In de brandweer van Brussel
DeVergiffenis van den Monnik
De opvolger van Edganl Ti
Een voorbeeld uit de
Eert Maria I
INT DE ZOOT
-
Onze gravuur stelt eene ladder voor
van 30 meters lioog, eenig op ganscli de
wereld, en waarvan de prijs 50 duizend
frank bedraagt. Zij wordt in de Brus-
selsche brandweer gebruikt.
(44»'o Vervolg.)
Wat u betreft, mijne zonen, her
nam pater Eusebio, zich tot de soldaten
wendende, ik zal u mijn zegen geven.
T)e soldaten knielden en Ta rif a bleef
alleen rechtstaan.
De deuren van het klooster gingen
weer dicht, en de rechter beschouwde
de soldaten, die een kruis mieken en op
stonden, met verachting.
Lafaards zegde hij, gij hebt mij ii,
den steek gelaten
De dienst van God gaat voor den
dienst des koningsantwoordden zij.
De weg van het Karthuizerklooster
naar Valencia werd stilzwijgend afge
legd. Tarifa had ook het tweede spel
verloren. Zonder twijfel zou de invloed
van Aguidas voldoende zijn, om hem
zijn ontslag te doen krijgen. Men zou
het voorgevallene in het Gesloten Huis
voor eene klucht aanzien. Hij rekende
op de vangst van Alonzo Cano om zijne
fortuin en zij zou hem waarschijnlijk
geheel ten gronde richten.
O riep hij uit, ik zal dien man
voortaan niet alleen meer zoeken in het
belang der justicie maar om mijn eigen
wraak te koelen
Hij zond de soldaten heen en ging in
een toestand van onbeschrijfelijke woe
de naar huis.
Den volgenden dag was de gebeurte
nis van het Gesloten Huis het onderwerp
van alle gesprekken. Murillo en graaf
Aguidas lieten niet na, Tarifa verant
woordelijk te stellen voor hetgeen zij
een zot avontuur noemden. Eenige da
gen later diende de ongelukkige, be
schimpt en veracht, in zijn hoogmoed
gekrenkt, zijn ontslag in als rechter te
aleneië en vertrok in het geheim naar
Madrid.
Terwijl Murillo de plaatsing van zij
ne schilderij bijwoonde, terwijl Agui
das zich over de redding van Alonzo ver
heugde, die gedeeltelijk aan zijne zor
gen te danken was, terwijl Tricordo
langzamerhand genas en door herhaal
de aanvallen van woede eene volkomene
genezing vertraagde, hervond Cano in
het Karthuizerklooster tegelijk de kalm
te der ziel en de gezondheid van het li
chaam.
De a anval van hevige koorts, die een
gevolg was van zijne wonden en van de
aandoeningen van den vreeselijken dag,
op welken hij, na den dood ontkomen
te zijn, bijna in handen van een heilig-
sehendeudcn rechter gevallen was, be
terde eerst na eene week. Ijlhoofdig
heid had de overspanning vervangen en
gedurende de lange nachten, die de no
vice Pablo en pater Eusebio bij het
smart bed van Cano overbrachten, kon
den beiden zich zoowel van de onschuld,
als van het ongeluk van den grooten
kunstenaar overtuigen.
Vader, zegde de novice op zekeren
dag tot zijn overste, na getuige te zijn
geweest van een dier aanvallen, die aan
Alonzo's leven een einde schenen te zul
len maken, ik beken het u in de nede
righeid mijns harten, dat ik mij zeiven
meer dan eens gevraagd heb, of werke
lijk hetgeen de menschen geluk noe
men niet huiten deze muren te zoeken
was, tusschen welke ik ben opgegroeid
en die mij zullen zien sterven. Ik stelde
mij de veldheeren voor, om hunne wa
penfeiten beroemd, en wier degen den
koningen kronen bezorgt ik droomde
van den roem dier mannen, welke hun
ne gedachten belichamen, en de kunst
bezitten om de voortbrengselen van hun
vernuft met een onsterfelijk bestaan te
begiftigenLope de Vega, Calderon,
enz., enz.
