ITJES ERFENIS te P le4tn. ALLERLEI De Rozenkrans Eene ziel uit het Vagevuur verlost door eene H. Communie ,t trof al heel ongelukkig, dat de üiet ,1 juist op dat oogenblik uitging. m oUd er mij van overtuigd, dat de hartige Mijnbeer Jansen, als hi] ten bad, wie er toen juist voorbij- de kinderen onder bet een of an- ■oorwendsel nog een weinig langer I school zou gehouden hebben, tot- ij geen gevaar meer bestond, dat net Grootje Vlieger in aanraking en komen. Zooals bet nu was, lie- ii j baar vlak tegen bet lijf, en nu m zich allerlei spottende uitroepen >r baar hooren. Kijk eens daar heb je de oude too- >ksWaar is uw bezemstok, tje pas op, Pietkom met te bi] baar, anders mocht zij u eens betoove- Zoudt gij wel niet eens willen zien, ij 's nachts duor de lucht vliegt 1 Hoe duur is de pepermunt tegen- dig' Och hemelGrootje wordt stapel- erop wendde de oude vrouw, die op wijze van alle kanten bestormd zich tegen bare aanvallers en ide niet haar dikken stok in het Wel, jongen Hoe kan je toch zoo zijn? zegde Antje Mijlenaar, die de school uitkwam, waar zij wei- oogenblikken was achtergebleven e boeken op te redderen en de ban- ■eclit te zetten. itjes' moeder was eene arme wedu- n Mijnheer Jansen vergunde baar, het- onderwijs, dat zij genoot, te en door bet in orde houden van bet 'fdlokaal. Ik kan niet begrijpen, dat gi] u schaamt, een oude vrouw zoo ge- i te behandelen. Ik zou wel eens n weten, boe bet u zou bevallen, iwe grootmoeder op zulk eene wijze iraatuitgejouwd werd? Wel zoo, gij zijt. ztker de klein- ter van de oude tooverbeks. Kijkt jongenvindt gij niet, dat zij eend op baar gelijkt? lar Antje stond volstrekt niet in betrekking van bloedverwantschap bootje Vlieger. Zij bezat een mede- nd, gevoelig liart en kon bet zoo r niet aanzien, dat zulk eene oude w aan bespotting en beleediging [gesteld was. Trek bet. u maar niet aan, Grootje e zij. Stoor u maar niet aan bet zij tegen u zeggen, want bet zijn le, ondeugende jongens, en ik ben iker van, dat Mijnbeer Jansen, als wist, boe zij u behandelen, lien ig zou straffen. Komaan, ik zal met «gaan, totdat gij thuis zijt. Ja, bet is een booze troep, een god- is geslacht, zeide Grootje, terwijl ijdig naar de jongens keek. Zij beb- er vermaak in om iemand kwaad te Maar gij zijt een goed kind, dat ken, e ka krui olk ing: de t pa aal. prac na t n ei ïduh n pa i, en P tr s ga; ikel iep ;eest lens eerk ip en ecini ïid i >tak en en n drift Iedi ijne uit iend( bee i Pa rele EUM \i de bet aai kaï le b DOl'b m i t vaj wor igen dooi Dei Men 31' ion t den iden hief u m 3cbti e en ïHTI [e Z\ dag le pra terw nasc r pj ranst der alati jj, ken ISCU! het t is laar en g nd u m r ve -echt N den dl! ten. 1 v< rop 3ng, a te >ge Iden i ge 3t G den i op s 01 leste t ba aen ?ne i eei groe ki H» loo partij voor eene oude vrouw Kom, beste meid ik moet naar Y et Mijne beenen hebben mij vandaag sr gedragen, en ik zou gaarne eens i n en in mijne nederige woning uit- Hebt gij dan vandaag zoo'n verre leling gedaan, Grootje 1 Tot aan de stad, beste meid Ik mijne kruiden verkoppen, want de vrouw moet toch leven en eene koffie en een korst brood kosten o zoo veel toen begon zij zachtjes te mompe- doch het eenige woord, dat Antje verstaan, was geld welk woord 'erscheidene malen herhaalde. was een zonderling tooneel, dat twee opleverden, zooals zij daar zaam langs den eenzamen weg gin- dat onschuldige kind met die e oogen en die zwakke, bevende, npelde oude vrouw. Antje bad een koop katoenen rokje aan en zag er lis bet kind van eerlijke armoede een zij dan ook werkelijk was, rm om in purper en