PANAMA KANAAL SS De Generaal van Ziethen en Frederik de Groote ALLERLEI 11 'u a M. Bertillon dan tocli eindelijk van geko- iet Kanaal van Panama is er en jj 11 er schepen doorgevaren, door heeft de scheepvaart wede- set en grooteu staP vooruit voor de wereld, vermits de reis van Clii- [apan naar de West-Europeesche er merkelijk zal door verkort ijJi Panamakanaal, den Atlantiscken .jjt, i met den Stillen Oceaan verbin- werd verleden week vol water ge- Sc [yoor waren ook wat formaliteiten ali kt. Het was namelijk president i, van de Vereenigde-Staten, die t'zijn kabinet van liet Witte Huis, d.uuu mijlen van het Panama- ïter hal liten dronkaard kan zie li beteren goede gevelschilder, met eene ;e en werkzame vrouw gehuwd, iet de opbrengst van zijn dagloon, izijn in zijn huishouden bewaren [g iets voor de toekomst overhou- (ij ongeluk bezocht onze man de gen vaarwel het welzijn vaar- gerustlieid waarvan de arbeid en [elmatig gedrag de bron zijn. Na reek, na veertien dagen aanliou- bei ii'beiden, liet hij zich medeslepen waren acht dagen van luiaardij, jrwoestingen en wanorde. nu de dronkenschap over, dan en het ongeduld der knaging en haamte, de overtuiging van zijne ing, van zijne lafheid, van de er- die hij gegeven had nog acht werden dan in de moedeloosheid de neerslachtigheid van een op- aar niet werkend berouw door- wo iht. eens s was het leven van dezen onge le gedurende twaalf jaren en ik denken hoe ellendig het lot was jne vrouw en zijn kind, want de 'n(ïe lelijke drift der dronkenschap ,e s{ niet alleen voor onfeilbaar uit- 1 tot el den dronkaard te onteeren en feig te maken; hij stort nog ge- et huisgezin in eene zee van ram- Jac ellif d ei kanaal verwijderd, bij middel der elec- triciteit, den laatsten dam deed springen welke de wateren van beide Oceanen scheidde. President Wilson duwde in zijn kabinet op een knopje en terzelf- dertijd vloog de dam, in welke talrijke dynamietinijnen elektrisch verbonden waren, de lucht in. Nog slechts eenige baggerwerken blijven nu in het kanaal te doen en dan zal de scheepvaart onbe lemmerd kunnen plaats hebben. Weldra zal men langsheen het kanaal groote steden zien oprijzen. Reeds is er eene, Colombo genaamd, welke zich da gelijks meer en meer uitbreidt en welke door verscheidene groote spoorlijnen met de bijzonderste Amerikaansche ste den zal verbonden worden. ide dat am :ondi wai irruim een jaar nam de vrouw van milder eene arme zuster in haar p, die, zonder de minste middelen, re gebleven, aan eene borstkwaal rijnde met het droevige gedacht j eene kleine dochter van elf jaar zou achterlaten. Zij durfde aan ofde uister niet zeggen neem mijne nietfer en dien haar tot moeder, wan- ik niet meer zal zijn. Het was r£j j| wster eenen nieuwen last opleggen sschien het kind aan de verwijtin- m de oploopend li eid van den man 'tellen, wanneer hij, verhit door itftank of wrevelig zou binnen ko- oa in schuldig brassen het brood gansche week verteerd te hebben, de gebeden der ellendige zieke, are smarten vervoegd, moesten d< zegeningen trekken over dit huis- [waar zij in haren nood, van dc:i kaars schoonbroeders zeiven ei 3 tfderijke herbergzaamheid gevcü- ad. ondanks zijne misslagen, bestond 8 goeds bij dien man hij toonde medelijdend voor de zieke, en hij Mde met welwillendheid en eer- leu weerdigen priester, die aan de nde de vertroostingen van den tenst kwam brengen. jj] '8 zelfs, dat de arme moeder hare er m de armen drukte, en terwijl nr inet