Lope de Vega is monnik geworden,
mijn zoon.
Dan weer droomde ik van andere
nog vreemder lotgevallen. Ik zag mij
zeiven worstelend met de onwetendheid
I der eenen, met de slechte bedoelingen
j der anderen, met de stormen van den
oceaan en de onweders des hemels en
j eene nieuwe wereld ontdekkende, waar-
mede ik mijn vaderland verrijkte.
Christoffel Columbus was een mar-
I tela ar, mijn zoon.
Kortom, ik heb al degenen, die
groot voor de menschen geworden zijn,
veldheeren, admiraals of dichters, ik
heb ze allen benijd...
Zonder twijfel is de naam van
Alonzo Cano ook tot u gekomen?
Ja, mijn vader, ik stelde hem mij
voor, omringd met een hemelschen
iichtkransIk wist dat hij engelen
des hemels en heilige figuren schil
derde en dit hij, m de vurigheid van
/jiju gebed, bewonderenswaardige typen
vond, die, boven de altaren geplaatst,
de godsvrucht der menschen opwekten.
Arm kind, mompelde de overste.
Gij keurt liet af, niet waar, vader?
Ik heb te: nauwernood de kracht
u te berispen, mijn zoon, die gedachten
die terugblikken naar de wereld, zijn
onze bekoringenniemand is er vrij
van, welken leeftijd hij ook hebbe, en
welke boetvaardigheid hij zich vrij wil
lig ook hebbe opgelegd. Antonius, on
dervond in de woestijn al het vreeselij-
ke ^an den strijd tegen de geesten des
kwaads. Hierouymus herinnerde zich in
de eenzaamheid de feesten van den cir-
kus. De bekoring beproeft ons, mijn
zoon, zij alleen bevestigt ons in onze
roeping. Gelukkig degenen, die bekoord
worden, maar de ooren sluiten voor hare
bedrieglijke en verleidelijke stem.
Dank zij de Moeder der barmhar
tigheid hernam de novice Pablo. Zoo
ik de proef dier bekoringen doorstaan
heb, ik heb mijne gedachten nooit zoo
ver doen afdwalen dat ik er, al was het
ook maar een minuut, aan gedacht heb,
dit heilig huis te verlaten.
Dit gesprek had plaats bij het venster
der cel van den zieke. Deze sliep en ter
wijl zij spraken konden Pablo en pater
Eusebio de heerlijke vlakte van Yalen-
eië overzien, afgewisseld door bloeiende
tuinen en bekroond door een woud dat
verder op een trapsgewijze rijzenden
heuvel donker kleurde, en dan weer het
schrale deel van den tuin beschouwen,
waarin slechts regelmatige beplantin
gen van kruiden en struiken te zien wa
ren, waartusschen witte kruisen hunne
armen uitstrekten.
Eensklaps sprong de zieke op.
Hulp, hulp riep hij. Men vervolgt
mij, kom mij ter hulp!... Laat mij niet
door dien rechter grijpen. Ik ben on
schuldig, groote God Gij weet dat ik
onschuldig ben Geeft mij mijne pen-
seelen, ik heb de Madona in den droom
gezien, en ik wil haar schilderen zooals
ze mij verschenen is, met haar hemel
schen blik, haar gouden stralenkrans en
haar hemelsblauw gewaad... Neen! een
doek is mij niet genoeg, ik moet een
stuk hout of marmer hebben, ik heb den
beitel noodig. Ik wil een monniksbeeld
boefseeren. Niemand zal beter dan ik de
strengheid der zonen van den H. Fran-
eiscus weergeven, hun ascetisch gelaat,
waarop hemelsche visioenen te lezen
staan Een doekmarmerik wil weer
mij zelf zijn, en zoo ik slerf, wil ik dat
men weten zal
Pater Eusebio naderde den zieke snel
en legde den vinger op zijne lippen.
