .-
Zij schijnen rechtstreeks en duidelijk te
bewijzen dat de beschuldiging uitgebracht
togen den eorw. pater Cambier, niot ge
grond is.»
middags naar het vriendelijke Langenschwal
bach, dat zoo vast aan zijne bergen ligt, als
een trouw hondje by zijne meesteres. De
meer naar zyne smaak zweemende bron De-
viel het verwende gehemelte van den gehaim-
raad beter, dan zyne morgensoep i
Onder deze blaiiwachtige daken, die het
badplaatsje het voorkomen van een weêr-
glanzende, geschubde slang geven, schijnt
vrede en ïuatigheid te woonen, zegde Helena
Waarom vergelijkt ge 't plaatsje niet
liever tr«t een ligge.hde geharnasten ridder
viel Victor haar schertsend in de rede.
Omdat ik dan niet zou kunnen zeggen,
dat er vrede on matigheid onder 't geschubde
harnas woonden, antwoordde zij lachend.
Nu, matig waren de oude ridders, maar
niet vredelievend, merkte Anna op.
Matig riep de'op tegenspraak bedachte
prins. Ja, dat bewezen zij door de daad. De
proef was hunne lievelingsbezigheid, dat be
wijst van veel gematfgheid.
O, ik bodoel het in een anderen zin, ver
dedigde Anna zich.£ Ik wildo daarmeö den
eénvoad der toenmaSigebehoeften aanduiden.
Die eeuw predikte eene leer van onthouding,
ze moot wonderlijk in hare eischen zyn ge
weest.
Juffrouw Anna schertst geloof ik, zegde
Victor, ik wist wel dat ge voor den eenvoud
van dien tyd geene hulde kunt hebben.
Noen, ik houd van het tegenwoordige
met al zijne naar voldoening hakende ge
woonten.
Het begrip van ridderlijkheid, hernam
do prins, is heden ten dage zeer verschillend
van datgene, wat men toenmaals daaronder
verstond.
Het sterft uit riep Anna lachend.
Wilt ge 't bewijs van het tegendeel?
vroeg Victor stil.
Waartoe? Ikbedank u. Ik geloof, wel
is waar, geerne dat gij gemakkelijk in 't har
nas kunt geraken, luitenant Alm, maar voor
't overige begeer ik niet, dat ge om mijnent
wil de verhevon eigenschappen van een oud
ridder voor u zeiven beproeft.
Hoe jammer, dat we geen tournooispeleu
Leclerq en Munch. Pater Cambier.
Op 13 Mei 1913 ontving ik do antwoorden
op sommige der vragen vervat in mijn
schrijven van 7 Februari 1913 en terzelfder-
tijd liet bericht dat de procureur-generaal,
do onregelmatige traagheid van het onder
zoek vaststellende, den heer Duchesne naar
Kassaï had gezonden. De procureur-generaal
vroeg mii of ik dien maalregol eoedkeurde
Ik antwoordde met volgend telegram
verwittig prqcureur generaal aanstelling
Duchesne volkomen goedgekeurd. Ware
goed Duchesne te bevelen alle inlichtingen
in to zamelon over de houding der magislr
ten die belast worden met de zaak Cambior.
Op 23 Mei 1913, zond ik een nieuw tele
gram waarin ik al de punten nauwkeurig
bepaalde waarover ik wenschte, na hot on
derzoek, de meening van den procureur-ge
neraal tekonnen.
Op 22 Juli seinde ik aan den gouverneur
generaal .- vraag procureur-generaal of
aanwezigheid eerw. pater Cambier nuttig of
noodig voor dezes verdediging.
Op 25 Juli, ontving ik volgend telegram
antwoord Procurour generaal acht on
schuld Cambier (eerw. pator) afdoende be
wezen aanklaagster bekent leugen dossier
en verslag met aanstaande postverzending.
Ik schlle het mijn plicht dat antwoord
onmiddelijk ruim openbaar to maken.
Op 23 Augustus 1913, ontving ik het rech
terlijk dossier. Het bevatte een docr bewij
zen gestaafd bevel tot met-vervolging,
De drukpers heeft dit bekend gemaakt.
