Nieuwe Kunst De Vergiffenis van den Monnik Hoogere officieren gin liet Belgische Leger HUISELIJK GELUK Kater en Muis Rond het Voorzitterschap der Fransche Republiek (45"' Vervolg.) Op zekeren avond, na de godsdienst oefening. zocht de overste Alonzo te vergeefs in zijne cel daar hij hem noch in de kapel, noch in het klooster vond, liep hij in den tuin en riep het zachtjes bij zijn naam. Juist betrad hij het kerk hof, toen hij hem bespeurde, niet verre van een graf, dat bij voorbaat voor den eersten broeder, dien de Heer tot zich zou roepen, gegraven was. Ik vrees, zegde Eusebio, dat die lange avondwandeling u zal vermoeien: zoudt ge niet liever naar binnen gaan Ik zou liever sterven, vader. Begeeft u de menschelijke moed Neen, maar liever sterven dan van hier gaan. Gip wilt derhalve?... Dit gastvrij huis niet meer ver laten. De vreemdelingen gaan er voorbij en verblijven er niet. Maar zoo ik u vroeg er te mogen verblijven en u bij voorbaat beloofde, naar dén regel te leven en het gehoor zaamste der kinderen van den heiligen Bruno te zijn Denkt gij daar reeds lang over, mijn zoon Sedert ik u ken, mijn vader. De grijsaard greep de hand van den schilder. God heeft u, afgemat, bloedend, verlaten tot deze deur gevoerd, en thans gevoelt gij u vol dankbaarheid voor de Samaritanen, die u gered hebben. Maar tusschen dit gevoel van dankbaarheid en eene roeping is een groot verschil, mijn zoon. Wat kan ik van de wereld ver wachten? vroeg Cano, zij heeft mij aangenomen, toen ik jong, vurig, be roemd was zij heeft mij als gunsteling des konings voor hem zien zitten en als hooggeplaatste van Spanje bedienen, en zij ïieeft mij, toen ik met schande en bloed bedekt was, op den weg geworpen waar gij mij hebt opgeraapt. De we reld Om een lioogen rang, een grooten naam te verkrijgen, 0111 die ij dele zaak te verwerven, welke men roem noemt, een naam, die klank heeft, heb ik nach ten doorwaakt en zonder ophouden en rusteloos gezwoegd. Ik wilde die bewe ging, die de komst der grooten op pu blieke plaatsen veroorzaakt, dat ontzag, dat hen vergezelt, als zij zich tusschen de menigte vertoonen... Ik haakte naai de toejuichingen des volks bij mijn ar beid, en als de geloovigen op H. Sakra mentsdag voor mijne beelden en schil derijen neêrknielden, gevoelde ik mij dronken van geestdrift, van kracht en van jeugdig leven... De koning noemde mij zijn vriend, Spanje juichte mij toe en noemde mij den Michel-Angelo van 't schiereiland Ik had het verder gebracht dan slechts van roem te droomen, ik had hare lau werkransen veroverd. Een druppel bloed is voldoende geweest om dien voorrang, dien droom, dien roem in het niet te doen zinkenDe groote kunstenaar is een moordenaar gewordende rech ters hebben hem achtervolgd, dien Phi lip IA7" in zijne werkplaats kwam bezoe kenIk moest voor laster en haat vluchten... Vreeselijk, mijn vader! er zijn menschen gekomen, die belang hadden bij mijn ondergang, en wier be vordering van mijne gevanggeneming afhing, welke weldra door mijne te rechtstelling zou gevolgd worden... En ik zou nog iets te wenschen hebben van deze wereld, die mij slijk en bloed in het aangezicht gesmeten heeftIk zou nog willen terugkeeren onder die men schen, van welke ik zoovele Avonden heb ontvangen -De strengheid dei doorstane be- proeA'ing doet u overdrijven, mijn zoon Allen clie> gij kent, kunnen niet zwak en laf geweest zijn. Gij hebt gelijk. Miguël, mijn moe