Pablo luisterde doodsbleek en met ge
kruiste armen.
Wat hindert het, vader, wat hin
dert het zegde de zieke op zachteren
toon ik kan mijn naam wel zeggen,
uij is niets meer dan de naam van een
ongelukkige.
Zich vervolgens tot den novice wen
dende, zegde hij hem
Bid voor hem, die de naam van
Alonzo Cano droeg.
De novice slaakte een kreet en zonk
op de knieën.
Weihoeeen dergenen wier fortuin
en roem hij ondanks zichzelven hij had
benijd, lag daar op het bed voor een
Karthuizermonnik, gewond, door den
laster vervolgd, door de justicie achter
na gezet, worstelende tusschen dood en
waanzin. Welk eene les voor zijne
jeugd
Pablo naderde Alonzo en greep zijne
hand.
.—.pij zult genezen, zegde hij hem,
gij zijt reeds veel beter... gij kunt reeds
op uw been staan... de koorts zal voor
onze zorgen moeten wijken, en weldra...
De zieke richtte zich in zijn bed op.
Zult gij mij wegjagen, als ik ge
nezen ben vroeg hij
Mijn zoon, antwoordde de overste,
jagen nooit iemand weg, maar de
armen, die aan onze deur kloppen, zijn
talrijk en het huis is klein.
Cano sloot de oogen en viel achterover.
Heer, zegde hij, het is goed hier
te zijn.
En zachtjes aan viel hij weer in slaap.
Twee dagen later kon hij opstaan
na eene week wandelde Lij in de tuinen
en verliet dikwijls hun f'risch groen, om
zich naar de omheinde plek te begeven,
waar de zonen van het Karthuizerkloos
ter Porta Coeli rustten.
(Wordt voortgezet.)
Komt, Krist'nen, komt Maria eeren,
Begroeten wij haar al te gaar;
Komt allen haren lof vermeêren,
Omringen wij haar feestaltaar
Ja, buigen wij in godsvrucht neder
Voor haren luisterrijken troon
Zij mint ons allen even teeder
En blikt op ons uit 's hemelswoon.
Haar moederzorg zal ons bewaren
Van liarteleed en zielsverdriet
In lijden, onheil en gevaren
Verlaat zij hare kind'ren niet.
Als wij haar trouwe dienaars blijven,
Dan waakt zij immer naast ons zij,
Ja, helpt den helschen leeuw verdrijven
En staat ons in het strijden bij.
Laat ons dan vol betrouwen heden
Te zamen tot Maria gaan,
En bieden wij onze zwakke beden
Aan deze lieve Moeder aan.
Haar wijden wij en hert en zinnen,
En onzen ganschen levenstijd,
Wij willen trouw Maria binnen
Haar naam zij steeds gebenedijd
Komt, Krist'nen, komt Maria eeren,
Begroeten wij haar al te saam
Komt allen haren lof vermeêren,
Vereeren wij haar Moedernaam.
Ik kende een bevallig klein huisge
zin. Hij, was maar klein van gestalte,
oruin van aangezicht en had een paar
breede schouders. Zij, een weinig groo-
ter, blond van haar, en bezat een paar
blauwe verwonderde oogen.
Zij kenden elkander van over lang,
gelijk men kennis draagt in de volks
wijken....
Eiken avond, rond 6 ure, kwam hij
ran de a gaz waar hij als ijzerslager
werk vond. Zij ging gewoonlijk rond
latzelfde uur hare moeder te gemoet die
ran haar werk naar huis toekwam.
Eerst waren ze slechts voor malkan
ier als een soort van uurwerk, wiens
wijzers kruisen op een berekend oogen-
blik; want zij ook ontmoetten elkander
altijd op den hoek van dezelfde straat.