fijn lijnwaad eed te gaan, te trotsch om anders fatsoenlijk voor den dag te komen. Üeederen van Grootje waren gelapt zegi fgedragen, en hadden een fatsoen (geheel uit de oude doos was. Haar was langzaam en waggelend, hare dikwijls afgebroken en onduide- Lieve Antje vroeg zij eensklaps. It gij wel rijk willen zijn, evenals tenschen, die ik vandaag in de stad ;n heb Daar waren prachtige paar- keurige rijtuigen ea allerliefste m, die allen hunne beste kleederen hadden en op hun gemak in hunne •gen lagen. Zoudt gij ook niet rijk iu wezen en veeld geld bezitten itje begon te lachen en zeide Zeer gaarne zou ik geld willen heb Grootje om bet vele goede, dat ik mee zou kunnen doen maar ik zou er nooit aan kunnen gewennen, alle m zoo mooi gekleed te gaan, en an- niet te doen te hebben dan te rij en zich in al zijne pracht, aan de sclien te laten zien moet toch op den duur vervelend worden. Lief kind! riep Grootje uit, gij ;t er verstandig over. Maar veron- tel eens, dat gij geld liadt, wat t gij er dan mee doenP Dan zou ik er u wat van geven, >ije eene mooie som genoeg e maken, dat gij bet uw geheele le- goed badt en met bet overige zou au moeder al datgene verschaffen, ik maar dacht, dat baar gelukkig unnen maken, zoodat zij nooit iets jl mT te doen bad, of zij moest er genoegen in vinden. Ha, ha lachte Grootje, boor dat eens aanZij zou er mij een gedeelte van geven en er mijne laatste dagen door veraangenamen. Och zij heeft een edelmoedig hart, en zij zal geld heb ben En zij herbaalde bet woord geld zoo dikwijls, dat Antje eigenlijk blij was, toen zij aan het begin der laan, waar zij van bare zonderlinge gezellin moest «oheiden, gekomen waren. Goeden nacht, lief kind j goeden nachtDus zoudt gij gaarne rijk willen zijn Ha, ba En nu sloeg zij de laan in en verdween uit bet. gezicht, bet woordje geld nog altijd herhalende,'terwijl Antje zoo bard zij kon naar buis snelde. Onder het nutten van den eenvoudi- gen maaltijd, dien vrouw Mijlenaar vooi bare dochter klaar gemaakt had, vertel de deze baar bet een en ander omtrent bare ontmoeting met Grootje Ylieger. Zij beeft allerlei rampen in de we reld gehad, zei de moeder van Antje, en bet doet mij plezier, dat ik van u hoor, dat gij vriendelijk tegen haar ge veest zijt. Zij bad vroeger een gelukkig leven en een talrijk gezin; maar echtge noot, kinderen, vrienden, allen zijn haar door den dood ontnomen, en zij heeft gedurende verscheidene jaren in bare eenzame hut, aan de belling van den berg, gewoond, ontweken door hare bu ren en heinde en ver bekend onder den naam van Grootje Ylieger. Zij beeft den naam, dat zij zoowel eene toovenares als een scbraapster is maar de laatste beschuldiging is waarschijnlijk even onwaar als de eerste. Als gij wilt, dan moogt gij morgen, als gij naar school gaat, wel eens naar baar toegaan en haar wat verscbe eieren en een verscli gebakken brood dragen. Zoo ging Antje den volgenden mor gen de deur uit met een mandje, waarin het geschenk van hare moeder aan de oude vrouw zat, aan den arm. Haar hart was vervuld van vreugde en terwijl zij voortliep, zong zij met de vogels en joeg de kapelletjes, terwijl uit elk barer blik ken en bewegingen de overmaat van baar geluk sprak. De dauw lag nog op bet gras, en de veldbloempjes kwamen daaruit helder en vroolijk te voorschijn. Antje wan delde den eenzamen weg af, die door bet veld liep, en bereikte eindelijk de bel ling van den berg. Hoe rustig stond daar bet bouwvallige hutje Geen wind je scheen door de boomen te suizen, geen levend wezen was ergens te zien, geen enkel rookwolkje verhief zich boven den