Waar is de dubbelzinnigheid???
in briet van Mgr Mercier, betrekkelijk twee incidenten van het schoolwetdehat.
ZONDAG 2 NOVEMBER 1913
De Ministerieele krisis in Spanje
Z M. de Sultan Moulay-Joussef op reis.
M. DATO,
de nieuwe kabinetsoverste.
Het liberaal Spaanscli ministerie, on
der het voorzitterschap van graaf de
Romanones, heeft het vertrouwen van
't parlement verloren.
Met 106 tegen 103 stemmen verwierp
de Senaat eene dagorde van vertrouwen
en het ministerie is daarop afgetreden.
Zondag avond heeft de Koning gene
raal Azcarraga en M. Dato, der conser
vatieven, bij hem ontboden, alsook M.
Maura, oud-hoofdminister en eigenlij
ken leider der conservatieve partij.
Toen M. Maura het paleis verliet had
den er betoogingen plaats. De eenen
riepen Weg met Maura en de anderen
juichten hem toe.
De koning had M. Maura gelast met
de vorming van een kabinet, doch deze
M. MAURA
de> leider der katholieke partij.
gaf' aan Z. M. den raad die opdracht te
geven aan den heer Dato, die onder
voorbehoud aanvaard heeft.
Het schijnt dat M. Maura, na zijn te
rugkeer uit het paleis, zijne valies heeft
ingepakt en per automobiel, voor drie,
vier dagen, zegde hij, vertrokken is.
M. Dato is Zondag avond ook met
eene onbekende bestemming vertrok
ken men denkt dat hij M. Maura is
gaan vervoegen.
De heer Dato, na eenige voorname
personen te hebben geraadpleegd, uit
genomen den heer Maura, die steeds af
wezig is, heeft den koning gemeld, dat
hij aanvaardde het nieuwe kabinet sa
men te stellen.
Op weg naar Casablanca.
De sultan van Marokko, Cheri-Fiana-Moulay-Joussef, aan 't hoofd van den
stoet op weg naar Casablanca. Bij deze gelegenheid zijn de keizerlijke vaan
dels ontplooid geworden.
In 't zicht van de stad.
Onze photo verbeeldt zijne keizerlijke majesteit onder den prachtigen zon
nescherm, op het oogenblik dat de stoet in t zicht van Cacablanca komt.
Dinsdag hebben wij van Z. Em. kar-
naal Mercier, aartsbisschop van Me-
lelen, den volgenden brief ontvangen:
Mechelen, 26 October 1913.
Waarde Heer Bestuurder,
Met volle betrouwen op de gastvrij-
id van uw blad, vraag ik u de toela-
Dg een tweedubbele terechtwijzing aan
l publiek mee te deelen.
Bij de bespreking van het schoolwets-
tvrerp Averden vragen aangeroerd die
li gewoon mensch niet. kon Aoorzien,
olang hij niet weet hoe enkelen in
je Kamers redeneeren. Zoo kAvam het
i bij deze bespreking de natuur A7an
straffen der hel aangeroerd werd
arop ontnam men aan mijne herders-
ieven deze regelen De hel waarte
gen A'elen in hun onreclitA-aardig bn-
eloof zich kanten, is, wezenlijk, niets
nders dan de versteendheid van de
ielen die niet Avillen beminnen. Het
euwig ongeluk A-loeit daaruit dat we
liet Avillen beminnen eA'enals het
euwig geluk het geA-olg is A'an de
iefde.
Daarop heeft men deze aanhaling in
(enstelling gebracht met de gewone
rvan de straften der hel.
En nu kwam eene onderbreking onder
n A'orm van een hard woord Dat is
it rechtzinnig En zulks was het
rt begrip van deze uitwijding over de
tholieke leer.
Wel neendubbelzinnigheid is er
et onder de geloovigen, noch tegen-
elling in de leer.
Er is misverstand onder de ongelooA'i-
n en dat is niet gansch hetzelfde.
Ze doen ons stom staan, die mannen
jbeweeren dat ze noch aan God noch
n den duivel, noch aan den hemel noch
n de hel gelooven.