kussen en tranen overdek- n angstvol vaarwel scheen te zeg- nam de werkman hare hand en |liaar met bewogen stem Louiza, maak u niet droef jover de tost der kleine mijne vrouw en ik i er zorg voor dragen wij nemen voorhand aan en zie ik zweer het jj ik verzaak voor altijd den drank l®ld, dat ik in dronkenschap ver- zal meer dan genoeg zijn om het te voeden. Jank u broeder, zegde de sterven- gjank u voor dit goed woord dat, ik f*i gemeend is. Nu zal ik gerust Hat God u zegene en u beloo- J'jne laatste bede zal voor u wezen, ge dagen later was het bed ledig fd weende toen het de kist uit de had zien wegdragen. Hare moei haar aan het hart en zegde haar Moed, lieve kleine 0 ik zal u voor twee beminnen en vader ook niet waar, mijn vriend? Ja, ja, antwoordde deze terwijl hij warme tranen afdroogde, ik heb het ge zegd, vrouwen ik spreek mij niet te gen. Naar den duivel de t'lesch Dit heb ik aan de overledene en aan den priester gezworen Inderdaad, toen de geestelijke was ge komen om de zieke te bezoeken, had de werkman voor hem op de onwederroe- pelijkste wijze zijnen eed willen her nieuwen. Ik geef u ALLE macht op mij, Mijnheer Pastoor! had hij gezegd in dien gij ooit verneemt dat ik in mijne oude gebreken ben terug gevallen, doe 'mij dan komen en bekijf mij maar zeef streng gij moogt mij niet sparen. Maar God danktot hiertoe is het niet noodig geweest den braven werk man zijne belofte te herinneren. Sedert een jaar onwankelbaar gebleven geeft hij het voorbeeld van matigheid en van aanhoydendheid in het werk. Hij heeft den MAANDAG voor goed uit het ge tal zijner feestdagen geschrabtin één woord hij is gebeterd. Zijne vrouw, wanneer zij de verledene dagen, die haar als een kwade droom schijnen, gedenkt, smaakt dubbel geluk. De man ook heeft geene reden van klagen integendeel, bij wenscht zich alle dagen heil en houdt niet op aan zijne bewogen vrouw te her halen En ik, die meende eene OPOFFE RING te doen met.de herberg te verla ten, zou ik ooit gedacht hebben dat, eens mijn besluit genomen, de zaak zoo gemakkelijk zou geweest zijn, en dat ik er honderdvoudig voor beloond zou geworden zijn? Waarlijk, eene gouden verwisseling Hoe spijtig dat ik zoo vele jaren verloren heb O lieve vrouw hoe zeer moet ik u thans beminnen, om u over het verledene schadeloos te stellen En gij, kleine dochter! kom hier, dat ik u omhelze voor uwe arme moeder, die ons, hoop ik, van daar boven ziet Na den oorlog van 7 jaren, zag Fre derik de Groote den ouden generaal van Ziethen, die liem in dien schrikkelijken strijd zoo groote diensten bewezen had, geerne aan zijne tafel en deed hem ge woonlijk aan zijne zijde zitten. Eens noodigde de koning den gene raal uit om op Goeden Vrijdag te ko men eten van Ziethen weigerde die gunst, zich verontschuldigende dat hij op dien dag de gewoonte had de godde lijke diensten bij te wonen en dat hij dien dag gansch toewijdde aan de over weging en aan de eenzaamheid. De eerste keer dat van Ziethen aan de koninklijke tafel verscheen en men, zoo als gewoonlijk, nog al opgeruimd was, zegde Frederik, zijnen ouden krijgs makker arglistig beziende Ehwel, van Ziethen, hoe hebt gij het maal van" den Goeden Vrijdag ge vonden? Hebt gij goed het waar li chaam en het kostbaar bloed van Chris tus verteerd? Die godslastering deed onder de hove lingen luide schaterlachen ontstaan. De oude generaal schudde het hoofd, stond recht en na eene diepe buiging voor den koning gemaakt te hebben, stuurde hij