Op zekeren dag liet de jonge dochter
onvrijwillig een pak kleederen vallen.
De ijzerbewerker was daar juist en
hij raapte het pak op.
Verschooning, juffrouw
wel bedankt, mijnheer!...
En zij wierd rood.
En hij insgelijks.
Twee maanden na dit voorval, werd
hun huwelijk in de kleine parochiekerk
ran St-Yincentius a Paulo, te Clichy,
door den stokouden pastoor Narbev in
gezegend.
't Jaar nadien werd hun een kindje
geboren.
Men maakte niet veel complimenten,
maar men was toch "uiterst tevreden
Het wichtje zag er zoo rood uit als
een te veel gekookte kreeft, 't had klei
ne vurige oogjes en een nogal dik
neusje...
't Gelijkt wel op u... zei men aan
Jen vader.
En de vader, in den derden hemel,
doeg met de handen op zijn dijen.
Eerste klasse!... 't is wonder!...
en zeggen dat ik nu 'nen erfgenaam be
zit.
Zijn vrouwtje was ook contentKon
het anders En wanneer iedereen dat
engeltje van een kind had bewonderd,
aam het de werkman in zijne beroeste
grove werkhanden en het een weinig
ran den grond verheffende, riep hij uit
Wat is het toch bevallig!...
Zeer bevallig! uiterst lief!...
Eenige dagen nadien bemerkte het
vrouwtje, in den spiegel, dat haren man
zoo frutselachtig den geldbeugel uit het
ladekasje nam.
Hebt ge geld noodig?...
Ik wil slechts weten...
Wat wilt ge weten?...
Hoeveel er ons nog overschiet.
En beiden telden.
Daar staken halve kluiten in, een
bon voor de Tentoonstelling en twee
stukjes van twintig franken al te za
men 41 fr. 35 centiemen...
Zij bekeek hem...
Hij, altijd vreugdig, antwoordde:
Ik heb een gedacht-...
't Welk?...
Wij zullen tweemaal den prijs van
onze pacht uitsparen!... Ge weet... de
portierswoning, nr 228, in de Carnot-
straat staat, ledig... dat is naar onzen
tand... dat moeten we hebben.
Ah!... zuchtte ze.
En vermits ik 120 fr: per maand
win
Hij maakte een grootsch gebaar, als
wilde hij beduiden dat er geld met hoo-
pen ging overblijven...
Ze zijn portier geworden.
't Klein broertje heeft thans een klein
zusje gekregen. En alhoewel het por
tiershuisje maar smal, laag en klein is,
verwacht men een derde engeltje, ge
zien het gezegde Drie telt
De ijzerslager sloeg maar altijd het
ijzer.
Wie zag hij liefst, zijn jongentje of
zijn meisjeof zijn meisje liever dan
zijn jongentje?... Dat bleef e-en onbe
antwoord vraagstuk
't Is vast en zeker dat hij een overge
lukkig werkman was.
lederen avond ging hij, zijn pijpken
rookend, op wandel tot aan de Seine,
met zijne kleinen
Men zou gedacht hebben dat hij ook
genoeg kinaers bezat, want, wanneer
het derde geboren werd, dan wanneer
ganscli het braaf klein huisgezin in
vreugde verkeerde, kwam de eigenaar
van zijn huis, 'nen groenselkoopman
van Saint-Denis, bij zijnen terugkeer
van de Hallen, binnegestoven en begon
luidkeels te roepen
Maar is dat hier een konijnenhok
dan
En binnen de acht dagen mochten zij
er van doortrekken.
Voor de eerste maal van zijn leven
werd de ijzerslager zoo wat ongerust.
Doch zijne goede luim zwom welhaast
weer boven en hij stamelde
't- Zal nkt erg zijn'k Zal er wel
uitgeraken
In plaats van mijn pijpken aan de
brug te rooken, zal ik wat uren bijwerk
verrichten. Weent niet, beste vrouw!...
we kunnen voort zonder dat ge portier
ster speelt!... Wij zullen naar Genne-
villiers trekken, want op den buiten,
daar zijn de woningen goedkooper... Ik
heb nog sterke armen en gavige han
den!... Bezie me dat eens!...