Natuurlijk zouden zij zich niet Ava-
n op liet terrein der wetenschap, laat
is zeggen van scheikunde, of van de
eusleer, zonder ze to hebben aange-
ïrd, of ten minste een vakman te heb-
u geraadpleegd maar in zake A an
idsdicnst Avagen ze, durven ze alles
Bisschoppelijke brieven leggen ze uit;
preêken der geestelijkheid, 't zij
oosterlingen, 't zij Avereldlijken, be-
rdeelen ze, en eischen dat ze zich dicli-
zouden houden aan den uitleg die zij
liunne verwaande oinvetendheid ge-
n aan de leering van den bisschop
Wellicht zouden ze zich ootmoedig
luden, indien ze zich oA-ertuigden dat
wetenschap van den godsdienst, zoo-
i alle andere Avetensóhap, hare eigen
«oording heeft, en dat de ware zin
o deze Avoorden te gemakkelijk aan
beA'oegden ontsnapt.
Zoo kwam liet dat ik, in den boven
ngehaalden zin de voorzorg nam een
jwoord in te lasschen, het machtigste,
it meest onrvattehde van de mens< hen-
al, liet bijAvoord Avezenlijk
Nu, de redenaars die mijne woorden
ibben aangehaald en beoordeeld, heb-
m zelfs dat Avoord Avezenlijk niet
merkt.
Zulke misgrijpen komen voor bij
enschen die andermans gedachten na-
leuren om er zich een wapen mee te
aken en niet om het te kennen.
Voor verstandige menscken, 'tis te
ggeu, voor allen die hun katechismus
'g gedachtig zijn, is het aanstonds
aar, dat indien de hel wezenlijk de
ï|toktlieid is van eene ziel die niet be
nnen wil, de hel daarenboven en bij-
toistig nog iets anders is.
En dit iets anders noemt de kateckis-
us de pijn van gevoelen om het te
derscheiden van de wezenlijke straf'
'i' verdoeming van de pijn van scka-
dewelke bestaat in het eeuwig der-
n A*an Gods zicht en Gods liefde.
Een andere lierderbrief werd ook deze
ltste dagen in onze Kamer te berde
bracht en zijn zin miskend,
ditmaal was er spraak van de betrek--
JfT tusschen God en de zedeleer.
Eene terechtwijzing schijnt nu des te
onzakelijker daar men op herhaalde
jze mijne gedachte over dit ontwerp
'kracht. heeft.
Benevens verscheidene sprekers der
'kerzijde in het laatste schooldebat,
bben Hector Denis, kort na de verkie-
"g van 2 Juni 1912 en later M. Buis,
eene lange rede, uitgesproken op de
algemeene vergadei ing der Ligue de
l'Enseignement den 26 Januari 1913,
den zin van mijne Avoorden verdraaid
en die heeren zijn aa-cI de kopstukken
ran de Belgische vrijdenkerij.
En natuurlijk zijn deze tegensprekers
mijne redeneering zorgvuldig ontwe
ken niet één onder hen heeft het ge
poogd aan te toonen Avaarin ze te kort
of te ZAA ak Avas.
Maar allen hebben het besluit Aran die
redeneering eerst verdraaid en dan ver
ketterd
Mijn stilzAvijgen zou kunnen mis
bruikt AAorden en medeAverken tot het
opbomven Aan legenden dat kan en
mag ik niet dulden.
Ik heb beweerd en bewezen dat de
goddelooze Aiijdenkerij niet bij machte
is eene zedelijke verplichting te gron
den.
Maar nergens heb ik gezegd dat elk
goddelooze een onzedelijk man is.
't Is omvaar dat ik ooit schreef dat de
overtuigde vrijdenkers allen openbare
kwaaddoeners zijn. Ik schreef integen
deel in den brief zelf dien men hekelt,
deze bladzijde die ik herhaal Toen ik
zei dat de goddelooze Arijdenkerij on-
bekwaam is de zedelijkheid te A-rij Ava-
ren, en dat ze het recht op het beteuge
len der misdaden heeft verbeurd, heb ik
alleen de leering aangevallen, en ik Ont
zeg me het recht hen te beoordeelen die
deze leer aannemen of voorstaan.
