ITJES ERFENIS
te P
le4tn.
ALLERLEI
De Rozenkrans
Eene ziel uit het Vagevuur verlost
door eene H. Communie
,t trof al heel ongelukkig, dat de
üiet ,1 juist op dat oogenblik uitging.
m oUd er mij van overtuigd, dat de
hartige Mijnbeer Jansen, als hi]
ten bad, wie er toen juist voorbij-
de kinderen onder bet een of an-
■oorwendsel nog een weinig langer
I school zou gehouden hebben, tot-
ij geen gevaar meer bestond, dat
net Grootje Vlieger in aanraking
en komen. Zooals bet nu was, lie-
ii j baar vlak tegen bet lijf, en nu
m zich allerlei spottende uitroepen
>r baar hooren.
Kijk eens daar heb je de oude too-
>ksWaar is uw bezemstok,
tje
pas op, Pietkom met te bi] baar,
anders mocht zij u eens betoove-
Zoudt gij wel niet eens willen zien,
ij 's nachts duor de lucht vliegt 1
Hoe duur is de pepermunt tegen-
dig'
Och hemelGrootje wordt stapel-
erop wendde de oude vrouw, die op
wijze van alle kanten bestormd
zich tegen bare aanvallers en
ide niet haar dikken stok in het
Wel, jongen Hoe kan je toch zoo
zijn? zegde Antje Mijlenaar, die
de school uitkwam, waar zij wei-
oogenblikken was achtergebleven
e boeken op te redderen en de ban-
■eclit te zetten.
itjes' moeder was eene arme wedu-
n Mijnheer Jansen vergunde baar,
het- onderwijs, dat zij genoot, te
en door bet in orde houden van bet
'fdlokaal.
Ik kan niet begrijpen, dat gi] u
schaamt, een oude vrouw zoo ge-
i te behandelen. Ik zou wel eens
n weten, boe bet u zou bevallen,
iwe grootmoeder op zulk eene wijze
iraatuitgejouwd werd?
Wel zoo, gij zijt. ztker de klein-
ter van de oude tooverbeks. Kijkt
jongenvindt gij niet, dat zij
eend op baar gelijkt?
lar Antje stond volstrekt niet in
betrekking van bloedverwantschap
bootje Vlieger. Zij bezat een mede-
nd, gevoelig liart en kon bet zoo
r niet aanzien, dat zulk eene oude
w aan bespotting en beleediging
[gesteld was.
Trek bet. u maar niet aan, Grootje
e zij. Stoor u maar niet aan bet
zij tegen u zeggen, want bet zijn
le, ondeugende jongens, en ik ben
iker van, dat Mijnbeer Jansen, als
wist, boe zij u behandelen, lien
ig zou straffen. Komaan, ik zal met
«gaan, totdat gij thuis zijt.
Ja, bet is een booze troep, een god-
is geslacht, zeide Grootje, terwijl
ijdig naar de jongens keek. Zij beb-
er vermaak in om iemand kwaad te
Maar gij zijt een goed kind, dat
ken,
e ka
krui
olk
ing:
de
t pa
aal.
prac
na t
n ei
ïduh
n pa
i, en
P tr
s ga;
ikel
iep
;eest
lens
eerk
ip en
ecini
ïid i
>tak
en
en n
drift
Iedi
ijne
uit
iend(
bee
i Pa
rele
EUM
\i de
bet
aai
kaï
le b
DOl'b
m i
t vaj
wor
igen
dooi
Dei
Men
31'
ion t
den
iden
hief
u m
3cbti
e en
ïHTI
[e Z\
dag
le
pra
terw
nasc
r pj
ranst
der
alati jj,
ken
ISCU!
het
t is
laar
en g
nd u
m
r ve
-echt N
den
dl!
ten.
1 v<
rop
3ng,
a te
>ge
Iden
i ge
3t G
den
i op
s 01
leste
t ba
aen
?ne i
eei
groe ki
H»
loo partij voor eene oude vrouw
Kom, beste meid ik moet naar
Y
et
Mijne beenen hebben mij vandaag
sr gedragen, en ik zou gaarne eens
i n en in mijne nederige woning uit-
Hebt gij dan vandaag zoo'n verre
leling gedaan, Grootje
1 Tot aan de stad, beste meid Ik
mijne kruiden verkoppen, want de
vrouw moet toch leven en eene
koffie en een korst brood kosten
o zoo veel
toen begon zij zachtjes te mompe-
doch het eenige woord, dat Antje
verstaan, was geld welk woord
'erscheidene malen herhaalde.
was een zonderling tooneel, dat
twee opleverden, zooals zij daar
zaam langs den eenzamen weg gin-
dat onschuldige kind met die
e oogen en die zwakke, bevende,
npelde oude vrouw. Antje bad een
koop katoenen rokje aan en zag er
lis bet kind van eerlijke armoede
een zij dan ook werkelijk was,
rm om in purper en fijn lijnwaad
eed te gaan, te trotsch om anders
fatsoenlijk voor den dag te komen.