De onschuld van den eerw. pater Cambier
is op schitterende wijze uitgemaakt en daar
toe is het zelfs niet noodig gewag te makon
van de bekentenissen der aanklaagster.
Uit het onderzoek van het dossier heb ik
de overtuiging opgedaan dat in deze zaak
erge misslagen worden begaan.
Naar aanleiding van toevallige omstan
dighedon, kwam niet tot den heer Duchesne
het bevel om de vereischte stukken over het
godrag der magistraton to verzamolen doch
mijns inziens, bevatten het rechterlijk dos
sier en de bestuurlijke dossiers der parket
ten in zich zelf het bewijs van erge beroeps-
feiten van w'ego do magistraten. Ik heb be
slist deze fouten te straffen.
Krachtens artikel 18 van do koloniale wet
en overeenkomstig met de proceduur over
dit artikel opgelegd door de artikelen 43 tot
57 van het decreet van 2 Augustus 1912.
heb ik, bij brief met den jongsten post, aan
den heer procureur-generaal overgemaakt
het bevel om de rechtsvervolgingen in te
stellen.
Onder den huldigen toestand van de straf-
meer hebben, merkte prins Oscar op in
onzen tyd, wanneer 't niet meer gebruikelijk
is, de kleuren zijner beminde to dragen, is
't ook zeer moeielijk, om zyne dame te. her
kennen. De wereld is een groot karnaval ge
worden alles draagt maskers.
Helena voelde den stekelingen zin dezer
woorden.
Juist omdat iedereen aan 't masker ge
wend is, zegde zij licht schertsend, is een
onbedekt woord met open vizier of zonder
masker, zoo moeielijk te herkennen.
Als 't u belieft, geeno redeneeringen
meer over moderne zedekunde, riep M. von
Heusenberg lachende, is de wereld werkelijk
een karnaval, zoo stelle een ieder zich naar
hertelust tevreden de vrijheid van 't masker
is ook eone vroolijke zaak.
Op eén andoren koer reed men naar 't stille
Schlangenbad.waar do morgondstond frissche
bekoorlijkheid over hét afgescheiden plaatsje
wierp. Hier beviel het Helena buitengemeen,
Anna vond hot voor een uurtje dragelijk, M.
von Heusenberg zegde dat het niet fraai en
vervelend, gelijk de prins beweerde maar
fraai toch vervelend was, hetgeen altijd een
onderscheid uitmaakt.
Zyn hier slangen vroeg Anna, met
haren parasol de afgevallen boschnaalden
doorwoelende.
Zeker nietzegde prins Oscar.
Maar waarvan is dan de naam der plaats
afkomstig vroeg Anna, terwyl zij zich bukte
om naar de mieren te zien.
Daaromtrent bestaan verschillende uit
leggingen, zegde de prins. Velen beweren,
dat hij afkomstig is van de gladheid der huid
die de bron geeft. Velen willen ook van on
schadelijke slangen wéten, die hier in de bos-
schen zouden leven. Overigens blijkt het
buigzamo karakter van het bad reeds daaruit
dat hier eene gewoone koe do rol van het
hort hoeft gespeeld, dat de Carlsbader-bron
hielp ontdekken.
Is dat een sprookje of een ondeugend
uitvindsel van u,prins vroeg de geheimraad.
Ik ben niet zoo gelukkig, om ondeugend
en viudiDgrijk te gelijkertijd to kunnen zijn,
proc editor ia het mij niet mogelijk bek,tJ
making te geven van de feiten welke ik 1,
alist heb te onderwerpen aan de beoordeeli»,
van het hof van beroep, doch dit kan ik nl
zekeren dat het eigenlijk dossier, de notji
en de verslagen uitgaande van de betrokkoi
magistraten zorgvuldig werden bestudeert
en dal ik bepaalde besluilen heb uitgedrukt
waarover het hof van beroep uitspraak n]
hebben to doen.
Ongetwijfeld zal de proceduur slechts bij.
nen enkele wekon volledig zijn do raagi,
straten zullen te Boma moeten teruggeroa.
pen worden, waar het hof van beroep hunm
uitleggingen zal hooren.