Een menscli die dAvaalt, handelt al
tijd beter dan zijne grondbeginselen en
ingeving, Avant in het geweten vindt hij
een teugel die hem belet zijne dAvaalleer
te volgen zoover tot hare uiterste gevol
gen. Daarbij, hoe dikwijls gebeurt het
dat goddeloozen, zonder het te Aveten
misschien, de christene gewoonten hun
ner kindsheid volgen ofwel de overleve-
ring hunner familie, ofAvel nog gehoor
geven aan de gebeden eener weenende
moeder, ofAvel, ze mogen protest aantee-
kenen tegen onze Avoorden, meêgesleept
worden door 't zedelijk en godsdienstig
leven van de groote meerderheid van het
A7olk
Daarentegen blijft hij die de waar-
lieid A'olgt, altijd ten achter bij het goe
de dat hem Avordt A-oorgehouden, Avant
in het hart des menschen huizen altijd
slechte lusten die den wil verlammen
zoodra ze niet gedurende de jeugd en het
gansche leAren door en zonder ophouden
worden bestreden daarom houden ze
den wil beneden het ideaal waarnaar hij
haakt. En daarbij weten we dan niet dat
de manmoedigsten zeiven dikwijls lij
den bij onA-ermijdelijk samen leven met
de ongezonde deelen van het sociaal
lichaam
De lichaamsgesteldheid, wat we erf
den van onze ouders, de ekonomische
toestand, ondeiAvijs en opvoeding, de
menschen Avaaronder Ave leven, dat alles
werkt zoo verscheiden op ieders gewe
ten, dat niemand met zekerheid vast
stellen kan de Aveerde van 't is gelijk
wie
Verre dus A-an ons, te haten of te
misprijzen de ongelukkigen die het on
geloof verleidt of tot vervolgers maakt;
wij beminnen hen als broeders, tot alles
zijn A\e gereed, om hun ter hulp te ko
men zoo AA-e 't. kunnen, en dit jaar zelf,
bidden dagelijks,op ons beArel,alle pries
ters aan liet altaar A-oor hen die ons A-oor
godsdienstreden haten.
Wat ons nu aangaat, mijne beste
broeders, ootmoedig moeten AA-e ons be
schuldigen want de tegenstelling tus
schen ons le\-en en hetgeen ons 't EAran-
gelie A-oorhoudt, is eene ergernis voor
hen die niet gelooven of maar een wan
kelend geloof 1 lebben.
Op A-ele is het A-erwijt toepasselijk,
dat de II. Ignatius A-an Antiochië, aan
eenige christenen te Rome toestuurde,
daar ze Aolgens hem de groote vrees
hadden A*oor het marteldom Ge hebt
Jezus-Christus op de lippen en de we
reld in liet hart 't Is me niet ge
noeg, schreef lnj, christen te heeten, ik
wil christen zijn de titel is me niet ge
noeg, A-oor God Avil ik de werkelijkheid
bezitten.
Toen ik dus zei, in 't algemeen», dat
de goddelooze A-rijdenkers kwaaddoe
ners zijn, is het klaar, voor elkeen die
nadenkt, dat de vrijdenkers hier het
zelfde is als de Vrijdenkerij we zeggen
immers dagelijks de socialisten, de li
beralen, de demokraten om 't socialism,
het liberalism, de demokratie te bedui
den.
Ik hoop dat men het zich voortaan zal
ontzeggen mij het tegenovergestelde
A-an hetgeen ik rechtzinnig heb gezegd
en beAvezen, te laten beweren.
Het. ontwerp van mijn herderbrief kan
men zoo samenvatten de goddelooze
die zijne goddeloosheid tot het einde toe
doordrijft heeft niet de verplichting
in den waren zin des woords eerlijk
te zijn.
Ben ik mijn eigen meester, zoo ben ik
mijn eigen wet, ik orden mijn leven
naar beliefte, en geen mensch, 't zij hij
alleen sta, 't zij hij -menden of volge
lingen hebbe, kan mij zijn juk opleg-
gen.
Dit kort begrip laat ik over aan het
aandachtig oA-erdenken van A-erstandige
en rechtschapen menschen.
Aanvaard, heer bestuurder, de verze
kering A-an mijne hoogachting en ver
kleefdheid
(get.) D. J. kardinaal MERCIER,
Aartsbisschop van Mechelen.