hem deze woorden toe met eene vaste en heldere stem Sire, uwe majesteit weet dat ik op de slagvelden nooit voor een gevaar ben teruggedeinsd dat ik in alle gelegen heid zonder aarzelen mijn leven voor uwen dienst heb blootgesteld heden ben ik met dezelfde gevoelens be zield; des noods en indien uwe majesteit beveelt, onderwerp ik ootmoedig mijn hoofd aan uw welbehagen. Maar er is een wezen dat boven den koning en bo ven alle mensclien geplaatst is, het is de Zaligmaker, de Verlosser der wereld, die voor ons allen gestorven is en die ons ten prijze van zijn bloed heeft vrij gekocht. Nooit zal ik toelaten dat men Hem in mijne tegenwoordigheid aan- rande of bespotte want in Hem berust mijn geloof, mijn troost en mijne hoop. Het is in dit geluk dat uw dapper leger die kloekmoedigheid geput heeft welke het overwinnaar gemaakt heeft. Indien uwe majesteit dit heilig geloof onder mijnt, ondermijnt zij tezelver tijd het geluk en den grondslag van den Staat. Sire, geloof mij, ik heb u de waarheid gezegd en gelief mijne openhartigheid te vergeven. De koning, zichtbaar getroffen door die aanspraak, stond op, reikte de hand aan den dapperen en godvruchtigen sol daat, en zijne linker hand op zijnen schouder plaatsende, zegde hij hem Gelukkige van Ziethen, waarom heb ik ook uw geloof niet? ik eerbiedig uwe godsdienstige gevoelens bewaar hetgeen heden is voorgevallen, zal niet meer gebeuren. ijn< ka» irop nd OudLerdomsrij men De volksdichter Pater Jezuïet van Meurs doopte zijn laatste bundeltje ver zén Ouderdomsrijmen, door Senex. Niet vergeten dat van Meurs een echte Hollander is en een der befaamste man nen in zijn letterkundig vak. Ziehier een staaltje Oud te worden is geen kunst, Maar een blijk van 's Heeren gunst Kunst is 't, zonder prutlen, pruilen Loopen 't laatste loopje op muilen. Voorheen salueerde ik het meest In mensclien 't talent van hun geest Nu licht ik veel liever den hoed Voor mensclien met edel gemoed. i< 'k Beken evenwel tot mijn spijt, Dat de hoed er niet erg van verslijt, a Sterven vrinden, hun gemis Is den grijze een droefenis Meer nog 't zich verlaten vinden Van zijn niet gestorven vrinden. Luister nu nog af een wel gericht rijmpje aan het adres van die heden daagsche jongelieden die de schoone na men van vader en moeder schijnen te hebben verleerd. Ziehier Eerbied voor den ouderdom Was voorheen een eed'le deugd Kom daar heden nog reis om Bij de nieuwelwetsche jeugd, Die zelfs oud'ren, lief en trouw, Niet meer Vader Moeder noe- [men, Maar (wie zal zOo'n taal niet doemen Ouwe man en ouwe vrouw. ONDER VRIENDEN Jef. Wablief Lowie. Hedde me geen pijp Ja, hier is ze. Hedde me geen tabak Zeker, jongen, daar, stop maar. Geef me nu nog een steksken, Jef. Sapristi, ik heb juist geen een meer. Ik dacht het wel, zei Lowie, g'hebt van ze leven niets. x WRAAK. Janus was nog niet lang getrouwd en op zekeren middag bromde hij dat het eten niet naar zijn zin was. Zijne vrouw was daarmee niet in haren schik. Hoor eens, sprak ze, als 't u niet aanstaat, laat ge 't maar staan... ge zijt immers met geene kookes getrouwd. Janus zweeg. 