schoorsteen ten bewijze, dat Grootje vuur aangelegd bad. De zomersche zon neschijn en de onafgebrokene stilte schenen hier alleen gebied te voeren. Antje begaf zich naar bet butje en tikte zachtjes op de deur, maar toen zij geen gehoor kreeg, begon zij barder te kloppen. Daar ook dit geene uitwerking had, deed zij de deur zelf open, en trad de kamer binnen. Deze zag er netjes en zindelijk uit, ofschoon zij armoedig ge meubeld was en in de bedstede, die zich in een hoek der kamer bevond, lug Grootje, blijkbaar in slaap. Zij wilde waarschijnlijk eens goed van bare lange wandeling van den vori- gen dag uitrusten daarom besloot An tje, te gaan zitten en te wachten, totdat zij wakker werd. Zonder gedruiscb te maken zette zij haar mandje op de tafel neer en nam toen zelf plaats. Wat was bet stil in het vertrekHet zag er meer als het vertrek van een doode dan als dat van een levende uit, dacht Antje, en terwijl zij naar Grootje keek, maakte een vreeselijk vermoeden zich van baar meester. Als de oude vrouw eens werkelijk dood was Haar gelaat was bleek, er was bij baar geen bewijs van ademhaling, geen teeken van leven of beweging te zien. Het kind zat als betoöverd en keek met wijd openge spalkte oogen naar de neerliggende stalte, die niet bij machte was om zich te verroeren, en zag niets anders dan dat bleeke gezicht en was op dat oogen blik slechts van een enkele gedachte vervuld. Zij werd uit bare mijmeringen gewekt door een zacht miauw en door de lichte aanraking met de zijden huid van een poesje, dat daarmee tegen bare band aanwreef. De oude lieveling van Grootje ontwaakte uit den slaap en wil de bet eenige levende wezen, dat bij in Je kamer zag, eens verkennen. Die aanraking en den plotselinge schrik, welke deze bij haar teweeg bracht, deden baar weder tot de bewust heid komen, dat er iets moest gedaan worden, en dat wel onmiddellijk daar om snelde zij de deui uit en bleef' niet stilstaan, voordat zij do woning barer moeder bereikt on deze bet gebeurde zoo bekpopt mogelijk medegedeeld bad. Yrouw Mijlenaar ging terstond met baar dochtertje mede en bevond inder daad, flut baar vermoeden maar al te waar was. Grootje Ylieger was even ongemerkt gestorven, zooals men in slaap valt. Op net tafeltje, dat naast bare bedstede stond, lag baar bijbel en daarop een dichtgevouwen papier, dat, tot niet ge ringe verwondering varf vrouw Mijle naar, aan baar zelve gericht was en bij nader onderzoek het testament van Grootje Ylieger bleek te zijn. Daarin vermaakte zij zij kon bare oogen nau welijks gelooven verscheidene dui zenden aan baar eigen dochtertje aan Antje MijlenaarWas dat alles niet een droom? Het bad er werkelijk den schijn van. Het nieuws van den dood van Grootje verspreidde zich al spoedig, en eene me nigte menschen waren er bij bare be grafenis tegenwoordig, die echter meer door nieuwsgierigheid dan door achting voor de overledene gedreven werden maar bovenal waren zij daarheen geko men door een zonderling gerucht, dat Grootje Ylieger alles behalve bet arme schepsel geweest was, waarvoor men baar gehouden bad, maar integendeel schatrijk was. De notaris, die bet testament opge steld bad, be 7r?es zonder eenigen twij fel de echtheid van bet geschrift en was in staat cm te zeggen, waar bet geld te vinden was. Zoo kwam Antje in bet bezit van hare erfenis, niet zonder leedwezen te gevoe len, dat Grootje 1111 niet langer behoefte bad aan de gemakken, die hare bijéén vergaderde schatten haar hadden kun nen verschaffen. De oude vrouw bad waarschijnlijk eensklaps genegenheid voor Antje opgevat en daar zij geene nabestaanden