Üeederen van Grootje waren gelapt
zegi fgedragen, en hadden een fatsoen
(geheel uit de oude doos was. Haar
was langzaam en waggelend, hare
dikwijls afgebroken en onduide-
Lieve Antje vroeg zij eensklaps.
It gij wel rijk willen zijn, evenals
tenschen, die ik vandaag in de stad
;n heb Daar waren prachtige paar-
keurige rijtuigen ea allerliefste
m, die allen hunne beste kleederen
hadden en op hun gemak in hunne
•gen lagen. Zoudt gij ook niet rijk
iu wezen en veeld geld bezitten
itje begon te lachen en zeide
Zeer gaarne zou ik geld willen heb
Grootje om bet vele goede, dat ik
mee zou kunnen doen maar ik zou
er nooit aan kunnen gewennen, alle
m zoo mooi gekleed te gaan, en an-
niet te doen te hebben dan te rij
en zich in al zijne pracht, aan de
sclien te laten zien moet toch op den
duur vervelend worden.
Lief kind! riep Grootje uit, gij
;t er verstandig over. Maar veron-
tel eens, dat gij geld liadt, wat
t gij er dan mee doenP
Dan zou ik er u wat van geven,
>ije eene mooie som genoeg
e maken, dat gij bet uw geheele le-
goed badt en met bet overige zou
au moeder al datgene verschaffen,
ik maar dacht, dat baar gelukkig
unnen maken, zoodat zij nooit iets
jl mT
te doen bad, of zij moest er genoegen in
vinden.
Ha, ha lachte Grootje, boor dat
eens aanZij zou er mij een gedeelte
van geven en er mijne laatste dagen
door veraangenamen. Och zij heeft een
edelmoedig hart, en zij zal geld heb
ben
En zij herbaalde bet woord geld
zoo dikwijls, dat Antje eigenlijk blij
was, toen zij aan het begin der laan,
waar zij van bare zonderlinge gezellin
moest «oheiden, gekomen waren.
Goeden nacht, lief kind j goeden
nachtDus zoudt gij gaarne rijk willen
zijn Ha, ba
En nu sloeg zij de laan in en verdween
uit bet. gezicht, bet woordje geld nog
altijd herhalende,'terwijl Antje zoo bard
zij kon naar buis snelde.
Onder het nutten van den eenvoudi-
gen maaltijd, dien vrouw Mijlenaar vooi
bare dochter klaar gemaakt had, vertel
de deze baar bet een en ander omtrent
bare ontmoeting met Grootje Ylieger.
Zij beeft allerlei rampen in de we
reld gehad, zei de moeder van Antje,
en bet doet mij plezier, dat ik van u
hoor, dat gij vriendelijk tegen haar ge
veest zijt. Zij bad vroeger een gelukkig
leven en een talrijk gezin; maar echtge
noot, kinderen, vrienden, allen zijn haar
door den dood ontnomen, en zij heeft
gedurende verscheidene jaren in bare
eenzame hut, aan de belling van den
berg, gewoond, ontweken door hare bu
ren en heinde en ver bekend onder den
naam van Grootje Ylieger. Zij beeft den
naam, dat zij zoowel eene toovenares
als een scbraapster is maar de laatste
beschuldiging is waarschijnlijk even
onwaar als de eerste. Als gij wilt, dan
moogt gij morgen, als gij naar school
gaat, wel eens naar baar toegaan en
haar wat verscbe eieren en een verscli
gebakken brood dragen.
Zoo ging Antje den volgenden mor
gen de deur uit met een mandje, waarin
het geschenk van hare moeder aan de
oude vrouw zat, aan den arm. Haar hart
was vervuld van vreugde en terwijl zij
voortliep, zong zij met de vogels en joeg
de kapelletjes, terwijl uit elk barer blik
ken en bewegingen de overmaat van
baar geluk sprak.