dige leerling, heeft zichzelven, geloof ik, aan de zegepraal mijner zaak ge wijd, maar Miguël is nog zeer jong, en iedere toewijding wordt niet door een goeden uitslag bekroond. Zijne mak kers hebben Alonzo Cano tot het laatste oogenblik beschermd; Murillo, de bra ve, ridderlijke Murillo heeft mij uif de handen Aan Tarifa gered, gelijk Mi guël mij eens aan Kosales ontrukte. Maar ik ben het moede, mijne vrijheid te A'erdedigen.... neemt gij haar dus en buig ze naar uwen nederigen regel. Pater Eusebio scheen ernstig na te denken. Het ongeluk alleen, zegde hij ein delijk, heeft u in onze armen geAvorpen. De ziekte heeft uw bloed verarmd en de vurigheid uwer natuur doen verminde ren. Wie weet, of de gezondheid u niet AveeT verjongen zal, en of gij na eenige maanden, in dit huis doorgebracht, niet tot de OA'ertuiging zult gekomen zijn, dat gij bestemd zijt om in de Avereld te le\*en? Indien ik slechts mijn hart en het belang A-an ons huis raadpleegde, zou ik zeggen BlijfIk zou u dit kleed der armoede geven, en gij zoudt voor altijd onze broeder zijn.... Maar een ge heim voorgevoel verzekert mij, dat gij ons A*erlaten zult. Laat mij derhalve de voorzichtigheid van een leidsman ge bruiken en die met de geneg-enheid eens vader» A'ereenigen. Blijf bij ons zoolang gij dit huis gast\"rij en aangenaam zult vinden, maar zoo gij gevoelt, dat gij binnen deze muren Aerkwijnen zult, denk dan, dat gij hier vrienden zult achterlaten, wier hart en wier armen voor u altijd open staan. Alonzo antwoordde niet. De wijsheid van pater Eusebio scheen hem toe gee- ne tegenwerping te gedoogen. Inderdaad, hadden geestdrift en dankbaarheid een groot vermogen op deze voor iedereen indruk ontvanke lijke ziel, en hare eerste verA-oering, die hem aandreef zich onherroepelijk in het klooster op te sluiten, kon wel tot groot, leedwezen aanleiding geven. Op dit oogenblik vereedigde zich de vurigheid zijner ziel met de gesteldheid van zijn gemoed. Hoewel hij pater Eusebio groot gelijk moest geven, kon hij niet begrij pen hoe hij ooit in staat zou zijn, de ark te verlaten, waar de rust, die hij te ver geefs zocht, alleen te vinden Avas. Hij meende voor altijd met de onderaard- sche droombeelden en hevige begeerten gebroken te hebben. De smart louterde hem. De atmosfeer Aran het klooster was voor hem als een weldadige dauw. Hij zwelgde dit nieuwe, innige leA7en, vol geheime bekoorlijkheid in, welks zoet heid alleen door degenen, die ze ge smaakt hebben, op den rechten prijs kan geschat worden. Hij sliep om zoo te zeggen in door de stilte A-an deze plaats, en het gezang der psalmen en de tonen Aan het orgel verplaatsen hem ge heel in eene andere Avereld. Hij dankte pater Eusebio, en A'oegde, om te bewijzen dat zijne roeping oprecht gemeend was er bij, dab de tijd ze zou beA'estigen in plaats van ze te Afzwak ken. Die proef neem ik aan, zegde hij, hoe lang moet zij duren Twee jaren, antwoordde pater Eu sebio. Eu gij staat mij toe, gedurende dien tijd het kleed mijner broeders te dragen Dat sta ik u toe, zoo dat u troost kan verschaffen. Ja, antwoordde Alonzo Cano met vuur; dan zal het mij toeschijnen, dat ik geheel afgestoiven ben aan eene we reld, die mij miskend, Aderlaten en ge krenkt heeft ik zou mij schamen, zoo ik mij nog door banden A7an eerzucht aaar het vergankelijke aan haar ge boeid A'oelde. Pater Eusebio hief de hand op om den kunstenaar te zegenen, doch er zAveef- de