bezat, bad zij besloten, bare kleine vriendin, die baar bij meer dan ééne gelegenheid zoo moedig tegen beleedigingen verdedigd had, rijk te maken. Yan de nette woning, waarheen An tje en bare moeder al spoedig verbuis- den, en van de menigte blijde en geluk kige dagen, die zij met elkander door brachten, zoowel als van al het goede, dat zij deden, door jaarlijks eene be paalde som aan liefdegiften uit te rei ken, om dat alles omstandig te ver tellen, ontbreekt het mij nu aan den tijd. Niets zoo zoet aan onze harten l)un bet [Rozenkransgebed, 't Lenigt al de zielensmarten En 't bevrijdt van zondensmet. Onder alle de gebeden Is bet niet die schoone bêe Die in druk en zwarigheden 't Ha:t vervult met zoete vree! Ads wij samen dan herbalen D'een na d'and're Weesgegroet, Zien vij als een kroon e pralen Rond uw hoofd, o Moeder zoet Immers 't zijn als zooveel rozen Die w'U vlechten tot een kroon, En die kroone uitverkozen Staat TT toch zoo wonderschoon, Geef dan. machtig' Koninginne Dat, met 't bidden van dien krans, 't Christen volk steeds overwinne d' Hel se he listen heel en ganscb. Mochten wij ook eens hierboven; Door de kracht der Weesgegroet, Onzen Heere Jezus loven Met der Maagden blijden stoet. De eerbiedweerdige Lodewijk van Blois verbaalt bet volgend feit. Op zekeren dag werd een vroom die naar Gods, dien hij goed kende en van wien bij veel hield, bezocht door eene ziel uit bet vagevuur. Deze deed hem duidelijk zien. welke pijnen zij te ver duren bad. Gestraft ben ik, zegde zij, omdat ik de H. Communie met weinig voorbe reiding en veel lauwheid heb ontvan gen. Daarom beeft Gods rechtveerdig- beid mij veroordeeld tot de straf van een verslindend vuur, dat mij verteert. En wat kan ik doen om u te ver kwikken en te verlossen? antwoordde de dienaar Gods. O ik smeek u allervurigst, beste vriend, ga ééne keer te Communie in mijn naam maar doe het met die vu righeid en die liefde, waartoe gij in staat zijt. Ik ben overtuigd, dat die vu rige H. Communie mij dan zal verlossen en dat door dit middel mijne schuldige koudheden en flauwheden zullen, ver goed zijn. Deze verhaastte zicli zoo godvruchtig mogelijk de H. Mis te hooren en de H. Communie te ontvangen voor de zie- lerust van zijnen vriend. Na de dank zegging verscheen de ziel hem opnieuw, maar dezen keer omringd van een weer- galoozen luister. Zij was stralend van geluk en, in de verrukking eener naam- looze dankbaarheid, riep zij uit Dank, beste vriend, bartelijken dank! Uwe vurige H. Communie beeft mij verlost, ik ga mijnen aanbiddelij- ken Meester aanschijn aan aanschijn aanschouwen en voor altijd bet geluk der uitverkorenen genieten. In den He mel zal ik u niet vergeten. En de heilige ziel vloog op naar den Hemel. Hebben wij bier geene schoone gele genheid ons den raad van den heiligen Bonaventura te berinneren De liefde spore aan om dikwijls en godvruchtig voor de overledenen de H. Communie te ontvangen want er is niets krachtiger om de eeuwige rust der overledenen te verkrijgen. Maar is er geen reden om er bij te voegen Als gij tot de H. Communie nadert, doet bet altijd met godsvrucht de god vruchtige en veelvuldige Communie is bet onfeilbaar middel om in den Hemel te geraken. VERKEERD BEHANDELD. Een jong geneesheer bad een zijner patiënten als ongeneeslijk opgegeven De naaste betrekkingen drongen bij hem aan, met een ouder collega te con sulteren. Nadat beiden langen tijd over het hoogst, interessante geval gesproker hadden, kwamen zij hierin overeen, dat de ongelukkige niet te helpen was, dat liij sterven moest. Intusschen rekende] zij zich