En hij liet haar zijne gespierde bo
venarms eens betasten en zij vond ze
zoo hard als 't ijzer dat ze hielpen ver
pletteren.
Inderdaad, men trok zijn plan, en
zoowel, dat 't jaar nadien een vierde en
geltje van een kind uit den hemel ne
derdaalde. Ja, hij, werkman, winnende
120 fr. in de maand, en moetende leven
binnen de weelderige stad Parijs, hij
dierf datHij mocht er fier op zijn en
wanneer hij zijne acht-en-twintig dagen
ging doen bij den troep, droeg hij het
portret van al zijne geliefkoosde kinde
ren in een frisch cartonnen kaderken,
dat hij opzettelijk in den bazar had aan
gekocht, mede.
-Zijn dat altemaal de uwe?... vroe
gen liem zijne kameraden, bij liet zien
van die portretjes, die hij op een avond,
gedurende de groote krijgsoefeningen
uit zijn ransel te voorschijn haalde, om
er eens op te lachen en zijn bloedjes te
herinneren.
Ja... 't zijn de mijne!....
En hoeveel wint ge wel in 't bur
gerlijk leven?...
Honderd en twintig franken
Per maand
Ja zeker, per maand.
En ze bekeken malkaar denkende
't is 'ne zot
Hij, integendeel, vond dat hij zeer
wijs te werk ging en dat er nooit te
veel wijze en brave menschen zouden
zijn
Hij zou zijne plichten van echtgenoot
en huisvader tot het einde toe vervullen.
Men mocht hem uitschelden en voor den
zot houden, hij ten minste zou stand
houden. Alhoewel men zwart brood,
paardenvleesch, en opgeraapte aardap
pelen moest eten zou hij nooit voor de
te kwijten plichten achteruitdeinzen.
De jonge huisvrouw met hare verwon
derde blauwe oogen had nog 'nen twee
ling.... twee lieve kleinen die zoo won
der wel op malkaar trokken dat men
ben een verschillend gekleurd lintje om
den hals bond opdat men ze zoude kun
nen onderscheiden hebben.
Alsdan, werd dat huiselijk geluk voor
velen eene ware openbare ergernis. Een
ieder gaf af op den rug van dat. nederig
huisgezin. Arm was die familie, 't is
waar, doch ze vroeg aan niemand iets.
De vrouwen moesten er over babbe
len, dan bijzonderlijk wanneer ze mal
kander tegenkwamen aan de wasch-
kuip
Die kerel, zegde er eene, indien
hij mij op straat tegenkwam, zou ik wat
slagen willen toedienen!...
Een bediende van 't stadhuis kreeg
duivelsmanieren en hellewoorden in den
mond
Gaat dat zoo lang voortduren?...
Maar, mijnheer!...
Gij ontmoedigd degenen die zich
met u zouden willen bezighouden!...
t Waren bijzonderlijk de geburen die
onverbiddelijk schenen.
Zij ontdekten alle soorten van uit
vluchtsels en dat op schreeuwenden
toon. De kinders maakten lawaai!... zij
versleten de trappenzij wierpen
hunne schoenen op de steenen en pa-
tati en patata
Eindelijk, om alles weer op zijn effen
te brengen, wierp de eigenaar de brave
en deftige familie op straat.
En thans bestatigde de ijzerslager de
onvergeeflijke misdaad die hij tegen
zijn vaderland bedreef met het talrijke
kinderen te schenken. Wanneer hij er
gens wilde zijnen intrek nemen
Hoeveel kinderen hebt ere9
-Zes....
En de portier glimlachte... de deug
niet...
Met walging doch uit dwang ging de
werkman kloppen aan eene andere deur.