(1) Aldus verklaard moet ongetwijfeld
neem ze mee.
TE ELISABETHSTAD (Belgisch Congo
NATIONALE INSCHRIJVING
De aanzienlijke uitbreiding der Boigiscli»
Kolonie, gevestigd te EUsabethstad, in Ka-
tanga, hebben de burgerlijke on geestelijk»
overheid doen besluilen in die stad oen»
Kork op le richten, bestemd om do geesie-
iijko betrachtingen onzer daar govosligde
medeburgers in te willigen. Een komilek
in Bolgiö lot stand gekomen ten einde hoo
behulpzaam te zijn tot het bereiken van dal
doel en om medo te werken tot dat vader
landslievend werk. Ieder katholieke Bel;
zal het zijne willen bijdragon, boe gerinj
die bijdrage ook zij, let het opbouwen
dien tempel die^ op Afrikaansohen bodem,
aan onzo duurbaro kolonisten, de gedachte-
nis van hel vaderland en don eoredienst tel
God moet herinneren.
Komiteiten zijn ingericht geworden onder
do hooge beschaming van Haro Majesteit de
Koningin en met de goedkeuring van Zijne
Eminentie Kardinaal Morcier, ten einde dit
gedacht uit te werken.
Dio komiteiten richten zich tot al de Bel
gen, groot en klein, rijk en arm j zij vragen
aan ieder in de mate van hel mogelijke,
Bteon to willen aanbrengen tot het bou
wen dor Kerk van Elisabolhstad, die stee-
nen zullen 0.10, 0.50, 1 en 2 fr., enz.
bedragen en, groepsgewijze samengegaan!,
aan de zorgen der onderkomiteilen worden
toevertrouwd.
Onder de hooge goedkeuring van Z.E.H,
Kanunnik Roelandts, Pastóor-Deken
Aalst, is ook to Aalst een komileit gesticht,
om die steenen aan den man te brengen.
Wij kunnen enkel dat edel werk bij onze
lezers ten volle aanmoodigen.
gaf den prins ten antwoord zeker, eene koe
dronk het eerst bij wijze van proef, van de
lauwe bron en genas van eeno langdurige
ziekte. Hoe zij heette hoeft men niet gezegd.
Op zekeren avond was 't klein gezelschap
juist uit den Eppsteiner-olienjolen terugge
keerd en Victor Alm op 't punt om zyn toilet
voor de avondtafel in 't koerhuis iü orde te
brengen, toen hy door een sterk geklop es
gelijktijdig openen zyner kamerdeur ver
schrikt opsprong.
Gy hior, vader riep Victor, wat eene
onverwachte verrassing
De koopman Alm, een kolossaal man, dia
gespierd en tevens zoo buigzaam als
romeinsch worstelaar was, liet vergenoegd
lachend zyne'prachtige tanden zien, viel
daarop gemakkelijk in eén en leuningstoel,
zoodat deze ervan kraakte, en gaf zyo
jongen een flinke» klap met de hand.
God zegeue u, bosWjougen Terwijl ik
voor zaken reisde, kwam ik hier juist voort?
en moest toch eens even zien hoe gy hel
maakte. Ik overrompel u, hé
Waarlijk dat had ik niet kunnen droo-
men.
Ik kom uit de residentie, hernam de
koopman glimlachend daar heb ik madame
mijne schoonzuster mijne opwachtiug g*
maakt. Nichtje laat u groeten. Dat is een
allerliefste schepseltje, vindt ge niet?
Allerliefst Ja
Gij hebt een wit voetje by haar, ge-
loof ik.
Dunkt u
Ei, ei, zegde de koopman, gij zyt kort
en bondig geloof ik gij ziet er echter somber
uit. Hoe gaat het met de wond
Ik voel beterschap.
En toch zoo slecht gemutst
Gij bedriegt u, zegde Victor ontwykend'
De kooptnan stond op.
Ik laat mij niets wys maken, sprak hij
met eene diepe, metaalachtige stem gij hebt
van kindsbeen af slecht kunnen huichelen.
LWordt voortgezet.