verplicht, een en ander voor te schrijven, opdat de bloedverwanten niet zouden zeggen, dat de geneeshcevon niets gedaan, niets tot redding van den zieke beproefd hadden. Eenige weken later ontmoette de oude dokter zijn jongen collega, wien hij de verdere behandeling van den pa tiënt bad overgelaten, dewijl zijn tijd hem kostbaar was en bij met stervenden liefst niet te doen bad. Nu, vroeg bij, hebt. gij bij de lijk opening van den patiënt, over wien gij mij geconsulteerd hebt, niets bijzonders gevonden Ik heb het lijk niet kunnen ope nen. Dat begrijp ik niet waarom hebt gij deze gelegenheid om uwe kennis te vermeerderen, laten voorbijgaan? Omdat de man in leven gebleven en van zijne ziekte geheel hersteld is. Wat, leeft hij riep de oude dcktei verontwaardigd. Dan hebt. gij hem verkeerd behandeld, totaal verkeerd be handeld x OPPASSEND. Mama, stuur toch dadelijk om den dokterzeide een vierjarig knaapje, terwijl bij bij zijne moeder in de kamer trad. Wat is er dan? Er is toch geen on- luk gebeurd Nog niet; maar oom Karei staat bij Clara en beeft gezegd, dat zij hem moest -beminnen, want dat hij anders dadelijk zou sterven. x EEN GOED MIDDEL. Een student te Brussel, die zeer dooi zijne scbuldeiscbers gekweld werd, be dacht den volgenden list 0111 zich van de lastige bezoekers te ontslagen. Hij plakte een groot stuk papier op zijne buisdeui, met deze woorden Hier heerscben de pokken. De scbuldei- schers kwamen, lazen en liepen weg. HET WAS TE LAAT. Zekere persoon, die meer dan eens zijne vrienden lastig valt, als bij iets noodig beeft, kwam bij zijnen vriend Louis, zeggende Louis, ik moet beden namiddag bij den burgemeester gaan, 'k zal waar schijnlijk eene plaats bekomen, maar om er wat goed uit te zien, leen mij voor een paar uren uw kostuum. Louis doet bet, maar nauwelijks is zijnen vriend de trappen af, toen hij bei zicli reeds beklaagt en hem toeroept Karei, breng mij tocli vooral bet bergbrief je x Mijnbeer Aberdaan zoud eens aan een zijner vrienden, M. X...., een tarbot ten geschenke. De jongen, die al meer maals in naam van zijnen meester der gelijke geschenken bad gebracht, Was lastig dat bij nog nooit een weinig drinkgeld had gekregen. Naar binnen gezonden, zette bij den visch zoo maar ruw neder op eene tafel, nabij de plaats waar M. X... in zijnen armstoel zat en zegde Mijnheer Aberdaan stuurt u eenen tarbot, en wilde vertrekken. Hé! wat is dal? riep M. X..., is dat eene manier van boodschappen te doen Ga eens in mijnen stoel zitten dan zal ik u leeren boe gij moet doen. De knecht nam plaats en M. X met bet vischmandje naar de keuken gaande, kwam weer binnen, boog zich beleefdelijk en zegde: Weledele heer, ik moet u de kom- plimenten doen van mijnheer Aberdaan; hij hoopt dat Ued. in goede gezondheid zijt en is zoo vrij u een lekker viscbje te zenden Het is wel vriendelijk van mijn beer Aberdaan, zegde de jongen zeg aan mijnen vriend dat ik hem zeer laat bedanken en... dit is voor u De jongen nam een tweefrankstuk van een hoopje dat op de tafel van M. X.... lag. Halte-la Dat is wat vet, riep deze; geef eens wat gauw bier ziedaar, zie daar is 'nen halven frank TUSSCHEN DRINKEBROERS Cies en Stant zitten te drinken in de herberg. Sakkerlootroept Cies, 't is al één uur, Stant. Drommels, Cies. c' in is 't hoog fijd laf wij opkramen. Ja, maar, wat zult gij aan uwe vrouw zeggen Niets anders dan goeden nacht De test zal zij zelf zeggen. x HIJ WAS BEZORGD. Een lieer was eens met eene dame ;ijner familie gaan wandelen. Toen zij ■eeds verre van buis waren, begon het eensklaps te regenen. Och Heereriep de dame, nu