Maar overal ontving hij hetzelfde
woord
Hoeveel kinder»?...
Zes....
Ge zegt?...
Zes....
Hoe oud i» uwe vrouw
Twee-en-dertig jaar...
En men keerde hem al lachend |j
spottende den rug toe.
En de ongelukkige bleef
straat't scheen dat de ondervrag
blikken van al die kleine blauwe T1:
hem ondervroegen
Vader... waarom moet die heei
ons niet hebben?...
Waarom?... arme kleinen....
Doch de vader bepeinsde zich ff 11
toch niet ziek en mijne vrouw is nie r
gezond... werk hebben we in oven
en schulden hebben we niet...
Wat schiet er ons tekort... Ik-
op zak het noodige geld om 'nen
op voorhand te betalen en in mijne
ren vloeit er warm en gezond bloei
Doch zijne gezondheid was van
ner waarde.
De bevalligheid zijner moedigi \'e
plichtkwijtende vrouw telde niet.
Zijn geld was ook al zonder waai t
Hij had zes kinderen!...
Schrikkelijke vlek!....
'ge
sta
Nochtans c-ere en veel eere moei rij
ailke dappere werklieden toege ed
worden, 't Zijn onze mannen en
wen van christen plicht. Gelukld
dat zulken blijven voortleven wan
ders verdronken wij in de praal,
pracht en in 't goud... en in de mi
der onreinheid't Schijnt df i
Fransche bouwmeesters voor zulke
ve en deftige lieden geen huizen
willen opbouwen
(Naar Pierre l'Ermit „e
el<
EUCEEN ISA!,
kapelmeester van den kon indien
Z. M. Albrecht. I, komt den k - E
naar Eugeen Isaï, tot kapelmees ^.1
benoemen. Men weet dat dien posl
het afsterven van Edgard Tinne
bezet was.
zijn
-V
- V
-D
In November laatstleden nader lrig"
de geloovigen van de verschillige
chiën der stad Namen, alsook dei - 0,
steden Jambes, Saint-Servais, ziji
grade en St-Marc, ter H. Tafel, taal
Duizende en duizende Comn Isoh
werden uitgedeeld. De oproep wei en
Mgr Heylen, de eucharistieke bii auw
ran Namen zelf gedaan en met j j6Wi
heid en godsvrucht beantwoord. rere]
In Sint-Lodewijksgesticht, 's i ren,
dags om 3 ure, hielden de manne ti
algemeene vergadering. Men tel
ruim 1.500. Mgr de Bisschop zat
De aartspriester Houba verwei
de dappere christenen. De rechter
ke handelde over de H. Sacramei ",^n
freriën, meer en meer bloeiend in c
dom Namen. De weled. Heer deHe
farts sprak over den eeredienst v Je
H. Sacrament. Z. H. Mgr de Bi 1» di
hield de sluitrede, bedankte de sp °&s
en gaf menige praktische en va< ?8"ei]
raadgeving aan al de gildeleden r
H. Sacrament. -ert
Om 5 ure werd er een pontific
in de Kathedraal gezongen en eei
cessie waaraan ten minste 2.500 n
deelnamen ging uit onder het Vóó
van gewijde gezangen deed me llls
toer der ruime St-Aubinsplaats. rij
Niet anders dan mannen mochi iD(je€
den stoet deelnemen. Overpi (n ot
schouwspel
Mgr Heylen droeg het Allerht een
en gaf zelf de Benedictie, nadat ^ht
duizende deelnemers de Aanroep een
de Credo werden aangeheven! p.
Mocht zulk congres en betoogi ier„
gelijks plaats grijpen in onze jJ t,
sche steden en hoofdparochiën cl
schillige dekenijen van ons Bisdt ri 8
het in 't H. Sacramentsvereerii önt
den Z. E. H. Kanunnik Van den g
aan 't hoofd, niet. moet onderdot
andere min begunstigde Bisdomi I
centers