's Nachts werd zijn vrouw wakker en meende iets te hooien. Ze riep uit al hare macht Janus, 'k geloof dat er dieven in huis zijn. Dan gaat ge maar zelf zien, zei Ja nus. Ge zijt immers met geen nachtwa ker getrouwd. x BIJ DEN FOTOGRAAF. Madameke. Ik kan dat portret niet aanveerden. Mijnheer ziet er uit gelijk een aap. Fotograaf. Ja, madame, dat hadde hij moeten weten voordat hij poseerde. DREIGEMENT Een voerman, op een smallen weg, eenen boer met eenen mestwagen tege moet komende, riep met forsche stem Kerel, wijk uit den wég, of ik zal... De boer, verschrikt, wachtte niet tot dat de voerman uitsprak, maar week ter stond op zijde echter in het voorbijrij den vroeg hij Wat zoudt gij dan gedaan hebben, zoo ik niet op zijde gereden had? Wel, dan had ik op zijde gereden was het antwoord. de Parijzer uitvinder van den meet- kundigen dienst der polisie. M. Bertillon, wiens opzoekingen en aan wijzigingen aan de Parijzer en ook wel aan de vreemde policie zoo vele belangrijke inlichtingen verstrekte is gevaarlijk ziek. Hij is de uitvinder van den mcetkun- digen dienst, 't is te zeggen dat hij de vingerlijnen van eiken persoon, die met de policie in aanraking komt zorgvul dig opneemt. Zoo heeft hij de kollektie vingerin drukken van al de dieven, moordenaars en bandieten van Frankrijk. Wanneer nu ergens eene misdaad ge pleegd wordt, zoekt men in het huis der misdaad of de moordenaar niet ergens vingerindrukken heeft nagelaten. Vindt men deze indrukken, dan worden deze zorgvuldig opgenomen, en met deze der kollektie van M. Bertillon vergeleken. Niet zelden weet men aldus spoedig wie de moord gepleegd heeft, want, naar het schijnt zijn er geen twee personen ter wereld, wier vingeren juist dezelfde lijnteekening weergeven. OP ZIJNE PLAATS GEZET. Een Schotlander, die veel had gezien en over alles zeer aangenaam en in goed Vlaamsch kon verhalen, werd in een ge zelschap door eenen babbelaar, dien het verveelde dat hij niet aan het woord kon komen, en die juist tegenover hem zat, de lompe vraag gedaan Zeg mij eens, mijnheer, gij die zoo veel weet, wat verschil is er tusschen eenen Schot en eenen zot De breedte van deze tafel, ant woordde de verstandige Schot. Een boer zond aan den burgemeester van zijn dorp twee schoone en zware hes pen ten geschenke. De burgemeester zag verwonderd tegen dit zoo mild geschenk op, en zeide tot den jongen, die hetzelve bracht Wel, dat is waarlijk al te veel, mijn beste jongen. Ja, dat zei moeder ook, hernam de jongen, maar mijn vader antwoordde Men kan niet weten waar en wan neer zoo een groote schelm ons kan van dienst zijn. x ONBEDACHT Bertje was een losse knaap, die bij het verrichten van poetsen-altijd voor aan was. Op zekeren dag te huis komende, had hij eene groote schrab over zijnen neus, waaruit het bloed nog neerliep. Zijt gij weer aan het vechten ge weest, Bertje? vroeg dé vader. Neen, nu niet, vaderwas het ant woord. Hoe hebt gij dan die schrab beko men Ik heb mij in den neus gebeten vader. Leugenaar, hoe kunt gij boven den mond in uwen neus bijten? Ja maar, vader, antwoordde Bert je, ik was op eenen stoel geklommen x Een bakker, die zich overslapen had, keek, nog duizelig van den slaap, uit het venster, en niet wetende of het de morgendschemering was, die hij aan de lucht bespeurde, vroeg hij aan eenen voorbijganger Hé, zeg eens, vriendje, is dat daar ginds, aan de l.ucht, de zon of de maan Ik weet het niet, was 't antwoord ik ben hier in de stad geheel vreemd. HOE HIJ TER SCHOOL KWAM Op een wintermorgen, toen het sterk geijzeld had, kwam een jongen zeer laat in de school. Hoe komt ge weer zoo laat, deug niet riep de meester met gramschap als hij den knaap zag binnen treden. Och, meester, 't is zoo glad, ant woordde de jongen als ik één stap voor uit deed, sukkelde ik er wel twee ach teruit. Ha, leugenaarhernam de