De dauw lag nog op bet gras, en de
veldbloempjes kwamen daaruit helder
en vroolijk te voorschijn. Antje wan
delde den eenzamen weg af, die door bet
veld liep, en bereikte eindelijk de bel
ling van den berg. Hoe rustig stond
daar bet bouwvallige hutje Geen wind
je scheen door de boomen te suizen, geen
levend wezen was ergens te zien, geen
enkel rookwolkje verhief zich boven den
schoorsteen ten bewijze, dat Grootje
vuur aangelegd bad. De zomersche zon
neschijn en de onafgebrokene stilte
schenen hier alleen gebied te voeren.
Antje begaf zich naar bet butje en
tikte zachtjes op de deur, maar toen zij
geen gehoor kreeg, begon zij barder te
kloppen. Daar ook dit geene uitwerking
had, deed zij de deur zelf open, en trad
de kamer binnen. Deze zag er netjes en
zindelijk uit, ofschoon zij armoedig ge
meubeld was en in de bedstede, die
zich in een hoek der kamer bevond, lug
Grootje, blijkbaar in slaap.
Zij wilde waarschijnlijk eens goed
van bare lange wandeling van den vori-
gen dag uitrusten daarom besloot An
tje, te gaan zitten en te wachten, totdat
zij wakker werd. Zonder gedruiscb te
maken zette zij haar mandje op de tafel
neer en nam toen zelf plaats.
Wat was bet stil in het vertrekHet
zag er meer als het vertrek van een
doode dan als dat van een levende uit,
dacht Antje, en terwijl zij naar Grootje
keek, maakte een vreeselijk vermoeden
zich van baar meester. Als de oude
vrouw eens werkelijk dood was Haar
gelaat was bleek, er was bij baar geen
bewijs van ademhaling, geen teeken van
leven of beweging te zien. Het kind zat
als betoöverd en keek met wijd openge
spalkte oogen naar de neerliggende
stalte, die niet bij machte was om zich
te verroeren, en zag niets anders dan
dat bleeke gezicht en was op dat oogen
blik slechts van een enkele gedachte
vervuld.
Zij werd uit bare mijmeringen gewekt
door een zacht miauw en door de
lichte aanraking met de zijden huid
van een poesje, dat daarmee tegen bare
band aanwreef. De oude lieveling van
Grootje ontwaakte uit den slaap en wil
de bet eenige levende wezen, dat bij in
Je kamer zag, eens verkennen.
Die aanraking en den plotselinge
schrik, welke deze bij haar teweeg
bracht, deden baar weder tot de bewust
heid komen, dat er iets moest gedaan
worden, en dat wel onmiddellijk daar
om snelde zij de deui uit en bleef' niet
stilstaan, voordat zij do woning barer
moeder bereikt on deze bet gebeurde
zoo bekpopt mogelijk medegedeeld bad.
Yrouw Mijlenaar ging terstond met
baar dochtertje mede en bevond inder
daad, flut baar vermoeden maar al te
waar was.
Grootje Ylieger was even ongemerkt
gestorven, zooals men in slaap valt. Op
net tafeltje, dat naast bare bedstede
stond, lag baar bijbel en daarop een
dichtgevouwen papier, dat, tot niet ge
ringe verwondering varf vrouw Mijle
naar, aan baar zelve gericht was en bij
nader onderzoek het testament van
Grootje Ylieger bleek te zijn. Daarin
vermaakte zij zij kon bare oogen nau
welijks gelooven verscheidene dui
zenden aan baar eigen dochtertje aan
Antje MijlenaarWas dat alles niet een
droom? Het bad er werkelijk den schijn
van.
Het nieuws van den dood van Grootje
verspreidde zich al spoedig, en eene me
nigte menschen waren er bij bare be
grafenis tegenwoordig, die echter meer
door nieuwsgierigheid dan door achting
voor de overledene gedreven werden
maar bovenal waren zij daarheen geko
men door een zonderling gerucht, dat
Grootje Ylieger alles behalve bet arme
schepsel geweest was, waarvoor men
baar gehouden bad, maar integendeel
schatrijk was.
De notaris, die bet testament opge
steld bad, be 7r?es zonder eenigen twij
fel de echtheid van bet geschrift en was
in staat cm te zeggen, waar bet geld te
vinden was.
Zoo kwam Antje in bet bezit van hare
erfenis, niet zonder leedwezen te gevoe
len, dat Grootje 1111 niet langer behoefte
bad aan de gemakken, die hare bijéén
vergaderde schatten haar hadden kun
nen verschaffen. De oude vrouw bad
waarschijnlijk eensklaps genegenheid
voor Antje opgevat en daar zij geene
nabestaanden bezat, bad zij besloten,
bare kleine vriendin, die baar bij meer
dan ééne gelegenheid zoo moedig tegen
beleedigingen verdedigd had, rijk te
maken.