iets als een treurige, ongeloovige glimlach 0111 zijne verbleekte lippen. XIY. HET BEELD VAN DEN H. FRANCISCDS. De dagen, in liet Kartkuizerklooster ia ergebracht. Aolg'den elkander voor Adonzo op, als de golven A*an eene vreed zame rivier, die met eene gelijkmatige beweging naar de zee A-loeit. De rivieren verliezen zich in den oceaan, de ziel spoedt zich A-oort naar de grenzelooze eeuwigheid. Alonzo schikte zich gemakkelijk en als van zelf in den heiligen regel, welke pater Eusebio hem nog niet had willen opleggen. Hij A*erpoosde zich van zijn arbeid door het gebed, of begaf zich, als hij de schoone psalmen van het officie meegezongen had, naar zijne cel en trachtte de beeltenissen van patriar chen, profeten en profetessen op het doek te brengen. Zijne ziel werd ruimer onder dien vromen invloed, en leende aan zijn geest eene nieuwe veerkracht. Nadat het lijden deze krachtige na tuur verbrijzeld had, was het de roeping van het geloof haar weer op te richten. Alonzo geA'oelde zich in dit gezegend huis als in eene veilige haven, en bad den Hemel, het nooit meer te mogen verlaten. Al de kloosterlingen hadden hem lief, en lieten het geheim der dubbel avon tuurlijke wijze waarop hij in het kloos ter gekomen Avas, in niets doorscheme ren. De beschuldiging van de moord, die tegen hem was uitgebracht, bleef voor de broederschap verborgen en en kel aan pater Eusebio en Pablo bekend. De broeders wisten niet om Avelke reden Tarifa den ongelukkige had opgeëischt, en of hadden zij het geweten, zij zou den er hem in hunne groote toegevend heid niet minder goed om behandeld hebben. Alleen de christelijke liefde boezemt een zoo A-olstrekt medelijden in. Eene zuivere menschelijke goedhartigheid zou voor de rampen of het berouw van sommigen niet A7oldoende zijn, alleen het beschouwen van het kruis geeft de kracht om alle lasten, zoowel onze eige- ue als die onzer broeders, te dragen. Het leA'en A-an Alonzo Cano Avas der halve even rustig als dat der Karthui- zers hij stond met hen op voor het uur der metten, ging naar het koor, woonde de mis bij, sloot zich verArolgens in zijne werkplaats op, en bracht daar een groot gedeelte van den dag door. Zijn talent onderging zelfs door zijne nieuwe leef wijze eene groote verandering. Tot nu toe had hij biddende heiligen en martelaren geschilderd, met eene soort A'an gekunstelde bezieling thans deed het aanschouAven van mannen, in zelfskastijding en armoede een leven leidende, dat niet A7an deze aarde was en hunne ziel de vrije lucht ten hemel liet, hem het geheim van sommige uit drukkingen, de Avaarheid van enkele houdingen beter vatten en hem voor de uitgemergelde gestalten zijner kluize naars tinten vinden, die de kunst niet alleen vermag te scheppen. Hoe meer hij een echt christen werd, hoe meer hij yooruitging op den weg, dien hij vroeger slechts wankelend be trad, hoe meer hij het geheim vatte van groote zaken, verheven meesterwerken en bovennatuurlijke ingeAdngen. In plaats van dichters te lezen, las hij kerkvaders. Nooit had hij zich voorgesteld, dat het gevoel der goddelijke liefde de ziel tot zulk eene hoogte kon opvoeren. De eerste maal dat hij de gedichten van den H. Franciscus van Assisië opensloeg, geA-oelde hij zijn hart. plotselings aan gedaan. Het was A-oor hem als eene openbaring. Die goddelijke bloemen lie ten een geur in zijne ziel achter, die er niet meer uit verdreven zou worden. (Wordt