mees ter, daar babbelt gij weer zonder naden ken als dat waar was, dat gij bij eiken stap er twee achterwaarts gingt, dan had ge nooit hier kunnen komen. Dat dacht ik ook, meester, zei de jongen, en ik keerde mij dan ook om, en wilde weer naar huis toe gaan... en alzoo ben ik hier naartoe gesukkeld. x BIJNA UITVERKOCHT Een boer ging in het bureel van eenen geldwisselaar, aan wien hij met eenvou digheid vroeg Mijnheer, neem het mij niet kwa lijk, ik zou wel willen weten wat gij ver koopt De wisselaar, om met den man te spot ten, gaf hem lachende tot antwoord Ik verkoop ezelskoppen. Gij moet wel veel verkoopen, her vatte de landman, want ik zie maar één meer in uwen winkel. x ZONDER RUST Jan, riep een heer tot zijnen be diende, Jan, breng mij spoedig mijne schoenen Jan, borstel mijnen jas eens af Jan, wrijf mijnen hoed wat op Jan.. Ach, mijnheer! zuchtte de knecht, dat wordt hier toch te lastig ik heb niet een enkel oogenblik rust noch vrede. Stel u gerust, vriend, sprak de heer hierboven zult gij de eeuwige rust genieten. Als het maar waar is, antwoordde de knecht misschien zal men daar ook al roepen Jan, trek de zon eens in én hang de sterren uit!.. Jan, schilder den regenboog eens uit!... Jan, werp de re genton eens om en help een beetje don deren!... En zoo zal ik nooit rust heb ben, noch hier noch hiernamaals. x HIJ WIST WAT 'T BESTE WAS Een dief met zijnen zoon in een kof fiehuis gaande, vroeg de laatste Vader, zouden wij geene tas koffie nemen Neen, mijn kind, antwoordde de vader, wij zullen slechts de zilveren le peltjes mede nemen. x RAADT EENS Ik heb aardappelen gezaaid, zei iemand tegen zijnen vriend, en raad eens wat er gekomen is. Wel, aardappelen. Neen, er zijn verkens gekomen die ze hebben opgeëten. EENE OPGELEGDE STRAF Een meisje had op school moeten blij ven, en thuis komende begon het kind te weenen. Waarom weent gij zoo? vroeg de moeder. Och, moeder, de meesteres heeft gezegd, dat ik voor mijne penitentie zeven Onze Vaders moest bidden, en ik kan er maar éénen. NOC EEN RAADSEL Waarom is het zeewater zoo zout? vroeg een onderwijzer aan een zijner leerlingen. Omdat er zooveel pekelharingen in zwemmen, was het antwoord. VASTE VERZEKERING Is dat peerd niet bang vroeg een kooper aan een paardenkoopman. Bang? in het geheel niet het is reeds drie nachten dat het geheel alleen in zijnen stal heeft geslapen. x GEGRONDE REDEN Mijnheer Stalard riep tot zijn knecht: Hasa, driedubbele dommerik waarom hebt ge mij dezen morgen om acht ure niet komen wakker maken zoo als ik u bevolen had Ik dierf niet, mijnheer, omdat ik zag dat mijnheer sliep. Pap£ KINDERVRAAG vroeg de kleine Edgard, heeft een ezel soms ook tandpijn Wel zeker. Waar haalt hij dan al het katoen, om er zijne ooren mede te stoppen DE KRACHT DER GEWOONTE Een burgemeester, die vroeger juge op het tribunaal was geweest, moest voor de eerste maal een jeugdig paar in den echt verbinden. Wilt gij den heer X... als uw echt genoot aannemen? vroeg hij aan de bruid en toen deze ja geantwoord had, wendde hij zich tot den bruidegom met de vraag En gij, beschuldigde, wat hebt gij tot uwe verdediging in te brengen x IETS RAARS Eene oude, pronkzieke dame, die een grooten tuil rozen op den hoed dróeg, werd door een jongen -hoveniersknecht aandachtig aangekeken. Waarom beziet ge mij zoo? vroeg de dame gramstorig. Wel, madame, ik sta verwonderd, dat zoo een oude stam nog rozen draagt.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3