Yan de nette woning, waarheen An
tje en bare moeder al spoedig verbuis-
den, en van de menigte blijde en geluk
kige dagen, die zij met elkander door
brachten, zoowel als van al het goede,
dat zij deden, door jaarlijks eene be
paalde som aan liefdegiften uit te rei
ken, om dat alles omstandig te ver
tellen, ontbreekt het mij nu aan den
tijd.
Niets zoo zoet aan onze harten
l)un bet [Rozenkransgebed,
't Lenigt al de zielensmarten
En 't bevrijdt van zondensmet.
Onder alle de gebeden
Is bet niet die schoone bêe
Die in druk en zwarigheden
't Ha:t vervult met zoete vree!
Ads wij samen dan herbalen
D'een na d'and're Weesgegroet,
Zien vij als een kroon e pralen
Rond uw hoofd, o Moeder zoet
Immers 't zijn als zooveel rozen
Die w'U vlechten tot een kroon,
En die kroone uitverkozen
Staat TT toch zoo wonderschoon,
Geef dan. machtig' Koninginne
Dat, met 't bidden van dien krans,
't Christen volk steeds overwinne
d' Hel se he listen heel en ganscb.
Mochten wij ook eens hierboven;
Door de kracht der Weesgegroet,
Onzen Heere Jezus loven
Met der Maagden blijden stoet.
De eerbiedweerdige Lodewijk van
Blois verbaalt bet volgend feit.
Op zekeren dag werd een vroom die
naar Gods, dien hij goed kende en van
wien bij veel hield, bezocht door eene
ziel uit bet vagevuur. Deze deed hem
duidelijk zien. welke pijnen zij te ver
duren bad.
Gestraft ben ik, zegde zij, omdat
ik de H. Communie met weinig voorbe
reiding en veel lauwheid heb ontvan
gen. Daarom beeft Gods rechtveerdig-
beid mij veroordeeld tot de straf van
een verslindend vuur, dat mij verteert.
En wat kan ik doen om u te ver
kwikken en te verlossen? antwoordde
de dienaar Gods.
O ik smeek u allervurigst, beste
vriend, ga ééne keer te Communie
in mijn naam maar doe het met die vu
righeid en die liefde, waartoe gij in
staat zijt. Ik ben overtuigd, dat die vu
rige H. Communie mij dan zal verlossen
en dat door dit middel mijne schuldige
koudheden en flauwheden zullen, ver
goed zijn.
Deze verhaastte zicli zoo godvruchtig
mogelijk de H. Mis te hooren en de
H. Communie te ontvangen voor de zie-
lerust van zijnen vriend. Na de dank
zegging verscheen de ziel hem opnieuw,
maar dezen keer omringd van een weer-
galoozen luister. Zij was stralend van
geluk en, in de verrukking eener naam-
looze dankbaarheid, riep zij uit
Dank, beste vriend, bartelijken
dank! Uwe vurige H. Communie beeft
mij verlost, ik ga mijnen aanbiddelij-
ken Meester aanschijn aan aanschijn
aanschouwen en voor altijd bet geluk
der uitverkorenen genieten. In den He
mel zal ik u niet vergeten.
En de heilige ziel vloog op naar den
Hemel.
Hebben wij bier geene schoone gele
genheid ons den raad van den heiligen
Bonaventura te berinneren
De liefde spore aan om dikwijls
en godvruchtig voor de overledenen de
H. Communie te ontvangen want er is
niets krachtiger om de eeuwige rust der
overledenen te verkrijgen.
Maar is er geen reden om er bij te
voegen
Als gij tot de H. Communie nadert,
doet bet altijd met godsvrucht de god
vruchtige en veelvuldige Communie is
bet onfeilbaar middel om in den Hemel
te geraken.
VERKEERD BEHANDELD.
Een jong geneesheer bad een zijner
patiënten als ongeneeslijk opgegeven
De naaste betrekkingen drongen bij
hem aan, met een ouder collega te con
sulteren. Nadat beiden langen tijd over
het hoogst, interessante geval gesproker
hadden, kwamen zij hierin overeen, dat
de ongelukkige niet te helpen was, dat
liij sterven moest. Intusschen rekende]
zij zich verplicht, een en ander voor te
schrijven, opdat de bloedverwanten niet
zouden zeggen, dat de geneeshcevon
niets gedaan, niets tot redding van den
zieke beproefd hadden.