voortgezet.) Luitenant-generaal Craaf de 't S ;r- clacs de Wommerson, die de 3' legei jf- deeling te Luik, aanvoert. De man moet naar zijn werk, De vrouAv reikt hem 't namiddageten I Daar komt de knaap, reeds kloek en sterk, En strengelt zich met blijde kreten Rondom des vaders rechterbeen. Daar neemt hij A-ader Aveer alleen I Roept 't meisje nu aan de andre zijde. En haast zich ook terzelfder tijde, Schuift een stoel bij, klimt erop En strengelt ook rond vaders kop Heur handjes en heur armpjes teeder. De man zet op den stoel zich neder, Hij maakt ziqh los, hij wil nu gaan, Maar ho't en is nog niet gedaan, Want uit de wieg zoo mild als zegen Lacht óok het kleine wicht hem tegen, En reikt naar hem, en roept naar hem Met grijpende handjes en schelle stem En houdt niet op, voordat de vader Dan eindlijk tot de Aviege nadert, En 't lieflijk in zijne armen heeft. Dan is 't als aan den man gekleefd Het lacht en stottert vreemde woorden. TerAvijl 't zijn armpjes lijk twee koorden Om 's A'aders hals, tot stikkens, drukt... En hij, half Aveenend en verrukt a Dat God met zegen u belade, Mijn kindren lief, mijn trouAve gade I Hij geeft het Avicht, hij moet nu voort Aan moeder lief, gelijk het hoort. ■i Dag mandag vrouwgoên dag I [dag vader Zoo roepen, groeten ze al te gader En Avisslen lang nog groet en lach. En zoo, zoo gaat het iedren dag. Karei, zoo heette ouze kater, en Avas van de domste niet. Hij stond molleA-et vuil de ratten en muizen, die hij alle da gen opslikte. Grappen kende hij met de u-acht, om ze te vangen, gelijk ten an dere alle A-alschaards. Nagelheer de kater zat al drie uren met opgesteken rug, gespannen knevels en oorkens recht, stil loerend naar he^ holleken van een muisken. Piep!.... piep!.... zei het daarbin nen maar 't aardig ding en kwam r niet uit.... Wat gedaan, peisde Karei. Wacht, 't k geloof dat ik he al vast heb... Hij lei ziin linkeroog aan den in ,ang van liet holleken: hij zag diep, zee1 diep tot in 't- diepste van 's muizekens huis hij zag een lief vet muizeken bez g met een malsche raap te fretten. Nu '1 moest welgelukken dat liet juist geda n had met eten, en 't wilde nu buiten e n goed luchtje scheppen. Ja maar, lijk 't mui zeken naar boven steeg, zag he 't oog van den kater. Het beestje A7iel /an zijn zeiven van aandoening, maar g< lukkig- lijk de flauwte en duurde niet 1 ng en binst dat het nog ontsteld was begon de kater te vleien. -- Wel muisken, zei hij al lach n, Avat doet ge daar zoo lang in uw klei 1, fijn holleken? Weet ge 't al, ik moet u iets vertellen. Wat gij daar nu zegt, zei 't 1 >uis ken; en uAve klauwen dan, heer Ka el? vroeg het met benauwde stem. Watmijne klauwen, maar mm i- ken toch, ik heb ze afgesneden. Toe Katrientje, zei hij, haast u, haast u, dat ik vertellen kan. Eindelijk stemde het toe, 't bestreek zijn haar met fijn-olie om Avat meer te blinken, en na een laatsten lek aan poot jes en steertje, vloog het zijn holleken uit. Dag Katrientjezei de kater. Dag Kareihernam het muisken... Toe, heer Karei, zeg 'n keer, wat gaat gij nu vertellen Zwijg muisken, zwijg ervan, ge zult zoo blij zijn, en zoo gelukkig als gij maar en wilt. Ja, ja, heer Karei, ik wil gelukkig sijn, en Avat moet ik daarvoor doen Kijk, Katrientje, 'k ga 't zeggen. Degene die met mij trouwt die is ge lukkig? Zou ik ook met u mogen trouwen vroeg het muisken. En waarom niet? Als 't maar waar was Waarzei de kater, ge zult het ien, kom