is mijn nieuwe hoed zeker bedorven Daar zal ik voor zorgen, zegde de 'ïeer blijf bier in dezen gang maar wat staan tot dat ik terug kom. E11 hij liep, zoo bard hij loopen kon, ïaar eene vigilant, die op 20 stappen -an daar stond, stapte er in, reed naar tuis en.... baalde eenen paraplu. HET WAS VOOR HAAR NIET. Deze week kwam mevrouw Slim- 'i'oek van eene wandeling te huis en vroeg aan de meid: Melanie, is er tijdens mijne afwe- :igheid iemand geweest? Ju, mevrouw mijnbeer Charles is lier geweest. Mijnbeer Charles maar dien ken k niet Dat weet ik wel, mevrouw, ook vas het voor u niet dat bij kwam, maar oor mij. x ONGERUST Een beer wilde naar Spa gaan met den ileziertreinHij was ten uiterste onge- ust dat bij 's morgeus niet vroeg ge- ïoeg zou wakker geweest zijn. Hij lag len geheelen nacht met open oogen in :ijn bed. In het midden van den nacht iep hij zijnen knecht. Jan Wat belieft er u, mijnheer? Ziet eens, of bet nog niet begint lag te worden. Jan steekt zijn hoofd buiten het ven- der en zegt Mijnheer, 't is nog pikdonker. Hoe gij, ezelboe kunt gij dat den? Steek bet licht aan en zie dan. x Bij uitscheiding van handel, uit verkoop der waren, beneden den inkoop prijs las men op de winkelraam van 'enen lakenkoopman. Dat kan bij niet, zegde eene ken- ïis van den winkelier want hij heeft ,.w nog geenen. cent voor betaald.' EENEN RAAD. Een oude beer, met grooten knevel, steekt zijne pijp aan, en vraagt aan zij len gebuur, een jong heerken Hindert u liet rooken Ja, mijnbeer, was het antwoord. Welnu, antwoordde de oude, rook lan nooit. En bij rookte gerust voort. x Kees. Zeg eens, Seppe, is bet waar lat onze burgemeester, met zijnen kale- kop zoo goed franscb spreekt? Seppe. Ik geloof het wel, jon den bij spreekt franscb zonder liair. x Een kind van een vijftal jaren had djnen kaatsbal verloren en kon hem on mogelijk vinden. De meid werd gelast pens goed te zoeken en na te vergeefs gezocht te hebberf, zegde zij Oscarke, ik heb overal gezocht, en aiets gevonden. Ehwel, zegde bet kind, zoek nog Qe keer elders x SLIM BOVEN SLIM. Iemand was door eene kennis bedro gen geweest, die hem iets gegeven bad, als zeer goed en malscb zijnde, maal lat bij bet koken van langsom harder werd. Ik zal hem ook wel eens hebben, ^egde bij tot zijne vrienden. Zekeren dag komt die persoon in eene herberg binnen, met een schoon konijn, in eenen handdoek gewikkeld. Nadat hij bet aan verscheidene perso nen getoond had gaat hij er mede tot tn de keuken. Dat is nu eene gelegenheid, om hem eens beet te hebben tracht zijn konijn, zonder dat bij het ziet, mede te aemen, zegt men tegen den bedrogene. Inderdaad, de persoon komt met zijn konijn terug in de herberg en legt bet op eene tafel, men vraagt hem om eene partij met. de teerlingen te spelen, wat hij terstond aanneemt. Terwijl hij aan het spel is, neemt de gefopte stillekens het konijn onder den arm en gaat er mede naar zijne woning. Te buis komende, zegt bij Yrouw, ik heb de kluchtigaard nu ook eens beet ik heb zijn konijn weg genomen, dat hij medegebracht had, om te huis op te eten. Dat komt juist goed van pas, wij hebben beden avond iemand om bij ons het avondmaal te nemen en de kerel zal au weten wat, het is iemand te bedrie gen. De vrouw neemt bet konijn en ont bloot bet van den handdoek, waarin het gewikkeld is. God van den hemelroepen man en vrouw uit, het is een oude handbor- j stel die er in zit. De eigenaar van bet konijn had in de keuken der herberg bet konijn wegge nomen en er een oude handborstel in de plaats in gedaan.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3