Eenige weken later ontmoette de
oude dokter zijn jongen collega, wien
hij de verdere behandeling van den pa
tiënt bad overgelaten, dewijl zijn tijd
hem kostbaar was en bij met stervenden
liefst niet te doen bad.
Nu, vroeg bij, hebt. gij bij de lijk
opening van den patiënt, over wien gij
mij geconsulteerd hebt, niets bijzonders
gevonden
Ik heb het lijk niet kunnen ope
nen.
Dat begrijp ik niet waarom hebt
gij deze gelegenheid om uwe kennis te
vermeerderen, laten voorbijgaan?
Omdat de man in leven gebleven
en van zijne ziekte geheel hersteld is.
Wat, leeft hij riep de oude dcktei
verontwaardigd. Dan hebt. gij hem
verkeerd behandeld, totaal verkeerd be
handeld
x
OPPASSEND.
Mama, stuur toch dadelijk om den
dokterzeide een vierjarig knaapje,
terwijl bij bij zijne moeder in de kamer
trad.
Wat is er dan? Er is toch geen on-
luk gebeurd
Nog niet; maar oom Karei staat
bij Clara en beeft gezegd, dat zij hem
moest -beminnen, want dat hij anders
dadelijk zou sterven.
x
EEN GOED MIDDEL.
Een student te Brussel, die zeer dooi
zijne scbuldeiscbers gekweld werd, be
dacht den volgenden list 0111 zich van de
lastige bezoekers te ontslagen. Hij
plakte een groot stuk papier op zijne
buisdeui, met deze woorden Hier
heerscben de pokken. De scbuldei-
schers kwamen, lazen en liepen weg.
HET WAS TE LAAT.
Zekere persoon, die meer dan eens
zijne vrienden lastig valt, als bij iets
noodig beeft, kwam bij zijnen vriend
Louis, zeggende
Louis, ik moet beden namiddag bij
den burgemeester gaan, 'k zal waar
schijnlijk eene plaats bekomen, maar
om er wat goed uit te zien, leen mij
voor een paar uren uw kostuum.
Louis doet bet, maar nauwelijks is
zijnen vriend de trappen af, toen hij bei
zicli reeds beklaagt en hem toeroept
Karei, breng mij tocli vooral bet
bergbrief je
x
Mijnbeer Aberdaan zoud eens aan een
zijner vrienden, M. X...., een tarbot ten
geschenke. De jongen, die al meer
maals in naam van zijnen meester der
gelijke geschenken bad gebracht, Was
lastig dat bij nog nooit een weinig
drinkgeld had gekregen.
Naar binnen gezonden, zette bij den
visch zoo maar ruw neder op eene tafel,
nabij de plaats waar M. X... in zijnen
armstoel zat en zegde
Mijnheer Aberdaan stuurt u eenen
tarbot, en wilde vertrekken.
Hé! wat is dal? riep M. X..., is
dat eene manier van boodschappen te
doen Ga eens in mijnen stoel zitten
dan zal ik u leeren boe gij moet doen.
De knecht nam plaats en M. X
met bet vischmandje naar de keuken
gaande, kwam weer binnen, boog zich
beleefdelijk en zegde:
Weledele heer, ik moet u de kom-
plimenten doen van mijnheer Aberdaan;
hij hoopt dat Ued. in goede gezondheid
zijt en is zoo vrij u een lekker viscbje te
zenden
Het is wel vriendelijk van mijn
beer Aberdaan, zegde de jongen zeg
aan mijnen vriend dat ik hem zeer laat
bedanken en... dit is voor u
De jongen nam een tweefrankstuk
van een hoopje dat op de tafel van M.
X.... lag.
Halte-la Dat is wat vet, riep deze;
geef eens wat gauw bier ziedaar, zie
daar is 'nen halven frank
TUSSCHEN DRINKEBROERS
Cies en Stant zitten te drinken in de
herberg.
Sakkerlootroept Cies, 't is al één
uur, Stant.
Drommels, Cies. c' in is 't hoog fijd
laf wij opkramen.
Ja, maar, wat zult gij aan uwe
vrouw zeggen
Niets anders dan goeden nacht
De test zal zij zelf zeggen.
x
HIJ WAS BEZORGD.
Een lieer was eens met eene dame
;ijner familie gaan wandelen. Toen zij
■eeds verre van buis waren, begon het
eensklaps te regenen.