we zullen trouwen bij dien liaan, ginder onder den boom. Wac-hte, zei 't muisken, wachte, 'k ga meê, en 't sloeg zijn tongske om zijn snoetje en dan alle twee op een draf ken naar -1 ha,,.:. Da e stond kij, de meclielsche koe- ko met zijn dikke pluimen en rooden k un. De Haan miek het spel zoo kort nogelijk, hij plofte hem op z'.m hurken neer ondervroeg de beide gasmen of 't gemeend Avasen dan Proficiat, dat ge getrouwd zijt Dank u. zeiden ze, en ze gingen op speelreis. Onze Karei had besloten eene vriendine te gaan bezoeken, een oude kat, die bij den boer Avoonde. OnderAvege had het muisken veel a er- maak en trippelde fier nevens den 1 a- ter. Maar opeens kreeg het 'nen klauw in de nek. Ai mij Karei, zei' het, uwe nagel a boren door mijn vel. ZAvijg ervan, mijne al te groot' liefde zou u doodstreelen Ja, ja. zei 't muisken, 'k wiste wel dat het liefde Avas, maar algelijk hel deed zeer. 't En zal niet meer gebeuren, zei de kater en zij gingen alle twee al dan sende Ar001't. Onderwege kwamen zij vele Avondere dingen tegen een koppel honden in een traamkerre en een bende koeien die naar de Aveide trokken. Maar nu, als zij den aardeAveg in sloegen om naar het hof te gaan, kreeg het muisken eene beet in den nek. Maar, kater, zei het, wat doet gij nog 'ne keer? O muizeke en hij likte zijnen baard gij zijt toch zoo vet en zoo tnalscli 't Muizeken begon al Avat benauwd te worden, maar de kater streelde en zeem de zoo Avel, dat liet alle achterdocht ver loor. Dan gingen zij verder op, en dan sten een polkaadje Mijn hoofd draait al, zei Katrien- lie- Ik ook ben zat, zei de kater, ik aa iet niet meer wat ik doe... En terwijl hij sprak, sloeg hij den ld. uav aan 't muizeken, en met eenen trt k was de kop eraf'. In zoo gaat het in de wereld lil de zedeles dat men zich mijden mi et voor alle vleiers 't zijn mollige protjes met scherpe klauwen! Onze photogravuur geeft hier het laatste officieel portret weer A-an den heer Thiers, gewezen-voorzitter der Fransche republiek. op zijne deftige, eerlijke en eenvoui ouders gelaten indruk, toen hij vooi eerste maal geAvaagde van zijn mj lijk huAielijk met. Joanna K... to s i ken. strekt die pop aan uw leven doen d nemen!... Bepeins u eens!.... Mijn arme jongen, ge wilt Toch wel... ik heb gedacht en] t dacht, en reeds sedert lang Maar hebt ge ze wel bekeken t O zeker... ik zie uit geene ani F oogeni Hij sprak Avaarheid, de ongelukk |j maar hij aanzag ze slechts met de 1 j{ ken der liefde en niet verder dan j neus lang was. Ook, wanneer de bespreking j haar hout ging.... wanneer de bel merde ouders ze hekelden en raspt© Maar zij bezit niet de minste g dienstige OA-ertuigingmaar ze lg nooit haren voet in de kerk!... maa heeft geene huiselijke opvoeding vangen!... maar ze kleedt zich naa laatste, dwaaste en gewaagste mod maar dat kan geene goede huisvi zijn sloot hij alle manden met dezen eenigen A-olzin Indien dat alles zoo is, eh wel g zal ze wel veranderen K Nisi Dominus oustodierit.... Indien God de haardstede niet bewaart... Hoe was die ramp gebeurd? Hij vroeg het zich somtijds af, juist gelijk men zich ondervraagt bij een pas overleden mensch die nog warm heeft Maar wat mag de oorzaak van zulk treurspel zijn?... En Avanneer men dag voor dag, het verleden doorbladert en onderzoekt, dan verstaat men de teekenen die ze vroeger kennen gaA*en maar die tot dan toe zo 7der taal of uitdrukking bleven. ij Hij erinnerde zich nog zeer wel den Eilaashij had niemendalle derd Zult ge 'nen tvvintigjarigen doen rechtgroeien Kunt ge eene lente, eene opvoei eene jeugd hermaken, herstellen en bakken Ja, somtijds neen meest altijd' Voor hem was het neen Wanneer de betoovering oA7er ai wanneer hij beproefde in de plaats die A-ergankelijke en brooze bloem ei grondige vriendschap, gesteund o Sf hoogachting der wederhelft op te ken, zag hij, een voor een, al de r< van hoop en betrouwen Avegzinken r Hij kampte Aveken en maanden, n,e de zijn eigen niet gelooven, liet blind A-oor de allerduidelijkste1 z heid, kost wat kost wilde hij nie Iooa en Avat hem dagelijks ondei1 oogen viel. Hij nam die pop der nieuwe kuni l' hij beproefde er eene deftige vrouAi 1 te vormen... eene ATan die grondige,11 ATe, christene vrouAven, die bestond 't verleden, die op onze dagen n< vinden zijn, en die men morgen e1 tijd op de wereld zal tegenkomen. ,e Hij wilde zich meester maken va 8 hart en hij beijverde zich om het wekken tot het schoone en het he tot het volmaakte en het reine. Maar toen hij alles betracht loech de pop hem uit, en in plaati een hart opgewekt te hebben, wai'^€ slechts een zot en koppig belletj meer en meer tingelde en ringel zijne ooren. Alsdan overviel hem de ontrn ging, cn de huiselijke tooneeltjef He gomien voor goed. P D U O ze spaarde hem voorzeker dj1* vluchtsels en voorwendsels niet. ;ra Hij was bezorgd en zorgvuldig moest kleederstukken zien verbr(?(, die men met eene kleinigheid ha( nieuAvd. Hij werkte meer dan nai woonte, juist om eenige franken t« )0 nen besparen en een appeltje te ge 1 dorst Aveg te leggen. Hij moest - a inden dat zijne vrouw er Avetens er lens haren gang niede ging 1 Hage wilt gij schatten A7er len?... Wacht een beetje!... En zij kwam welhaast terug ui met eenen nieuAven hoed die ze ato1 uiet noodig had, en die zooveel det er weken werk A-an doen Avarcp 't verkAviste weer te Avinnen Hij AA-as geerne thuis.... hij be. het stille familieleven, zoo een lezi P 's avonds, bij een laaiend vuurtje lb.' weldoende licht hij moest mee n lzl( de theaters, schouwburgen, cinen andere uitzinnigheden van de sta J kon 's nachts slechts thuis gerak L ure, en mocht zes uren nadien 3el edi rom optrekken naar zijn werk. Hij beminde de kinderen hij aa uoodzaakt ze te deiwen, en stand een dwaas schepsel van een hond; loopende oogen en versleten gesL^0 namen van mijn schoon engeltjelus mijn teerbeminde lieveling t1 sc ren toeroepen. 1 ee Hij meende eene gezellin gehi UT^ hebben, en hij was besteken me zottemuts en gelijk men een d doet. afgeven aan het holklinkend °S( der gitaar, zoo moest hij ook zijl merig liedje zingen voor een game b dig hart,£ev ilee an Hier op aarde blijft niet om7ei ren lijk na de kleine tooneeltjes k ral er meerdere en belangrijkere, b: ste- laatsten spreekt men somtijds w on^ die moeilijk vergeten geraken... rve: slaat zich wonden dat niets ter hur meer zal doen genezen... men lo kAvaad gedacht al op eens in de i «te heid der vertrouwelijkheid en der cht heid. i ie Hij kon geene tranen zien vloe naa Zij weende met verstand en lan van zaken... iederen keer dat n d toeval confraters of vrienden o t be was het zeker dat mevrouw met e< dei roodgeweende oogen ging te voo nor komen. Zeer dikwijls was liij al le e vallen door de bekommeringen r n last, en wanneer hij dan thuis di id u

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 2