Och Heereriep de dame, nu is
mijn nieuwe hoed zeker bedorven
Daar zal ik voor zorgen, zegde de
'ïeer blijf bier in dezen gang maar wat
staan tot dat ik terug kom.
E11 hij liep, zoo bard hij loopen kon,
ïaar eene vigilant, die op 20 stappen
-an daar stond, stapte er in, reed naar
tuis en.... baalde eenen paraplu.
HET WAS VOOR HAAR NIET.
Deze week kwam mevrouw Slim-
'i'oek van eene wandeling te huis en
vroeg aan de meid:
Melanie, is er tijdens mijne afwe-
:igheid iemand geweest?
Ju, mevrouw mijnbeer Charles is
lier geweest.
Mijnbeer Charles maar dien ken
k niet
Dat weet ik wel, mevrouw, ook
vas het voor u niet dat bij kwam, maar
oor mij.
x
ONGERUST
Een beer wilde naar Spa gaan met den
ileziertreinHij was ten uiterste onge-
ust dat bij 's morgeus niet vroeg ge-
ïoeg zou wakker geweest zijn. Hij lag
len geheelen nacht met open oogen in
:ijn bed. In het midden van den nacht
iep hij zijnen knecht.
Jan
Wat belieft er u, mijnheer?
Ziet eens, of bet nog niet begint
lag te worden.
Jan steekt zijn hoofd buiten het ven-
der en zegt
Mijnheer, 't is nog pikdonker.
Hoe gij, ezelboe kunt gij dat
den? Steek bet licht aan en zie dan.
x
Bij uitscheiding van handel, uit
verkoop der waren, beneden den inkoop
prijs las men op de winkelraam van
'enen lakenkoopman.
Dat kan bij niet, zegde eene ken-
ïis van den winkelier want hij heeft
,.w nog geenen. cent voor betaald.'
EENEN RAAD.
Een oude beer, met grooten knevel,
steekt zijne pijp aan, en vraagt aan zij
len gebuur, een jong heerken
Hindert u liet rooken
Ja, mijnbeer, was het antwoord.
Welnu, antwoordde de oude, rook
lan nooit. En bij rookte gerust voort.
x
Kees. Zeg eens, Seppe, is bet waar
lat onze burgemeester, met zijnen kale-
kop zoo goed franscb spreekt?
Seppe. Ik geloof het wel, jon
den bij spreekt franscb zonder liair.
x
Een kind van een vijftal jaren had
djnen kaatsbal verloren en kon hem on
mogelijk vinden. De meid werd gelast
pens goed te zoeken en na te vergeefs
gezocht te hebberf, zegde zij
Oscarke, ik heb overal gezocht, en
aiets gevonden.
Ehwel, zegde bet kind, zoek nog
Qe keer elders
x
SLIM BOVEN SLIM.
Iemand was door eene kennis bedro
gen geweest, die hem iets gegeven bad,
als zeer goed en malscb zijnde, maal
lat bij bet koken van langsom harder
werd.
Ik zal hem ook wel eens hebben,
^egde bij tot zijne vrienden.
Zekeren dag komt die persoon in
eene herberg binnen, met een schoon
konijn, in eenen handdoek gewikkeld.
Nadat hij bet aan verscheidene perso
nen getoond had gaat hij er mede tot
tn de keuken.
Dat is nu eene gelegenheid, om
hem eens beet te hebben tracht zijn
konijn, zonder dat bij het ziet, mede te
aemen, zegt men tegen den bedrogene.
Inderdaad, de persoon komt met zijn
konijn terug in de herberg en legt bet
op eene tafel, men vraagt hem om eene
partij met. de teerlingen te spelen, wat
hij terstond aanneemt.
Terwijl hij aan het spel is, neemt de
gefopte stillekens het konijn onder den
arm en gaat er mede naar zijne woning.
Te buis komende, zegt bij
Yrouw, ik heb de kluchtigaard nu
ook eens beet ik heb zijn konijn weg
genomen, dat hij medegebracht had,
om te huis op te eten.
Dat komt juist goed van pas, wij
hebben beden avond iemand om bij ons
het avondmaal te nemen en de kerel zal
au weten wat, het is iemand te bedrie
gen.
De vrouw neemt bet konijn en ont
bloot bet van den handdoek, waarin het
gewikkeld is.
God van den hemelroepen man
en vrouw uit, het is een oude handbor-
j stel die er in zit.
De eigenaar van bet konijn had in de
keuken der herberg bet konijn wegge
nomen en er een oude handborstel in
de plaats in gedaan.